Toelichting bij COM(2013)794 - Aanpassen verordeningen nr. 861/2007 over een Europese procedure voor geringe vorderingen en nr. 1896/2006 over een Europese betalingsbevelprocedure

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

3.

1.1. Algemene context van het voorstel


Verordening 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen werd op 11 juli 2007 aangenomen[1] met als doel de toegang tot de rechter te vergemakkelijken door de grensoverschrijdende procesvoering over geringe vorderingen te vereenvoudigen en sneller en goedkoper te maken. De verordening had voorts als doel de tenuitvoerlegging te vergemakkelijken door de afschaffing van intermediaire procedures (exequatur) om een beslissing te doen erkennen en ten uitvoer te leggen in andere lidstaten dan het land waar de beslissing is gegeven.

De verordening voerde voor grensoverschrijdende zaken betreffende vorderingen met een waarde van niet meer dan 2 000 EUR een alternatief in voor de bestaande procedures krachtens het recht van de lidstaten. De verordening wordt sinds 1 januari 2009 toegepast in de EU (met uitzondering van Denemarken). De procedure is in beginsel schriftelijk op basis van standaardformulieren en wordt door strikte termijnen gekenmerkt. Vertegenwoordiging door een advocaat is niet verplicht en het gebruik van elektronische communicatiemiddelen wordt aangemoedigd. Voorts hoeft de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van de in het gelijk gestelde partij alleen te betalen in de mate waarin die in verhouding staan tot de vordering. Zowel consumenten als ondernemingen die grensoverschrijdende transacties in de EU verrichten, kunnen van de procedure gebruikmaken, waardoor zij betere toegang tot de rechter krijgen en hun rechten beter worden gehandhaafd.

Op grond van artikel 28 van de verordening moet de Commissie uiterlijk op 1 januari 2014 bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een uitvoerig verslag indienen over de werking van deze verordening, onder meer over het plafond van 2 000 EUR. Het verslag moet zo nodig vergezeld gaan van wijzigingsvoorstellen.

4.

1.2. Noodzaak van een herziening van de Europese procedure voor geringe vorderingen


Nu de Europese Unie geconfronteerd wordt met de grootste economische crisis in haar geschiedenis, is het voor de ondersteuning van de economische activiteit belangrijk dat justitie in de Europese Unie doeltreffender wordt[2]. Een van de maatregelen om dat te bewerkstelligen is de herziening van de verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen.

De verordening is er gekomen, omdat de door een ondoeltreffende geschillenbeslechting inzake geringe vorderingen veroorzaakte problemen des te groter zijn wanneer een vordering met een lage waarde in een andere EU-lidstaat moet worden ingesteld. In die situatie doen er zich bijkomende problemen voor, bijvoorbeeld omdat de partijen de wetten en gerechtelijke procedures van andere landen niet kennen, er meer moet worden vertaald en vertolkt en er voor de mondelinge behandeling naar het buitenland moet worden gereisd. Nu de grensoverschrijdende handel in de EU de voorbije jaren is toegenomen en naar verwachting de komende jaren nog zal toenemen, moet er nog dringender worden voorzien in doeltreffende verhaalmechanismen ter ondersteuning van de economische activiteit.

Dankzij de standaardformulieren en de gratis bijstand voor partijen bij het invullen ervan, kunnen de gerechten de verzoeken volledig schriftelijk behandelen en hoeft er niet voor de mondelinge behandeling te worden gereisd - tenzij ingevolge uitzonderlijke omstandigheden geen beslissing kan worden gegeven op basis van schriftelijk bewijs - noch een advocaat in de arm te worden genomen. De verordening moedigt de gerechten ook aan om elektronische communicatiemiddelen te gebruiken voor de aanvaarding van klachtenformulieren en de organisatie van de mondelinge behandeling. Ten slotte circuleert de eruit voortvloeiende beslissing vrij tussen de lidstaten zonder dat er nog verdere intermediaire procedures nodig zijn om erkenning en tenuitvoerlegging mogelijk te maken[3].

