Toelichting bij COM(2014)630 - Globaliseringsfonds aanvraag EGF/2014/008 FI/STX Rauma

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1. De regels die van toepassing zijn op de financiële bijdragen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006[1] ("de EFG-verordening").

2. De Finse autoriteiten hebben aanvraag EGF/2014/008 FI/STX Rauma ingediend voor een financiële bijdrage van het EFG naar aanleiding van ontslagen bij STX Finland Oy in Rauma in Finland.

3. De Commissie heeft de door de lidstaat verstrekte informatie volledig bevonden. Na de aanvraag te hebben beoordeeld, heeft de Commissie overeenkomstig alle toepasselijke bepalingen van de EFG-verordening geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage uit het EFG is voldaan.

1.

Samenvatting


3.

VAN DE AANVRAAG


EGF-aanvraag| EGF/2014/008 FI/STX Rauma

Lidstaat| Finland

Betroffen regio('s) (NUTS II)| West-Finland (FI19)

Datum van de indiening van de aanvraag| 27.5.2014

Datum van de bevestiging van de ontvangst van de aanvraag| 10.6.2014

Datum van het verzoek om aanvullende informatie| 10.6.2014

Uiterste termijn voor het verstrekken van de aanvullende informatie| 22.7.2014

Uiterste termijn voor de voltooiing van de beoordeling| 14.10.2014

Criterium voor steunverlening| Artikel 4, lid 1, onder a), van de EFG-verordening

Primaire onderneming| STX Finland Oy in Rauma

Economische sector(en) (NACE Rev. 2-afdeling)[2]| Afdeling 30 ("Vervaardiging van andere transportmiddelen")

Aantal dochterondernemingen, leveranciers en downstreamproducenten| 0

Referentieperiode (vier maanden)| 7.11.2013 - 7.3.2014

Aantal ontslagen of beëindigingen van de werkzaamheden tijdens de referentieperiode (a)| 577

Aantal ontslagen of beëindigingen van de werkzaamheden voor of na de referentieperiode (b)| 57

Totaal aantal ontslagen (a + b)| 634

Geschat totaal aantal beoogde begunstigden| 565

Aantal beoogde NEET's (jongeren die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen)| 0

Budget voor individuele dienstverlening (EUR)| 2 265 000

Budget voor de implementatie van het EFG[3] (EUR)| 113 000

Totaal budget (EUR)| 2 378 000

EFG-bijdrage (60 %) (EUR)| 1 426 800

4.

BEOORDELING VAN DE AANVRAAG


Procedure

4. De Finse autoriteiten hebben aanvraag EGF/2014/008 FI/STX Rauma ingediend op 27 mei 2014, binnen 12 weken na de datum waarop aan de in de punten 7 tot en met 9 vermelde criteria voor steunverlening was voldaan. De Commissie heeft de ontvangst van de aanvraag bevestigd binnen twee weken na de indiening van de aanvraag, namelijk op 10 juni 2014, en heeft de Finse autoriteiten dezelfde dag om aanvullende informatie gevraagd. Die aanvullende informatie werd verstrekt binnen zes weken na het verzoek. De termijn van twaalf weken na de ontvangst van de volledige aanvraag, binnen welke de Commissie moet beoordelen of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van een financiële bijdrage, loopt op 14 oktober 2014 af.

5.

Subsidiabiliteit van de aanvraag


Betrokken ondernemingen en begunstigden

5. De aanvraag betreft 634 werknemers die werden ontslagen bij STX Finland Oy, waarvan de meesten op de scheepswerf van STX Finland Oy in Rauma, maar door een overloopeffect ook een aantal op de grotere werf in Turku. De primaire onderneming was werkzaam in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2-afdeling 30 ("Vervaardiging van andere transportmiddelen"). De ontslagen bij de betrokken onderneming vielen hoofdzakelijk in de NUTS[4]II-regio West‑Finland (FI19).

6.

Criteria voor steunverlening


6. De Finse autoriteiten hebben de aanvraag ingediend op grond van de criteria voor steunverlening van artikel 4, lid 1, onder a), van de EFG-verordening, dat vereist dat binnen een referentieperiode van vier maanden in een onderneming in een lidstaat ten minste 500 werknemers gedwongen zijn ontslagen of zelfstandigen hun werkzaamheden hebben beëindigd, met inbegrip van werknemers die gedwongen zijn ontslagen bij leveranciers of downstreamproducenten en/of zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd.

7. De referentieperiode van vier maanden loopt van 7 november 2013 tot en met 7 maart 2014.

8. De aanvraag heeft betrekking op 577 werknemers die tijdens de referentieperiode van vier maanden bij STX Finland Oy werden ontslagen[5].

7.

Berekening van het aantal ontslagen en beëindigingen van werkzaamheden


9. De ontslagen werden berekend vanaf de datum van de individuele kennisgeving door de werkgever dat de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer tijdelijk of definitief wordt beëindigd.

8.

In aanmerking komende werknemers


10. Naast de 577 werknemers die reeds werden vermeld, komen nog 57 werknemers in aanmerking die na de referentieperiode van vier maanden werden ontslagen. Al deze werknemers werden ontslagen na de algemene aankondiging van de geplande ontslagen op 16 september 2013. Er kan een duidelijk oorzakelijk verband worden gelegd met de gebeurtenis die aanleiding heeft gegeven tot de ontslagen tijdens de referentieperiode.

11. In totaal komen bijgevolg 634 werknemers in aanmerking.

9.

Verband tussen de ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ingevolge de globalisering


12. Finland legt het verband tussen de ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ingevolge de globalisering met het argument dat de scheepvaartsector de laatste jaren wereldwijd zeer sterk is veranderd. Door de explosieve groei van het orderboek in de periode 2002 tot en met 2008 werden vooral in Azië nieuwe scheepswerven gebouwd. Tussen 2007 en 2013 werd het orderboek door de wereldwijde economische en financiële crisis echter gehalveerd. Ingevolge het geslonken orderboek en de aanzienlijke expansie van Azië op de markt van de scheepsbouw lijdt de sector momenteel onder een wereldwijde overcapaciteit, met harde concurrentie als gevolg.

13. Als deel van deze trend is het marktaandeel van de EU sterk afgenomen. Uitgedrukt in productievolume beschikte de EU in de scheepsbouw tijdens de eerste drie kwartalen van 2013 over een marktaandeel van 5 %, terwijl dat in 2007 nog 13 % was. Het equivalente marktaandeel van China, Zuid-Korea en Japan samen bedroeg 86 % in de eerste drie kwartalen van 2013; in 2007 was dat nog 77 %.

14. In 2012 is het aantal nieuwe schepen dat werd besteld in vergelijking met het jaar daarvoor met 20 % gedaald tot 24,7 GBT (gecompenseerde brutotonnage), wat goed is voor de helft van het totale productievolume. Het aandeel van de Europese scheepswerven in het orderboek bedroeg 7,5 % (uitgedrukt in GBT), terwijl Europa van 2005 tot en met 2008 nog goed was voor een marktaandeel van 12 à 14 %. In 2012 beschikte China over het grootste marktaandeel (34,6 %), Zuid-Korea over het op één na grootste (28,8 %) en Japan over het op twee na grootste (17,8 %). In termen van orderboekwaarde is de marktleider tegenwoordig Zuid-Korea, dat in waarde en werk uitgedrukt grotere opdrachten heeft gekregen dan zijn concurrenten.

15. Uitgedrukt in productievolume bedroeg het marktaandeel van Europa in de scheepsbouw in 2012 4,6 %. De marktleiders waren China (41,1 %), Zuid-Korea (27,9 %) en Japan (17,5 %). Afgaande op het orderboek bedroeg het aandeel van Europa in 2012 5,8 %. China (de marktleider), Zuid-Korea en Japan beschikten respectievelijk over een marktaandeel van 35,9 %, 30,7 % en 14,1 %.[6]

16. In veel Aziatische landen is de scheepsbouw een instrument geworden om in eigen land banen te creëren en om buitenlandse deviezen aan te trekken. De Aziatische landen steunen de scheepsbouw wegens zijn mondiale karakter en zijn effect op de werkgelegenheid. Europa, de wieg van de moderne scheepsbouwindustrie, heeft het dus in grote mate moeten afleggen tegen Aziatische landen met lage loonkosten. De traditionele scheepsbouwindustrie berust niet op een hoog niveau van deskundigheid, maar op georganiseerde, arbeidsintensieve productie die aanzienlijke kapitaalinvesteringen vergt; zowel de arbeidsintensiviteit en de kosten van grondstoffen als de investeringen in uitrusting zijn daarbij van belang.

17. Tot op heden werden voor de scheepsbouw in brede zin 6 EFG-aanvragen[7] ingediend, waarvan er één gebaseerd was op handelsgerelateerde globalisering en de overige vijf op de wereldwijde financiële en economische crisis. Drie van deze aanvragen betreffen eigenlijke scheepswerven, drie andere betreffen machines en uitrusting voor schepen.

10.

Factoren die de ontslagen en de beëindigingen van werkzaamheden hebben veroorzaakt


18. De ontslagen worden veroorzaakt door de sluiting van de scheepswerf van STX in Rauma, die ook een aantal ontslagen tot gevolg had bij de grotere scheepswerf van STX in Turku. Deze laatste werf blijft open, maar werd (sinds de aanvraag voor Rauma werd ingediend) verkocht aan het Duitse Meyer Werft en de Finse staat.

De stad Rauma staat voor haar scheepsbouw bekend sinds 1945, toen daar twee scheepswerven werden gevestigd. In 1992 zijn de twee Finse scheepswerven die de crisis van de jaren 70 en 80 in de sector hadden overleefd, samengesmolten tot Finnyards Oy. In 1998 kwam de scheepswerf onder Noors beheer en werd zij omgedoopt tot Aker Finnyards. In 2009 herdoopten de nieuwe Koreaanse eigenaars de onderneming tot STX Finland Oy.

Tijdens het eerste decennium van deze eeuw werd de scheepswerf in Rauma succesvoller doordat zij zich specialiseerde in de levering van passagiersvrachtschepen en schepen voor speciale doeleinden aan zowel Finse als internationale klanten, waaronder het Finse leger, de Finse kustwacht, en zelfs het Ministerie van Visserij en Mariene Rijkdommen van Namibië.

In september 2011 heeft de scheepswerf een intentieverklaring ondertekend met het Noorse bedrijf Eide Marine Semi AS over de uitrusting, oplevering en overdracht van twee werkschepen voor olie- en gasvelden. De vaartuigen werden ontworpen om verschillende taken uit te voeren in olie- en gasvelden in moeilijke offshoreomstandigheden op het Braziliaanse continentale plateau. De waarde van dat contract bedroeg meer dan 300 miljoen EUR. Er werd evenwel niet voldaan aan de voorwaarden van de intentieverklaring, en zo werd de intrede van de scheepswerf van Rauma op de Braziliaanse markt op het laatste moment verhinderd.

De Koreaanse STX Group, de eigenaar van de scheepswerven in Turku en Rauma, raakte begin 2013 in de problemen. STX Offshore & Shipbuilding, de onderneming die verantwoordelijk was voor de scheepsbouwactiviteiten van de groep, benaderde haar schuldeisers in april 2013 met het oog op een vrijwillig akkoord. Alle scheepswerven van STX in Europa, met inbegrip van de scheepswerf in Rauma, werden in mei 2013 op de markt aangeboden, maar er werden geen potentiële kopers gevonden.

In de zomer van 2013 zag de situatie er veelbelovend uit voor de scheepswerf in Rauma, aangezien STX Finland en Scandlines een intentieverklaring hadden ondertekend voor de bouw van twee autoveerboten voor de verbinding Rostock - Gedser. STX Finland verwachtte dat deze opdracht de scheepswerf in Rauma tot 2015 volledige werkgelegenheid zou garanderen.

In september 2013 kondigde STX Finland echter onverwacht aan dat de werkzaamheden van de scheepswerf in Rauma in hun huidige vorm zouden worden stopgezet en dat de onderneming haar activiteiten in Turku zou concentreren. Waarschijnlijk waren problemen in de onderhandelingen met Scandlines de aanleiding voor deze beslissing. In februari 2014 kwam dan uiteindelijk het nieuws dat de aanslepende onderhandelingen met Scandlines niets hadden opgeleverd.

De scheepswerf werd gesloten en 700 werknemers van STX Finland in Rauma en ongeveer 70 in Turku verloren hun baan.

11.

Verwachte gevolgen van de ontslagen voor de plaatselijke, regionale of nationale economie en werkgelegenheid


19. In 2013 telde Rauma gemiddeld 3 100 werklozen, waaronder meer dan 900 industriearbeiders. Het aantal werklozen was in januari 2014 gestegen tot 3 400. Na de ontslagen bij STX zal het aantal werklozen met bijna 700 stijgen. Onder hen zullen zich ongeveer 500 industriearbeiders bevinden.

20. In de regio was de werkloosheid het laagst in 2008 (7,1 %). In 2013 bedroeg de werkloosheid 10,0 %, en in januari 2014 11,1 %. Verwacht wordt dat de werkloosheid na de sluiting van STX met meer dan twee procentpunten zal stijgen.

21. De meeste werklozen in de regio Rauma hebben secundair onderwijs genoten (48 %). Het aandeel van de werklozen dat alleen lager onderwijs heeft genoten is iets kleiner (34 %), terwijl 8 % het laagste of een lager niveau van tertiair onderwijs heeft genoten. 3 % heeft tertiair onderwijs genoten. De ontslagen bij STX zullen het aandeel van de werklozen dat secundair of slechts lager onderwijs heeft genoten aanzienlijk doen toenemen.

22. Van de werklozen in de regio is 30 % ouder dan 55 jaar. De op één na grootste groep wordt gevormd door de leeftijdsgroep 45-54 jaar, die 22 % van de werklozen uitmaakt. 11 % van de werklozen is jonger dan 25 jaar. Bij STX vallen de meeste ontslagen (namelijk 250) in de leeftijdsgroep ouder dan 55 jaar. Het aantal werknemers in de leeftijdsgroep 45-54 jaar dat wordt ontslagen, is ook aanzienlijk, namelijk meer dan 200. Gezien de leeftijd van de ontslagen werknemers zal het voor hen moeilijker zijn om een nieuwe baan te vinden, en dreigt voor een aantal van de oudere werknemers vervroegde uittreding.

23. Een laag onderwijsniveau gecombineerd met een relatief hoge leeftijd zal het risico van langere werkloosheid waarschijnlijk verhogen. Tussen januari 2010 en mei 2014 is het aantal langdurig werklozen met 23 % gestegen. Tijdens dezelfde periode is het aantal langdurig werklozen ouder dan 55 jaar met 42 % toegenomen. Aangezien de meeste ontslagen bij STX vallen in de leeftijdsgroepen ouder dan 55 jaar en 45-54 jaar, is het risico van langdurige werkloosheid en uitsluiting hoog.

24. Turku, in het zuidwesten van Finland, wordt ook getroffen, aangezien daar bij STX ongeveer 70 ontslagen worden verwacht, in het bijzonder wat scheepsontwerp voor de scheepswerf in Rauma betreft.

25. Door de wereldwijde financiële en economische crisis, die in de regio reeds vier jaar duurt, bedraagt de huidige werkloosheid in de regio Turku 12,7 %, wat 5,5 procentpunten hoger is dan begin 2008. Op nationaal niveau bedraagt deze stijging 4,0 procentpunten. De regio Turku zal ook worden getroffen door dreigende ontslagen in de sectoren handel en diensten.

26. Het orderboek van STX Finland in Turku, dat significant is voor de mariene industrie, was leeg bij de indiening van de aanvraag. Mein Schiff 3 bevond zich in de toerustingsfase en Mein Schiff 4 in de blokconstructiefase. Het eerste zal in de zomer van 2014 en het laatste in het voorjaar van 2015 aan de TUI-scheepswerf worden overgedragen. Doordat de eigenaar financiële problemen heeft, kon de scheepswerf in Turku geen nieuwe opdrachten aantrekken. Het ziet ernaar uit dat daar onder de nieuwe eigenaars verandering in zal komen, en er worden reeds nieuwe opdrachten verwacht.

27. De algemene conjuncturele situatie van de ondernemingen in het zuidwesten van Finland als geheel heeft te lijden onder de strengere normen voor externe financiering en een neergang van de handel met Rusland. De technologie-industrie in de regio (met Nokia in het verleden als sterkste speler) heeft zijn nationale aandeel gedeeltelijk verloren.

12.

Beoogde begunstigden en voorgestelde acties


Beoogde begunstigden

28. Naar verwachting zullen 565 werknemers voor wie steun wordt aangevraagd aan de maatregelen deelnemen. Uitsplitsing van die werknemers naar geslacht, nationaliteit en leeftijdsgroep:

Categorie| Aantal beoogde begunstigden

Geslacht:| Mannen:| (87,79 %)

|| Vrouwen:| (12,21 %)

Burgerschap:| EU-burgers:| (100,00 %)

|| Niet-EU-burgers:| (0,00 %)

Leeftijdsgroep:| 15-24 jaar:| (1,24 %)

|| 25-29 jaar:| (4,96 %)

|| 30-54 jaar:| (52,04 %)

|| 55-64 jaar:| (41,42 %)

|| Ouder dan 64 jaar:| (0,35 %)

13.

Subsidiabiliteit van de voorgestelde maatregelen


29. Finland plant drie soorten maatregelen voor de ontslagen werknemers voor wie in deze aanvraag steun wordt aangevraagd: i) de ontslagen werknemers helpen een nieuwe baan te vinden, ii) de ontslagen werknemers helpen een eigen bedrijf op te richten, en iii) onderwijs en opleiding verstrekken. Alle onderstaande maatregelen vormen samen een gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening dat de herintreding van de ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt tot doel heeft:

30. Coaching en andere voorbereidende maatregelen: de werkloze werknemers kunnen worden geholpen met technieken voor het zoeken van een baan, met advies en begeleiding, bezoeken aan jobbeurzen, hulp bij sollicitaties en het opstellen van een cv. Deze dienst zal worden verleend aan groepen van verschillende omvang. Afhankelijk van de groep zal de opleiding 5 à 20 dagen duren. Gedetailleerde loopbaanbegeleiding wordt ook gegeven aan groepen. Daarbij wordt de nadruk gelegd op interactie en werkervaring. Deze coaching kan tot 40 dagen duren. Aan personen of groepen kan een jobcoach worden toegewezen, die bij het zoeken van een baan als sparringpartner kan optreden en als mentor voor zowel de werkgever als de werknemer tijdens de eerste tijd in een nieuwe baan. Per werkzoekende en per jaar kan tot 50 uur coaching worden verstrekt.

De werknemers kunnen ook profiteren van een aantal beoordelingen door deskundigen. Deze deskundigen kunnen bijvoorbeeld de arbeidscapaciteit van de desbetreffende werknemer beoordelen, met inbegrip van gezondheidsgerelateerde aspecten, competenties en beroepsopleidingen, of de vaardigheden en het potentieel van de werknemer inzake ondernemerschap.

Werkzoekenden kunnen de kans krijgen om opleidingen uit te proberen. Zij kunnen dan ongeveer tien dagen lang uittesten of diverse studiegebieden hen liggen.

31. Werkgelegenheids- en bedrijfsdiensten bij een servicepunt: voor de ontslagen werknemers worden servicepunten ingesteld die zich tijdens de implementatiefase over hen ontfermen. De servicepunten hebben tot doel de getroffen werknemers van bij het begin te adviseren door hen persoonlijkere en diepgaandere diensten te verstrekken dan de openbare dienst voor arbeidsbemiddeling hun normaal gezien zou kunnen bieden. Er wordt bijzondere aandacht aan besteed dat geen van de werknemers in langdurige werkloosheid terechtkomt.

32. Opleiding en herscholing: het doel van de opleidingsmaatregel bestaat in de verwerving van een basis- of beroepskwalificatie in een sector die goede kansen op werk biedt, of een voortgezette opleiding om bestaande competenties te versterken, dan wel een begeleiding / voorbereidende arbeidsmarkttraining voor wie geen plannen heeft voor zijn of haar verdere loopbaan. De opleiding wordt afgestemd op de doelgroep, en de cursussen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de uitbreiding van competenties voor de ICT-sector; project-, kwaliteits- en financieel beheer, en de ontwikkeling van bedrijfsvaardigheden. Het doel van de meeste beroepsopleidingen in het kader van de arbeidsmarkttraining is een kwalificatie; aan de werkzoekenden die daarvoor het juiste profiel hebben, zullen cursussen voor het opstarten van een bedrijf worden aangeboden.

33. Bevordering van en opleiding in ondernemerschap en diensten van deskundigen: de bevordering van ondernemerschap begint als arbeidsmarkttraining voor potentiële toekomstige ondernemers. Bovendien krijgen jonge ondernemers advies, raad en ondersteuning en worden er eveneens subsidies voor start-ups verleend. Wie van plan is een bedrijf op te richten, kan eens uitproberen hoe het is om ondernemer te zijn, bijvoorbeeld door stage te lopen in een bestaand bedrijf. Specifieke subsidies voor start-ups kunnen de jonge ondernemers in de beginfase ondersteunen. Dergelijke subsidies worden maximaal gedurende 18 maanden verleend.

34. Enquête bij ondernemingen: er zal in samenwerking met bedrijven en sectoren in Rauma een enquête over banen in de regio Rauma worden uitgevoerd. De enquête zal actuele informatie opleveren over de personeelsbehoeften van de ondernemingen. Met de verzamelde informatie kunnen de werknemers voor wie steun wordt aangevraagd worden gestimuleerd om in de goede richting naar een baan te zoeken en kunnen plannen worden gemaakt en regelingen worden getroffen om in de nodige opleiding te voorzien. Jaarlijks zullen bij benadering 500 interviews worden gehouden.

35. Loonsubsidies: er kunnen loonsubsidies worden verstrekt aan werkgevers in de publieke of privésector die bereid zijn werknemers voor wie steun wordt aangevraagd aan te werven en die bereid zijn te garanderen dat deze werknemers een redelijk loon krijgen, alsook alle steun en de nodige opleiding op de werkplek om zich in te werken in een baan waarmee zij niet vertrouwd zijn. Aan de werknemers zelf kan een kaart worden verstrekt waarmee hun potentiële nieuwe werkgever de loonsubsidie ontvangt. Het bedrag en de duur worden vastgesteld volgens de competenties en de behoeften van de werknemer. Finland voegt hieraan toe dat deze maatregel, ondanks het feit dat er niet in een minimale statutaire duur is voorzien, gewoonlijk drie maanden duurt. Wanneer de begunstigde een jonge werkzoekende is, kan de duur tot één maand of twee weken worden beperkt.

36. Vergoedingen voor reis-, verblijfs- en verhuiskosten: een werkzoekende kan een vergoeding krijgen voor reis- en verblijfskosten die hij heeft gemaakt om een baan te zoeken of deel te nemen aan een opleiding om zijn kansen op een nieuwe baan te vergroten. Hij kan ook verhuiskosten vergoed krijgen wanneer hij een baan aanneemt die te ver af is om te kunnen pendelen (een afstand van 43 km). Deze vergoedingen zullen de werknemers die hun baan kwijt zijn geraakt ertoe helpen aanmoedigen om in een groter geografisch gebied werk te zoeken.

37. De voorgestelde maatregelen die hier worden beschreven, zijn actieve arbeidsmarktmaatregelen die behoren tot de in artikel 7 van de EFG-verordening vastgestelde subsidiabele acties. Deze maatregelen komen niet in de plaats van maatregelen die gericht zijn op passieve sociale bescherming.

38. De Finse autoriteiten hebben de nodige informatie verstrekt over acties waartoe het betrokken bedrijf krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten verplicht is. Zij hebben bevestigd dat een financiële bijdrage van het EFG niet in de plaats zal komen van deze acties.

14.

Geraamd budget


39. De totale kosten worden op 2 378 000 EUR geraamd, met inbegrip van uitgaven voor een bedrag van 2 265 000 EUR voor individuele dienstverlening en van 113 000 EUR voor de activiteiten op het vlak van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, en controle en rapportage.

40. Van het EFG wordt in totaal een financiële bijdrage van 1 426 800 EUR (60 % van de totale kosten) gevraagd.

Acties| Geraamd aantal deelnemers| Geraamde kosten per deelnemer (EUR)[8]| Geraamde totale kosten (EUR)[9]

15.

Individuele dienstverlening (acties overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a) en c), van de EFG-verordening)


Coaching en andere voorbereidende maatregelen:| 162 000

Werkgelegenheids- en bedrijfsdiensten bij een servicepunt| 200 000

Opleiding en herscholing| 4 1 016 000

Bevordering van en opleiding in ondernemerschap en diensten van deskundigen| 6 360 000

Subsidie voor start-ups| 6 180 000

Enquête bij ondernemingen| 25 000

Subtotaal (a):| –| 1 943 000

(85,78 %)

16.

Toelagen en stimulerende maatregelen (acties overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder b), van de EFG-verordening)


Loonsubsidie| 5 310 000

Vergoedingen voor reis-, verblijfs- en verhuiskosten| 12 000

Subtotaal (b):| –| 322 000

(14,22 %)

17.

Acties overeenkomstig artikel 7, lid 4, van de EFG-verordening


1. Voorbereiding| –| 2 500

2. Beheer| –| 73 000

3. Voorlichting en publiciteit| –| 25 000

4. Controle en rapportage| –| 12 500

Subtotaal (c):| –| 113 000

(4,75 %)

Totale kosten (a + b + c):| –| 2 378 000

EFG-bijdrage (60 % van de totale kosten)| –| 1 426 800

41. De kosten van de in de tabel hierboven opgenomen acties die vallen onder artikel 7, lid 1, onder b), van de EFG-verordening bedragen niet meer dan 35 % van de totale kosten voor het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening. De Finse autoriteiten hebben bevestigd dat deze acties afhangen van de actieve deelname van de beoogde begunstigden aan opleidingsactiviteiten en activiteiten in verband met het zoeken van een baan.

42. De Finse autoriteiten hebben bevestigd dat de investeringskosten voor wie zich als zelfstandige vestigt of een eigen bedrijf opricht per begunstigde niet meer dan 15 000 EUR zullen bedragen.

18.

Periode waarbinnen de uitgaven subsidiabel zijn


43. De Finse autoriteiten hebben de beoogde begunstigden met ingang van 15 januari 2014 individuele dienstverlening verstrekt. De uitgaven voor de in de punten 29 tot en met 37 genoemde acties zullen bijgevolg van 15 januari 2014 tot en met 27 mei 2016 voor een financiële bijdrage van het EFG in aanmerking komen.

44. Op 15 januari 2014 hebben de Finse autoriteiten de eerste administratieve uitgaven gedaan met het oog op de implementatie van het EFG. De uitgaven voor de activiteiten op het vlak van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, en controle en rapportage zullen bijgevolg van 15 januari 2014 tot en met 27 november 2016 voor een financiële bijdrage van het EFG in aanmerking komen.

19.

Complementariteit met acties die door nationale of EU-fondsen worden gefinancierd


45. De vereiste nationale medefinanciering zal hoofdzakelijk worden verstrekt uit de begrotingspost van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening van de administratieve afdeling van het Ministerie van Werkgelegenheid en Economie. Een aantal diensten zal worden medegefinancierd uit de huishoudelijke uitgaven van de Centra voor economische ontwikkeling, transport en het milieu en de Diensten voor Werkgelegenheid en Economische Ontwikkeling. Taken die verband houden met technische ondersteuning zullen worden medegefinancierd uit de huishoudelijke uitgaven van het Ministerie van Werkgelegenheid en Economie en de Centra voor economische ontwikkeling, transport en economie. Er zal een inspanning worden gedaan om nationale voorfinanciering ter beschikking te stellen voor alle acties en taken, zodat activiteiten waarvoor EFG-steun wordt aangevraagd in afwachting van de gevraagde EFG-bijdrage zo snel en doeltreffend mogelijk van start kunnen gaan.

46. Een nationaal pakket maatregelen 'Modellen tussen de aanwervende onderneming en de onderneming die ontslaat' wordt opgesteld tijdens de nieuwe ESF-programmeringsperiode. Het doel van deze reeks maatregelen bestaat erin activiteiten die verband houden met nationale structurele veranderingen en veiligheid bij die veranderingen aan te vullen en te ontwikkelen. De nationale coördinatie heeft als centraal doel de effectiviteit en de efficiëntie te vergroten en overlappingen te voorkomen, en tegelijkertijd rekening te houden met zowel de regionale ESF‑activiteit als de ervaringen uit vorige programmeringsperioden. Er wordt onder meer naar gestreefd tot gezamenlijke productontwikkeling te komen, goede en slechte praktijken te inventariseren, de communicatie te verbeteren en de goede resultaten van de projecten te verankeren. De EFG-beheersautoriteit zal deze activiteit volgen om er voor toekomstige EFG-aanvragen goed gebruik van te maken.

47. De Finse autoriteiten hebben bevestigd dat de hierboven beschreven maatregelen die een financiële bijdrage uit het EFG ontvangen, niet ook steun van andere financiële instrumenten van de Unie zullen ontvangen, en hebben de systemen beschreven die daartoe worden gebruikt.

20.

Procedures voor het overleg met de beoogde begunstigden, hun vertegenwoordigers of de sociale partners, alsook plaatselijke en regionale autoriteiten


48. De Finse autoriteiten hebben laten weten dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening werd opgesteld in overleg met de betrokken sociale partners en verschillende andere belanghebbenden.

