Toelichting bij COM(2014)81 - Standpunt EU betreffende de verlenging van het recht van aanspraak voor coproducties zoals vastgesteld in het Protocol betreffende culturele samenwerking met Korea

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds[1], is sinds juli 2011 voorlopig toegepast. In het Protocol betreffende culturele samenwerking (hierna 'het protocol' genoemd), dat in het kader van de vrijhandelsovereenkomst door de partijen is gesloten, is een kader vastgesteld waarbinnen de partijen samenwerken om de uitwisseling van culturele activiteiten, goederen en diensten, onder meer in de audiovisuele sector, te vergemakkelijken en de voorwaarden voor dergelijke uitwisselingen te verbeteren.

In afwijking van de institutionele bepalingen van de vrijhandelsovereenkomst is het Handelscomité niet bevoegd voor het protocol. In plaats daarvan vervult het Comité voor culturele samenwerking, dat in het kader van het protocol is opgericht en uit hoge ambtenaren van elk van beide partijen bestaat, alle functies van het Handelscomité ten aanzien van het protocol, voor zover die functies voor de uitvoering van het protocol van belang zijn. Het Comité voor culturele samenwerking is op 5 december 2013 in Brussel voor het eerst bijeengekomen en de partijen hebben bij die gelegenheid informatie uitgewisseld over hun respectieve wettelijke kaders en culturele activiteiten.

Met het protocol zijn de partijen, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, onder andere overeengekomen dat audiovisuele coproducties van producenten uit de EU en uit Korea onder bepaalde specifieke voorwaarden in aanmerking komen voor steun van de respectieve regelingen ter bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud. Dergelijke coproducties kunnen in de EU als Europese werken en in Korea als Koreaanse werken worden beschouwd, voor zover zij aan de voorwaarden van artikel 5 van het protocol voldoen (zie met name lid 8, onder a) tot en met c)). Dit recht is voor een periode van drie jaar (van 1 juli 2011 tot 30 juni 2014) vastgelegd en het voorstel is nu dit recht met nog eens drie jaar te verlengen.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



In het protocol is vastgelegd dat elke partij een interne adviesgroep moest oprichten, bestaande uit vertegenwoordigers van de culturele en audiovisuele sector die actief zijn op de door dit protocol bestreken gebieden. De EU-adviesgroep is op 25 september 2013 in Brussel bijeengekomen om de resultaten van de tenuitvoerlegging van het recht op ondersteuning te beoordelen in termen van een grotere culturele diversiteit en een voor beide partijen voordelige samenwerking inzake coproducties.

Ondanks het ontbreken van audiovisuele coproducties die aan de voorwaarden van het protocol voldoen, is de adviesgroep het erover eens dat het protocol desalniettemin een nuttig instrument kan zijn en beveelt zij aan het recht van aanspraak voor EU-Koreaanse coproducties met nog eens drie jaar te verlengen. De adviesgroep concludeert tevens dat in de bedrijfstak, op nationaal en op EU-niveau meer bekendheid aan het protocol moet worden gegeven indien het recht van aanspraak naar behoren moet worden benut.

Op 31 oktober 2013 is tijdens een vergadering van het Comité culturele zaken van de Raad van de Europese Unie het recht van aanspraak voor audiovisuele coproducties met de lidstaten van de EU besproken. Na de raadpleging van de lidstaten en gezien het advies van de adviesgroep stelt de Commissie thans voor het recht van aanspraak met nog een periode van drie jaar te verlengen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



De procedure voor de verlenging van het recht van aanspraak is vastgelegd in artikel 5 van het protocol. De vereiste stappen zijn genomen, zoals hierboven nader beschreven.

In artikel 5, lid 8, van het protocol is bepaald dat indien wordt besloten dat het recht van aanspraak moet worden verlengd, het met nog een periode van drie jaar kan worden verlengd en daarna automatisch met perioden van dezelfde duur wordt verlengd, tenzij een van de partijen het recht van aanspraak ten minste drie maanden vóór het verstrijken van de termijn schriftelijk opzegt. Coproducties die van vóór een dergelijke opzegging dateren, kunnen nog steeds voor de respectieve regelingen voor de bevordering van plaatselijke en regionale culturele inhoud in aanmerking komen.

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Besluit 2011/265/EU van de Raad is een besluit van de Raad nodig om de voorgestelde verlenging van het recht van aanspraak vast te stellen.

3.

Gevolgen voor de begroting


N.v.t.

4.

Facultatieve elementen


N.v.t.