Toelichting bij COM(2014)532 - Aanvraag globaliseringsfonds EGF/2013/012 BE/Ford Genk België

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1. De regels die van toepassing zijn op de financiële bijdragen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor aanvragen die tot 31 december 2013 werden ingediend, zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering[1] ("de EFG-verordening").

2. Op 23 december 2013 heeft België aanvraag EGF/2013/012 BE/Ford Genk ingediend voor een financiële bijdrage van het EFG naar aanleiding van gedwongen ontslagen in de assemblagefabriek van Ford-Werke GmbH[2] in Genk ("Ford Genk") en bij 10 leveranciers van Ford Genk in België. Aan de aanvraag werd aanvullende informatie tot en met 12 juni 2014 toegevoegd.

3. Na de aanvraag te hebben onderzocht, heeft de Commissie overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de EFG-verordening geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage uit het EFG is voldaan.

1.

Samenvatting


VAN DE AANVRAAG

EGF-aanvraag:| EGF/2013/012 Ford Genk

Lidstaat:| België

Datum van de indiening van de aanvraag:| 23.12.2013

Criterium voor steunverlening:| Artikel 2, onder c), van de EFG-verordening

Primaire onderneming:| Ford-Werke GmbH

Aantal leveranciers en downstreamproducenten:| 10

Referentieperiode:| 1.7.2013-1.11.2013

De datum waarop is begonnen met individuele dienstverlening aan de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd:| 1.7.2013

Aantal ontslagen tijdens de referentieperiode:| 469

Aantal ontslagen voor en na de referentieperiode:| 43

Totaal aantal ontslagen:| 512

Aantal personen dat naar verwachting aan de maatregelen zal deelnemen:| 479

Budget voor individuele dienstverlening:| 1 085 890 EUR

Budget voor de implementatie van het EFG:| 56 000 EUR (4,9 % van het totale budget)

Totaal budget:| 1 141 890 EUR

Van het EFG verlangde financiële bijdrage:| 570 945 EUR (50 % van het totale budget)

ANALYSE VAN DE AANVRAAG

Verband tussen de ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ingevolge de globalisering

4. De Belgische autoriteiten leggen het verband tussen de ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ingevolge de globalisering met het argument dat de sector van de productie van personenauto's, waarin Ford Genk actief is, economisch ernstig is ontwricht, met name door een snelle afname van het marktaandeel van de EU.

5. Volgens de gegevens waarnaar de Belgische autoriteiten verwijzen[3], is de productie van personenauto's in de EU-27, zoals blijkt uit de onderstaande grafiek, tussen 2007 en 2012 gedaald van 17,10 miljoen eenheden tot 14,61 miljoen eenheden (− 14,6 %; − 3,1 % jaarlijkse groei), terwijl de productie van personenauto's wereldwijd tijdens dezelfde periode is toegenomen van 53,05 miljoen eenheden tot 63,07 miljoen eenheden (+ 18,9 %; + 3,5 % jaarlijkse groei). Daardoor daalde het marktaandeel van de EU-27, uitgedrukt in volume, in de productie van personenauto's wereldwijd van 32,2 % tot 23,2 % (− 28,2 %; − 6,4 % jaarlijkse groei). Ter vergelijking: tijdens dezelfde periode groeide het marktaandeel van China van 12,0 % tot 24,6 % (+ 104,6 %; + 15,4 % jaarlijkse groei), terwijl de marktaandelen van de andere belangrijkste producenten afnamen (Japan: − 27,7 % / − 6,3 % jaarlijkse groei; Zuid-Korea: − 5,9 % / − 1,2 % jaarlijkse groei; VS: − 12,0 % / − 2,5 % jaarlijkse groei) maar meestal minder sterk dan voor de EU-27. Uit deze gegevens blijkt dan ook een snelle afname van het marktaandeel van de EU in de sector van de productie van personenauto's wereldwijd.

Marktaandeel in de productie van personenauto's wereldwijd (volume)

Bron: OICA

6. De moeilijke economische situatie van de automobielindustrie in de EU, die hoofdzakelijk te wijten is aan de constante daling van de verkoop van nieuwe personenauto's in de EU ingevolge de economische crisis en structurele problemen met overcapaciteit bij bepaalde producenten in verschillende lidstaten, heeft het internationale concurrentievermogen van de automobielindustrie in de EU negatief beïnvloed. Deze factoren hebben ertoe geleid dat fabrieken werden gesloten en dat verschillende autoproducenten en hun leveranciers zijn gaan herstructureren, wat de laatste jaren in de automobielindustrie veel ontslagen tot gevolg had. Zo is bijvoorbeeld het aantal werknemers in de automobielsector (NACE Rev. 2-afdeling 29 "Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers") in de EU-27 tussen 2008 en 2013 met ongeveer 220 000 gedaald, namelijk van 3,16 miljoen tot 2,94 miljoen (− 7,0 %)[4].

7. Sinds het EGF in 2007 operationeel werd, betroffen 17 besluiten betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG de automobielsector[5]. Acht eerdere EFG-besluiten betroffen met name de afname van het marktaandeel in de productie van personenauto's[6].

Aantal ontslagen en voldoening aan de criteria van artikel 2, onder c)

8. De aanvraag werd ingediend in het kader van het criterium voor steunverlening van artikel 2, onder c), van de EFG-verordening, op grond waarvan een aanvraag in uitzonderlijke omstandigheden als ontvankelijk kan worden aangemerkt, zelfs als niet wordt voldaan aan de criteria voor steunverlening van artikel 2, onder a) of b), van de EFG-verordening, wanneer de gedwongen ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de lokale economie.

9. De aanvraag heeft betrekking op 469 ontslagen tijdens een periode van vier maanden, van 1 juli 2013 tot en met 1 november 2013 (246 ontslagen bij Ford Genk en 223 ontslagen bij acht leveranciers), en op 43 ontslagen na die periode, tussen 1 november 2013 en 23 december 2013 (26 ontslagen bij Ford Genk en 17 ontslagen bij zeven leveranciers), die evenwel met dezelfde procedure voor collectief ontslag verband houden. Dit totale aantal van 512 ontslagen tijdens en na de referentieperiode stemt overeen met een eerste golf van ontslagen bij Ford Genk en zijn leveranciers[7] en met afvloeiingen bij leveranciers van Ford Genk door de afname van de activiteiten in de Ford-fabriek in voorbereiding van de sluiting ervan.

Onderneming| Aantal ontslagen:

|| tijdens de referentieperiode| na de referentieperiode| Totaal

Ford Genk (Ford-Werke GmbH)| 272

BASF Coatings Services NV| 1

Belplas Industries BVBA| 1

FACIL Europe BVBA| 9

Henkel Industrieservice BVBA| 7

IAC Group BVBA| 50

Lear Corporation Belgium CVA| 38

Service Magazijn Limburg NV| 74

Syncreon Genk BVBA| 45

Transport Service NV| 2

Zender Industrie België NV| 13

Totaal| 512

10. Alle ontslagen werden berekend vanaf de datum van de feitelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst voordat die afloopt, zoals vastgesteld in artikel 2, lid 2, tweede streepje, van de EFG-verordening (methode 2).

11. De aanvraag voldoet bijgevolg gedeeltelijk aan de criteria voor steunverlening van artikel 2, onder a), van de EFG-verordening, aangezien de aanvraag ontslagen betreft tijdens een periode van vier maanden in een onderneming in een lidstaat. De aanvraag wijkt echter van deze criteria af wat het minimumaantal ontslagen tijdens de referentieperiode betreft, aangezien er minder dan 500 ontslagen zijn gevallen.

12. De Belgische autoriteiten voeren aan dat uitzonderlijke omstandigheden gelden omdat, hoewel het aantal ontslagen tijdens de referentieperiode bij deze golf onder de drempel van 500 ligt, er nog twee andere ontslaggolven worden verwacht in 2014 (ongeveer 650 ontslagen bij Ford Genk en zijn leveranciers) en bij de sluiting van de fabriek eind 2014 (ongeveer 4 000 ontslagen bij Ford Genk en zijn leverancier), waarvoor de Belgische autoriteiten misschien EFG-aanvragen zullen indienen. Hoewel de drempel van 500 ontslagen voor deze eerste golf van ontslagen niet is bereikt, wilden de Belgische autoriteiten voor deze eerste groep van ontslagen werknemers zo snel mogelijk specifieke maatregelen ten uitvoer leggen om hun kansen om een nieuwe baan te vinden te optimaliseren en alle ontslagen werknemers dezelfde kansen te bieden. Het verwachte totale aantal rechtstreekse ontslagen ingevolge de sluiting van Ford Genk is zeer hoog (ongeveer 4 340 ontslagen bij Ford Genk en 2 820 ontslagen bij zijn in hetzelfde geografische gebied gevestigde leveranciers). Volgens de analyses waarnaar de Belgische autoriteiten verwijzen[8], zullen deze ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en voor de plaatselijke economie.

Het onvoorziene karakter van deze ontslagen



13. Volgens de Belgische autoriteiten kon de sluiting van de Ford-fabriek in Genk niet worden voorzien. In september 2010 hebben het management van Ford en de in de Ford-fabriek in Genk vertegenwoordigde vakbonden een overeenkomst gesloten over investeringstoezeggingen voor de periode 2010-2014, waarin het management van Ford ermee instemde om drie automodellen (Mondeo, S-Max en Galaxy) in Genk te blijven produceren en de productie van toekomstige modellen in hetzelfde productsegment aan de fabriek in Genk toe te wijzen. Het management van Ford stemde er eveneens mee in om de geïnstalleerde capaciteit op 225 000 eenheden per jaar te handhaven en garandeerde dat er tijdens de looptijd van de overeenkomst bij Ford Genk geen collectieve ontslagen zouden vallen, in ruil waarvoor de vakbonden instemden met verlagingen van de personeelskosten[9]. Volgens de Belgische autoriteiten heeft het management van Ford in september 2012 de geruchten ontkend dat de fabriek zou worden gesloten en heeft het de geplande productie van het Mondeo-model van de volgende generatie in de fabriek van Genk vanaf oktober 2013 bevestigd. In oktober 2012 heeft Ford evenwel zijn plan aangekondigd om de fabriek in Genk eind 2014 te sluiten en de productie van nieuwe automodellen aan andere fabrieken in de EU toe te wijzen[10].

De werknemers voor wie steun wordt aangevraagd

14. De Belgische autoriteiten verwachten dat 479 van de 512 werknemers die bij deze eerste ontslaggolf werden ontslagen (d.w.z. de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd), zullen deelnemen aan de maatregelen waarvoor medefinanciering door het EFG wordt aangevraagd[11].

15. Uitsplitsing van de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd naar geslacht, nationaliteit en leeftijdsgroep:

Categorie| Aantal werknemers voor wie steun wordt aangevraagd

Geslacht:| Mannen:| 401

|| Vrouwen:| 78

Nationaliteit:| EU-ingezetenen:| 479

|| Niet-EU-ingezetenen:| 0

Leeftijdsgroep:| 15-24 jaar:| 3

|| 25-54 jaar:| 470

|| 55-64 jaar:| 6

|| Ouder dan 64 jaar| 0

16. Zeven van deze werknemers hebben een langdurig gezondheidsprobleem of een handicap.

17. Uitsplitsing van de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd per beroepscategorie[12]:

Hoofdgroepen van de ISCO-| Aantal werknemers voor wie steun wordt aangevraagd

1 Leidinggevende functies| 0

2 Intellectuele, wetenschappelijke en artistieke beroepen| 39

3 Technici en vakspecialisten| 59

4 Administratief personeel| 3

5 Dienstverlenend personeel en verkopers| 0

7 Ambachtslieden| 39

8 Bedieningspersoneel van machines en installaties, assembleurs| 253

9 Elementaire beroepen| 4

Niet bekend/ niet beschikbaar| 82

18. De Belgische autoriteiten hebben overeenkomstig artikel 7 van de EFG-verordening bevestigd dat bij de toegang tot de voorgestelde maatregelen en hun uitvoering de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie zullen worden gerespecteerd.

Beschrijving van het betrokken gebied, de autoriteiten ervan en andere belanghebbenden



19. De ontslagen bij Ford Genk en zijn leveranciers treffen hoofdzakelijk de provincie Limburg, in Vlaanderen, in het noord-oosten van België. In de provincie Limburg waren er vroeger kolenmijnen, en de werkgelegenheid is er sterk afhankelijk van de traditionele industrie. Volgens de Belgische autoriteiten wordt de provincie Limburg, in vergelijking met het Vlaamse gemiddelde, gekenmerkt door een hoge werkloosheid, lagere kwalificatie- en vaardigheidsniveaus, en een minder ontwikkeld aanbod aan onderwijsdiensten. Daarnaast schijnen ondernemingen in de provincie Limburg over het algemeen minder innoverend en minder internationaal te zijn dan de gemiddelde onderneming in Vlaanderen (wat het aandeel van de uitvoer en het niveau van de binnenkomende buitenlandse investeringen betreft); het aantal start-ups is er ook relatief laag. Volgens de Belgische autoriteiten is de provincie Limburg bovendien relatief slecht toegankelijk door een zwakke ontwikkeling van de infrastructuur.

20. De bevoegde autoriteit voor de EFG-aanvraag is het ESF-Agentschap Vlaanderen (het agentschap voor de uitvoering van de programma's van het Europees Sociaal Fonds). De belangrijkste organen die instaan voor de uitvoering van de maatregelen die door het EFG worden medegefinancierd, zijn de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) en de RVA (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening).

21. Andere organisaties die bij de algemene coördinatie en uitvoering van de voorgestelde maatregelen betrokken zijn:

– de Vlaamse regering (de minister-president en de minister van Werk);

– de provincie Limburg;

– vakbonden (ABVV, ACV, ACLVB);

– het RESOC (Regionaal Sociaal-Economisch Overlegcomité) en de SERR Limburg (Sociaal-Economische Raad van de Regio);

– het FTML (Fonds voor tewerkstelling en opleiding in de metaalverwerkende nijverheid Limburg) en het LIMOB (Limburgs Instituut van de Metaalverwerkende Nijverheid voor de Opleiding van Bedienden);

– het platform "Nieuw – Ondernemend Limburg" (waaraan wordt deelgenomen door Agoria (de federatie van de technologische industrie), de Boerenbond, de Confederatie van de Bouw Limburg, Unizo Limburg (de Unie van Zelfstandige Ondernemers), de VKW Limburg (de Christelijke werkgeversorganisatie), en de Vlaamse Kamer van Koophandel en Industrie Limburg).

22. De Vlaamse regering heeft ook een specifieke taskforce opgericht die alle belangrijke belanghebbenden bijeenbrengt (sociale partners, werkgeversgroepen, plaatselijke en regionale autoriteiten, sectorale verenigingen, enz.). De diensten van de Commissie werden bij de werkzaamheden van de taskforce betrokken.

Verwachte gevolgen van de ontslagen voor de plaatselijke, regionale of nationale werkgelegenheid



23. Ford Genk was de grootste werkgever in de provincie Limburg en was goed voor 1,7 % van het totale aantal banen. Het vertegenwoordigde ook 10 % van de totale omzet van de 500 grootste ondernemingen in Limburg.

24. Volgens een studie waarnaar de Belgische autoriteiten verwijzen[13], zouden per 100 banen die naar verwachting bij Ford Genk verloren zullen gaan, 65 banen verdwijnen bij zijn directe en indirecte leveranciers in Limburg en nog eens 72 banen bij zijn leveranciers die elders in Vlaanderen gevestigd zijn. Zoals blijkt uit de onderstaande tabel, zouden naast de 4 340 directe banen die bij de sluiting van de Ford-fabriek in Genk naar verwachting verloren zullen gaan, nog eens ongeveer 2 820 banen verdwijnen bij leveranciers die in Limburg gevestigd zijn en 3 110 banen bij leveranciers die elders in Vlaanderen gevestigd zijn, waardoor het totale aantal banen dat in Vlaanderen verloren zal gaan op ongeveer 10 270 komt (een vermenigvuldigingsfactor voor het aantal banen van 2,4). Bovendien zal de daling van de koopkracht (consumptiebestedingen) naar verwachting leiden tot een verlies van ongeveer 1 040 banen in Limburg en 450 banen in de rest van Vlaanderen, wat het totale aantal verloren banen in Vlaanderen op ongeveer 11 760 brengt (een vermenigvuldigingsfactor voor het aantal banen van 2,7).

Soort gevolgen voor de werkgelegenheid| Geraamd aantal banen dat verloren gaat

Direct banenverlies (bij Ford Genk)| 4 340

Indirect banenverlies (bij leveranciers in Limburg)| 2 820

Indirect banenverlies (bij leveranciers in de rest van Vlaanderen)| 3 110

Geïnduceerd banenverlies (in Limburg)| 1 040

Geïnduceerd banenverlies (bij leveranciers in de rest van Vlaanderen)| 450

Totaal| 11 760

25. Bijgevolg kunnen in de provincie Limburg in totaal ongeveer 8 200 banen verloren gaan, wat een stijging van de werkloosheid in Limburg met 1,8 tot 2 procentpunten tot gevolg zou kunnen hebben (dat is een stijging van de regionale werkloosheid met 26,5 % à 29,4 %, van 6,8 % tot 7,9 % indien alleen rekening wordt gehouden met het directe banenverlies bij Ford Genk, of tot 8,6 % wanneer ook het indirecte banenverlies bij zijn leveranciers wordt meegerekend, en zelfs tot 8,8 % wanneer ook het geïnduceerde banenverlies in aanmerking wordt genomen).

26. Meer algemeen wordt verwacht dat de sluiting van Ford Genk ook zal leiden tot een daling van de economische welvaart met 2,6 % à 2,9 % (door de daling van de output en van de koopkracht), en tot een daling van de groei van de arbeidsproductiviteit met 10,9 % (wat de toegevoegde waarde betreft).

Te financieren individuele dienstverlening en uitsplitsing van de geraamde kosten

27. Slechts enkele maatregelen die deel uitmaken van de acties die de Belgische autoriteiten zullen uitvoeren ter ondersteuning van de werknemers die door de sluiting van de Ford-fabriek in Genk worden ontslagen, zullen door het EFG worden medegefinancierd. Maatregelen die in België in het kader van procedures voor collectief ontslag verplicht zijn[14], alsook extra maatregelen die met andere middelen dan die uit het EFG worden gefinancierd[15], zijn dan ook niet in deze EFG-aanvraag opgenomen. Het totale pakket maatregelen (verplichte maatregelen, extra maatregelen, EFG-maatregelen) wordt door de VDAB beheerd.

28. De individuele dienstverlening die aan de ontslagen werknemers wordt verstrekt als onderdeel van de maatregelen die door het EFG voor de eerste golf van ontslagen zullen worden medegefinancierd[16], bestaat uit de volgende maatregelen (gegroepeerd per categorie):

1) Hulp bij het zoeken van een baan:

– Keyaccountmanager: als onderdeel van het initiatief 'Jobs voor Limburg', zal een accountmanager van de VDAB de jobaanbiedingen coördineren van ondernemingen die ontslagen werknemers van Ford Genk of zijn leveranciers willen aanwerven; hij zal ook initiatieven ontwikkelen om deze activiteit te ondersteunen (door bijvoorbeeld de speciale e-mail-contactdienst te beheren).

– Sociale interventieadviseur (SIA): sociale interventieadviseurs van de VDAB zullen aan alle werknemers voor wie steun wordt aangevraagd de onderstaande activiteiten aanbieden: i) informatievergaderingen vóór het ontslag (eerste bijstand verleend door de 'tewerkstellingscellen', voltooiing van een administratief basisdossier bij wijze van voorafgaande registratie voor het werkloosheidssysteem, informatie over rechten en verplichtingen in het kader van de algemene maatregelen van het ontslagprogramma, outplacementbegeleiding, enz.); ii) informatievergadering na het ontslag (georganiseerd samen met de RVA) over rechten en plichten van werkzoekenden, werkloosheidsuitkeringen, beschikbare bijstand en ondersteunende diensten, opleidingsmogelijkheden, enz.; iii) individuele interviews met ontslagen werknemers en presentatie van de VDAB-diensten naar gelang van de behoeften van elke werknemer; iv) helpdeskfunctie.

