Toelichting bij COM(2013)377 - Zweeds hervormingsprogramma 2013 en convergentieprogramma 2012-2016

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52013DC0377

Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2012-2016 /* COM/2013/0377 final - 2013/ () */


1.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2013 van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2012-2016

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[1], en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden[2], en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie[3],

Gezien de resoluties van het Europees Parlement[4],

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

Op 26 maart 2010 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe groei- en werkgelegenheidstrategie; deze Europa 2020-strategie moet voor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zal zich toespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groei en concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

De Raad heeft op 13 juli 2010, op basis van de voorstellen van de Commissie, een aanbeveling inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014) en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten[5] vastgesteld, die samen de 'geïntegreerde richtsnoeren' vormen. De lidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleid met de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

Op 29 juni 2012 hebben de staatshoofden en regeringsleiders besloten tot een Pact voor groei en banen, dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, de EU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten en beleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaard vastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren.

Op 6 juli 2011 heeft de Raad een aanbeveling over het nationale hervormingsprogramma 2012 van Zweden aangenomen en een advies over het geactualiseerde convergentieprogramma van Zweden voor de periode 2011-2015 uitgebracht.

Op 28 november 2012 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse[6] en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2013 voor coördinatie van het economisch beleid. Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden het waarschuwingsmechanismeverslag[7] aangenomen. Daarin werd Zweden genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

Op 14 maart 2013 heeft de Europese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit, begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hij benadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijke begrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan de economie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van de werkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van de overheidsdiensten.

Op 10 april 2013 heeft de Commissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie[8] voor Zweden die zij op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden heeft uitgevoerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Zweden wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die in het oog moeten worden gehouden en een beleidsoptreden verdienen. Met name bepaalde macro-economische ontwikkelingen ten aanzien van de schuld van de particuliere sector en de afbouw ervan, in combinatie met nog bestaande inefficiënties op de woningmarkt vragen om voortdurende aandacht. Hoewel aan het grote overschot op de lopende rekening geen risico's verbonden zijn die vergelijkbaar zijn met de risico's die met grote tekorten samenhangen, zal de Commissie ook de ontwikkeling van de lopende rekening van Zweden nauwlettend blijven volgen.

Op 19 april 2013 heeft Zweden zijn convergentieprogramma 2013 voor de periode 2012-2016 en zijn nationaal hervormingsprogramma 2013 ingediend. Om met de onderlinge verbanden rekening te houden zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

In het licht van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad verrichte evaluatie van het convergentieprogramma 2013 is de Raad van oordeel dat het aan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag liggende macro-economische scenario aannemelijk is voor 2013. De regering voorspelt een bbp-groei van respectievelijk 1,2 % en 2,2 % in 2013 en 2014, terwijl de Commissie 1,5 % en 2,5 % verwacht. De doelstelling van de in het programma geschetste begrotingsstrategie is de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te waarborgen door de regels van het Zweedse begrotingskader te eerbiedigen, inclusief de doelstelling van een vorderingenoverschot voor de overheid van 1 % van het bbp gedurende de conjunctuurcyclus. Het overheidssaldo is omgeslagen van een klein overschot van 0,2 % van het bbp in 2011 in een tekort van 0,5 % in 2012. In het programma wordt vastgehouden aan de vorige middellangetermijndoelstelling (MTD) op begrotingsgebied van ‑1,0 % van het bbp. De MTD is in overeenstemming met de eisen van het stabiliteits- en groeipact. In het programma wordt ervan uitgegaan dat het structurele overheidssaldo, zoals herberekend door de Commissie, verbetert van een klein tekort van ongeveer 0,4 % in 2012-2013 naar een overschot in 2014 en daarna. Het is dan ook waarschijnlijk dat de MTD in de loop van de programmaperiode wordt gehaald. Volgens de informatie in het programma zal het groeipercentage van de overheidsuitgaven, ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, het middellangetermijnreferentiepercentage voor de potentiële groei van het bbp in 2012 en 2013 overschrijden, maar in 2014 onder dat percentage blijven. Zelfs als rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van verdere expansieve discretionaire maatregelen in 2014, zijn de risico's voor de begrotingsdoelstellingen beperkt. Volgens het programma zal de schuldquote, die onder de referentiewaarde van 60 % van het bbp blijft, in 2013 tijdelijk stijgen tot 42 % van het bbp, maar in 2015 teruglopen tot minder dan 40 % van het bbp. De Commissie voorspelt dat de schuldquote in 2014 tot 39 % zal afnemen.

