Toelichting bij COM(2014)106 - Standpunt EU in Comité douanesamenwerking EU-China tav wederzijdse erkenning van het AEO-programma van de EU en het MCME-programma van China

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De Uniewetgeving over geautoriseerde marktdeelnemers (AEO) is tot stand gekomen via een wijziging van het communautaire douanewetboek (Verordening (EG) nr. 648/2005, aangenomen in april 2005). Deze wetgeving is in januari 2008 in werking getreden. Het doel van partnerschapsprogramma´s met het bedrijfsleven zoals het AEO-programma is om faciliteiten te bieden aan betrouwbare ondernemers die aantonen dat zij de vereisten op douanegebied nakomen, en de veiligheid van hun schakel in de internationale toeleveringsketen waarborgen.

De wederzijdse erkenning van partnerschapsprogramma's met het bedrijfsleven bevordert de veiligheid van de gehele toeleveringsketen en vergemakkelijkt het handelsverkeer. De aanpak die in het Framework of Standards to Secure and Facilitate Trade van de Werelddouaneorganisatie is overeengekomen, wordt hiermee internationaal geconsolideerd. Tevens wordt tegemoetgekomen aan de wens van het bedrijfsleven om een wildgroei van eisen te voorkomen en de douaneveiligheidsprocedures eenvormig te maken.

De Overeenkomst betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken ("de overeenkomst") tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Volksrepubliek China ("China"), die op 8 december 2004 werd ondertekend, dient als basis voor de betrekkingen tussen de EU en China op douanegebied. Volgens deze overeenkomst verbinden de respectieve douaneautoriteiten zich ertoe de douanesamenwerking, die betrekking heeft op alle aangelegenheden in verband met de toepassing van de douanewetgeving, te ontwikkelen. Zij verbinden zich er met name toe om handelsbevorderende acties op het gebied van douane te ontwikkelen, rekening houdend met het werk dat in dit verband door internationale organisaties is gedaan.

De wederzijdse erkenning moet de EU en China in staat stellen faciliteiten te bieden aan marktdeelnemers die inspanningen hebben geleverd op het gebied van naleving en veiligheid van de toeleveringsketen en daarvoor een certificaat hebben ontvangen in het kader van hun respectieve partnerschapsprogramma met het bedrijfsleven.

In september 2010 heeft het Gemengd Comité douanesamenwerking EU-China ("het Gemengd Comité") verzocht om de opstelling van een routekaart naar wederzijdse erkenning van de AEO-programma’s. In december 2010 is overeenstemming over deze routekaart bereikt op de bijeenkomst van de Gemengde Stuurgroep douanesamenwerking EU-China ("de stuurgroep").

In juni 2011 heeft de Werkgroep wederzijdse AEO-erkenning EU-China de grondige vergelijking van het AEO-programma van de EU met het MCME-programma van China (Measures on Classified Management of Enterprises - maatregelen voor het systematische beheer van ondernemingen) voltooid. Op basis van deze grondige vergelijking, waarbij zowel deskanalyses als controles van de praktische uitvoering zijn verricht, is de stuurgroep tot de conclusie gekomen dat de twee programma’s als onderling verenigbaar kunnen worden beschouwd.

In juni 2012 heeft het Gemengd Comité ingestemd met de opening van formele onderhandelingen. Sindsdien hebben er drie onderhandelingsronden plaatsgevonden: de eerste in januari 2013, de tweede in maart 2013, en de derde in oktober 2013 om de laatste hand te leggen aan het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité betreffende wederzijdse AEO-erkenning.

De wederzijdse erkenning van partnerschapsprogramma’s met het bedrijfsleven is een van de hoekstenen van het strategische kader voor de douanesamenwerking tussen de EU en China.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



De lidstaten zijn in het kader van de Groep douane-unie van de Raad van de Europese Unie geraadpleegd.

Er behoeft geen effectbeoordeling te worden verricht daar het besluit van het Gemengd Comité uitvoering geeft aan de overeenkomst en de inhoud ervan niet wijzigt.

2.

Juridische elementen van het voorstel



De Raad wordt verzocht een standpunt van de Europese Unie vast te stellen met betrekking tot een ontwerpbesluit van het Gemengd Comité douanesamenwerking op basis van artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

De rechtsgrond van het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité is artikel 21 van de overeenkomst.

Het voorstel betreft het gemeenschappelijke handelsbeleid, dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen rechtstreekse gevolgen voor de begroting van de Unie.