Toelichting bij COM(2013)547 - Betaaldiensten in de interne markt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2013)547 - Betaaldiensten in de interne markt.
bron COM(2013)547 NLEN
datum 24-07-2013
1. Achtergrond van het voorstel

De markt voor elektronische betalingen in Europa biedt veel mogelijkheden voor innovatie. De afgelopen jaren hebben de consumenten hun betalingsgewoonten al sterk veranderd. Naast het steeds grotere aantal betalingen met debet- en kredietkaarten hebben de groei van de e-commerce en de toenemende populariteit van smartphones de weg gebaand voor de opkomst van nieuwe betaalmiddelen. Betere marktintegratie en minder versnippering op het niveau van de Europese Unie zouden aanzienlijke voordelen opleveren.

Met dit initiatief zullen consumenten en handelaren ten volle kunnen profiteren van de interne markt, in het bijzonder op het gebied van de e-commerce. Het voorstel strekt ertoe de verdere ontwikkeling van een EU-markt voor elektronische betalingen te ondersteunen, zodat consumenten, retailers en andere marktspelers alle voordelen van de interne EU-markt kunnen benutten, in overeenstemming met Europa 2020 en de digitale agenda. Een verdere integratie is des te belangrijker naarmate de wereld de overstap maakt van de klassieke handel naar een digitale economie.

Om dit te bereiken en meer concurrentie, efficiency en innovatie op het gebied van elektronische betalingen te stimuleren, moet er sprake zijn van rechtsduidelijkheid en een gelijk speelveld; dit zorgt ervoor dat kosten en prijzen voor betalingsdienstgebruikers neerwaarts naar elkaar toe groeien, de keuze tussen en de transparantie van betalingsdiensten toeneemt, het gemakkelijker wordt om innoverende betalingsdiensten aan te bieden, en de veiligheid en de transparantie van betalingsdiensten wordt gegarandeerd.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



– Richtlijn 2007/64/EG: deze richtlijn creëerde een geharmoniseerd rechtskader voor snellere en vlottere betalingen overal in de EU, introduceerde meer concurrentie op het gebied van betalingssystemen en vergemakkelijkte schaalvoordelen. Zij vergemakkelijkte ook de praktische tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (Single Euro Payments Area — SEPA).

– Verordening (EG) nr. 924/2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen: bij deze verordening werd Verordening (EG) nr. 2560/2001 ingetrokken en het toepassingsgebied van de verordening uitgebreid tot automatische afschrijvingen. Deze verordening maakte een einde aan het verschil in de kosten voor nationale en grensoverschrijdende betalingen in euro’s binnen de Europese Unie die betalingsdienstgebruikers worden aangerekend. Zij is van toepassing op alle betalingen die elektronisch worden verwerkt.

– Verordening (EU) nr. 260/2012: deze verordening stelt tijdslimieten vast voor de omschakeling naar SEPA voor pan-Europese overmakingen en automatische afschrijvingen ter vervanging van de nationale regelingen voor nationale en grensoverschrijdende betalingen in euro’s binnen de Europese Unie.

– Richtlijn 2009/110/EG betreffende elektronisch geld: deze richtlijn creëert het rechtskader voor de uitgifte en terugbetaling van elektronisch geld en brengt het prudentiële toezicht op instellingen voor elektronisch geld in overeenstemming met de vereisten voor betalingsinstellingen in de RBD.

– Verordening (EG) nr. 1781/2006: deze verordening verplicht betalingsdienst­aanbieders om informatie over de betaler door te geven door de hele betalingsketen met het oog op de voorkoming van, het onderzoek naar en de opsporing van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.