De hoge schuldenlast van de particuliere sector (235 % van het bbp in 2012) blijft een punt van zorg. De schuldenlast van de huishoudens, die schommelt rond de 80 % van het bbp of zowat 170 % van het besteedbaar inkomen bedraagt, heeft zich nog maar onlangs gestabiliseerd en zal gezien de aanhoudende stijging van de kredietverlening en het trage tempo van hypotheekaflossing naar verwachting in de nabije toekomst niet afnemen. De bestaande fiscale aftrekbaarheid van rente en de lage terugkerende belastingen op onroerend goed dragen bij tot fiscale bevoordeling van schulden in het kader van de Zweedse onroerendgoedbelasting, hetgeen een hoge schuldenlast in de hand werkt. De relatief brede kloof tussen het effectief marginaal belastingtarief voor schulden en dat voor eigen vermogen voor nieuwe investeringen duidt op een aanhoudende bevoordeling van schuldfinanciering voor ondernemingen. Zweden heeft onlangs de aftrekbaarheid van groepsrentekosten beperkt maar heeft geen uitgebreid systeem om de fiscale ongelijkheid tussen eigen vermogen en vreemd vermogen te corrigeren. Met 149 % van het bbp blijft de bedrijfsschuld substantieel.

Hoewel de Zweedse huizenmarkt in het recente verleden stabiel was, blijft ze een mogelijke bron van instabiliteit vormen. Aan de aanbodzijde wordt de Zweedse huizenmarkt gekenmerkt door bepaalde inefficiënties die hogere huizenprijzen in de hand kunnen werken en ongewenste lock-ineffecten kunnen sorteren. De Zweedse investeringen in de bouwsector zijn maar half zo hoog als die van andere noordse landen, zowel ten opzichte van het bbp als ten opzichte van het bevolkingscijfer. Door langdurige procedures op het gemeentelijke niveau neemt het starten van een nieuw project momenteel vaak meerdere jaren in beslag. Gestroomlijnde procedures zouden de flexibiliteit van het woningaanbod verhogen, de concurrentie in de bouwsector bevorderen en de bouwkosten drukken. Het systeem voor de vaststelling van de huurprijzen moet verder worden hervormd zodat de marktwerking voor een optimaal aanbod van huurwoningen tegen billijke prijzen kan zorgen. Het aanpakken van de inefficiënties op de huizenmarkt zal wellicht ook helpen de schuldenlast van de huishoudens terug te dringen, aangezien deze zaken onderling verbonden zijn.

In Zweden blijven de werkloosheidscijfers voor jongeren, mensen met een migrantenachtergrond en laaggeschoolden in het algemeen ver boven de werkloosheidscijfers bij de overige potentiële beroepsbevolking en boven het EU-gemiddelde liggen. Zweden heeft tal van nieuwe relevante maatregelen genomen om deze kwestie aan te pakken. Maatregelen die gericht zijn op de integratie van mensen met een migrantenachtergrond in de arbeidsmarkt hebben al eerste resultaten opgeleverd in de vorm van een verlaging van de werkloosheidgraad, maar de inspanningen moeten worden voortgezet om de kloof met de rest van de bevolking te verkleinen. Jongeren hebber er tot dusver geen duidelijke voordelen van ondervonden. Er worden echter enkele veelbelovende maatregelen uitgevoerd of voorbereid. Het gaat onder meer om steun voor overeenkomsten inzake werkervaringsplaatsen in de context van het Zweedse model van loonvaststelling door volledig onafhankelijke sociale partners. Inspanningen ter versterking van leerovereenkomsten en andere soorten van beroepsopleiding op de werkplek zijn ook zeer zinvol, maar moeten om het gewenste effect te sorteren van meer ambitie getuigen. Verdere vorderingen zijn geboden met betrekking tot de herziening van de wetgeving inzake arbeidsbescherming en de benutting van de voordelen van de werkgelegenheidsgarantie voor jongeren. Scherper afgebakende maatregelen die gericht zijn op wie ze het meest nodig heeft, verdienen de voorkeur op algemene subsidies. Volgens de Zweedse werkgarantieregeling krijgen jongeren die werk zoeken via de openbare dienst voor arbeidsvoorziening en die al 90 dagen werkloos zijn gerichte diensten aangeboden om hun werkgelegenheids- en opleidingskansen te verhogen. De garantieregeling lijkt momenteel echter minder doeltreffend te zijn afgestemd op jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en niet bij de dienst voor arbeidsvoorziening zijn ingeschreven. Overeenkomstig de aanbeveling van 2012 heeft Zweden opdracht gegeven voor een evaluatie van de effecten van het verlaagde btw-tarief voor restaurants en cateringdiensten op de prijzen, de lonen en de werkgelegenheid voor jongeren. De voorlopige resultaten van die evaluatie worden verwacht in januari 2014 en de definitieve conclusies in 2016. Deze evaluatie is belangrijk gezien de vragen die zijn gerezen omtrent de kosteneffectiviteit van deze maatregel.

