Toelichting bij COM(2014)437 - Intrekking van Besluit 2010/283/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in België

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52014PC0437

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot intrekking van Besluit 2010/283/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in België /* COM/2014/0437 final */


Aanbeveling voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot intrekking van Besluit 2010/283/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in België

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Besluit 2010/283/EU van de Raad van 2 december 2009[1] is, op aanbeveling van de Commissie, besloten dat er in België een buitensporig tekort bestond. De Raad merkte op dat voor 2009 met een overheidstekort van 5,9 % van het bbp werd gerekend, waarmee de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het bbp werd overschreden, terwijl de bruto overheidsschuld zou uitkomen op 97,6 % van het bbp in 2009, dus boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp[2].

Overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[3] heeft de Raad op 2 december 2009 op aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot België gericht waarin het land werd verzocht om uiterlijk eind 2012 aan de buitensporigtekortsituatie een einde te maken. De aanbeveling is openbaar gemaakt.

Op 21 juni 2013 heeft de Raad op aanbeveling van de Commissie overeenkomstig artikel 126, lid 8, van het Verdrag besloten dat België geen doeltreffend gevolg had gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 om zijn overheidstekort uiterlijk in 2012 te corrigeren, en op grond van artikel 126, lid 9, van het Verdrag België aangemaand uiterlijk in 2013 een einde aan de buitensporigtekortsituatie te maken. Overeenkomstig artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad kreeg België tot uiterlijk 15 september de tijd om verslag uit te brengen over de getroffen maatregelen om zich naar dit besluit te voegen. Op 15 november 2013 heeft de Commissie geconcludeerd dat België doeltreffende actie had ondernomen en dat op dat moment geen verdere stappen in de buitensporigtekortprocedure noodzakelijk waren.

Overeenkomstig artikel 4 van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dit protocol dienen de lidstaten ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten[4] tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld te verstrekken, alsook over andere, daarmee samenhangende variabelen.

Wanneer de Raad beziet of een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort moet worden ingetrokken, moet hij een besluit nemen op basis van ter kennis gebrachte gegevens. Bovendien mag een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de drempel van 3% van het bbp niet zal overschrijden[5].

Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009 na de vóór 1 april 2014 door België gedane kennisgeving heeft verstrekt, uit het stabiliteitsprogramma 2014 en uit de voorjaarsprognoses 2014 van de Commissie blijkt dat de volgende conclusies gerechtvaardigd zijn:

– na in 2009 een hoogtepunt van 5,6 % van het bbp te hebben bereikt, waarvan ongeveer 0,7 % van het bbp aan eenmalige factoren toe te schrijven was, is het overheidstekort van België conform het besluit van de Raad van 21 juni 2013 teruggedrongen tot 2,6 % van het bbp in 2013. De verbetering was te danken aan een aanzienlijke budgettaire consolidatie-inspanning, alsook aan een verbetering van het conjunctuurklimaat;

– volgens het stabiliteitsprogramma voor de periode 2014-2017 dat de Belgische regering op 30 april 2014 heeft ingediend, zal het tekort afnemen tot 2,15 % van het bbp in 2014 en daarna dalen tot 1,4 % van het bbp in 2015. Bij ongewijzigd beleid zal het tekort volgens de voorjaarsprognoses 2014 van de Commissie uitkomen op 2,6 % van het bbp in 2014 en op 2,8 % van het bbp in 2015. Bijgevolg zal het tekort tijdens de prognoseperiode naar verwachting onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp blijven;

– na in 2013 met 0,7 % van het bbp te zijn verbeterd, zal het structurele saldo – d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen – bij ongewijzigd beleid volgens de prognoses in 2014 stabiel blijven en in 2015 iets verslechteren. Tegen deze achtergrond lijkt er zich momenteel een verschil van 0,5 % van het bbp af te tekenen ten opzichte van de vereiste aanpassing van het structurele saldo in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor 2014, wat laat vermoeden dat de begrotingsmaatregelen moeten worden versterkt om volledig aan het preventieve deel van het pact te voldoen, gelet op het zich aandienende risico van een significante afwijking van het vereiste aanpassingstraject en van een schending van de schuldbenchmark;

– de schuldquote is in de periode 2009-2013 met ongeveer 5 procentpunten toegenomen tot 101,5 %, mede door Belgiës bijdrage in de financiële bijstand aan lidstaten van de eurozone. Verwacht wordt dat de bruto overheidsschuld in 2014 en 2015 rond dit niveau zal blijven.

De Raad herinnert eraan dat België met ingang van 2014, het jaar volgend op de correctie van zijn buitensporig tekort, onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact valt en in een passend tempo vooruitgang moet boeken richting zijn middellangetermijndoelstelling, daaronder begrepen de naleving van de uitgavenbenchmark, en voldoende vooruitgang moet boeken richting de vervulling van het schuldcriterium, overeenkomstig artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten.

Overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het Verdrag moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken wanneer de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

Volgens de Raad is het buitensporige tekort in België gecorrigeerd en dient Besluit 2010/283/EU derhalve te worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in België is gecorrigeerd.

Artikel 2

Besluit 2010/283/EU wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               PB L 125 van 21.5.2010, blz. 34.

[2]               Het overheidstekort en de overheidsschuld voor 2009 werden vervolgens herzien tot, respectievelijk, 5,6 % en 95,7 % van het bbp.

[3]               PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

[4]               PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

[5]               Overeenkomstig de "Specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma’s" van 3 september 2012. Zie: ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance