Toelichting bij COM(2013)542 - Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52013DC0542

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector /* COM/2013/0542 final */


1.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S


Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector

"De wereld heeft behoefte aan een Europa dat in staat is om militaire missies uit te zenden ter stabilisering van de situatie in crisisgebieden…. We moeten het Gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid en een gezamenlijke aanpak van defensiekwesties versterken, omdat we samen de kracht en de schaal hebben om van de wereld een eerlijker, rechtszekere plaats te maken waar de mensenrechten worden gerespecteerd."

2.

Voorzitter Barroso, Staat van de Unie-toespraak, september 2012


"De Raad herhaalt zijn oproep om de militaire capaciteit ter ondersteuning en bevordering van het GVDB in stand te houden en verder te ontwikkelen. Zij ondersteunen het vermogen van de EU om als veiligheidsverstrekker op te treden, in het kader van een bredere benadering. [...] Teneinde de Europese militaire vermogens en de capaciteit om autonoom te handelen te ondersteunen en uit te bouwen pleit de Raad andermaal voor een sterke, minder opgedeelde Europese defensie-industrie."

3.

Conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 19 november 2012


4.

1. De bijdrage van de Europese Commissie aan de versterking van de Europese defensie- en veiligheidssector


Deze mededeling is gebaseerd op het werk van de Defence Task Force van de Commissie, die in 2011 is opgericht om de defensiesector te versterken door alle relevante EU-beleidsmaatregelen te mobiliseren. De EDEO en het EDA werden nauw bij de werkzaamheden van de taskforce en de voorbereiding van deze mededeling betrokken.

5.

1.1. Inleiding


De strategische en geopolitieke context is in voortdurende, snelle ontwikkeling. De machtsbalans in de wereld verschuift door het ontstaan van nieuwe machtscentra en het feit dat de VS zijn strategische focus naar Azië verplaatst. Daarom moet Europa meer verantwoordelijkheid nemen voor haar interne en externe veiligheid. Om gewicht in de schaal te kunnen leggen, moet de EU een geloofwaardig GVDB ontwikkelen. Deze ontwikkeling moet volledig verenigbaar zijn met de NAVO en de principes daarvan.

Wij worden momenteel geconfronteerd met vele, complexe, onderling gerelateerde en moeilijk voorspelbare veiligheidsrisico's. Er kunnen regionale crises ontstaan, mogelijk met geweld, er kunnen nieuwe technologieën worden ontwikkeld die nieuwe kwetsbaarheden en bedreigingen met zich meebrengen, door klimaatverandering en schaarste aan natuurlijke hulpbronnen kunnen politieke en militaire conflicten ontstaan. Daarnaast zijn bedreigingen en risico's al gauw grensoverschrijdend. Hierdoor vervaagt de traditionele scheidslijn tussen interne en externe veiligheid.

Deze veiligheidsuitdagingen kunnen alleen worden aangepakt met een integrale benadering, waarin verschillende beleidsterreinen en -instrumenten en maatregelen op korte en lange termijn worden gecombineerd. Deze benadering moet zijn gestoeld op een grote verscheidenheid aan civiele en militaire vermogens. Het wordt steeds onwaarschijnlijker dat de lidstaten deze last alleen kunnen dragen.

Dit geldt met name voor defensie, waar nieuw materiaal vaak technologisch complex en duur is. De lidstaten hebben het tegenwoordig moeilijk om hun strijdkrachten adequaat uit te rusten. De recente acties in Libië hebben laten zien dat Europa sterk tekort schiet in belangrijke militaire vermogens.

De begrotingscrisis leidt tot bezuinigingen op defensie, waardoor de situatie verergert, met name omdat de begrotingen niet worden gecoördineerd en uitgevoerd op basis van gemeenschappelijke strategische doelstellingen. De defensiebegroting van de EU daalde tussen 2001 en 2010 van 251 miljard tot 194 miljard euro. Deze bezuinigingen hebben ook een aanzienlijk effect op de industrie, die materieel ontwikkelt voor onze strijdkrachten. Bestaande en geplande programma's worden namelijk gereduceerd. De bezuinigingen treffen met name de investeringen in defensie-O&O, die cruciaal is voor het ontwikkelen van toekomstige vermogens. Tussen 2005 en 2010 zijn de Europese O&O-budgetten afgenomen met 14 %, tot 9 miljard euro. Alleen de VS besteedt momenteel al zeven keer meer aan defensie-O&O dan alle 27 EU-lidstaten bij elkaar.

De defensiebegrotingen dalen en de kosten van moderne vermogens stijgen. Deze kostenstijgingen passen in een langetermijntrend van groeiende technologische complexiteit van defensiematerieel, maar zijn ook het gevolg van de reductie van de productievolumes vanwege de reorganisatie en inkrimping van de Europese strijdkrachten sinds het einde van de Koude Oorlog. Deze factoren zullen de defensiemarkten in Europa blijven bepalen, ongeacht de hoogte van de begrotingen.

Deze situatie genereert een domino-effect, aangezien de sector een cruciale rol speelt in de bredere Europese economie. Met alleen al in 2012 een omzet van 96 miljard euro gaat het om een grote bedrijfstak, die innovatie genereert en gericht is op hoogwaardige technologie. Het vernieuwende onderzoek in deze sector heeft belangrijke indirecte effecten gehad in andere sectoren, zoals elektronica, ruimtevaart en civiele luchtvaart en levert groei en duizenden hooggeschoolde functies op. De defensie-industrie in Europa biedt direct werk aan ongeveer 400 000 mensen en genereert nog eens 960 000 indirecte banen. Het is zodoende essentieel om deze sector te behouden als Europa een wereldwijd centrum voor productie en innovatie wil blijven. Daarom vormen maatregelen ter versterking van de concurrentiekracht van de defensie-industrie een belangrijk onderdeel van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.

Tegelijkertijd kan het belang van deze bedrijfstak niet alleen in banen en omzet worden gemeten. De Europese industriële en technologische defensiebasis (European Defence Technological and Industrial Base, EDTIB) vormt een belangrijk element van de Europese mogelijkheden om de veiligheid van haar burgers te garanderen en haar waarden en belangen te verdedigen. Europa moet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor haar eigen veiligheid op zich te nemen, en in het algemeen voor de internationale vrede en stabiliteit. Hiervoor is een bepaalde mate van strategische autonomie nodig: om een geloofwaardige en betrouwbare partner te kunnen zijn moet Europa in staat zijn te beslissen en te handelen zonder afhankelijk te zijn van de vermogens van derden. Leveringszekerheid, toegang tot kritieke technologie en operationele soevereiniteit zijn daarom van groot belang.

Tot op heden overleven defensiebedrijven dankzij de baten van O&O-investeringen uit het verleden en zijn zij in staat geweest om het dalende aantal binnenlandse orders met de export te compenseren. De prijs hiervoor is echter vaak de overdracht van technologie, intellectuele eigendom en productie naar landen buiten de EU. Dit leidt weer tot ernstige gevolgen voor de concurrentiekracht van de EDTIB op lange termijn.

Het probleem van dalende defensiebegrotingen wordt versterkt door de aanhoudende fragmentatie van de Europese markten, die leidt tot onnodige dubbele vermogens, organisaties en kosten. Samenwerking en EU-brede concurrentie zijn nog steeds een uitzondering. Meer dan 80 procent van de investeringen in defensiematerieel wordt in eigen land uitgegeven. Hierdoor riskeert Europa het verlies van zeer belangrijke expertise en autonomie op belangrijke capaciteitsgebieden.

In deze situatie is het nodig om de prioriteiten opnieuw te bepalen. Als meer uitgeven moeilijk is, moet het geld beter worden besteed. Daar is aanzienlijke ruimte voor. Ondanks bezuinigingen besteedden de EU-lidstaten in 2011 nog steeds meer aan defensie dan China, Rusland en Japan samen[1]. De financiële beperkingen moeten daarom worden gecompenseerd met een betere samenwerking en een efficiënter gebruik van de middelen. Dit kan worden bereikt door steun aan clusters, specialisatie, gezamenlijk onderzoek en inkoop, een nieuwe en dynamischere benadering van civiel-militaire synergieën en meer marktintegratie.

6.

1.2. De strategie van de Commissie


Defensie vormt nog steeds de kern van de nationale soevereiniteit. Beslissingen over militaire vermogens blijven bij de lidstaten. De EU kan echter wel een belangrijke bijdrage leveren. De EU beschikt over beleidsmaatregelen en instrumenten om structurele veranderingen uit te voeren en biedt de lidstaten het beste kader om collectief een adequaat niveau van strategische autonomie te vrijwaren. Aangezien de lidstaten samen ongeveer 1,6 miljoen soldaten tellen en de jaarlijkse defensiebegroting van alle lidstaten samen 194 miljard euro bedraagt, kan de EU internationaal een strategische rol spelen in overeenstemming met zijn waarden.

De Europese Raad verzocht daarom in haar conclusies van 14 december 2012 "… de hoge vertegenwoordiger, met name via de Europese Dienst voor extern optreden en het Europees Defensieagentschap, alsmede de Commissie, [...] verdere voorstellen te doen en initiatieven te nemen om het GVDB krachtiger te maken en de beschikbaarheid van de nodige civiele en militaire vermogens te verbeteren...".

Het uiteindelijke doel is het versterken van de Europese defensie, om de uitdagingen van de 21e eeuw aan te kunnen. De lidstaten zullen de leiding hebben bij veel van de nodige hervormingen. De missie van het Europees Defensieagentschap (EDA) is het ondersteunen van de inspanningen ter verbetering van de Europese defensievermogens in het GVDB. De Commissie kan ook een belangrijke bijdrage leveren en is hier al mee begonnen. Zoals voorzitter Barroso benadrukte: 'De Commissie speelt zijn rol. We werken aan een gemeenschappelijke defensiemarkt. We maken gebruik van onze bevoegdheden op grond van het Verdrag om een Europese industriële defensiebasis te ontwikkelen.'

Met het oog op deze doelstellingen heeft de Commissie de twee richtlijnen betreffende overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied (2009/81) en overdracht van defensiegerelateerde producten (2009/43) voorgesteld, die momenteel de hoeksteen vormen van de Europese defensiemarkt. Bovendien heeft de Commissie industriebeleid en specifieke onderzoeks- en innovatieprogramma's voor veiligheid en ruimtevaart ontwikkeld. De Commissie heeft bovendien beleid en instrumenten ontwikkeld ter ondersteuning van de interne en externe veiligheid, op gebieden als de bewaking van de buitengrenzen, maritieme surveillance, civiele bescherming of crisisbeheersing. Deze gebieden hebben vele technologische, industriële, conceptuele en operationele overeenkomsten en verbanden met defensie.

Deze mededeling consolideert dit acquis en ontwikkelt het verder, binnen de reikwijdte van de in het Verdrag van Lissabon vastgelegde bevoegdheden. Via deze mededeling wordt met name gepoogd om gebruik te maken van mogelijke synergieën en kruisbestuiving, die mogelijk worden gemaakt door het vervagen van de grens tussen defensie en veiligheid en tussen civiel en militair.

Om deze doelstellingen te bereiken wil de Commissie maatregelen nemen in de volgende richtingen:

· Het verder verdiepen van de interne markt voor defensie en veiligheid. Dit betekent in de eerste plaats dat de twee bestaande richtlijnen volledig moeten worden uitgevoerd. Op basis van dit acquis zal de Commissie eveneens marktverstoringen aanpakken en bijdragen aan meer toeleveringszekerheid tussen de lidstaten;

· Het versterken van de concurrentiekracht van de EDTIB. De Commissie zal hiervoor defensie-industriebeleid ontwikkelen op grond van twee basisbeleidslijnen:

– Ondersteuning van het concurrentievermogen - onder andere het ontwikkelen van hybride normen voor de veiligheids- en defensiemarkt en het bestuderen van manieren om een Europees certificeringssysteem te ontwikkelen voor militaire luchtwaardigheid.

– Ondersteuning voor kmo's – onder andere het ontwikkelen van een Europees strategisch clusterpartnerschap (European Strategic Cluster Partnership) om verbindingen te leggen met andere clusters en defensiegerelateerde kmo's te steunen ten opzichte van de wereldwijde concurrentie.

· Het zoveel mogelijk gebruik maken van militaire samenwerkingsvoordelen, zodat het Europese belastinggeld zo efficiënt mogelijk wordt gebruikt. Met name door:

– concentratie van de inspanningen op mogelijke kruisbestuiving tussen civiel en militair onderzoek en het potentieel van tweevoudig ruimtegebruik;

– de strijdkrachten te helpen met het terugbrengen van hun energiegebruik, en zo bij te dragen aan de 20/20/20-doelstellingen van de EU.

· Daarnaast stelt de Commissie maatregelen voor die gericht zijn op het verkennen van nieuwe wegen. Hierdoor wordt het strategische debat in Europa gestimuleerd en wordt de weg vrijgemaakt voor meer en diepere Europese samenwerking. Met name door:

· het beoordelen van de mogelijkheden van tweeledig inzetbare capaciteiten in bezit van de EU. Deze kunnen op bepaalde veiligheidsgebieden een aanvulling vormen op de nationale vermogens en doeltreffende en kostenefficiënte multiplicatoren van krachten worden;

· de lancering van een voorbereidende maatregel voor GVDB-gerelateerd onderzoek te overwegen, dat zich richt op die gebieden waar de EU-defensievermogens het meest nodig zijn.

De Commissie roept de staatshoofden en regeringsleiders op om deze mededeling te bespreken op de Europese Raad van december 2013, samen met de verslagen van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor het buitenlands- en veiligheidsbeleid.

Actieplan[2]

7.

2. Versterken van de interne defensiemarkt


8.

2.1. Zorgen voor marktefficiëntie


· Bij volledige omzetting van de Aanbestedingsrichtlijn defensie en veiligheid 2009/81 in alle lidstaten is het regelgevingskader voor een Europese defensiemarkt ingesteld. Voor het eerst zijn de specifieke regels van de interne markt van toepassing op deze bedrijfstak, waardoor eerlijke en EU-brede concurrentie wordt bevorderd. De defensiemarkt blijft echter een specifieke markt, met een lange traditie van nationale fragmentatie. De Commissie zal daarom specifieke maatregelen nemen om te zorgen dat de richtlijn correct wordt toegepast en haar doelstelling behaalt.

Actie:

· De Commissie zal toezicht houden op de openheid van de defensiemarkten van de lidstaten en regelmatig beoordelen hoe de nieuwe aanbestedingsregels worden toegepast, via het elektronische aanbestedingssysteem TED en andere specialistische bronnen. De Commissie zal haar markttoezichtactiviteiten coördineren met die van het EDA, om te profiteren van mogelijke synergieën en onnodige dubbele inspanningen te vermijden.

Nu de begrotingen onder druk staan is het des te belangrijker om financiële middelen efficiënt te besteden. Het bundelen van de vraag is een doeltreffende manier om dit doel te bereiken. De richtlijn bevat specifieke bepalingen over een aankoopcentrale, waardoor de lidstaten de nieuwe regels ook voor gezamenlijke aanbestedingen kunnen gebruiken, bijvoorbeeld via het EDA. De lidstaten moeten zoveel mogelijk gebruik maken van dit hulpmiddel om de schaalvoordelen te maximaliseren en volledig te profiteren van EU-brede samenwerking.

Bepaalde contracten vallen buiten de werkingssfeer van de richtlijn, omdat toepassing van de regels in die gevallen niet passend zou zijn. Dit geldt met name voor samenwerkingsprogramma's, die een doeltreffend middel vormen om marktconsolidatie en concurrentiekracht te stimuleren.

Andere specifieke uitsluitingen, namelijk die van verkopen door regeringen aan regeringen of de toekenning van contracten op grond van internationale regels, kunnen echter verschillend worden geïnterpreteerd. Dit ondermijnt de correcte toepassing van de richtlijn. Dit zou de gelijke mededingingsvoorwaarden op de interne markt kunnen verstoren. De Commissie zal er daarom voor zorgen dat deze uitzonderingen strikt worden geïnterpreteerd en niet worden misbruikt om de richtlijn te omzeilen.

Actie:

· De Commissie zal de grenzen van bepaalde uitzonderingen verduidelijken. Daartoe zal de Commissie in overleg met de lidstaten specifieke richtsnoeren aanreiken, met name met betrekking tot de verkoop van regeringen aan regeringen en internationale contracten.

9.

2.2. Marktverstoringen aanpakken


Ter verdere ontwikkeling van de interne defensiemarkt en in het streven naar gelijke mededingingsvoorwaarden voor alle Europese leveranciers zal de Commissie oneerlijke en discriminatoire praktijken en marktverstoringen aanpakken. De Commissie zal met name beleidsmaatregelen nemen tegen offsets, d.w.z. economische compensaties voor defensie-aankopen van buitenlandse leveranciers. Offsets zijn discriminerende maatregelen, die in tegenspraak zijn met de principes van de EU-verdragen en met doeltreffende inkoopmethoden. Zodoende mogen offsets geen rol spelen op de interne defensiemarkt.

Actie:

· De Commissie zal voor een snelle uitfasering van offsets zorgen. Sinds de vaststelling van de Aanbestedingsrichtlijn defensie en veiligheid hebben alle lidstaten hun nationale offset-wetgeving ingetrokken of herzien. De Commissie zal controleren of deze herzieningen voldoen aan de EU-wetgeving. Ook zal de Commissie controleren of deze veranderingen in het wettelijk kader leiden tot een daadwerkelijke verandering in het aankoopbeleid van de lidstaten.

De Commissie heeft de regels met betrekking tot fusies uitgebreid toegepast op de defensiesector. De Commissie is zo in staat geweest om een doeltreffend mededingingstoezicht te garanderen en bij te dragen aan een verbeterde werking van de defensiemarkt. Met betrekking tot staatssteun moeten de openbare uitgaven efficiënter en gerichter worden, in lijn met de mededeling van de Commissie betreffende modernisering van het EU-staatssteunbeleid. De bewaking van staatssteun speelt in dit verband een fundamentele rol bij het verdedigen en versterken van de interne markt, ook in de defensiesector.

De lidstaten zijn op grond van het Verdrag verplicht om de Commissie op de hoogte te brengen van alle staatssteunmaatregelen, ook steun in de puur militaire sector. De lidstaten kunnen uitsluitend van deze verplichting afwijken indien zij bewijzen dat de niet-melding nodig is wegens wezenlijke belangen van hun veiligheid op grond van artikel 346 VWEU. Een lidstaat die zich wil beroepen op artikel 346, moet kunnen aantonen dat de betreffende maatregelen in de militaire sector noodzakelijk zijn en in verhouding staan tot de bescherming van diens wezenlijke belangen van de veiligheid, en niet verder gaan dan wat voor die belangen strikt noodzakelijk is. De bewijslast dat aan deze voorwaarden is voldaan, ligt bij de lidstaten.

Actie:

· De Commissie zal ervoor zorgen dat aan alle noodzakelijke voorwaarden is voldaan wanneer er een beroep wordt gedaan op artikel 346 VWEU ter rechtvaardiging van staatssteunmaatregelen.

10.

2.3. Verbeteren van de leveringszekerheid


Leveringszekerheid is cruciaal voor het functioneren van de interne markt voor defensie en de vergroting van de Europese dimensie in de industriële toeleveringsketens. De meeste problemen met de leveringszekerheid vallen onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De Commissie kan echter instrumenten ontwikkelen waarmee de lidstaten de leveringszekerheid onderling kunnen verbeteren. Richtlijn 2009/43 betreffende de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de EU is een voorbeeld hiervan, aangezien deze richtlijn een nieuw vergunningensysteem introduceert, dat verplaatsing van defensieproducten binnen de interne markt eenvoudiger maakt. De lidstaten moeten nu de mogelijkheden van deze richtlijn volledig benutten, om de leveringszekerheid binnen de Unie te verhogen.

Acties:

· De Commissie zal samen met het EDA een raadplegingsproces starten, gericht op een politieke toezegging van de lidstaten om onderling de contractuele of afgesproken levering te verzekeren van goederen, materialen of diensten voor eindgebruik door de strijdkrachten van de lidstaten.

· De Commissie zal het regime voor de overdracht van defensiegoederen verbeteren door: a) nationale autoriteiten te steunen bij hun inspanningen om de bewustwording op dit punt bij de bedrijfstak te verhogen; b) een centraal register op te zetten voor algemene vergunningen en het gebruik daarvan te bevorderen; c) beste praktijken te bevorderen met betrekking tot het beheer van overdrachten binnen de EU.

De leveringszekerheid is ook afhankelijk van de controle en eigendomsrechten op kritieke industriële en technologische goederen. Verschillende lidstaten hebben nationale wetgeving voor de controle op buitenlandse investeringen in de defensiesector. Hoe internationaler de industriële toeleveringsketens echter worden, des te meer kan de eigendomsoverdracht van een onderneming (ook kleinere) van invloed zijn op de leveringszekerheid van de strijdkrachten en de defensie-industrie van andere lidstaten. Deze kwestie is ook van invloed op de mate van autonomie die Europa op militair gebied heeft en wil behouden, en op de controle op inkomende buitenlandse investeringen in die sector. Om deze uitdaging het hoofd te bieden is mogelijk een Europese aanpak nodig.

Actie:

· De Commissie zal een groenboek publiceren over de controle op industriële vermogens op het gebied van defensie en gevoelige industriële vermogens op het gebied van veiligheid. De Commissie zal de belanghebbenden raadplegen over mogelijke tekortkomingen van het huidige systeem, waaronder mogelijke vaststelling van de Europese vermogens, en de mogelijkheden onderzoeken voor het instellen van een EU-breed toezichtsysteem met meldings- en raadplegingsmechanismen tussen de lidstaten.

11.

3. Bevorderen van het concurrentievermogen van de defensie-industrie


Voor het ontstaan van een echte interne defensiemarkt is niet alleen een solide wettelijk kader nodig, maar ook een op maat gemaakt Europees industriebeleid. De toekomst van de EDTIB draait om meer samenwerking en regionale specialisatie rondom en tussen expertisenetwerken. Een verdere versterking van de civiel-militaire dimensie van deze netwerken kan de concurrentie stimuleren en bijdragen aan economische groei en regionale ontwikkeling. Bovendien is het in een steeds meer geglobaliseerde defensiemarkt essentieel dat Europese defensiebedrijven over een gezond bedrijfsklimaat in Europa beschikken, om wereldwijd hun concurrentiekracht te vergroten.

3.1. Normalisatie – de grondslag leggen voor samenwerking en concurrentiekracht op defensiegebied

De meeste normen die in de EU-defensie worden gebruikt, zijn civiele normen. Indien er specifieke defensienormen nodig zijn, worden deze op nationaal niveau ontwikkeld. Dit belemmert de samenwerking en verhoogt de kosten voor de sector. Het gebruik van gemeenschappelijke defensienormen zou de samenwerking en interoperabiliteit tussen de Europese strijdkrachten daarom sterk verhogen, en het concurrentievermogen van de Europese defensiesector verbeteren voor wat betreft opkomende technologieën.

Hieruit blijkt de noodzaak van de invoering van prikkels voor de lidstaten om Europese civiel-militaire normen te ontwikkelen. Deze normen moeten vrijwillig blijven en er moet geen dubbel werk worden verricht ten opzichte van het normalisatiewerk van de NAVO of andere gerelateerde organen. Er kan echter veel meer worden gedaan om normen te ontwikkelen, wanneer tekortkomingen en gezamenlijke behoeften worden vastgesteld. Dit geldt met name voor normen met betrekking tot opkomende technologieën, zoals op afstand bestuurde vliegtuigen (Remotely Piloted Aircraft Systems, RPAS), maar ook met betrekking tot bestaande gebieden zoals de bescherming van kampen, waar de markt onderontwikkeld is en het concurrentievermogen van de bedrijfstak kan worden vergroot.

Acties:

· De Commissie zal de ontwikkeling bevorderen van hybride normen voor producten die zowel een militaire als civiele toepassing kunnen hebben. In 2012 heeft de Commissie al een normalisatieverzoek gedaan voor een hybride norm voor softwaregedefinieerde radio (Software Defined Radio, SDR). De volgende normalisatieverzoeken zouden verband kunnen houden met normen voor chemische, biologische, radiologische en nucleaire detectie (Chemical Biological Radiological & Nuclear, CBRN) en bemonstering, RPAS, luchtwaardigheidsvereisten, normen voor gegevensuitwisseling, encryptie en andere kritieke informatie- en communicatietechnologie.

· De Commissie zal met het EDA en de Europese normalisatieorganisaties de mogelijkheden onderzoeken voor het vaststellen van een mechanisme voor het opstellen van specifieke Europese normen voor militaire producten, na overeenstemming met de lidstaten. Het belangrijkste doel van dit mechanisme is het ontwikkelen van normen die voldoen aan de vastgestelde behoeften, waarbij gevoelige informatie op de juiste wijze wordt behandeld.

· De Commissie zal met het EDA nieuwe manieren onderzoeken om bestaande hulpmiddelen te bevorderen voor het selecteren van bestepraktijknormen voor defensie-aanbestedingen.

3.2. Bevordering van een gemeenschappelijk aanpak van certificering – verlaging van kosten en versnelling van ontwikkeling

Certificering kan net als normalisatie een belangrijke bijdrage leveren aan het sectorale concurrentievermogen en de Europese samenwerking op defensiegebied. Het gebrek aan een Europabreed certificeringssysteem van defensieproducten vormt een belangrijk knelpunt, waardoor producten later op de markt komen en waardoor de kosten tijdens de levenscyclus hoger uitvallen. Er moeten betere regelingen worden getroffen op certificeringsgebied, zodat bepaalde taken die nu op nationaal niveau worden uitgevoerd, gezamenlijk kunnen worden verricht.

Volgens het EDA geldt dit met name voor militaire luchtwaardigheid, waar de ontwikkeltijd 50 procent hoger ligt en de ontwikkelingskosten 20 procent hoger zijn. Bovendien kan het gebruik van een reeks gezamenlijke en geharmoniseerde vereisten de kosten verlagen, doordat grensoverschrijdend vliegtuigonderhoud of training van onderhoudspersoneel mogelijk worden.

Munitie is een ander voorbeeld. Het gebrek aan gezamenlijke certificering voor vanaf de grond afgevuurde munitie kost Europa naar schatting 1,5 miljard euro per jaar (op een totaal van 7,5 miljard euro per jaar aan munitie-uitgaven).

Actie:

· Voortbouwend op de civiele ervaring van de EASA met de certificering van de Airbus A-400M (de civiele configuratie) en het werk van het EDA op dit gebied, zal de Commissie de verschillende mogelijkheden analyseren voor de uitvoering, namens de lidstaten, van de taken in verband met de initiële luchtwaardigheid van militaire producten op de door het EDA aangegeven gebieden.

3.3. Grondstoffen – aanpakken van leveringsrisico's voor de Europese defensie-industrie

Verschillende grondstoffen, zoals zeldzame aardelementen, zijn onmisbaar in vele defensietoepassingen, van RPAS tot precisiegeleide munitie, van lasergestuurde doelaanwijzing tot satellietcommunicatie. Voor een aantal van deze materialen geldt een verhoogd leveringsrisico, hetgeen de concurrentiekracht van de defensiesector belemmert. Een belangrijk onderdeel van de algemene EU-strategie voor grondstoffen is een lijst met de grondstoffen die worden beschouwd als zijnde van kritiek belang voor de Europese economie. De huidige lijst met grondstoffen van kritiek belang voor de EU wordt naar verwachting eind 2013 herzien. Hoewel de materialen voor civiele en defensiedoeleinden vaak hetzelfde zijn, zou er sprake zijn van een duidelijke toegevoegde waarde als deze lijst rekening hield met het specifieke belang van grondstoffen voor de Europese defensiesector.

Actie:

· De Commissie zal in de context van de algemene EU-grondstoffenstrategie, nagaan welke grondstoffen van kritiek belang zijn voor de defensiesector. Ze zal – indien nodig – gerichte beleidsmaatregelen voorbereiden.

3.4. Kmo's – veiligstelling van de kern van de Europese defensie-innovatie

De richtlijnen betreffende inkoop en overdracht op defensiegebied bieden nieuwe kansen voor kmo's om deel te nemen aan de ontwikkeling van een Europese defensiemarkt. Dit geldt met name voor de bepalingen in de Aanbestedingsrichtlijn met betrekking tot subcontractanten, waardoor de toegang tot de toeleveringsketen van buitenlandse hoofdcontractanten wordt verbeterd. De lidstaten moeten daarom actief gebruikmaken van deze bepalingen om kansen te creëren voor kmo's.

Met name op het gebied van clusters zijn verdere stappen nodig. Clusters worden vaak aangevoerd door een hoofdonderneming, die samenwerkt met kleinere ondernemingen in een toeleveringsketen. Bovendien maken clusters vaak deel uit van een expertisenetwerk, waarin hoofdcontractanten, kmo's, onderzoeksinstellingen en andere academische sectoren bijeen worden gebracht.

Clusters zijn daarom van groot belang voor kmo's, aangezien zij hierdoor toegang krijgen tot gedeelde faciliteiten, niches waar ze zich in kunnen specialiseren en kansen voor samenwerking met andere kmo's. In dergelijke clusters kunnen ondernemingen sterke punten en middelen combineren met het oog op diversificatie en het vormen van nieuwe markten en kennisinstellingen. Ook kunnen clusters nieuwe civiele producten en toepassingen ontwikkelen, op basis van technologie en materialen die in eerste instantie voor defensiedoeleinden waren ontwikkeld (bijv. internet, gps). Ook het omgekeerde komt steeds vaker voor.

Acties:

· De Commissie onderzoekt samen met de bedrijfstak - in een bottom-upaanpak - hoe er een Europees strategisch clusterpartnerschap (European Strategic Cluster Partnership) kan worden opgezet ter ondersteuning van de opkomst van nieuwe waardeketens en om obstakels voor defensiegerelateerde kmo's in de wereldwijde concurrentie weg te nemen. In deze context zal de Commissie gebruikmaken van instrumenten die ontworpen zijn voor de ondersteuning van kmo's, waaronder COSME, om te voorzien in de behoeften van defensiegerelateerde kmo's. In dit verband kan ook de inzet van de Europese structuur- en investeringsfondsen worden overwogen. Deze actie omvat ook het verhelderen van de regels voor wie in aanmerking komt voor projecten in het kader van tweeledig gebruik.

· De Commissie zal eveneens gebruikmaken van het Europese ondernemingsnetwerk (Enterprise Europe Network, EEN) om defensiegerelateerde kmo's te begeleiden richting netwerken en partnerschappen, internationalisatie van hun activiteiten, overdracht van technologie en de financiering van zakelijke kansen.

· De Commissie zal regionale netwerken bevorderen met het doel om industriële en onderzoeksmiddelen in de defensiesector te integreren in regionale slimme specialisatiestrategieën, met name door middel van een Europees netwerk van defensiegerelateerde regio's.

3.5. Vaardigheden – omgaan met verandering en veiligstellen van de toekomst

De defensie-industrie maakt diepgaande veranderingen door. De lidstaten en de bedrijfstak moeten zich hieraan aanpassen. Zoals werd gesteld in de verklaring van de Europese Raad in december 2008: 'De herstructurering van de Europese industriële en technologische defensiebasis, met name rond centra waar Europees toponderzoek plaatsvindt, waarbij overlapping wordt vermeden, zodat een robuuste, concurrerende sector ontstaat, is een strategische en economische noodzaak.'

Het herstructureringsproces is met name de verantwoordelijkheid van de bedrijfstak, maar de Commissie, nationale regeringen en plaatselijke overheden hebben een aanvullende rol. De Commissie en de lidstaten beschikken over een scala aan Europese instrumenten waarmee nieuwe vaardigheden kunnen worden gestimuleerd om in te spelen op de gevolgen van herstructurering. Deze moeten worden ingezet met een helder begrip van de vermogens en technologieën die voor de bedrijfstak van kritiek belang zijn. De Commissie moedigt de lidstaten aan om gebruik te maken van flexibiliteitsregelingen voor arbeidskrachten ter ondersteuning van bedrijven (inclusief leveranciers die lijden onder een tijdelijke daling van de vraag naar producten) en ter bevordering van een anticiperende benadering van herstructureringen. De lidstaten kunnen in dit verband een beroep doen op het Europees Sociaal Fonds (ESF) en – bij massa-ontslagen – het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Een belangrijke basis voor dit werk is het in kaart brengen van bestaande vaardigheden en het identificeren van vaardigheden die in de toekomst nodig zijn. De basis hiervoor kan worden gevormd door een Europese vaardighedenraad voor de defensiesector (European Sector Skills Council for Defence), onder leiding van vertegenwoordigers van de sector.

Acties:

· De Commissie zal de vaardigheden die als essentieel zijn beoordeeld voor de toekomst van de bedrijfstak bevorderen door middel van allianties voor sectorspecifieke vaardigheden (Sector Skills Alliances) en kennisallianties (Knowledge Alliances). Deze programma's worden momenteel getest.

· De Commissie moedigt het gebruik van het ESF aan voor het omscholen van en het aanbieden van vaardigheidstrainingen aan werknemers, en met name voor projecten die zich richten op de behoefte aan vaardigheden, het koppelen van vaardigheden aan behoeften en het anticiperen op verandering.

· De Commissie zal ook rekening houden met het potentieel van de Europese structuur- en investeringsfondsen om steun bieden aan regio's die worden getroffen door herstructureringen in de defensie-industrie, en met name om werknemers te helpen zich aan de nieuwe situatie aan te passen en de economische reconversie te bevorderen.

12.

4. Benutting van het potentieel voor tweeledig gebruik van onderzoek en versterking van innovatie


Aangezien veel technologieën tweeledig kunnen worden gebruikt, bestaat er een groeiend potentieel voor synergieën tussen civiel en militair onderzoek. In deze context bestaat er een permanente coördinatie tussen het thema Veiligheid van het Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technische ontwikkeling enerzijds, en de onderzoeksactiviteiten van de Europese defensie-industrie anderzijds. Tot nu toe hebben de activiteiten zich geconcentreerd op CBRNE. Binnen het GVDB is onlangs ook cyberdefensie behandeld, en de mogelijke synergieën met cyberveiligheid. In de EU-strategie inzake cyberveiligheid wordt in dit verband een aantal activiteiten aangekondigd, bedoeld om de online-omgeving van de EU tot de veiligste in de wereld te maken. Bovendien heeft het samenwerkingsverband SESAR onderzoeksactiviteiten met betrekking tot cyberveiligheid in gang gezet op het gebied van de luchtverkeersleiding.

Binnen Horizon 2020 bieden de onderdelen Leiderschap in ontsluitende en industriële technologieën (Leadership in Enabling and Industrial Technologies), waaronder de cruciale ontsluitende technologieën (Key Enabling Technologies, KET's) en veilige samenlevingen (Secure Societies) mogelijkheden om technologische vooruitgang te boeken die kan leiden tot civiele maar ook tweeledige innovatie. Hoewel de onderzoeks- en innovatieactiviteiten in het kader van Horizon 2020 uitsluitend op civiele toepassingen zijn gericht, zal de Commissie beoordelen hoe de resultaten op deze gebieden ook baten kunnen opleveren voor de industriële vermogens op defensie- en veiligheidsgebied. De Commissie heeft ook de intentie om synergieën te verkennen bij de ontwikkeling van tweeledige toepassingen met een duidelijke veiligheidsdimensie of andere technologie voor tweeledig gebruik, zoals bijvoorbeeld die ter ondersteuning van de inpassing van civiele RPAS in het Europese luchtvaartsysteem in het kader van de gemeenschappelijke onderneming SESAR.

Defensie-onderzoek heeft belangrijke domino-effecten gehad op andere sectoren, zoals elektronica, ruimtevaart, burgerluchtvaart en diepzeeonderzoek. Het is belangrijk om dergelijke effecten van defensie op de civiele wereld te vrijwaren en defensie-onderzoek te helpen om civiele innovatie te blijven voeden.

De Commissie ziet ook de mogelijke voordelen van aanvullende mogelijkheden voor GVDB-gerelateerd onderzoek buiten het bereik van Horizon 2020. Dit kan de vorm aannemen van een voorbereidende actie met betrekking tot defensievermogens die van kritiek belang zijn voor GVDB-operaties, waarbij naar synergieën met nationale onderzoeksprogramma's wordt gestreefd. De Commissie stelt met de lidstaten, de EDEO en het EDA de inhoud en modaliteiten vast. Tegelijkertijd moeten de lidstaten het defensieonderzoek adequaat blijven financieren en bij defensieonderzoek nauwer samenwerken.

Acties:

· De Commissie wil een precommerciële inkoopregeling steunen om prototypen te verwerven. De eerste kandidaten hiervoor zouden de volgende kunnen zijn: CBRNE-detectie, RPAS en communicatie-apparatuur op basis van softwaregedefinieerde radiotechnologie.

· De Commissie zal overwegen GVDB-gerelateerd onderzoek te ondersteunen, bijvoorbeeld door middel van een voorbereidende actie. De nadruk zou hierbij liggen op de gebieden waar de EU-defensievermogens het hardst nodig zijn. Waar mogelijk wordt gestreefd naar synergieën met nationale onderzoeksprogramma's.

13.

5. Ontwikkeling van vermogens


De Commissie werkt al aan niet-militaire vermogensbehoeften ter ondersteuning van zowel het interne als het externe veiligheidsbeleid[3], crisisbeheersing, cyberveiligheid, bewaking van de buitengrenzen en maritieme surveillance. Tot nu toe zijn deze activiteiten beperkt gebleven tot cofinanciering en het coördineren van de vermogens van de lidstaten. De Commissie wil een stap verder gaan en zorgen dat Europa beschikt over alle veiligheidsvermogens die zij nodig heeft, dat deze vermogens op de meest kostenefficiënte wijze worden gebruikt en dat interoperabiliteit tussen militaire en niet-militaire vermogens op de relevante gebieden is verzekerd.

Acties:

· De Commissie zal de interoperabiliteit van de uitwisseling van informatiediensten tussen civiele en militaire gebruikers blijven verbeteren, naar het voorbeeld van de Common Information Sharing Environment for Maritime Surveillance;

· Voortbouwend op bestaande EU-netwerken zal de Commissie met de lidstaten de mogelijkheden verkennen voor een civiel-militaire samenwerkingsgroep op het gebied van a) detectietechnologie en b) methoden tegen geïmproviseerde explosieven, draagbare luchtverdedigingssystemen (man-portable air defence systems, MANPAD's) en andere relevante bedreigingen zoals CBRNE-bedreigingen;

· De Commissie zal met de EDEO werken aan een gezamenlijke beoordeling van de behoefte aan meervoudig te gebruiken vermogens voor het veiligheids- en defensiebeleid van de EU. Op basis van deze beoordeling zal de Commissie voorstellen aan welke eventuele vermogensbehoeften het best kan worden voldaan door goederen die direct door de Unie worden aangekocht, in eigendom gehouden en gebruikt.

14.

6. Ruimtevaart en defensie


De meeste ruimtevaarttechnologie, ruimte-infrastructuur en ruimtevaartdiensten kunnen zowel civiele als defensiedoeleinden dienen. In de EU is er echter, in tegenstelling tot alle landen met een ruimtevaartprogramma, geen structureel verband tussen civiele en militaire ruimtevaartactiviteiten. Deze kloof brengt economische en politieke kosten met zich mee die Europa zich niet langer kan veroorloven. De situatie wordt verergerd door de Europese afhankelijkheid van derde landen als toeleveranciers van bepaalde kritieke technologieën, die vaak onderworpen zijn aan exportbeperkingen.

Hoewel bepaalde ruimtevaartvermogens onder exclusief nationale en/of militaire controle moeten blijven, bestaat er een aantal gebieden waarop verhoogde synergieën tussen civiele en defensieactiviteiten de kosten zullen verminderen en de doelmatigheid zullen verhogen.

15.

6.1. Bescherming van de ruimtevaartinfrastructuur


Galileo en Copernicus zijn grote Europese ruimtevaartinfrastructuren. Galileo is eigendom van de EU. Zowel Galileo en Copernicus zullen belangrijk EU-beleid ondersteunen. Deze infrastructuren zijn van kritiek belang, aangezien zij de ruggengraat vormen voor toepassingen en diensten die essentieel zijn voor onze economie, het welzijn van onze burgers en voor de veiligheid. Deze infrastructuren moeten worden beschermd.

Ruimtepuin is de meest ernstige bedreiging geworden voor de duurzaamheid van onze ruimtevaartactiviteiten. Om het risico van een botsing te bestrijden, is het nodig om satellieten en ruimtepuin te identificeren en te bewaken. Deze activiteit staat bekend als ruimtetoezicht en -bewaking (space surveillance and tracking, SST) en wordt tegenwoordig vooral uitgevoerd met sensoren op de grond, zoals telescopen en radars. Op dit moment heeft de EU geen SST-vermogens. Satellietexploitanten en de uitvoerders van lanceringen zijn afhankelijk van Amerikaanse gegevens voor antibotsingswaarschuwingen.

De EU wil steun geven aan de ontwikkeling van een Europese SST-dienst, op basis van een netwerk van bestaande SST-elementen van de lidstaten en mogelijk vanuit een trans-Atlantisch perspectief. Deze diensten zouden beschikbaar moeten zijn voor publieke, commerciële, civiele en militaire gebruikers en autoriteiten. Dit vereist de bereidheid van de lidstaten die eigenaar zijn van de relevante middelen om samen te werken en een Europese antibotsingsdienst te ontwikkelen. Het uiteindelijke doel is te zorgen voor bescherming van de Europese ruimtevaartinfrastructuur met Europese vermogens.

Actie:

· De Commissie heeft een voorstel gedaan voor een SST-ondersteuningsprogramma van de EU in 2013. Op basis van dit voorstel zal de Commissie beoordelen hoe op de lange termijn een zeer doeltreffende SST-dienst kan worden gerealiseerd.

16.

6.2. Satellietcommunicatie


Militaire en civiele veiligheidsactoren zijn steeds meer afhankelijk van satellietcommunicatie (SATCOM). Het is een unieke technologie voor lange-afstandscommunicatie en radio/televisieuitzendingen. Het vergemakkelijkt het gebruik van mobiele of verplaatsbare platformen als vervanging voor vaste communicatie-infrastructuren en maakt de uitwisseling van grote hoeveelheden gegevens mogelijk.

Commerciële SATCOM is de meest betaalbare en flexibele oplossing voor deze groeiende behoefte. Aangezien de vraag naar veiligheids-SATCOM te gefragmenteerd is, kan het bundelen en delen van SATCOM-aankopen aanzienlijke besparingen opleveren vanwege de schaalvoordelen en verbeterde veerkracht.

Commerciële SATCOM kan de satellietcommunicatiemiddelen voor overheids- en militaire doeleinden (MILSATCOM) niet volledig vervangen, die afzonderlijk door een aantal EU-lidstaten wordt ontwikkeld. Deze communicatiemiddelen voldoen echter niet aan de behoeften van kleinere eenheden, met name militaire vliegtuigen of speciale troepen in het veld.

Bovendien zal aan het eind van dit decennium de huidige MILSATCOM van de lidstaten niet langer operationeel zijn. Deze kernvermogens moeten behouden blijven.

Acties:

· De Commissie zal maatregelen nemen tegen de fragmentatie van de vraag naar veiligheids-SATCOM. Voortbouwend op de ervaring van het EDA zal de Commissie met name het bundelen van de vraag naar Europese militaire en commerciële veiligheids-SATCOM bevorderen;

· De Commissie zal nagaan of het mogelijk is via bestaande programma's en faciliteiten de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen om telecommunicatieapparatuur van de overheid aan boord van (onder meer commerciële) satellieten te installeren en de volgende generatie MILSATCOM-vermogens van de overheid op Europees niveau te ontwikkelen.

17.

6.3. Ontwikkeling van hogeresolutievermogens met EU-satellieten


Hogeresolutiebeeldvorming van satellieten wordt steeds belangrijker voor het ondersteunen van het veiligheidsbeleid, waaronder het GVDB en het GBVB. Het is cruciaal dat de EU toegang heeft tot dergelijke vermogens om vroege waarschuwingen te kunnen genereren, tijdig besluiten te kunnen nemen en vooruit te kunnen plannen, alsook voor een betere aansturing van EU-crisisbeheersingsmaatregelen, zowel op civiel als op militair gebied.

Op dit gebied worden er verscheidene nationale defensieprogramma's ontwikkeld. Een aantal lidstaten heeft ook meervoudig te gebruiken hogeresolutiesystemen ontwikkeld als aanvulling op nationale programma's die uitsluitend op defensie zijn gericht. Deze meervoudig te gebruiken systemen hebben nieuwe vormen van samenwerking tussen de lidstaten mogelijk gemaakt: de verwerving van satellietbeelden kan nu plaatsvinden via de markt of op grond van bilaterale overeenkomsten. Deze succesvolle benadering, die civiele en defensie-gebruikerseisen combineert, moet worden volgehouden.

Aangezien de behoefte aan hogeresolutiebeeldvorming blijft toenemen, moet ter voorbereiding van de volgende generatie hogeresolutiebeeldvormingssatellieten – die rond 2025 zouden moeten worden gelanceerd – een aantal technologieën worden onderzocht en ontwikkeld. Het gaat bijvoorbeeld om hyperspectrale hogeresolutiesatellieten in een geostationaire baan, of geavanceerde ultrahogeresolutiesatellieten in combinatie met nieuwe sensorplatformen, zoals RPAS.

Actie:

· De Europese Commissie zal met de EDEO en het EDA de mogelijkheden verkennen om geleidelijk nieuwe beeldvormingsvermogens te ontwikkelen, ter ondersteuning van GBVB- en GVDB-missies en -operaties. De Europese Commissie zal ook bijdragen aan de ontwikkeling van de nodige technologieën voor de volgende generaties hogeresolutiebeeldvormingssatellieten.

18.

7. Toepassing van EU-energiebeleidsmaatregelen en ondersteunende instrumenten in de defensiesector


De strijdkrachten zijn de overheidssector die het meeste energie verbruikt in de EU. Volgens het EDA bedragen de gezamenlijke jaarlijkse kosten alleen al voor elektriciteit naar schatting meer dan een miljard euro. Bovendien blijven fossiele brandstoffen de belangrijkste energiebron om aan deze energiebehoeften te voldoen. Dit impliceert een gevoelige afhankelijkheid en stelt de defensiebegrotingen bloot aan het risico van prijsverhogingen. Om de leveringszekerheid te verbeteren en de operationele uitgaven te verminderen, hebben de strijdkrachten daarom groot belang bij het verminderen van hun energieverbruik.

Daarnaast zijn de strijdkrachten ook de grootste publieke eigenaar van onbebouwde grond en infrastructuur, met naar schatting 200 miljoen vierkante meter gebouwen en 1 procent van het totale Europese landoppervlak. Als de strijdkrachten dit potentieel zouden benutten, zouden zij hun energiebehoeften kunnen verminderen en een aanzienlijk deel ervan kunnen halen uit hun eigen autonome bronnen met lage emissies. De kosten en de afhankelijkheid van energie worden daardoor teruggedrongen en tegelijkertijd wordt bijgedragen aan het halen van de energiedoelstellingen van de Unie.

Op het gebied van onderzoek heeft de Commissie het Europees strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan) ontwikkeld om innovatieve en CO2-arme energietechnologieën te ontwikkelen die efficiënter en duurzamer zijn dan de bestaande energietechnologieën. Gezien de grote behoefte aan energie kan de defensiesector een voorloper zijn bij de toepassing van de nieuwe energietechnologieën van het SET-plan.

Acties:

· De Commissie zal in de eerste helft van 2014 een specifiek raadplegingsmechanisme met defensiedeskundigen uit de lidstaten opzetten op basis van het model van de bestaande gezamenlijke acties met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie. Dit mechanisme zal zich richten op a) energie-efficiëntie, met name in de bouw; b) hernieuwbare energiebronnen en alternatieve brandstoffen; c) energie-infrastructuur (waaronder het gebruik van slimme energienetten) en zal:

– onderzoeken in welke mate de bestaande EU-energieconcepten, wetgeving en ondersteunende instrumenten toegepast kunnen worden op de defensiesector;

– mogelijke doelstellingen en aandachtsgebieden voor EU-maatregelen identificeren voor een totaalconcept inzake energie bij de strijdkrachten;

– aanbevelingen ontwikkelen voor een gids voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie in de defensiesector; de nadruk moet liggen op de toepassing van de bestaande EU-wetgeving, het invoeren van innovatieve technologieën en het gebruik van innovatieve financiële instrumenten.

– regelmatig informatie uitwisselen met de stuurgroep van het SET-plan.

· De Commissie zal eveneens de ontwikkeling van richtsnoeren overwegen voor de toepassing van Richtlijn 2012/27/EU op de defensiesector.

· De Commissie zal steun verlenen aan het demonstratieproject GO GREEN van de Europese strijdkrachten met betrekking tot fotovoltaïsche energie. Na de succesvolle demonstratie van GO GREEN zal de Commissie het project met meer lidstaten verder ontwikkelen en het project mogelijk uitbreiden tot andere hernieuwbare energiebronnen, zoals wind, biomassa en water.

19.

8. Versterking van de internationale dimensie


Nu de defensiebegrotingen in Europa krimpen, is de export naar derde landen steeds belangrijker geworden voor de Europese sector ter compensatie van de afgenomen vraag op de thuismarkt. Deze export moet worden goedgekeurd in overeenstemming met de politieke beginselen van Gemeenschappelijk standpunt 2008/944/GBVB van 8 december 2008 en in overeenstemming met het Wapenhandelsverdag, dat op 2 april 2013 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is goedgekeurd. Tegelijkertijd heeft Europa een economisch en politiek belang om haar bedrijfstakken op de wereldmarkt te ondersteunen. Ten slotte moet Europa zorgen voor een coherente aanpak bij de monitoring van inkomende buitenlandse investeringen (zie deel 2.3 over eigendom en leveringszekerheid).

20.

8.1. Concurrentiekracht op derde markten


Terwijl de defensie-uitgaven in Europa dalen, blijven deze uitgaven in veel andere delen van de wereld stijgen. Toegang tot deze markten is vaak moeilijk vanwege politieke overwegingen, markttoegangsbarrières, etc. De grootste defensiemarkt ter wereld, de Verenigde Staten, is praktisch gesloten voor import vanuit Europa. Andere derde landen zijn meer open, maar vragen vaak compensaties (offsets) die een zware last leggen op EU-bedrijven. Tot slot concurreren verschillende Europese bedrijven met elkaar op veel derde markten, waardoor het vanuit EU-perspectief moeilijk is om een specifieke Europese leverancier te steunen.

Actie:

· De Commissie zal een dialoog starten met de belanghebbenden over hoe de Europese defensie-industrie op derde markten kan worden ondersteund. Met betrekking tot offsets op derde markten zal in deze dialoog worden verkend hoe de mogelijke negatieve effecten ervan op de interne markt en de basis van de Europese defensie-industrie kunnen worden tegengegaan. Ook wordt bestudeerd hoe de EU-instellingen Europese leveranciers kunnen promoten in situaties waarin slechts één Europese onderneming concurreert met leveranciers uit andere delen van de wereld.

21.

8.2. Exportbeperkingen voor producten met tweeledig gebruik


Exportbeperkingen voor producten met tweeledig gebruik vormen een directe aanvulling op de beperkingen in de wapenhandel en zijn van groot belang voor de veiligheid van de EU, maar ook voor de concurrentiekracht van veel ondernemingen in de bedrijfstakken luchtvaart, defensie en veiligheid. De Commissie heeft een herziening in gang gezet van het EU-exportbeperkingsbeleid en heeft een brede openbare raadpleging gehouden. De conclusies daarvan zijn gepresenteerd in een werkdocument van de diensten van de Commissie uit januari 2013. Het hervormingsproces zal een verdere impuls krijgen met het opstellen van een mededeling met betrekking tot de resterende handelsbarrières voor EU-bedrijven, waardoor deze de voordelen van de interne markt niet volledig kunnen benutten.

Actie:

· Als onderdeel van de evaluatie van het beleid inzake exportbeperkingen zal de Commissie een effectbeoordeling over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 428/2009 indienen en bij wijze van follow-up een mededeling presenteren met een langetermijnvisie voor strategische EU-exportbeperkingen en concrete beleidsinitiatieven voor het aanpassen van exportbeperkingen aan de snel veranderende technologische, economische en politieke context. Deze documenten kunnen voorstellen bevatten voor wetswijzigingen van het exportbeperkingssysteem van de EU.

22.

9. Conclusies


Het behouden en ontwikkelen van defensievermogens om het hoofd te bieden aan huidige en toekomstige uitdagingen, ondanks ingrijpende begrotingsbeperkingen, is alleen mogelijk indien er verstrekkende politieke en structurele hervormingen worden doorgevoerd. Het is tijd voor ambitieuze maatregelen.

23.

9.1. Een nieuw kader voor de ontwikkeling van civiel-militaire samenwerking


Civiel-militaire samenwerking is een complexe uitdaging met vele operationele, politieke, technologische en industriële aspecten. Dit geldt met name in Europa, waar de verdeling van bevoegdheden en de werkverdeling een extra laag complexiteit toevoegt. Deze mededeling biedt een pakket maatregelen waarmee de problemen kunnen worden overwonnen en de samenwerking tussen de lidstaten kan worden gestimuleerd. In deze context is onze doelstelling het ontwikkelen van een integrale aanpak, die de scheidslijn tussen civiel en militair overschrijdt, met een naadloze overgang tussen alle fasen van de levenscyclus van vermogens, d.w.z. vanaf de behoeftenbepaling tot aan het daadwerkelijk gebruik in het veld.

Als eerste stap op weg naar deze doelstelling zal de Commissie een beoordeling uitvoeren van haar eigen, interne aanpak van veiligheids- en defensiezaken. Op basis van de ervaring van de Taskforce voor defensie zal de Commissie de samenwerkings- en coördinatiemechanismen tussen de eigen diensten en met belanghebbenden optimaliseren.

24.

9.2. Oproep aan de lidstaten


Deze mededeling biedt een actieplan voor de bijdrage van de Commissie aan de versterking van het GVDB. De Commissie roept de Europese Raad op om dit actieplan in december 2013 te bespreken, samen met het verslag van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, op basis van de volgende overwegingen:

– Beslissingen over investeringen en vermogens voor veiligheid en defensie moeten gebaseerd zijn op een gemeenschappelijk inzicht in bedreigingen en belangen. Europa moet daarom te zijner tijd een strategisch methode ontwikkelen die alle aspecten van militaire en niet-militaire veiligheid dekt. In deze context moet een breder politiek debat worden gevoerd over de uitvoering van relevante bepalingen van het Verdrag van Lissabon;

– Het Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid is een noodzaak. Om doeltreffend te kunnen zijn, moet het onderbouwd worden door een volwaardig Europees beleid inzake vermogens en bewapening, zoals genoemd in artikel 42 VEU;

– Om te zorgen dat de inspanningen samenhangend zijn, moet het GVDB nauw gecoördineerd worden met ander relevant EU-beleid. Dit is met name van belang om synergieën tot stand te brengen en te benutten tussen de ontwikkeling en het gebruik van defensie- en civiele veiligheidsvermogens;

– Voor een geloofwaardig GVDB moet Europa een sterke industriële en technologische basis hebben voor defensie. Om dit doel te bereiken is het cruciaal om een Europese strategie voor de defensie-industrie te ontwikkelen, gebaseerd op een gezamenlijk begrip van de mate van autonomie die Europa wil behouden op kritieke technologische gebieden;

– Om een concurrerende bedrijfstak te behouden die in staat is om tegen betaalbare prijzen de nodige vermogens te produceren, is het essentieel om de interne markt voor defensie en veiligheid te versterken en omstandigheden te creëren waarin Europese bedrijven vrij in alle lidstaten kunnen opereren;

– In het licht van de ingrijpende bezuinigingen is het van groot belang om de financiële middelen efficiënt te verdelen en uit te geven. Dit betekent onder andere het snijden in operationele kosten, het bundelen van de vraag en het harmoniseren van militaire vereisten.

– Om de reële meerwaarde van het EU-kader te illustreren moet een gezamenlijk project op het gebied van belangrijke defensievermogens worden geïdentificeerd waarvoor de EU-beleidsmaatregelen ten volle gemobiliseerd kunnen worden.

25.

9.3. Vervolgstappen


Op basis van de gesprekken met de staatshoofden en regeringsleiders zal de Commissie een gedetailleerde routekaart opstellen voor de gebieden die in deze mededeling zijn omschreven, met concrete acties en termijnen.

Voor het opstellen en uitvoeren van deze routekaart zal de Commissie een specifiek raadplegingsmechanisme opzetten met de nationale autoriteiten. Het mechanisme kan verschillende vormen aannemen, afhankelijk van het beleidsterrein in kwestie. Het EDA en de EDEO worden bij dit raadplegingsmechanisme betrokken.

[1] SIPRI data

[2] Any envisaged action in this Action Plan is coherent and compatible with the relevant financial instruments established under the Multi-annual Financial Framework.

[3] Voor wat betreft de civiele bescherming is de vermogensontwikkeling beschreven in het Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een EU-mechanisme voor civiele bescherming (COM (2011) 934 definitief.