– Informatie over mogelijkheden voor beroepsonderwijs en -opleiding: potentiële werkgevers zullen groepsinformatiesessies organiseren op de werkplek (in de Ford-fabriek in Genk, vóór en na de ploegendiensten) voor alle werknemers voor wie steun wordt aangevraagd; tussen juli 2013 en het najaar van 2013 hebben bij Infrabel (de infrastructuurbeheerder van het Belgische spoorwegnet) korte stages plaatsgevonden (voor 80 werknemers voor wie steun wordt aangevraagd).

– Actieve baangeoriënteerde begeleiding: VDAB-personeel zal aan ongeveer 150 werknemers voor wie steun wordt aangevraagd de volgende diensten aanbieden: i) zoeken naar vacatures; ii) contacten met potentiële werkgevers; iii) organisatie van bedrijfsbezoeken; iv) uitwerken van andere bevorderende maatregelen; v) individuele begeleiding van wie een baan vindt (drie maanden).

2) Opleiding en herscholing:

– Beroepsopleidingen: de VDAB zal beroepsopleiding verstrekken op gebieden die overeenstemmen met de behoeften van de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd, zoals vastgesteld bij de maatregel 'informatie, begeleiding en beroepsoriëntatie'. De opleidingen worden ofwel intern door de VDAB gegeven, ofwel via een uitbestedingsprocedure aan externe opleidingsaanbieders toevertrouwd. Ongeveer 100 tot 110 werknemers voor wie steun wordt aangevraagd zullen een beroepsopleiding kunnen volgen. Daarnaast zullen ongeveer 30 werknemers voor wie steun wordt aangevraagd een stage van een paar dagen tot een paar weken kunnen volgen; elke werkzoekende wordt in het bedrijf waar hij de stage volgt door een mentor begeleid en wordt door een coach van de VDAB of de externe opleidingsaanbieder gevolgd.

– Werk dankzij een individuele beroepsopleiding: als onderdeel van de 'individuele beroepsopleiding' (IBO), de algemene regeling die door de VDAB wordt beheerd, zullen bedrijven aan ongeveer 75 werknemers voor wie steun wordt aangevraagd individuele opleidingen op de werkplek van één tot zes maanden aanbieden; die opleidingen worden gegeven door of vinden plaats onder het toezicht van een mentor. Na afloop van de opleiding op de werkplek moet de onderneming de deelnemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd aanbieden.

– Sollicitatietraining: externe contractanten zullen aan ongeveer 75 werknemers voor wie steun wordt aangevraagd een opleiding in de vorm van collectieve workshops (groepsoefeningen, simulaties, enz.) verstrekken in vaardigheden om een baan te zoeken, met bijzondere aandacht voor groepen zoals werkzoekenden van wie Nederlands niet de moedertaal is of oudere werkzoekenden; een coach staat in voor de follow-up van de sollicitaties.

29. Deze maatregelen zijn actieve arbeidsmarktmaatregelen die behoren tot de in artikel 3 van de EFG-verordening vastgestelde subsidiabele acties.

30. De totale kosten van de maatregelen worden geraamd op 1 141 890 EUR; daarin zijn 1 085 890 EUR aan uitgaven voor individuele dienstverlening en 56 000 EUR (4,9 % van de totale kosten) aan uitgaven voor de implementatie van het EFG (voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, en controle) begrepen. Van het EFG wordt in totaal een financiële bijdrage van 570 945 EUR (50 % van de totale kosten) gevraagd.

Maatregelen| Geschat aantal werknemers voor wie steun wordt aangevraagd| Geschatte kosten per werknemer voor wie steun wordt aangevraagd (EUR)*| Totale kosten (EFG en nationale mede­financiering) (EUR)*

Individuele dienstverlening:|||

1) Hulp bij het zoeken van een baan:|||

– Keyaccountmanager| 22 400

– Sociale interventieadviseur (SIA)| 88 000

– Informatie over mogelijkheden voor beroepsonderwijs en -opleiding| 1 900

– Actieve baangeoriënteerde begeleiding| 1 150 000

2) Opleiding en herscholing:|||

– Beroepsopleidingen| 30-| n.v.t.| 718 094

– Werk dankzij een individuele beroepsopleiding| 35 272

– Sollicitatietraining:| 70 224

Subtotaal:| –| –| 1 085 890

Uitgaven voor de implementatie van het EFG:|||

1. Voorbereiding| –| –| 0

2. Beheer| –| –| 40 000

3. Voorlichting en publiciteit| –| –| 6 000

4. Controle| –| –| 10 000

Subtotaal:| –| –| 56 000

Totale kosten:| –| –| 1 141 890

EFG-bijdrage (50 % van de totale kosten)| –| –| 570 945

* Afgeronde cijfers.

31. De Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat de maatregelen complementair zijn met door de structuurfondsen gefinancierde acties en dat geschikte mechanismen werden ingesteld om dubbele financiering te voorkomen.

De datum waarop met individuele dienstverlening aan de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd is begonnen of waarop gepland is daarmee te beginnen

32. De Belgische autoriteiten zijn op 1 juli 2013 begonnen  individuele dienstverlening te verstrekken aan de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd. Bijgevolg komen uitgaven voor die maatregelen vanaf die datum in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het EFG.

Wijze waarop de sociale partners zijn geraadpleegd



33. De VDAB heeft de sociale partners die in SERR Limburg vertegenwoordigd zijn op de hoogte gebracht van de doelstellingen van de EFG‑aanvraag en van de daarin voorgestelde maatregelen. Vertegenwoordigers van alle in de SERR Limburg vertegenwoordigde sociale partners nemen deel aan het monitoringcomité dat speciaal voor de EFG-aanvraag werd opgericht. Daarnaast werd de EFG‑aanvraag met de sociale partners besproken in het kader van de gewone verslaglegging over de uitvoering van het 'Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat' (SALK), dat werd opgesteld om het hoofd te bieden aan de regionale gevolgen van de sluiting van de Ford-fabriek in Genk.

34. De Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat aan de voorschriften van de nationale en EU-wetgeving betreffende collectieve ontslagen is voldaan.

Informatie over acties die volgens de nationale wet of collectieve arbeidsovereenkomsten verplicht zijn

35. De Belgische autoriteiten hebben bevestigd dat:

– de financiële bijdrage van het EFG niet in de plaats komt van maatregelen die krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten onder de verantwoordelijkheid van de ondernemingen vallen;

– de maatregelen ten doel hebben steun te verlenen aan individuele werknemers en niet worden gebruikt om ondernemingen of sectoren te herstructureren;

– de maatregelen geen financiële steun zullen ontvangen van andere fondsen of financiële instrumenten van de Unie.

Beheers- en controlesystemen



36. De aanvraag bevat een gedetailleerde beschrijving van de beheers- en controlesystemen die de verantwoordelijkheden van de betrokken organen specificeert. De financiële bijdrage van het EFG zal door dezelfde instanties worden beheerd en gecontroleerd die de financiering van het ESF beheren en controleren. Binnen het ESF-Agentschap Vlaanderen zal één entiteit als beheersautoriteit fungeren en een andere entiteit als certificerende instantie.

Financiering



37. Krachtens artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020[17] mag uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) een jaarlijks maximumbedrag van 150 miljoen EUR (prijzen van 2011) boven het maximum van de betrokken rubrieken van het financieel kader beschikbaar worden gesteld.

38. Gezien het beschikbare maximumbedrag aan bijdragen uit het EFG en de mogelijkheden tot herschikking van de kredieten, stelt de Commissie voor om uit het EFG het totale bedrag van de gevraagde bijdrage (570 945 EUR), die 50 % van de totale kosten van de maatregel vertegenwoordigt, beschikbaar te stellen.

39. Overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[18] zal het voorgestelde besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk worden genomen.

40. De Commissie zal apart een overschrijvingsverzoek indienen teneinde specifieke vastleggingskredieten in de begroting voor 2014 op te nemen, zoals voorgeschreven in punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013.

Herkomst van de betalingskredieten



41. Voor de dekking van het bedrag van 570 945 EUR zullen kredieten worden gebruikt die in de begroting voor 2014 aan het EFG-begrotingsonderdeel zijn toegewezen.