Hoewel de verordening de procesvoering over grensoverschrijdende geschillen sneller en goedkoper kan maken, is de procedure nog altijd weinig bekend en is er sedert de inwerkingtreding van de verordening nog onvoldoende gebruik van gemaakt. Het Europees Parlement bevestigde in een resolutie van 2011[4] dat er meer moet worden gedaan aan de rechtszekerheid, de slechting van taalbarrières en de doorzichtigheid van procedures. Het verzocht de Commissie maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat consumenten en ondernemingen meer bewust worden gemaakt van en meer gebruikmaken van bestaande wetgevingsinstrumenten, zoals de Europese procedure voor geringe vorderingen. De consumenten en de ondernemingen hebben er ook op gewezen dat de verordening verder moet worden verbeterd om voor consumenten en ondernemingen, vooral de kmo's, nuttig te zijn. Ook de lidstaten hebben gewezen op bepaalde gebreken in de huidige verordening, die moeten worden aangepakt.

De problemen spruiten vooral voort uit gebreken in de huidige regels, zoals het beperkte toepassingsgebied als gevolg van het lage plafond en de grensoverschrijdende dekking, en het feit dat de procedure nog altijd te omslachtig en te duur is, te lang duurt en geen gelijke tred houdt met de technologische vooruitgang die sedert de aanneming van de verordening in de justitiële systemen van de lidstaten is bereikt. Wanneer de problemen voortspruiten uit de slechte toepassing van de huidige regels - wat tot op zekere hoogte het geval is met het gebrek aan transparantie - moet worden erkend dat de regels van de verordening niet altijd duidelijk zijn. Om het probleem van het gebrek aan bekendheid te verhelpen, heeft de Europese Commissie al verschillende maatregelen getroffen, zoals een reeks thematische seminars in de lidstaten om de kmo's over de procedure te informeren, de publicatie van een praktische gids en de verspreiding van leermodules over dit onderwerp voor Europese ondernemers.

In het verslag over het EU-burgerschap 2013[5] heeft de Commissie de herziening van de verordening aangewezen als een van de maatregelen om de rechten van de burgers van de Unie te versterken door de procesvoering over aankopen in andere lidstaten te vereenvoudigen. Het initiatief is ook opgenomen in de Europese consumentenagenda[6] als middel om de consumentenrechten beter te handhaven. Met de modernisering van de verordening worden bovendien de huidige politieke prioriteiten van de EU ondersteund, namelijk de bevordering van economisch herstel en duurzame groei, doordat de kmo's veel betere toegang krijgen tot doeltreffendere en eenvoudigere gerechtelijke procedures.

5.

1.3. Noodzaak van herziening van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1896/2006


In het kader van de Europese betalingsbevelprocedure leidt een verweerschrift van de verweerder tot een automatische voortzetting van de procedure volgens het gewone burgerlijke procesrecht. Sedert de invoering van de Europese procedure voor geringe vorderingen is die beperking echter niet langer gerechtvaardigd voor vorderingen die onder het toepassingsgebied van Verordening 861/21007 vallen.

In Verordening (EG) nr. 1896/2006 zou derhalve moeten worden verduidelijkt dat wanneer een geschil onder het toepassingsgebied valt van de Europese procedure voor geringe vorderingen, die procedure ook een optie is voor een partij in een Europese betalingsbevelprocedure die tegen een Europees betalingsbevel een verweerschrift heeft ingediend.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling


EN

De Commissie heeft verschillende raadplegingen gehouden om informatie te verzamelen over de huidige toepassing van de verordening en over de elementen die voor herziening in aanmerking komen. De resultaten leverden nuttige beleidsaanwijzingen op over de standpunten van de belanghebbenden en de lidstaten en werden in de effectbeoordelingsprocedure in aanmerking genomen.

In november-december 2012 werd een Eurobarometerenquête gehouden om de bekendheid van de verordening bij de Europese burgers, hun verwachtingen omtrent de verordening en hun ervaringen met de toepassing ervan te evalueren[7]. Volgens de enquête valt momenteel 71 % van de consumentenvorderingen onder het in de verordening vastgestelde plafond van 2 000 EUR. Het gemiddelde minimumbedrag waarvoor consumenten bereid zijn in een andere lidstaat een vordering in te stellen, is 786 EUR. 12 % van de respondenten kende het bestaan van de Europese procedure voor geringe vorderingen, en 1 % van de respondenten verklaarde reeds van de procedure gebruik te hebben gemaakt. Van deze laatste groep was 69 % tevreden. 97 % van alle respondenten die de voorbije twee jaar een onderneming voor het gerecht brachten en in het gelijk werden gesteld (zowel in eigen als in een ander land), kon de gegeven beslissing met succes ten uitvoer leggen. De belangrijkste factoren die burgers ertoe zouden brengen naar het gerecht te stappen, zijn de mogelijkheid de procedure schriftelijk te voeren zonder mondelinge behandeling (33 %), de mogelijkheid de procedure zonder advocaat te voeren (26 %), de mogelijkheid de procedure online te voeren (20%) en de mogelijkheid hun eigen taal te gebruiken (24 %).

Van 9 maart tot 10 juni 2013 werd een openbare raadpleging op het internet gehouden. In die raadpleging werden standpunten verzameld over mogelijke verbeteringen en verdere vereenvoudiging om de Europese procedure voor geringe vorderingen nuttiger te maken, vooral voor de consumenten en de kmo's. Er werden 80 antwoorden ontvangen van uiteenlopende belanghebbenden, zoals consumenten- en ondernemersverenigingen, rechters, advocaten en academici. Uit de resultaten[8] van de raadpleging blijkt dat 66 % van de respondenten voorstander is van een verhoging van het plafond tot 10 000 EUR, 63 % voorstander is van het gebruik van elektronische middelen in de loop van de procedure en 71 % ervoor te vinden is om gerechten uit te rusten met videoconferentiemateriaal of andere elektronische communicatiemiddelen. Slechts 28 % van de respondenten dacht dat de lidstaten gratis bijstand verlenen.

Begin april 2013 werd een gedetailleerde vragenlijst over de werking en de praktische toepassing van de verordening aan de lidstaten en het Europees justitieel netwerk toegezonden, met de bedoeling gegevens te verzamelen over het aantal zaken waarin van de Europese procedure voor geringe vorderingen in de lidstaten gebruik is gemaakt, het gebruik van elektronische communicatiemiddelen in gerechtelijke procedures, het bestaan en de modaliteiten van de bijstand aan de burgers bij het invullen van de formulieren, de termijnen, de mondelinge behandeling en de bewijsverkrijging, de kosten van de procedures en de noodzaak van een verhoging van het plafond om als geringe vordering in aanmerking te komen. Er moest vóór 15 mei 2013 worden geantwoord. In totaal twintig lidstaten stuurden een antwoord[9].

Binnen het Europees justitieel netwerk is de toepassing van de Europese procedure voor geringe vorderingen verschillende keren besproken, alsook de maatregelen die moeten worden genomen om de procedure en haar werking meer bekendheid te geven, en de elementen die voor herziening in aanmerking komen. Op de bijeenkomst van 17 mei 2011 merkten sommige lidstaten op dat het potentieel van de Europese procedure voor geringe vorderingen in de praktijk niet volledig wordt benut, dat er procedurele verbeteringen moeten plaatsvinden en dat er maatregelen moeten worden genomen om de procedure meer bekendheid te geven. Er werd een werkgroep opgericht die de opdracht kreeg een praktische gids over de Europese procedure voor geringe vorderingen op te stellen ten behoeve van de rechtsbeoefenaars. Op de bijeenkomst van 29/30 mei 2013 werden de verschillende voor herziening in aanmerking komende aspecten besproken, zoals de verhoging van het plafond, het gebruik van elektronische communicatiemiddelen tussen het gerecht en de partijen en de invoering van EU-minimumnormen voor de procesvoering, zoals de beschikbaarheid van videoconferentie om een zaak mondeling te behandelen, de transparantie van de berekening en de betaling van de gerechtskosten, en de bijstand aan de gebruikers van de procedure, waaronder vertegenwoordiging in rechte.

2.

Juridische elementen van het voorstel



6.

3.1. Belangrijkste elementen van de voorgestelde maatregel


De belangrijkste elementen van de voorgestelde herziening zijn:

verhoging van het toepassingsgebied van de verordening tot grensoverschrijdende vorderingen met een waarde tot 10 000 EUR;

uitbreiding van de definitie van grensoverschrijdende zaken;

verbetering van het gebruik van elektronische communicatiemiddelen, ook voor de betekening of kennisgeving van sommige stukken;

invoering van de verplichting voor de gerechten videoconferentie, teleconferentie en andere telecommunicatiemiddelen te gebruiken voor de mondelinge behandeling en bewijsverkrijging;

vaststelling van een plafond voor de gerechtskosten die voor de procedure in rekening worden gebracht;

invoering van de verplichting voor de lidstaten betaling online van de gerechtskosten mogelijk te maken;

beperking van de verplichting formulier D, dat het certificaat van tenuitvoerlegging bevat, te vertalen tot alleen de inhoud van de beslissing;

invoering van informatieverplichtingen voor de lidstaten met betrekking tot de gerechtskosten, de mogelijkheden van betaling van de gerechtskosten en de beschikbaarheid van bijstand bij het invullen van de formulieren.

7.

3.1.1. Verhoging van het toepassingsgebied van de verordening tot grensoverschrijdende vorderingen met een waarde tot 10 000 EUR


Het plafond van 2 000 EUR beperkt het toepassingsgebied van de verordening. Voor consumenten is dit minder belangrijk, omdat de waarde van de meeste van hun vorderingen niet meer bedraagt dan 2 000 EUR, maar de kmo's kunnen daardoor veel minder van de procedure gebruikmaken. Slechts 20 % van de vorderingen van ondernemingen heeft een waarde van minder dan 2 000 EUR, terwijl bijna 30 % van alle grensoverschrijdende vorderingen van ondernemingen een waarde heeft tussen de 2 000 EUR en 10 000 EUR.

45 % van de ondernemingen die met een grensoverschrijdend geschil te maken krijgen, stapt niet naar het gerecht omdat de procedurekosten niet in verhouding staan tot de waarde van de vordering, terwijl 27 % niet naar het gerecht stapt omdat de procedure te lang zou duren. Als ook voor grensoverschrijdende vorderingen met een waarde tussen 2 000 EUR en 10 000 EUR van de Europese vereenvoudigde procedure gebruik kan worden gemaakt, zullen dergelijke zaken aanzienlijk goedkoper worden en minder lang duren.

De voorbije jaren heeft een aantal lidstaten het toepassingsgebied van hun nationale vereenvoudigde procedures uitgebreid door de plafonds te verhogen. Deze tendens bewijst dat het nodig is om de justitiële systemen te moderniseren en toegankelijker te maken voor de burgers door middel van vereenvoudigde, kostenefficiënte en snelle procedures voor meer vorderingen met een lage waarde. In die context moet ook het huidige plafond van 2 000 EUR van de Europese procedure voor geringe vorderingen worden verhoogd.

Als het huidige plafond wordt verhoogd, kunnen de partijen voor heel wat meer zaken van de vereenvoudigde Europese procedure gebruikmaken. Als de procedure eenvoudiger en goedkoper wordt en minder lang duurt, zullen vorderingen worden ingesteld waarvan anders zou zijn afgezien. In de eerste plaats zullen de kmo's daarvan profiteren, maar ook voor de consumenten is het goed, omdat de waarde van ongeveer een vijfde van de vorderingen van consumenten meer bedraagt dan 2 000 EUR. Als er meer van de procedure gebruik wordt gemaakt, zullen rechters, griffiers en advocaten daarmee meer vertrouwd raken en die beter en doeltreffender uitvoeren, wat aan zowel ondernemingen als consumenten ten goede komt.

8.

3.1.2. Uitbreiding van de definitie van grensoverschrijdende zaken


De verordening is momenteel alleen van toepassing op geschillen waarin ten minste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht. Geschillen waarbij partijen zijn betrokken die in dezelfde lidstaat hun woonplaats hebben en die een belangrijk grensoverschrijdend element hebben en derhalve voor de Europese vereenvoudigde procedure in aanmerking komen, blijven echter buiten het toepassingsgebied van de verordening. Enkele voorbeelden:

· de plaats van uitvoering van het contract is in een andere lidstaat, bijvoorbeeld een huurcontract voor een vakantiewoning in een andere lidstaat; of

· de plaats waar een schadeveroorzakend feit zich heeft voorgedaan, ligt in een andere lidstaat, bijvoorbeeld wanneer de partijen betrokken zijn bij een verkeersongeval in een grensstreek in een andere lidstaat; of

· de tenuitvoerlegging van de beslissing moet in een andere lidstaat plaatsvinden, bijvoorbeeld via beslag op het salaris dat de verweerder in een andere lidstaat ontvangt.

Als de eiser op grond van de bepalingen van Verordening [(EG) nr. 44/2001]/[(EU) nr. 1215/2012] kan kiezen tussen de gerechten van de lidstaat waar zowel hij als de verweerder zijn woonplaats heeft, en de gerechten van de lidstaat waar bijvoorbeeld het contract is uitgevoerd of het schadeveroorzakende feit zich heeft voorgedaan, mag de keuze van de eiser voor de gerechten van de lidstaat van de gemeenschappelijke woonplaats, niet tot gevolg hebben dat hem de mogelijkheid wordt ontnomen gebruik te maken van de Europese procedure voor geringe vorderingen waarvan hij anders wel gebruik had kunnen maken.

Voorts kunnen door de huidige beperking geen verzoeken op grond van de Europese procedure voor geringe vorderingen worden ingediend voor gerechten van EU-lidstaten door of tegen inwoners van derde landen, terwijl er in geen enkele nationale procedure in Europa is voorzien voor de onderdanen van het betrokken land of voor de EU-burgers.

Door de wijziging zou er in alle zaken met een grensoverschrijdend element, ook die waarbij derde landen zijn betrokken, van de Europese procedure voor geringe vorderingen gebruik kunnen worden gemaakt. Voor de burgers die daarvan gebruik kunnen maken, zou de procesvoering daardoor eenvoudiger en goedkoper worden en minder lang duren, bijvoorbeeld wanneer deskundigen moeten worden gehoord in de lidstaat waar het contract is uitgevoerd of het schadeveroorzakende feit zich heeft voorgedaan. Daarnaast zou het gemakkelijker worden om een in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing in een andere lidstaat ten uitvoer te leggen, als de procedure die tot die specifieke beslissing heeft geleid, ook daar goed bekend is en vertrouwen geniet.

Omdat de gerechten op grond van artikel 4, lid 3, van de verordening bevoegd zijn om na te gaan of voldaan is aan de bevoegdheidsgronden van de verordening, is het risico van misbruik door de eisers uiterst klein.

9.

3.1.3. Verbetering van het gebruik van elektronische communicatiemiddelen, ook voor de betekening of kennisgeving van sommige stukken


Verschillende mededelingen tussen de partijen en het gerecht zouden in beginsel met elektronische middelen kunnen worden gedaan, waardoor bij de procedure in grensoverschrijdende zaken tijd en kosten zou kunnen worden bespaard, zeker als de afstand groot is. Het eerste verzoek kan al met elektronische middelen worden ingediend in de lidstaten waar die methode wordt aanvaard. Indien in de loop van de procedure stukken aan de partijen moeten worden betekend of ter kennis gebracht[10], stelt de verordening betekening of kennisgeving per post met ontvangstbevestiging als primaire methode van betekening of kennisgeving vast. Andere methoden van betekening of kennisgeving zouden pas van toepassing zijn als betekening per post niet mogelijk is.

De elektronische betekening of kennisgeving is echter al in verschillende lidstaten ingevoerd. Het voorstel zal betekening of kennisgeving per post en elektronische betekening of kennisgeving op gelijke voet plaatsen, zodat de betrokken lidstaten de elektronische middelen ter beschikking kunnen stellen aan de partijen die van de Europese procedure voor geringe vorderingen gebruikmaken. Alleen in de lidstaten die voor de elektronische betekening of kennisgeving opteren, zouden vereenvoudiging en tijds- en kostenbesparing kunnen worden gerealiseerd, maar verwacht wordt dat steeds meer lidstaten die technologische ontwikkelingen zullen invoeren.

Voor andere, minder belangrijke mededelingen tussen de partijen en het gerecht zal het voorstel elektronische communicatie de regel maken, mits de partijen daarmee akkoord gaan.

10.

3.1.4. Invoering van de verplichting voor de gerechten videoconferentie, teleconferentie en andere telecommunicatiemiddelen te gebruiken voor de mondelinge behandeling en bewijsverkrijging


De Europese procedure voor geringe vorderingen is in wezen een schriftelijke procedure. In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer een beslissing pas kan worden gegeven na een mondelinge behandeling of nadat een deskundige of getuige is gehoord, kan het gerecht een mondelinge behandeling organiseren. De mondelinge behandeling kan plaatsvinden met behulp van videoconferentie of een ander telecommunicatiemiddel. In de praktijk vindt mondelinge behandeling echter standaard plaats en vaak moeten de partijen fysiek aanwezig zijn, waardoor zij reiskosten moeten maken en de procedure langer duurt.