In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Zweden verricht. Zij heeft zowel het convergentieprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Zweden, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en ‑richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algemene economische governance van de Europese Unie te versterken door middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haar aanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven.

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma van Zweden onderzocht. Zijn advies[9] daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en convergentieprogramma van Zweden onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden zijn in de onderstaande aanbevelingen 2 en 3 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Zweden in de periode 2013-2014 actie onderneemt om:

1. De nodige maatregelen te nemen om een groeivriendelijk begrotingsbeleid te voeren en een gezonde begrotingssituatie te handhaven die waarborgt dat de middellangetermijndoelstelling in de programmaperiode wordt bereikt.

2. Aan particuliere schulden verbonden risico's te blijven aanpakken door de fiscale bevoordeling van schulden in het kader van de onroerendgoedbelasting te verminderen aan de hand van een uitfasering van de fiscale aftrekbaarheid van rente op hypotheken en/of een verhoging van de belastingen op onroerend goed. Verdere initiatieven te nemen om terughoudendheid bij het verstrekken van leningen aan te moedigen aan de hand van maatregelen ter bevordering van de aflossing van hypotheken. De fiscale bevoordeling van schulden in het kader van de vennootschapsbelasting verder te verminderen.

3. De efficiëntie van de huizenmarkt te verbeteren door resterende elementen van huurprijsbescherming uit te faseren en de contractvrijheid tussen individuele huurders en verhuurders te vergroten. Meer concurrentie in de bouwsector te bevorderen en de procedures voor stedenbouwkundige, bestemmings- en goedkeuringsprocedures te herzien teneinde de transparantie te verhogen, de termijnen te verkorten en toetredingsbelemmeringen voor bouwbedrijven weg te nemen.

4. De inspanningen ter verhoging van de arbeidsmarktintegratie van laaggeschoolde jongeren en personen met een migrantenachtergrond op te voeren door middel van krachtiger en gerichter maatregelen om hun inzetbaarheid en de vraag naar deze groepen op de arbeidsmarkt te verhogen. De inspanningen ter versoepeling van de overgang van school naar werk te intensiveren, onder meer door meer gebruik te maken van leren op de werkplek, leerovereenkomsten en andere vormen van contracten waarbij werk en onderwijs worden gecombineerd. De jeugdgarantie te vervolledigen om jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen beter te bereiken. De evaluatie van de effectiviteit van de verlaging van het btw-tarief voor restaurants en cateringdiensten voor het scheppen van werkgelegenheid te voltooien en er conclusies uit trekken.

Gedaan te Brussel,

2.

Voor de Raad


De voorzitter

[1] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

[2] PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

[3] COM(2013) 377 final.

[4] P7_TA(2013)0052 en P7_TA(2013)0053.

[5] Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013.

[6] COM(2012) 750 final.

[7] COM(2012) 751 final.

[8] SWD(2013) 124 final.

[9] Uit hoofde van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.