Toelichting bij COM(2014)436 - Intrekking van Besluit 2010/284/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Tsjechië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52014PC0436

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot intrekking van Besluit 2010/284/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in de Tsjechische Republiek /* COM/2014/0436 final */


Aanbeveling voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot intrekking van Besluit 2010/284/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in de Tsjechische Republiek

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 126, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Besluit 2010/284/EU van de Raad van 2 december 2009[1] is op aanbeveling van de Commissie besloten dat er in Tsjechië een buitensporig tekort bestond. De Raad nam er nota van dat Tsjechië voor 2009 rekende met een overheidstekort van 6,6 % van het bbp, wat meer is dan de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3% van het bbp, terwijl de bruto-overheidsschuld in 2009 naar verwachting zou uitkomen op 35,5 % van het bbp, wat ruimschoots lager is dan de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % van het bbp[2].

Overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[3] heeft de Raad op 2 december 2009, op basis van een aanbeveling van de Commissie, tot Tsjechië een aanbeveling gericht waarin het land werd verzocht om uiterlijk eind 2013 aan de buitensporigtekortsituatie een einde te maken. De aanbeveling werd openbaar gemaakt.

Overeenkomstig artikel 4 van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dit protocol moeten de lidstaten overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten[4] tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld verstrekken, alsook over andere, daarmee samenhangende variabelen.

Wanneer de Raad overweegt of een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort moet worden ingetrokken, moet hij een besluit nemen op basis van de ter kennis gebrachte gegevens. Bovendien mag een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp niet zal overschrijden[5].

Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009 na de vóór 1 april 2014 door Tsjechië gedane kennisgeving heeft verstrekt, en uit de voorjaarsprognoses 2014 van de Commissie kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

– nadat het overheidstekort van Tsjechië in 2009 een piek van 5,8 % van het bbp had bereikt, werd het teruggebracht en kwam het uit op 1,5 % van het bbp in 2013, d.i. binnen de door de Raad gestelde termijn. Deze verbetering kwam tot stand door de consolidatie aan zowel de uitgaven- als de ontvangstenzijde, die met name werd bewerkstelligd door verhogingen van de indirecte belastingen en bezuinigingen op de overheidsinvesteringen;

– volgens het convergentieprogramma 2014 van Tsjechië zal het overheidstekort stijgen tot 1,8 % van het bbp in 2014 en 2,3 % van het bbp in 2015, terwijl de voorjaarsprognoses 2014 van de Commissie uitgaan van een overheidstekort van 1,9 % van het bbp in 2014 en 2,4 % van het bbp in 2015, bij ongewijzigd beleid. Bijgevolg zal het tekort gedurende de prognoseperiode onder de referentiewaarde van 3% van het bbp blijven;

– het structurele saldo, dat wil zeggen het overheidssaldo gecorrigeerd voor de conjunctuur en ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, is tussen 2009 en 2013 elk jaar met gemiddeld 1,4 % van het bbp verbeterd. Naar verwachting zal dit saldo, bij ongewijzigd beleid, verslechteren met 1 % van het bbp in 2014 (tot - 1,1 % van het bbp) en nog eens met 0,8 % van het bbp in 2015;

– de schuldquote is tussen 2009 en 2013 met 11,5 procentpunten toegenomen tot 46 %. Volgens de voorjaarsprognoses 2014 van de Commissie zal de bruto-overheidsschuld tijdelijk dalen tot 44,4 % van het bbp in 2014 en stijgen tot 45,8 % van het bbp in 2015.

De Raad herinnert eraan dat Tsjechië met ingang van 2014, het jaar na de correctie van het buitensporige tekort, onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact valt en zijn structurele saldo op of boven het niveau van zijn middellangetermijndoelstelling moet houden.

Overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het Verdrag moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Tsjechië gecorrigeerd en moet Besluit 2010/284/EU bijgevolg worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat de buitensporigtekortsituatie in Tsjechië is gecorrigeerd.

Artikel 2

Besluit 2010/284/EU wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Tsjechische Republiek.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               PB L 125 van 21.5.2010, blz. 36.

[2]               Nadien werden het overheidstekort en de overheidsschuld voor 2009 herzien tot 5,8 %, respectievelijk 34,6 % van het bbp.

[3]               PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

[4]               PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

[5]               Overeenkomstig de “Specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma’s” van 3 september 2012. Zie: ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance