Toelichting bij COM(2014)714 - Intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het is een prioriteit van de Commissie om te zorgen dat het wetgevingsacquis van de EU actueel blijft en geschikt voor het beoogde doel. Reeds in het interinstitutioneel akkoord inzake betere wetgeving van 16 december 2003[1] zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeengekomen dat de omvang van de wetgeving van de Europese Unie moet worden verminderd door handelingen in te trekken die niet langer worden toegepast. Dergelijke handelingen zouden moeten worden verwijderd uit het EU-acquis om de transparantie te verbeteren en alle burgers en lidstaten meer zekerheid te bieden.

Dit is in overeenstemming met het beleid van de Commissie inzake gezonde regelgeving. In haar mededeling van juni 2014 'Programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT): stand van zaken en vooruitzichten'[2], verklaarde de Commissie dat ze het acquis op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken onderzocht om te bezien welke besluiten kunnen worden ingetrokken in het kader van het verstrijken van de in de Verdragen neergelegde overgangstermijn.

De Commissie heeft nu haar beoordeling afgerond van de rechtshandelingen op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie, inclusief het acquis van de voormalige derde pijler. Een aantal handelingen die in de vorige decennia zijn vastgesteld, hebben geen enkel effect meer. Deze handelingen zijn achterhaald vanwege hun tijdelijke karakter, of doordat de inhoud is overgenomen in latere handelingen. Omwille van de rechtszekerheid stelt de Commissie voor dat de in dit voorstel genoemde maatregelen worden ingetrokken door het Europees Parlement en de Raad.

I. Besluit SCH/Com-ex (93) 14 van het Uitvoerend Comité betreffende de verbetering van de praktijk inzake justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen[3] zag alleen op de situatie waarin een lidstaat in de praktijk justitiële samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen weigerde. Het besluit is achterhaald door de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie[4], dat in een bredere samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van onder meer het drugsbeleid voorziet.

II. Verklaring SCH/Com-ex (97) 13 2e herz. van het Uitvoerend Comité[5] zag op de ontvoering van minderjarigen of het wederrechtelijk onttrekken van minderjarigen door één van hun ouders aan het gezag van hun wettelijke bewaarder. Deze verklaring is achterhaald door de inwerkingtreding van Verordening (EUG) nr. 562/2006[6] en Uitvoeringsbesluit 2013/115/EU van de Commissie[7], waarbij nieuwe regels werden ingevoerd voor de controle van minderjarigen die een buitengrens overschrijden en met betrekking tot de daarmee samenhangende activiteiten van het Sirene-bureau.

III. Bij Besluit SCH/Com-ex (98) 52 van het Uitvoerend Comité[8] werd de Schengenleidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking vastgesteld ter ondersteuning van de lidstaten bij de uitvoering van grensoverschrijdende operaties. Het besluit werd achterhaald nadat de inhoud van de leidraad werd opgenomen in de recentere Geactualiseerde catalogus van aanbevelingen voor de juiste toepassing van het Schengenacquis en van beste praktijken: politiële samenwerking[9], de Leidraad voor grensoverschrijdende operaties[10] en het Compendium on law enforcement liaison officers[11].

IV. Bij Besluit 2008/173/EG van de Raad[12] werden in detail de reikwijdte, de organisatie, de coördinatie en de goedkeuringsprocedures uiteengezet voor bepaalde tests in het kader van het Schengeninformatiesysteem II (SIS II) die erop gericht waren te beoordelen of SIS II tijdens de ontwikkelingsfase kon functioneren in overeenstemming met de technische en functionele vereisten als bepaald in de rechtsinstrumenten betreffende SIS II. Het besluit verloor zijn rechtsgevolgen toen SIS II op 9 april 2013 in gebruik werd genomen.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling


EN

In de loop van 2014 vond in het kader van de Groep vrienden van het voorzitterschap, die was samengeroepen teneinde alle kwesties te onderzoeken in verband met de afloop van de overgangsperiode van vijf jaar die in artikel 10 van Protocol (nr. 36) bij de Verdragen was vastgelegd, een dialoog plaats tussen de Commissie en de vertegenwoordigers van de lidstaten en het secretariaat-generaal van de Raad om vast te stellen welke wetgevingsmaatregelen van het acquis van de voormalige derde pijler achterhaald waren.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen



Het voorstel strekt tot intrekking van een aantal wetgevingsmaatregelen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken waarvan is vastgesteld dat deze achterhaald zijn.

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag voor de intrekking van het besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verbetering van de praktijk inzake de justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen (SCH/Com-ex (93)14) is artikel 82, lid 1, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De rechtsgrondslag voor de intrekking van de verklaring van het Uitvoerend Comité van 9 februari 1998 betreffende de ontvoering van minderjarigen (SCH/Com-ex (97) 13 2e herz.) is artikel 87, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De rechtsgrondslag voor de intrekking van het besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de leidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking (SCH/Com-ex (98) 52) is artikel 87, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De rechtsgrondslag voor de intrekking van Besluit 2008/173/EG van de Raad van 18 februari 2008 inzake de tests betreffende het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) is artikel 87, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel De maatregelen waarop dit voorstel betrekking heeft, zijn achterhaald vanwege hun tijdelijke karakter, of doordat de inhoud is overgenomen in latere handelingen. Het is derhalve in overeenstemming met de subsidiariteits- en evenredigheidsbeginselen om deze maatregelen in te trekken. Het is aan de wetgever van de Unie om de daarvoor noodzakelijke maatregelen vast te stellen.

Keuze van het instrument



Voorgestelde instrument: besluit van het Europees Parlement en de Raad

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.