49. Het overleg vond en vindt nog steeds plaats in een werkgroep die speciaal door het Ministerie van Werkgelegenheid en Economie wordt bijeengeroepen om oplossingen te vinden voor de ontslagen bij STX Finland. In de werkgroep hebben vertegenwoordigers zitting van het Centrum voor economische ontwikkeling, transport en het milieu voor Satakunta, het Centrum voor economische ontwikkeling, transport en het milieu voor het zuidwesten van Finland, de Dienst voor Werkgelegenheid en Economische Ontwikkeling voor Satakunta, de stad Rauma, voor de sociale partners de Raad van Finse Industriebonden (o.a. de Vakbond Pro, de Finse Metaalarbeidersbond en de Academische Ingenieurs en Architecten in Finland/de Federatie van professioneel en managementpersoneel YTN, de Unie van beroepsingenieurs in Finland), de Federatie van Finse Technologie Finland, en vertegenwoordigers van het bedrijf STX Finland.

Beheers- en controlesystemen



50. De aanvraag bevat een beschrijving van de beheers- en controlesystemen die de verantwoordelijkheden van de betrokken organen specificeert. Finland heeft de Commissie laten weten dat de financiële bijdrage zal worden beheerd door het Ministerie van Werkgelegenheid en Economie, dat ook ESF-fondsen beheert. Hetzelfde ministerie treedt op als certificerende autoriteit. Er is een strikte taakverdeling en scheiding van rapportageverhoudingen tussen de diensten die deze twee functies uitoefenen. De beheersfuncties voor het EFG werden toegewezen aan de Dienst Werkgelegenheid en Ondernemerschap, terwijl die voor het ESF bij de Dienst Regionale Ontwikkeling berusten. Voor beide fondsen staat de Eenheid Personeelszaken en Administratie in voor de certificerende functies. Het ministerie heeft een handleiding opgesteld waarin de te volgen procedures in detail zijn uiteengezet.

51. Het verantwoordelijke orgaan voor de audit is de onafhankelijke Interne Auditeenheid, die onder de Permanente Secretaris ressorteert. Functies in verband met toezicht en audit zijn eveneens opgenomen in de functies van zowel de beheers- als de certificerende autoriteit.

21.

Toezeggingen door de betrokken lidstaat


52. De Finse autoriteiten hebben op de volgende punten de nodige garanties geboden:

– bij de toegang tot de voorgestelde acties en hun uitvoering zullen de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie worden gerespecteerd;

– aan de voorschriften van de nationale en EU-wetgeving betreffende collectieve ontslagen is voldaan;

– de onderneming waar de ontslagen zijn gevallen, heeft haar activiteiten voortgezet, is haar wettelijke verplichtingen bij ontslagen nagekomen en heeft voor haar werknemers dienovereenkomstig de nodige maatregelen getroffen;

– de voorgestelde acties zullen steun verlenen aan individuele werknemers en zullen niet worden gebruikt om ondernemingen of sectoren te herstructureren;

– de voorgestelde acties zullen geen financiële steun ontvangen van andere fondsen of financiële instrumenten van de Unie, en dubbele financiering zal worden voorkomen;

– de voorgestelde maatregelen zullen complementair zijn met acties die door de structuurfondsen worden gefinancierd;

– de financiële bijdrage van het EFG zal voldoen aan de procedurele en materiële EU-regels inzake overheidssteun.

2.

Gevolgen voor de begroting



22.

Begrotingsvoorstel


53. Zoals vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020[10] mag het EFG het jaarlijks maximumbedrag van 150 miljoen EUR (prijzen 2011) niet overschrijden.

54. Na de aanvraag te hebben onderzocht op de voorwaarden van artikel 13, lid 1, van de EFG-verordening, en rekening houdend met het aantal beoogde begunstigden, de voorgestelde acties en de geraamde kosten, stelt de Commissie voor om uit het EFG een bedrag van 1 426 800 EUR beschikbaar te stellen, hetgeen overeenstemt met 60 % van de totale kosten van de voorgestelde acties, teneinde een financiële bijdrage te verstrekken voor de aanvraag.

55. Overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[11] zal het voorgestelde besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk worden genomen.

23.

Met dit besluit samenhangende handelingen


56. Samen met dit voorstel voor een besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in voor een overschrijving van 1 426 800 EUR naar het desbetreffende begrotingsonderdeel.

57. Wanneer de Commissie dit voorstel voor een besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen goedkeurt, zal zij aan de hand van een uitvoeringshandeling tegelijkertijd een besluit over een financiële bijdrage vaststellen, dat in werking zal treden op de datum waarop het Europees Parlement en de Raad het voorgestelde besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen, vaststellen.