Toelichting bij COM(2014)49 - Standpunt EU in de commissie tonijn in de Indische Oceaan (IOTC)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Bij Besluit 95/399/EG van de Raad[1] heeft de Europese Gemeenschap de overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) goedgekeurd. De IOTC is een regionale organisatie voor visserijbeheer (RFMO) die met het beheer van tonijn en verwante soorten in de Indische Oceaan en aangrenzende zeeën is belast. In 1995 heeft de Europese Unie zich bij de IOTC aangesloten.

Overeenkomstig artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de RFMO's, bijvoorbeeld wanneer hun lichamen handelingen met rechtsgevolgen vaststellen, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van hun institutionele kader, worden vastgesteld bij besluit van de Raad, op voorstel van de Commissie.

Zo'n standpunt in een RFMO wordt thans volgens een tweeledige aanpak vastgesteld. In een besluit van de Raad worden de algemene beginselen en oriëntaties van het standpunt van de Unie op meerjarige basis bepaald, dat vervolgens voor elke jaarvergadering wordt aangepast aan de hand van in de desbetreffende groep van de Raad te bespreken non-papers van de Commissie.

Ten aanzien van de IOTC is in Besluit 7537/09 van de Raad van 23 maart 2009 bepaald dat het standpunt van de Unie vóór de jaarvergadering van 2014 moet worden getoetst en eventueel moet worden herzien. Met het voorliggende voorstel wordt het standpunt van de Unie in de IOTC voor de periode 2014-2019 geformuleerd en wordt Besluit 7537/09 van de Raad, dat betrekking heeft op de periode 2009-2014, derhalve vervangen.

De herziening is bedoeld om de beginselen en oriëntaties van het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid (GVB) in het toekomstige mandaat op te nemen en daarbij ook rekening te houden met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie over de externe dimensie van het GVB[2]. Voorts is het standpunt van de Unie aangepast aan het Verdrag van Lissabon. Ten slotte is bij de herziening van het standpunt zoveel mogelijk rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de verschillende RFMO's.

Evenals de thans voor andere RFMO's ingenomen standpunten berust het in het onderhavige voorstel vervatte standpunt op beginselen en oriëntaties. Voorts is de standaardprocedure voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie in dit voorstel opgenomen, zoals dat op verzoek van de lidstaten ook is gedaan bij andere standpunten, die in het recentere verleden zijn aangepast.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



De externe dimensie van het GVB maakte deel uit van de effectbeoordeling voor de GVB-hervormingsvoorstellen. De beginselen en oriëntaties voor het nieuwe GVB zijn eenvoudigweg overgenomen in de herziene standpunten.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Het voorgestelde besluit berust op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, juncto artikel 218, lid 9, waarin is bepaald dat de Raad, op voorstel van de Commissie, een besluit moet vaststellen waarin wordt vastgelegd welke standpunten namens de Unie moeten worden ingenomen in een bij overeenkomst opgericht lichaam wanneer dat lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt. Dit geldt voor het standpunt dat de Commissie namens de Unie in de IOTC moet innemen.

Verordening (EU) nr. XXX (de nieuwe basisverordening) vormt de rechtsgrondslag voor de beginselen waarop dit onderhandelingsmandaat moet berusten.

Het besluit treedt in de plaats van Besluit 7537/09 van de Raad, dat betrekking heeft op de periode 2009-2014, en geldt voor de periode 2014-2019.