Toelichting bij COM(2014)435 - Intrekking van Besluit 2010/282/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Oostenrijk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52014PC0435

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot intrekking van Besluit 2010/282/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Oostenrijk /* COM/2014/0435 final */


1.

Aanbeveling voor een


BESLUIT VAN DE RAAD

tot intrekking van Besluit 2010/282/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Oostenrijk

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 126, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Besluit 2010/282/EU van de Raad van 2 december 2009 is, op aanbeveling van de Commissie, besloten dat in Oostenrijk een buitensporig tekort bestond. De Raad stelde vast dat voor 2009 met een overheidstekort van 3,9 % van het bbp werd gerekend en dat daarmee de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp werd overschreden, terwijl de bruto overheidsschuld zou uitkomen op 68,2 % van het bbp in 2009, dus boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp[1].

Op 2 december 2009 heeft de Raad, overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[2], op grond van een aanbeveling van de Commissie, tot Oostenrijk een aanbeveling gericht waarin het land werd verzocht om uiterlijk eind 2013 aan de buitensporigtekortsituatie een eind te maken. Die aanbeveling is openbaar gemaakt.

Overeenkomstig artikel 4 van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dit protocol dienen de lidstaten, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten[3], de Commissie tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens te verstrekken over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsmede over andere, daarmee samenhangende variabelen.

Wanneer de Raad beziet of een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort moet worden ingetrokken, moet hij een besluit nemen op basis van ter kennis gebrachte gegevens. Bovendien mag een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de drempel van 3 % van het bbp niet zal overschrijden[4].

Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009 na de kennisgeving van Oostenrijk van april 2014 heeft verstrekt, uit het stabiliteitsprogramma 2014 en uit de voorjaarsprognoses 2014 van de Commissie blijkt dat de volgende conclusies gerechtvaardigd zijn:

– nadat het overheidstekort in 2010 een piek bereikte van 4,5 % van het bbp, zakte het al in 2011 onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 %. Deze verbetering ten opzichte van het aanvankelijk geplande begrotingsresultaat hing samen met het feit dat de overheidsuitgaven voor de herkapitalisatie van de 'restbank' KA Finanz (circa 0,4 % van het bbp) in de overheidsrekeningen van 2012 zijn opgenomen, toen de eruit voortvloeiende gevolgen werden bevestigd op basis van de jaarrekening van de bank. In mindere mate was de daling van het tekort te danken aan het feit dat de uitgaven lager waren dan gepland en aan de gunstiger economische omstandigheden, waardoor de inkomsten sterker stegen dan voorspeld. In tegenstelling tot zowel de nationale prognoses als de prognoses van de Commissie bleef het overheidstekort in 2012 onder de 3 % van het bbp. Vanwege de risico's die dreigden in verband met mogelijke extra herstelmaatregelen voor de financiële sector, die in een tekort van meer dan 3 % van het bbp in de volgende jaren hadden kunnen resulteren, heeft de Commissie echter geen vroegtijdige stopzetting van de btp aanbevolen. Deze risico’s zijn echter niet bewaarheid en voor 2013 heeft Oostenrijk een tekort van 1,5 % van het bbp meegedeeld. Deze verdere daling van het tekort was grotendeels toe te schrijven aan de onverwachte omvang van de eenmalige maatregelen in verband met de verkoop van een mobieletelefoonspectrum, die goed was voor bijna 0,6 % van het bbp;

– volgens het stabiliteitsprogramma voor de periode 2014-2018, dat de Oostenrijkse regering op 29 april 2014 heeft goedgekeurd, zal het tekort toenemen tot 2,7 % van het bbp in 2014 en daarna dalen tot 1,4 % van het bbp in 2015. Volgens de voorjaarsprognoses 2014 van de Commissie zal het tekort in 2014 uitkomen op 2,8 % van het bbp en in 2015 op 1,5 % van het bbp. Aldus zal het tekort gedurende de prognoseperiode onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp blijven. Ter voorkoming van een verwachte significante afwijking van het vereiste aanpassingstraject in de richting van de MTD heeft de regering in het kader van Verordening (EU) nr. 473/2013 een reeks aanvullende bezuinigingen en hogere inkomsten aangekondigd, en in een brief aan de Commissie bevestigd, die door de Commissie zijn beoordeeld en 0,2 % van het bbp belopen;