– De wetgevingsinitiatieven van de Commissie betreffende de digitale agenda voor Europa[1] en met name het voorstel van de Commissie voor een rechtskader betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties[2] en haar voorstel houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie[3] te waarborgen alsook de in de mededeling over e-commerce en onlinediensten[4] genoemde kernprioriteiten, die tot doel hebben een digitale eengemaakte markt tot stand te brengen;

– de inspanningen van de Commissie om de concurrentie te verhogen door de marktspelers gelijke plichten, rechten en kansen te geven en de grensoverschrijdende verlening van betalingsdiensten te vergemakkelijken;

– het wetgevingsvoorstel van de Commissie betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties en betreffende de toepassing van bepaalde restrictieve bedrijfsregels en -praktijken, dat tegelijkertijd en in nauwe afstemming met dit voorstel wordt opgesteld;

– Richtlijn 2011/83/EG betreffende consumentenrechten[5] die moet bijdragen aan de totstandbrenging van een echte interne markt voor “business-to-consumer”-handel (b2c) en het juiste evenwicht moet helpen te vinden tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, waarbij de speelruimte van de handelaren om een vergoeding aan te rekenen voor het gebruik van betaalinstrumenten, wordt beperkt tot de werkelijke kosten.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Op 11 januari 2012 heeft de Europese Commissie een groenboek “Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen”[6] gepubliceerd, waarna een uitvoerige publieke raadpleging heeft plaatsgevonden. De Commissie heeft meer dan 300 reacties ontvangen van autoriteiten, het maatschappelijk middenveld, brancheorganisaties en bedrijven uit diverse sectoren, die een breed spectrum van stakeholders vertegenwoordigen. Een bijkomend aantal opmerkingen, standpuntnota’s en bijdragen zijn buiten de raadpleging om ontvangen.

De uitgebreide feedback van de stakeholders[7] verschafte relevante inzichten in een aantal recente nieuwe ontwikkelingen en mogelijke noodzakelijke wijzigingen in het bestaande betalingskader. In dezelfde context vond op 4 mei 2012 een openbare hoorzitting plaats, die door zo’n 350 geïnteresseerde stakeholders werd bijgewoond.

Uit de resultaten van de raadpleging blijkt dat het bestaande rechtskader op een aantal punten grondig moet worden bijgestuurd om de doeltreffendheid van de Europese betaalmarkt te versterken en bij te dragen aan een betalingsomgeving die concurrentie, innovatie en veiligheid in de hand werkt.

De bestaande regels worden in de lidstaten zeer uiteenlopend toegepast omdat er teveel keuzemogelijkheden zijn en de toepassingscriteria vaak zeer algemeen geformuleerd zijn. Met name bepaalde vrijstellingen in de RBD lijken te algemeen of verouderd te zijn gelet op de marktontwikkelingen, en worden zeer verschillend uitgelegd. Het toepassingsgebied vertoont ook leemten ten aanzien van betalingen waarvan één schakel in de transactie zich buiten de EER bevindt, en betalingen in niet-EU-valuta’s, met blijvende marktversnippering, regelgevingsarbitrage en concurrentie­verstoringen als gevolg.

– Er bestaat een rechtsvacuüm voor bepaalde nieuwe aanbieders van diensten via het internet, zoals derde betalingsdienstaanbieders die betalingsinitiatiediensten op basis van onlinebanking aanbieden. Deze diensten zijn een degelijk en vaak ook goedkoper betalingsalternatief voor kaartbetalingen, en ook interessant voor consumenten die geen kaarten hebben. Het merendeel van deze aanbieders valt momenteel niet onder het bestaande rechtskader omdat zij op geen enkel ogenblik geldmiddelen aanhouden. Dit rechtsvacuüm kan een rem vormen op de innovatie en in de weg staan aan passende voorwaarden inzake markttoegang.

– Er is sprake van onvoldoende standaardisatie en interoperabiliteit tussen verschillende betaalmiddelen (kaart-, internet- en mobiele betalingen), op diverse punten en in verschillende mate, met name op grensoverschrijdend niveau, hetgeen nog wordt versterkt door zwakke governanceregelingen voor de EU-retailbetaalmarkt.

– De praktijken inzake vergoedingen (die handelaren vragen voor het gebruik van een specifiek betaalinstrument) zijn uiteenlopend en niet-samenhangend in de verschillende EU-lidstaten (waarvan ongeveer de helft toeslagen toestaat en de andere helft deze verbiedt), wat tot verwarring leidt bij consumenten wanneer zij in het buitenland winkelen of op het internet aankopen doen, en de concurrentievoorwaarden zijn niet gelijk.

– Op het gebied van betaalkaarten wordt de concurrentie verstoord door diverse restrictieve bedrijfsregels en –praktijken (op het gebied van MIV’s en regels met betrekking tot keuze en flexibiliteit van handelaren in verband met de aanvaarding van kaarten).

In de effectbeoordeling werd geconcludeerd dat, wat de RBD betreft, de beste beleidsopties om de bestaande situatie te verbeteren, waarbij i) wordt bijgedragen aan de totstandkoming van een omgeving waarin bestaande en nieuwe aanbieders van kaart-, internet- en mobiele betalingen onder gelijke voorwaarden met elkaar kunnen concurreren, ii) de efficiency, transparantie en keuzemogelijkheden van betaalinstrumenten voor gebruikers van betalingsdiensten (consumenten en handelaren) wordt vergroot, en iii) een hoog beschermingsniveau wordt gecreëerd voor laatstgenoemden, erin zouden bestaan om:

– het SEPA-project te versterken en alle stakeholders in staat te stellen een actievere rol te spelen bij de opstelling en de verwezenlijking van het beleid inzake retailbetalingen (governance);

– standaardisatie te vergemakkelijken door middel van een passend governancekader en betere samenwerking met de Europese normalisatie-instellingen (standaardisatie);

– rechtszekerheid te garanderen op het gebied van de interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingen en duidelijkheid te verschaffen over een aanvaardbaar bedrijfsmodel voor bestaande en toekomstige kaartbetalingsinitiatieven (interbancaire vergoedingen);

– restrictieve bedrijfsregels voor kaartbetalingen die de markt verstoren, af te schaffen (flankerende maatregelen voor interbancaire vergoedingen);

– het beleid van de lidstaten inzake toeslagen te harmoniseren met de regelgeving over interbancaire vergoedingen (flankerende maatregelen voor interbancaire vergoedingen);

– voorwaarden vast te stellen voor de toegang die derde betalingsdienst­aanbieders hebben tot de informatie over de beschikbaarheid van geldmiddelen, inclusief betalingsinitiatiediensten (toepassingsgebied van de RBD);

– het toepassingsgebied aan te passen en de samenhang in het wetgevingskader te verbeteren (toepassingsgebied van de RBD);

– de tenuitvoerlegging van de bestaande RBD te verbeteren (bijsturingsmaatregelen RBD);

– de rechten van betalingsdienstgebruikers te versterken en de rechten van de consument te vrijwaren rekening houdende met de wijzigingen in de regelgeving (toepassingsgebied van de RBD; flankerende maatregelen voor interbancaire vergoedingen).

De Raad voor Effectbeoordeling heeft tijdens een zitting op 20 maart 2013 een positief advies uitgebracht over de effectbeoordeling. In overeenstemming met zijn aanbevelingen is het document op bepaalde punten aangepast, met name waar het gaat om:

– het onderbouwen van de dringende behoefte aan een herziening van de Richtlijn betalingsdiensten (RBD) en van de redenen voor de reglementering van MIV’s via wetgeving;

– het stroomlijnen van de presentatie van de effecten door de nadruk te leggen op de effecten van de belangrijkste opties in de tekst zelf en minder belangrijke kwesties te verplaatsen naar de bijlagen;

– het beter uitleggen van de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende opties en pakketten.

De voorgestelde beleidsmaatregelen zijn voor het merendeel meegenomen in het huidige voorstel. Dit is met name het geval voor de gebieden die al onder de bestaande RBD-bepalingen vallen, zoals markttoegang voor derde betalingsdienstaanbieders, het aanrekenen van toeslagen en voorschriften voor betalingsinstellingen. Andere maatregelen, met name de reglementering van MIV’s en ondersteunende maatregelen, zullen aan de orde komen in een specifiek wetgevingsvoorstel dat gelijktijdig wordt ingediend.

Een aantal van de hierboven beschreven maatregelen moeten langs andere dan wetgevende weg worden aangepakt, bijvoorbeeld de medewerking van de Europese normalisatie-instellingen en de SEPA-governance.

De bestaande SEPA-governanceregelingen, waaronder de rol van de huidige SEPA-raad - een ad-hocbestuursorgaan op hoog niveau ingesteld onder het covoorzitterschap van de Commissie en de Europese Centrale Bank voor een initiële periode van drie jaar om de betrokkenheid van de stakeholders bij SEPA te verbeteren -, moeten worden versterkt. Daartoe dient de opdracht van de SEPA-raad te worden verduidelijkt, de samenstelling ervan te worden herzien en een beter evenwicht te worden gevonden tussen de belangen van de aanbod- en de vraagzijde, zodat aan de Commissie en de Europese Centrale Bank effectief advies kan worden gegeven in verband met de toekomstige richting van het SEPA-project en het gemakkelijker wordt om een geïntegreerde, concurrerende en innoverende markt voor retailbetalingen, met name in de eurozone, tot stand te brengen. De Commissie zal samen met de Europese Centrale Bank bekijken hoe de taken, de samenstelling, het voorzitterschap en de werking van de governance op het gebied van SEPA op passende wijze kunnen worden geregeld.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Het onderhavige voorstel is gebaseerd op artikel 114 VWEU.

Een geïntegreerde EU-markt voor elektronische retailbetalingen draagt bij aan de doelstelling van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat voorziet in een interne markt. Marktintegratie is noodzakelijk om de Europese burgers ten volle te kunnen laten profiteren van een aantal voordelen. Het betreft hier onder andere meer concurrentie tussen betalingsdienstaanbieders en meer keuzemogelijkheden, innovatie en veiligheid voor betalingsdienstgebruikers, in het bijzonder consumenten. Een geïntegreerde betaalmarkt vergemakkelijkt in laatste instantie ook de grensoverschrijdende aanbieding van goederen en diensten en draagt zo bij tot de totstandkoming van een echte eengemaakte markt. De omvang van de herziening van de Richtlijn betalingsdiensten staat in verhouding tot de problemen die zich tot dusver hebben voorgedaan. De richtlijn functioneert algemeen genomen nog altijd goed; tegelijkertijd is het evenwel zaak dat het EU-rechtskader meegroeit met de laatste ontwikkelingen op technologisch en zakelijk gebied in verband met retailbetalingen.

Een geïntegreerde betaalmarkt, gebaseerd op netwerken die de nationale grenzen overschrijden, vereist per definitie een EU-brede aanpak, aangezien de toepasselijke beginselen, regels, processen en standaarden consistent moeten zijn in alle lidstaten om rechtszekerheid en gelijke voorwaarden voor alle relevante marktdeelnemers te garanderen. Gelet op de huidige versnippering van de markt zou een individueel optreden op het niveau van de lidstaten het doel, een geïntegreerde en efficiënte betaalmarkt voor zowel binnenlandse als grensoverschrijdende goederen en diensten, niet verwezenlijken.

De gekozen aanpak ondersteunt de verdere uitbreiding van de eengemaakte eurobetalingsruimte SEPA en spoort met de digitale agenda, in het bijzonder de totstandbrenging van een digitale eengemaakte markt. Hij zal de technologische innovatie stimuleren en bijdragen aan nieuwe groei en werkgelegenheid, met name op de gebieden van e- en m-commerce.

3.

Gevolgen voor de begroting



De richtlijn heeft gevolgen voor de begroting zoals uiteengezet in het financieel memorandum bij het voorstel.

4.

Aanvullende informatie



Europese Economische Ruimte



De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-Overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

Toelichtende stukken

In de voorgestelde nieuwe richtlijn wordt de bestaande richtlijn op verschillende punten aangepast en krijgen de lidstaten een aantal nieuwe verplichtingen – bij de omzetting van deze verplichtingen, zoals de nieuwe bepalingen betreffende veiligheid, in nationaal recht krijgen zij redelijk wat speelruimte. Zij worden daarom verzocht toelichtende stukken te verstrekken in verband met de aan te nemen omzettingsmaatregelen zodat de Commissie beter zicht heeft op de relevante nationale maatregelen en zij beter kan toezien op de juiste omzetting van de richtlijn.

Onderstaand summier overzicht strekt ertoe het besluitvormingsproces te vergemakkelijken door middel van een bondige beschrijving van de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de RBD die wordt ingetrokken.

Artikel 2 – Toepassingsgebied: er wordt een uitbreiding van het toepassingsgebied voorgesteld, zowel geografisch als wat de valuta’s betreft die onder de richtlijn vallen.

Artikel 2, lid 1: de bepalingen van de RBD betreffende transparantie en informatievereisten zullen ook gelden voor betalingstransacties naar derde landen waarbij slechts een van de betalingsdienst­aanbieders binnen de Europese Unie gevestigd is (transacties bestaande uit één schakel), voor het gedeelte van de betalingstransactie dat in de Europese Unie plaatsvindt.

Artikel 2, lid 2: de bepalingen van de RBD betreffende transparantie en informatievereisten zullen gelden voor alle valuta’s en niet alleen voor – zoals nu het geval is - EU-valuta’s.

Artikel 3 – uitsluitingen van het toepassingsgebied: in deze bepaling worden de uitsluitingen van het toepassingsgebied van de RBD die in de huidige tekst zijn opgenomen, verduidelijkt en geactualiseerd – dit betreft met andere woorden de vrijstellingen voor een aantal betalings(gerelateerde) activiteiten:

Artikel 3, onder b): de vrijstelling voor de “handelsagent” is gewijzigd zodat zij alleen nog geldt voor handelsagenten die optreden voor rekening van ofwel de betaler ofwel de begunstigde, en niet meer voor handelsagenten die optreden voor rekening van zowel de betaler als de begunstigde. De bestaande vrijstelling werd steeds vaker gebruikt voor betalingstransacties die worden verwerkt door e-commerce-platformen voor rekening van zowel de verkoper (begunstigde) als de koper (betaler). Dit gebruik gaat voorbij aan het doel van de vrijstelling, die daarom nauwer moet worden afgebakend.

Artikel 3, onder k): de vrijstelling voor “beperkte netwerken” werd steeds vaker gebruikt voor grote netwerken met grote betalingsvolumes en brede assortimenten van goederen en diensten. Dit gaat duidelijk voorbij aan het oorspronkelijke doel van deze vrijstelling, want er blijven grote hoeveelheden betalingen buiten het regelgevend kader en gereglementeerde marktspelers ondervinden een concurrentienadeel. De nieuwe definitie, die in overeenstemming is met de definitie van beperkte netwerken van Richtlijn 2009/110/EG, moet helpen om deze risico’s te beperken.

Artikel 3, onder l): de huidige vrijstelling voor digitale inhoud (“telecomvrijstelling”) wordt aangescherpt en zal nog uitsluitend gelden voor nevendiensten bij betalingtransacties die worden verleend door aanbieders van elektronische netwerken of diensten, zoals telecomexploitanten. De vrijstelling zal gelden voor de aanbieding van digitale inhoud die wordt geleverd door een derde partij, met inachtneming van bepaalde drempels die in deze richtlijn zijn vastgesteld. De nieuwe definitie moet zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden tussen de verschillende aanbieders en efficiënter tegemoet komen aan de behoeften van de consumentenbescherming in de context van betalingen.

Schrapping van het vroegere artikel 3, onder o): de vrijstelling van geldautomaatdiensten die worden verleend door onafhankelijke exploitanten van geldautomaten, heeft geleid tot de oprichting van geldautomaatnetwerken waar de consumenten hoge kosten worden aangerekend voor het opnemen van geld aan de automaat. Kennelijk heeft deze bepaling de bestaande geldautomaatnetwerken, die in handen van de banken waren, ertoe aangezet hun bestaande contractuele relatie met andere betalingsdienstaanbieders te verbreken om de consument zo rechtstreeks hogere vergoedingen te kunnen aanrekenen. Deze vrijstelling moet derhalve worden geschrapt.

Artikel 9 – beschermingsvereisten: deze vereisten worden gestroomlijnd en de beschermings­vereisten voor betalingsinstellingen die een RBD‑vergunning hebben, worden verder geharmoniseerd, waarbij met name de lidstaten minder mogelijkheden krijgen om de beschermingsvereisten te versoepelen en het aantal mogelijke beschermingsmethoden te beperken, teneinde de concurrentievoorwaarden meer gelijk te trekken en de rechtszekerheid te verbeteren.

Artikel 14 – Europees elektronisch toegangspunt bij de EBA: het opzetten van één enkel elektronisch toegangspunt, dat voorziet in de interconnectie van de nationale openbare registers op het niveau van de Unie, moet zorgen voor grotere transparantie van vergunninghoudende en geregistreerde betalingsinstellingen.

Artikel 27 – voorwaarden: de mogelijkheid om voor “kleine betalingsinstellingen” gebruik te maken van een “minder strikte regeling”, zal worden uitgebreid tot een groter aantal kleine instellingen, gelet op de negatieve ervaringen die sommige lidstaten hebben gehad (zoals insolventie) met kleine betalingsdienstaanbieders wier activiteiten de huidige drempel voor de ontheffingsregeling overstegen. Zo moet een juist evenwicht worden gevonden waarbij enerzijds zeer kleine instellingen geen onnodige regeldruk krijgen opgelegd en anderzijds betalingsdienstgebruikers een passend niveau van bescherming wordt gegarandeerd.

Artikel 29 - toegang tot betalingssystemen: in dit artikel worden de voorschriften in verband met de toegang tot betalingssystemen nader bepaald waarbij voor de voorwaarden betreffende de indirecte toegang van betalingsinstellingen tot betalingssystemen die zijn aangewezen overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG (richtlijn betreffende het definitieve karakter van betalingen), aansluiting wordt gezocht bij de toegang voor kleinere kredietinstellingen.

Artikel 55, leden 3 en 4 – toepasselijke kosten: deze bepaling zal de praktijken in verband met toeslagen verder harmoniseren, met passende inachtneming van Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten en het voorstel van de Commissie voor een Verordening (EU) XXX van het Europees Parlement en de Raad betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties, dat samen met dit voorstel wordt voorgelegd. De speelruimte waarin de huidige RBD voorziet doordat handelaren een toeslag mogen verlangen van de betaler, hem een korting mogen toekennen of anderszins in de richting van het efficiëntste betaalmiddel mogen duwen – met de voorwaarde dat de lidstaten dergelijke toeslagen op hun grondgebied mogen verbieden of beperken –, heeft geleid tot een zeer heterogene markt. Dertien lidstaten hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid van de RBD om toeslagen te verbieden. De verschillende regelingen in de lidstaten leiden tot problemen en verwarring, niet alleen bij de handelaren maar ook bij de consumenten, met name bij de grensoverschrijdende aankoop of verkoop van goederen en diensten via het internet. Het voorgestelde verbod op toeslagen hangt rechtstreeks samen met de plafonnering van de interbancaire vergoedingen overeenkomstig het hierboven genoemde voorstel voor een verordening betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties. Gelet op de forse beperking van de vergoedingen die de handelaar zijn bank zal moeten betalen, zijn toeslagen niet langer gerechtvaardigd voor de MIV-gereglementeerde kaarten die meer dan 95 % van de consumentenkaartenmarkt zullen uitmaken. Dankzij de voorgestelde regels zal de consument die met zijn kaart betaalt, overal in de EU een betere ervaring hebben en zal het gebruik van betaalkaarten in plaats van contant geld worden aangemoedigd.

Wat kaarten betreft die niet onder de verordening betreffende interbancaire vergoedingen vallen overeenkomstig het hierboven genoemde voorstel betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties, dat wil zeggen corporate kaarten en driepartijen­betaalkaartsystemen, zullen handelaren nog altijd toeslagen mogen aanrekenen zolang de toeslag overeenkomt met de werkelijke kosten, met passende inachtneming van Richtlijn 2011/83/EU. Artikelen 65 en 66 – aansprakelijkheid van betalingsdienstaanbieders en betalers bij niet-toegestane betalingstransacties: de voorgestelde wijzigingen zullen de aansprakelijkheidsregels in geval van niet-toegestane transacties stroomlijnen en verder harmoniseren, en zo voor een grotere bescherming van de legitieme belangen van de gebruikers zorgen. Behalve in geval van fraude of grove nalatigheid zal het maximale bedrag dat een gebruiker hoe dan ook moet betalen in geval van een niet-toegestane betalingstransactie, worden verlaagd van de huidige 150 EUR naar 50 EUR. Ook zal worden verduidelijkt dat laattijdige betalingen niet noodzakelijkerwijs aanleiding geven tot terugbetaling.

Artikel 67 - terugbetalingen van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransacties: deze bepaling verduidelijkt het recht op terugbetaling voor automatische­-afschrijvingstransacties en brengt het in overeenstemming met de SEPA-basisvoorschriften voor automatische afschrijvingen, mits de betaalde goederen of diensten nog niet zijn verbruikt. Volgens de huidige voorschriften gelden er verschillende terugbetalingsregelingen voor automatische afschrijvingen naargelang er al dan niet voorafgaand toestemming werd verleend, het bedrag hoger ligt dan wat de betaler had kunnen verwachten of, in plaats daarvan, een andere compensatie werd overeengekomen.

Artikel 85 – beveiligingsmaatregelen: de voorgestelde voorschriften regelen veiligheids- en authenticatieaspecten in overeenstemming met het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende netwerk- en informatiebeveiliging.

Titel I-V en bijlage I, punt 7: uitbreiding van het toepassingsgebied tot nieuwe diensten en dienstenaanbieders die toegang verschaffen tot betaalrekeningen: deze spelers vallen tot dusver buiten de RBD voor zover zij op geen enkel ogenblik beschikken over de geldmiddelen van de betaler of de begunstigde. Het feit dat deze derde betalingsdienstaanbieders momenteel niet onder de regels vallen, althans niet in sommige lidstaten, heeft zorgen doen rijzen over veiligheid, gegevensbescherming en aansprakelijkheid, ondanks de potentiële voordelen die deze diensten en dienstverleners bieden. Met dit voorstel worden derde betalingsdienstaanbieders die met name betalingsinitiatiediensten op basis van onlinebanking aanbieden, onder het toepassingsgebied van de RBD gebracht (bijlage I, punt 7). Dit zou nieuwe goedkope e-betalingsoplossingen op het internet een steun in de rug moeten geven en tegelijkertijd garant moeten staan voor passende veiligheids-, gegevensbeschermings- en aansprakelijkheidsnormen. Om betalingsinitiatiediensten te mogen verlenen, zullen derde betalingsdienstaanbieders een vergunning moeten hebben of geregistreerd moeten zijn en aan hetzelfde toezicht worden onderworpen als betalingsinstellingen (Titel II). Zoals andere betalingsdienstaanbieders zullen zij worden onderworpen aan geharmoniseerde rechten en verplichtingen, en met name beveiligingseisen (artikelen 85 en 86). In de voorgenomen voorschriften wordt met name het volgende geregeld: voorwaarden voor de toegang tot rekeninginformatie (artikel 58), vereisten inzake authenticatie (artikel 87) en rectificatie van transacties (artikelen 63 en 64), en een evenwichtige verdeling van de aansprakelijkheid (artikelen 65 en 66). Nieuwe betalingsdienstaanbieders zullen profijt trekken van deze nieuwe regeling, ongeacht of zij op enig tijdstip over de geldmiddelen van de betaler of de begunstigde beschikken of niet.

Hoofdstuk 6 – buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures voor de beslechting van geschillen: doel hiervan is de naleving van de richtlijn te versterken. Met de nieuwe maatregelen worden de vereisten betreffende buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures en passende sancties geactualiseerd.

Artikel 92 – sancties: zoals ook in andere recente voorstellen in de sector van de financiële dienstverlening zullen de lidstaten worden verplicht administratieve sancties op elkaar af te stemmen, te voorzien in passende administratieve maatregelen en sancties voor overtredingen van de richtlijn, en te garanderen dat deze sancties daadwerkelijk worden uitgevoerd.

Europese Bankautoriteit: de richtlijn bestrijkt verschillende gebieden waarop de EBA (zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 1093/2010) actief zal zijn om uitvoering te geven aan haar opdracht bij te dragen aan de consistente en coherente werking van het toezicht. De EBA zal in het bijzonder worden gevraagd richtsnoeren uit te vaardigen en technische reguleringsnormen op te stellen op diverse gebieden, bijvoorbeeld om de regels te verduidelijken voor het verlenen van een “paspoort” aan betalingsinstellingen die actief zijn in verschillende lidstaten, of om te garanderen dat er toereikende beveiligingsvereisten worden vastgesteld.