Door de wijziging zou ten eerste sterker tot uiting komen dat mondelinge behandeling in het kader van de vereenvoudigde procedure de uitzondering moet zijn. Ten tweede zouden de gerechten voor een mondelinge behandeling altijd telecommunicatiemiddelen zoals videoconferentie of teleconferentie moeten gebruiken. Om de rechten van de partijen te vrijwaren, zal een uitzondering worden gemaakt voor de partij die uitdrukkelijk verzoekt om bij de behandeling aanwezig te zijn.

Deze wijziging kan met zich meebrengen dat de lidstaten hun gerechten moeten uitrusten met passende communicatietechnologie, mocht dat nog niet het geval zijn. De lidstaten beschikken over uiteenlopende technologische mogelijkheden, waaronder kostenefficiënte internetfaciliteiten.

11.

3.1.5. Vaststelling van een plafond voor de gerechtskosten die voor de procedure in rekening worden gebracht


De gerechtskosten worden in rekening gebracht bij de indiening van een verzoek. Als de gerechtskosten meer bedragen dan 10 % van de waarde van de vordering, worden ze als onevenredig beschouwd. In dat geval kunnen eisers ervan worden weerhouden hun vordering in te stellen. In veel lidstaten zijn minimumkosten vastgesteld om lichtzinnige verzoeken of misbruik van procesrecht te voorkomen. De gemiddelde minimumgerechtskosten bedragen 34 EUR.

De voorgestelde bepaling beoogt niet de gerechtskosten in de lidstaten te harmoniseren. In plaats daarvan wordt een plafond voor de gerechtskosten voor verzoeken op grond van de verordening vastgesteld, dat wordt berekend als een percentage van de waarde van de vordering. Boven dat bedrag worden de gerechtskosten als onevenredig beschouwd en dus geacht eisers met een geringe vordering de toegang tot de rechter te ontnemen. Als er een plafond voor de gerechtskosten voor de Europese procedure voor geringe vorderingen wordt vastgesteld, zouden de kosten worden beperkt in die lidstaten waar de gerechtskosten niet in verhouding staan tot de waarde van de vordering. De procedure zou daardoor aantrekkelijker worden voor eisers.

De maatregel laat de lidstaten voorts de mogelijkheid vaste minimumgerechtskosten te handhaven, mits eisers met een vordering met een lagere waarde daardoor de toegang tot de rechter niet wordt ontnomen. De maatregel is evenredig gelet op de specifieke aard van grensoverschrijdende geschillen, die in de regel - anders dan binnenlandse geschillen - extra kosten veroorzaken voor de eiser, zoals kosten van vertaling en, in geval van een mondelinge behandeling, reiskosten en kosten van vertolking.

12.

3.1.6. Invoering van de verplichting voor de lidstaten betaling online van de gerechtskosten mogelijk te maken


De wijze waarop de gerechtskosten kunnen worden betaald, verschilt van lidstaat tot lidstaat. Vooral wanneer betaling in cash of zegels de enige aanvaarde betaalwijze is, moeten de partijen reiskosten maken of in de lidstaat van het gerecht een advocaat in de arm nemen, waardoor zij misschien van hun vordering afzien. Er doen zich soortgelijke problemen voor wanneer alleen cheques worden aanvaard, omdat die in veel lidstaten niet algemeen worden gebruikt, of wanneer de kosten door een advocaat moeten worden betaald.

Het voorstel wil de lidstaten verplichten betaling online mogelijk te maken, met minimaal de mogelijkheid van bankoverschrijvingen en onlinebetaalsystemen met credit/debetkaart. Het justitieel systeem zal daardoor globaal gezien efficiënter worden, omdat de partijen tijd en kosten kunnen besparen.

13.

3.1.7. Beperking van de verplichting formulier D, dat het certificaat van tenuitvoerlegging bevat, te vertalen tot enkel de inhoud van de beslissing


In de fase van tenuitvoerlegging van een beslissing moet de partij die de tenuitvoerlegging wenst, het certificaat van tenuitvoerlegging in formulier D doen vertalen door een beëdigde vertaler in de ta(a)l(en) van de lidstaat van tenuitvoerlegging. Slechts enkele lidstaten aanvaarden formulier D in andere talen dan hun eigen taal.

De verplichting formulier D te vertalen, brengt onnodige kosten mee omdat alleen punt 4.3 van het formulier (Inhoud van de beslissing) zou moeten worden vertaald, aangezien de andere velden al in alle talen beschikbaar zijn. Vertalers brengen echter vaak de vertaling van het volledige formulier in rekening. De partij die de beslissing ten uitvoer wil leggen, moet daardoor onnodige kosten maken, bovenop de andere kosten, waardoor hij er misschien van afziet de vordering in te stellen of de beslissing ten uitvoer te doen leggen.

Door de wijziging zal de verplichting tot vertaling worden beperkt tot de inhoud van de beslissing in punt 4.3 van formulier D.

3.1.8. Invoering van informatieverplichtingen voor de lidstaten met betrekking tot de gerechtskosten, de mogelijkheden van betaling op afstand van de gerechtskosten en de beschikbaarheid van bijstand bij het invullen van de formulieren

Met het oog op openbaarmaking moeten de lidstaten momenteel de Commissie informatie meedelen over de bevoegde gerechten, de aanvaarde communicatiemiddelen, de mogelijkheid van beroep, de aanvaarde talen voor tenuitvoerlegging en de tenuitvoerleggingsautoriteiten (artikel 25), maar niet over de gerechtskosten en de betaalwijzen van de gerechtskosten. Hoewel de lidstaten moeten samenwerken om informatie over de kosten bekend te maken (artikel 24), heeft dit niet geleid tot meer transparantie daarover. Voorts is de verplichting van de lidstaten de mogelijkheid van het verlenen van praktische bijstand bij het invullen van de formulieren (artikel 11) te waarborgen, in veel gevallen niet nagekomen.

Als de lidstaten de verplichting wordt opgelegd de Commissie te informeren over de gerechtskosten en de betaalwijzen voor de Europese procedure voor geringe vorderingen, en over de beschikbaarheid van praktische bijstand voor de partijen, en de Commissie die informatie openbaar moet maken, zou dat de transparantie en uiteindelijk ook de toegang tot de rechter verbeteren.

14.

3.2. Overige technische wijzigingen


Verschillende bepalingen van Verordening (EG) nr. 861/2007 kunnen worden verbeterd om rekening te houden met de laatste ontwikkelingen, zoals de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Om te beginnen moeten de artikelen 26 en 27 van de verordening in overeenstemming worden gebracht met de nieuwe delegatieprocedure waarin artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet.

Ten tweede zal artikel 18 van de verordening moeten worden verduidelijkt om in de praktijk moeilijkheden te voorkomen zoals die welke aan de orde werden gesteld in een recent verzoek om prejudiciële beslissing dat bij het Hof van Justitie is ingediend in verband met een soortgelijke bepaling in het kader van Verordening (EG) nr. 1896/2006[11]. Hetzelfde recht om heroverweging te vragen is enigszins anders maar wel al duidelijker geformuleerd in Verordening (EG) nr. 4/2009 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen. Er is geen reden om de bepalingen inzake heroverweging, die precies dezelfde doelstelling nastreven, in de verschillende Europese verordeningen anders te formuleren. De voorgestelde herziening wil het recht om heroverweging te vragen, verduidelijken, zodat het met Verordening 4/2009 in overeenstemming is.

15.

3.3. Rechtsgrondslag


Verordening (EG) nr. 861/2007 werd aangenomen op grond van artikel 61, onder c), van het EG-Verdrag, dat bepaalt dat de Raad maatregelen aanneemt op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, en artikel 67, lid 1, van het EG-Verdrag, dat de te volgen wetgevingsprocedure bepaalt. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten herzieningen van Verordening (EG) nr. 861/2007 op artikel 81, lid 2, onder a), c) en f), van het VWEU worden gebaseerd.

16.

3.4. Subsidiariteit en evenredigheid


Dat EU-maatregelen nodig zijn, is reeds in 2007 vastgesteld toen Verordening (EG) nr. 861/2007 werd aangenomen. De kwestie die wordt aangepakt, heeft grensoverschrijdende aspecten die niet op toereikende wijze kunnen worden aangepakt met individuele maatregelen van de lidstaten. De doelstelling het vertrouwen van de consumenten en de ondernemingen, en dan vooral van de kmo's, in grensoverschrijdende handel te vergroten en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende geschillen te verbeteren, kan niet worden bereikt zonder een wijziging van de bestaande verordening om de ontwikkelingen sedert 2007 beter in aanmerking te nemen en de vastgestelde problemen inzake de toepassing van Verordening (EG) nr. 861/2007 beter aan te pakken.

