Toelichting bij COM(2014)226 - Samenstelling van het Comité van de Regio's

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2014)226 - Samenstelling van het Comité van de Regio's .
bron COM(2014)226 NLEN
datum 11-06-2014
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Artikel 305 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat het aantal leden van het Comité van de Regio's (hierna 'het comité' genoemd), niet groter mag zijn dan 350.

Tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, was de samenstelling van het comité vastgelegd in de Verdragen. Sindsdien bepaalt artikel 305, tweede alinea, VWEU dat de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen een besluit vaststelt waarbij de samenstelling van het Comité wordt bepaald.

Artikel 8 van het Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen handhaafde de samenstelling van het Comité zoals die eerder was vastgelegd in artikel 263 van het EG-Verdrag 'tot aan de inwerkingtreding van het in artikel 305 VWEU bedoelde besluit'. Met ingang van 1 juli 2013 werd de samenstelling van het comité gewijzigd bij artikel 24, lid 1, van de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië. Artikel 24, lid 2, van deze akte bepaalt dat het aantal leden van het comité "tijdelijk [wordt] verhoogd tot 353 om rekening te houden met de toetreding van Kroatië, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke Kroatië toetreedt tot de Europese Unie, of tot de inwerkingtreding van het in artikel 305, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit, naargelang welk criterium eerst is vervuld."

De huidige ambtstermijn van het Comité loopt af op 31 januari 2015. Het is daarom noodzakelijk dat de Raad tijdig zijn goedkeuring hecht aan het besluit over de samenstelling van het Comité, voordat de Raad de procedure start voor de vernieuwing van het Comité van de Regio's voor de periode 2015-2020.

Er zij aan herinnerd dat artikel 300, lid 5, VWEU bepaalt dat de regels betreffende de aard van de samenstelling van de adviesorganen "door de Raad op gezette tijden [worden] getoetst aan de economische, sociale en demografische evolutie in de Unie. De Raad stelt daartoe op voorstel van de Commissie besluiten vast".

1.

Resultaten van de raadpleging van betrokken partijen



Het Comité van de Regio's stelde op 6 oktober 2010 aanbevelingen vast aan de Europese Commissie en de Raad over de toekomstige samenstelling van het Comité van de Regio's van de Europese Unie[1]. Het beveelt een vast "model [aan] voor het afstaan van zetels bij toekomstige uitbreidingen: alle delegaties, te beginnen met de kleinste, leveren één zetel in totdat er voldoende zetels beschikbaar zijn voor de nieuwe lidstaat of lidstaten. Bij latere uitbreidingen begint men bij de delegaties die dan aan de beurt zijn. Bij het afstaan van zetels dient ervoor gezorgd te worden dat geen enkele delegatie minder dan vijf leden overhoudt. Op deze manier wordt de evenredigheid, pluraliteit en solidariteit tussen de delegaties in stand gehouden."

Het Comité vindt ook dat "[de door het Comité vastgestelde beginselen] te vertalen zijn in de vaststelling van een minimumaantal van 5 leden voor de minst bevolkte lidstaat en een maximumaantal van 24 leden voor de meest bevolkte lidstaat".

De Commissie stond ook stil bij de adviezen die sommige lidstaten tot haar richtten en waarin werd gepleit voor een hoger aantal zetels voor de meest bevolkte lidstaten en bij de standpunten die waren neergelegd in de protocollen bij en de opmerkingen aan de Europese Conventie 2002-2003.

Bovendien heeft er sinds de intergouvernementele conferentie die de tekst van het Verdrag van Lissabon heeft aangenomen, binnen de Unie geen economische, sociale en demografische ontwikkeling plaatsgevonden die een belangrijke verandering in de aard van de samenstelling van het Comité zou rechtvaardigen. Daarom is het huidige voorstel beperkt tot de vaststelling van het aantal leden van het Comité voor elke lidstaat.

2.

Juridische elementen van het voorstel



3.1         Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 305, tweede alinea, VWEU, dat voorziet in een besluit met eenparigheid van stemmen van de Raad tot vaststelling van de samenstelling van het Comité.

3.2         Toelichting bij het voorstel

De samenstelling van het Comité, zoals deze op dit moment, na de toetreding van Kroatië, is, kan na afloop van de ambtstermijn van de huidige leden niet volledig worden gehandhaafd omdat dan het maximumaantal zetels waarin het Verdrag voorziet, zou worden overschreden.

De Verdragen bevatten geen bepalingen over de wijze van samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité of het Comité van de regio’s binnen het maximum van 350 leden. Dit staat in contrast met de criteria voor de samenstelling van het Europees Parlement die zijn vastgesteld in artikel 14, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Terwijl het Parlement uit rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers van de burgers van de Unie is samengesteld, bestaat het Comité uit vertegenwoordigers van regionale en lokale gemeenschappen (artikel 300, lid 3, VWEU). In eerste instantie moet daarom niet de aandacht uitgaan naar het leggen van een rechtstreeks verband met de omvang van de respectieve bevolkingen van de lidstaten, maar moet ervoor worden gezorgd dat de stem van de regionale en lokale gemeenschappen in het Comité wordt gehoord.

De Commissie is van mening dat het huidige evenwicht in de samenstelling van het Comité voor zover mogelijk moet worden gehandhaafd, aangezien dit het resultaat is van achtereenvolgende intergouvernementele conferenties.

Vandaar dat wordt voorgesteld om zo weinig mogelijk wijzigingen aan te brengen, om het aantal zetels dat thans aan een lidstaat is toegekend met maximaal één te verminderen en om, met inachtneming van een minimumaantal van vijf zetels per lidstaat (het huidige aantal zetels voor Malta) zodat de leden van elke lidstaat bij het hele scala aan activiteiten van het Comité betrokken kunnen zijn, deze verminderingen eerst toe te passen op de lidstaten met het minste aantal inwoners (Luxemburg, Cyprus en Estland).

De Commissie keurt dit voorstel op hetzelfde tijdstip goed als het voorstel betreffende de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité. Het parallellisme met betrekking tot de toekenning van de zetels aan de lidstaten in beide comités moet gehandhaafd blijven.

De Commissie is van oordeel dat het niet passend zou zijn om een methode vast te stellen waarbij de herverdeling van de zetels in het geval van toetreding tot de Unie van een nieuwe lidstaat van tevoren zou worden bepaald, aangezien het Verdrag in een regelmatige herziening voorziet en geen criteria biedt waarop een vaste methodiek zou kunnen worden gebaseerd.

3.3         Inwerkingtreding

Er wordt voorgesteld dat de Raad de inwerkingtreding van dit besluit opschort tot de dag na het einde van de huidige ambtstermijn van het Comité. Indien de inwerkingtreding niet werd opgeschort, zou artikel 24, lid 2, van de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië impliceren dat de tijdelijke toename tot 353 leden met ingang van de dag van inwerkingtreding niet langer legaal zou zijn.