Toelichting bij COM(2014)433 - Intrekking van Besluit 2010/287/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Nederland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52014PC0433

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot intrekking van Besluit 2010/287/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Nederland /* COM/2014/0433 final */


Aanbeveling voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot intrekking van Besluit 2010/287/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Nederland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Besluit 2010/287/EU van de Raad van 2 december 2009[1] is, op aanbeveling van de Commissie, besloten dat in Nederland een buitensporig tekort bestond. De Raad stelde vast dat voor 2009 met een overheidstekort van 4,8 % van het bbp werd gerekend en dat daarmee de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het bbp werd overschreden, terwijl de bruto overheidsschuld zou uitkomen op 59,7 % van het bbp in 2009, dus boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het bbp[2].

Op 2 december 2009 heeft de Raad, overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[3], op grond van een aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot Nederland gericht waarin het land werd verzocht om uiterlijk eind 2013 een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie. De aanbeveling werd openbaar gemaakt.

Op 21 juni 2013 heeft de Raad geconcludeerd dat Nederland effectief gevolg had gegeven aan de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag maar dat zich na de vaststelling van de oorspronkelijke aanbeveling onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met belangrijke negatieve gevolgen voor de overheidsfinanciën hadden voorgedaan. Daarom oordeelde de Raad (op basis van een aanbeveling van de Commissie) dat aan de in artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1467/97 bedoelde voorwaarden was voldaan om een nieuwe aanbeveling tot Nederland te richten overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag waarin het land werd verzocht om uiterlijk in 2014 een eind te maken aan de buitensporigtekortsituatie. De aanbeveling werd openbaar gemaakt.

Overeenkomstig artikel 4 van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dit protocol dienen de lidstaten tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsook over andere, daarmee samenhangende variabelen te verstrekken ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten[4].

Wanneer de Raad overweegt of een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort moet worden ingetrokken, moet hij een besluit nemen op basis van ter kennis gebrachte gegevens. Bovendien mag een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de drempel van 3% van het bbp niet zal overschrijden[5].

Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009 heeft verstrekt naar aanleiding van de door Nederland vóór 1 april 2014 ingediende kennisgeving, uit het stabiliteitsprogramma voor 2014 en uit de voorjaarsprognoses 2014 van de diensten van de Commissie kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

– nadat het Nederlandse overheidstekort in 2009 een piek bereikte van 5,6 % van het bbp, werd het geleidelijk teruggebracht en kwam het in 2013 uit op 2,5 % van het bbp[6]. Deze verbetering kwam tot stand als gevolg van consolidatiemaatregelen aan zowel de uitgavenzijde als de ontvangstenzijde, met name door een verhoging van de (indirecte) belastingen en bezuinigingen op de overheidsuitgaven;

– volgens het stabiliteitsprogramma 2014 van Nederland zal het overheidstekort in 2014 oplopen tot 2,9 % van het bbp in 2014 en zal het in 2015 afnemen tot 2,1 % van het bbp, terwijl de Commissie in haar voorjaarsprognoses 2014 verwacht dat het overheidstekort in 2014 2,8 % van het bbp zal bedragen en in 2015 1,8 % van het bbp. Bijgevolg zal het tekort in de prognoseperiode waarschijnlijk onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp blijven;

– na een verbetering met 1,4 % van het bbp in 2013 wordt verwacht dat het structureel saldo - d.w.z. het conjunctuurgezuiverde overheidssaldo ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen - zich bij ongewijzigd beleid in 2014 verder zal stabiliseren en in 2015 met 0,5 procentpunt zal verbeteren. Tegen deze achtergrond lijkt er momenteel sprake te zijn van een groeiende kloof van 0,5 % van het bbp ten opzichte van de vereiste aanpassing van het structurele tekort in de richting van de middellangetermijndoelstelling in 2014. Het risico bestaat derhalve dat in aanzienlijke mate van het aanpassingstraject zal worden afgeweken, zodat een versterking van de begrotingsmaatregelen noodzakelijk zal zijn om ervoor te zorgen dat het preventieve deel van het pact volledig wordt nageleefd;

– de schuldquote steeg tussen 2010 en 2013 met circa 10 procentpunt tot 73,5 %. Volgens de voorjaarsprognoses 2014 van de diensten van de Commissie zal de bruto-overheidsschuld verder stijgen tot 73,8 % van het bbp in 2014 en vervolgens afnemen tot 73,4 % van het bbp in 2015.

De Raad herinnert eraan dat Nederland met ingang van 2014, het jaar volgend op de correctie van zijn buitensporig tekort, onderworpen is aan het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en in een passend tempo vorderingen moet maken om aan zijn middellangetermijndoelstelling te voldoen, daaronder begrepen de naleving van de uitgavenbenchmark, en voldoende vooruitgang moet boeken in de richting van de vervulling van het schuldcriterium overeenkomstig artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten.

Volgens artikel 126, lid 12, van het Verdrag moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken wanneer de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Nederland gecorrigeerd en dient Besluit 2010/287/EU derhalve te worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Nederland is gecorrigeerd.

Artikel 2

Besluit 2010/287/EU wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               PB L 125 van 21.5.2010, blz. 42.

[2]               Het overheidstekort en de overheidsschuld voor 2009 werden vervolgens herzien tot, respectievelijk, 5,6 % en 60,8 % van het bbp.

[3]               PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

[4]               PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

[5]               Overeenkomstig de “Specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma’s” van 3 september 2012.ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance

[6]               Het overheidstekort van 2013 werd sterk beïnvloed door de nationalisatie van SNS REAAL; volgens de meest recente beoordeling door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft deze nationalisatie echter geen gevolgen gehad voor het uiteindelijke tekort, maar een definitief besluit over de indeling door Eurostat is nog niet vastgesteld. Op basis van de thans beschikbare informatie kan het tekort hierdoor maximaal 0,3 % van het bbp hoger uitvallen.