Waar nationale vereenvoudigde procedures bestaan, lopen die zeer sterk uiteen qua plafond en de procedurele vereenvoudiging die is verwezenlijkt. Zonder eenvormige procedurele normen die voor de gehele EU gelden, blijft het complexer en duurder om in een ander land een vordering in te stellen, omdat de partijen niet vertrouwd zijn met het procesrecht van andere landen, vertaling en vertolking nodig zijn en er voor de mondelinge behandeling moet worden gereisd, wat leidt tot onevenredige kosten en lang aanslepende procedures in vergelijking met binnenlandse geschillen. Omdat de mededinging op de interne markt wordt vervalst door onevenwichtigheden in het functioneren van de procedurele middelen die de eisers/schuldeisers in de verschillende lidstaten ter beschikking staan, zijn EU-maatregelen nodig om schuldeisers en schuldenaren in de gehele EU gelijke voorwaarden te garanderen. Zo zal het huidige plafond er zonder herziening toe leiden dat veel kmo's in een grensoverschrijdend geschil nog steeds geen gebruik kunnen maken van een vereenvoudigde en eenvormige gerechtelijke procedure in alle lidstaten. En ook als niet voor de gehele EU de onevenredige gerechtskosten worden beperkt en wordt voorzien in de mogelijkheid van betaling op afstand van de gerechtskosten, zouden veel schuldeisers geen toegang hebben tot de rechter.

Voorts zouden EU-maatregelen duidelijk doeltreffender zijn dan maatregelen van de lidstaten, omdat de gewijzigde verordening eenvormige procedurele instrumenten aanbiedt voor alle grensoverschrijdende geschillen die onder haar toepassingsgebied vallen, ongeacht waar het gerecht dat de zaak behandelt, in de EU is gevestigd. Door de herziening zal de toegang tot de rechter worden verbeterd, met name voor heel wat geringe vorderingen van kmo's die nu buiten het toepassingsgebied van de verordening vallen, en voor consumenten en kmo's die grensoverschrijdende geschillen hebben die buiten de huidige definitie van de verordening vallen. Voorts zou de herziening de procedure doeltreffender maken voor alle vorderingen die onder haar toepassingsgebied vallen, dankzij eenvormige procedurele regels die de procesvoering over grensoverschrijdende geschillen verder vereenvoudigen en goedkoper maken. Als meer schuldeisers met geringe vorderingen betere toegang tot doeltreffendere gerechtelijke procedures hebben, zal de kapitaalstroom worden gedeblokkeerd, waardoor het vertrouwen in grensoverschrijdende handel toeneemt en de werking van de interne markt verbetert.

Door de herziening zal ook de tenuitvoerlegging van beslissingen verder worden vereenvoudigd, vooral voor vorderingen waarvan de waarde momenteel het plafond overschrijdt, en zullen de gerechten en de handhavingsautoriteiten elkaar meer gaan vertrouwen naarmate zij de Europese procedure voor geringe vorderingen beter leren kennen.

17.

3.5. Grondrechten


Zoals in detail is uiteengezet in de bij dit voorstel gevoegde effectbeoordeling en in overeenstemming met de strategie van de Unie voor de effectieve tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, eerbiedigen alle elementen van de herziening de in het Handvest van de grondrechten neergelegde rechten.

Het recht op een eerlijk proces (artikel 47, lid 2, van het Handvest) is gewaarborgd, omdat door de wijziging de toegang tot de rechter zal worden verbeterd voor vorderingen met een geringe waarde in alle grensoverschrijdende zaken. Voorts zijn er procedurele waarborgen ingevoerd om ervoor te zorgen dat de rechten van de partijen niet negatief worden beïnvloed door de grotere vereenvoudiging van de procedure die door de voorgestelde wijzigingen wordt gerealiseerd. Zo kan er alleen gebruik worden gemaakt van elektronische diensten met ontvangstbevestiging als de partijen daarmee instemmen. Als een partij voor het gerecht wil verschijnen, zal een uitzondering op de verplichte videoconferentie of teleconferentie worden gemaakt en voor vorderingen met een waarde van meer dan 2 000 EUR zullen de gerechten geen mondelinge behandeling via telecommunicatiemiddelen kunnen weigeren indien ten minste één partij daarom verzoekt.

18.

3.6. Gevolgen voor de begroting


De enige gevolgen voor de begroting van de Europese Unie die uit de voorgestelde verordening voortvloeien, bestaan in de eenmalige kosten voor de voorbereiding van het verslag vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de verordening.