– de stijging van het overheidstekort in 2014 wordt veroorzaakt door het opzetten van een afsplitsingsstructuur (liquidatie-entiteit, Abbaueinheit) voor de liquidatie van de probleemactiva van Hypo Alpe Adria. Het effect van de oprichting van de liquidatie-entiteit voor Hypo Alpe Adria wordt door een externe deskundigengroep van door de regering benoemde adviseurs op maximaal 4 miljard EUR (1,2 % van het bbp) geraamd, met inbegrip van het effect van een al in 2014 verrichte kapitaalinjectie van 750 miljoen EUR. De definitieve bepaling van het tekortverhogende effect is afhankelijk van een onafhankelijke doorlichting van de kwaliteit van de activa van Hypo Alpe Adria. Deze doorlichting zal later dit jaar plaatsvinden om Eurostat in staat te stellen het statistische effect van deze transactie te beoordelen. De huidige door de deskundigengroep verrichte evaluatie lijkt te worden gekenmerkt door een redelijke mate van voorzichtigheid en kan derhalve als aannemelijk worden beschouwd. Dat deze maatregel een grotere impact op het tekort zal hebben, kan evenwel niet worden uitgesloten. Dit is het belangrijkste neerwaartse risico voor de tekortprognose voor 2014. Mede rekening houdend met de aanvullende discretionaire maatregelen die door de regering na de bekendmaking van de prognoses van de Commissie zijn aangekondigd en tot een verdere vermindering van het nominale tekort zouden moeten leiden, lijken de risico's voor het tekort in 2014 over het algemeen in evenwicht te zijn;

– het structurele saldo, d.w.z. conjunctuurgezuiverd en ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, is tussen 2011 en 2013 elk jaar gemiddeld met bijna 0,7 % van het bbp verbeterd, hetgeen grotendeels spoort met de aanbevelingen van de Raad. Volgens de voorjaarsprognoses van de Commissie, haar beoordeling van het bijgewerkte ontwerpbegrotingsplan dat op 29 april 2014 is ingediend en van de door de regering op 12 mei 2014 aangekondigde aanvullende maatregelen, verbetert het structurele saldo naar verwachting licht in 2014. Tegen deze achtergrond lijkt er zich momenteel een verschil van 0,5 % van het bbp af te tekenen ten opzichte van de vereiste aanpassing van het structurele saldo in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor 2014, wat laat vermoeden dat de begrotingsmaatregelen moeten worden versterkt om volledig aan het preventieve deel van het pact te voldoen, gelet op het zich aandienende risico van een significante afwijking van het vereiste aanpassingstraject;

– de schuldquote steeg van 69,2 % tot 74,5 % tussen 2009 en 2013. De bruto overheidsschuld zal naar verwachting in 2014 stijgen tot circa 80 % van het bbp, voornamelijk als gevolg van de opneming in de overheidsschuld van verplichtingen die zijn aangegaan in verband met de overdracht van de probleemactiva van Hypo Alpe Adria aan de liquidatie-entiteit.

De Raad herinnert eraan dat Oostenrijk, met ingang van 2014, het jaar volgend op de correctie van zijn buitensporig tekort, onderworpen is aan het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en in een passend tempo vooruitgang moet boeken richting zijn middellangetermijndoelstelling, daaronder begrepen de naleving van de uitgavenbenchmark, en voldoende vooruitgang moet boeken richting de vervulling van het schuldcriterium, overeenkomstig artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten.

Volgens artikel 126, lid 12, van het Verdrag moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken wanneer de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Oostenrijk gecorrigeerd en dient Besluit 2010/282/EU derhalve te worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

2.

Artikel 1


Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Oostenrijk is gecorrigeerd.

3.

Artikel 2


Besluit 2010/282/EU wordt ingetrokken.

4.

Artikel 3


Dit besluit is gericht tot de Republiek Oostenrijk.

Gedaan te Brussel,

5.

Voor de Raad


De voorzitter

[1] Het overheidstekort en de overheidsschuld voor 2009 werden vervolgens herzien tot, respectievelijk, 5,5 % en 116,4 % van het bbp.

[2] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

[3] PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

[4] Overeenkomstig de "Specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma’s" van 3 september 2012. Zie: ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance