Toelichting bij COM(2014)258 - Verordening (EU) 2016/426 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende gasverbrandingstoestellen en tot intrekking van Richtlijn 2009/142/EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Algemene context, motivering en doel van het voorstel

Richtlijn 2009/142/EG betreffende gastoestellen[1] is de codificatie van Richtlijn 90/396/EEG[2] van 29 juni 1990, die op 1 januari 1992 van toepassing werd.

Richtlijn 2009/142/EG is een voorbeeld van de harmonisatiewetgeving van de Unie en waarborgt het vrije verkeer van gastoestellen. Deze richtlijn heeft in aanzienlijke mate bijgedragen aan de afronding en goede werking van de interne markt voor gastoestellen. Zij harmoniseert de voorwaarden voor het in de handel brengen en/of in bedrijf stellen van gastoestellen binnen haar toepassingsgebied wat veiligheidsaspecten en rationeel energiegebruik betreft.

In Richtlijn 2009/142/EG zijn de essentiële eisen vastgelegd waaraan gastoestellen moeten voldoen om op de EU-markt te mogen worden aangeboden.

Richtlijn 2009/142/EG heeft zijn grondslag in artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie ("het Verdrag") en is een van de eerste harmonisatierichtlijnen op basis van de beginselen van de nieuwe aanpak. Hierbij moeten fabrikanten ervoor zorgen dat hun producten voldoen aan de verplichte prestatie- en veiligheidseisen in het wettelijk instrument, zonder dat er specifieke technische oplossingen of specificaties worden opgelegd.

Dit voorstel is bedoeld om Richtlijn 2009/142/EG betreffende gastoestellen te vervangen door een verordening, in lijn met de vereenvoudigingsdoelstellingen van de Commissie.

Naar aanleiding van de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/142/EG bleek het nodig om een aantal bepalingen te actualiseren en te verhelderen, zonder echter het toepassingsgebied te wijzigen. Deze bepalingen hebben voornamelijk betrekking op een aantal sectorspecifieke definities, de inhoud en vorm van mededelingen van de lidstaten inzake de gasleveringsomstandigheden, de verhouding tot andere harmonisatiewetgeving van de Unie met betrekking tot gastoestellen (voor andere aspecten) en enkele essentiële eisen, die moeten worden aangevuld zodat er minder interpretatie hoeft plaats te vinden.

De voorgestelde verordening wijzigt het huidige toepassingsgebied van Richtlijn 2009/142/EG niet. Een aantal bepalingen worden echter gewijzigd, zodat de inhoud daarvan duidelijker en actueel wordt. De voorgestelde verordening is eveneens afgestemd met Besluit nr. 768/2008/EG betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten (NWK-besluit).

De voorgestelde verordening verheldert eveneens de verhouding tussen haar bepalingen en andere, meer specifieke harmonisatiewetgeving van de EU. Er wordt ook verduidelijkt dat de essentiële eis inzake rationeel energiegebruik in punt 3.5 van deze verordening niet van toepassing is op de energie-efficiëntie van gastoestellen die vallen onder een uitvoeringsmaatregel van Richtlijn 2009/125/EG betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten[3]. Tot op heden zijn de uitvoeringsmaatregelen op grond van Richtlijn 2009/125/EG Richtlijn 92/42/EEG betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels[4], Verordening (EU) nr. 813/2013 van de Commissie tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen betreft[5], Verordening (EU) nr. 814/2013 van de Commissie tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks betreft[6] en Verordening (EU) nr. 932/2012 van de Commissie houdende uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke droogtrommels[7]. De eis inzake rationeel energiegebruik van deze verordening zal niet van toepassing zijn op gastoestellen die vallen onder de toekomstige uitvoeringsmaatregelen inzake ecologisch ontwerp krachtens Richtlijn 2009/125/EG. Bij gebreke van uitvoeringsmaatregelen inzake ecologisch ontwerp blijft de eis inzake rationeel energiegebruik van toepassing. Dit zal echter geen invloed hebben op de verplichting van de lidstaten om nationale maatregelen te nemen betreffende de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen en de energie-efficiëntie van gebouwen in overeenstemming met Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen[8], Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen[9] en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie[10]. Dergelijke maatregelen, die in bepaalde omstandigheden de installatie van gastoestellen die voldoen aan de eis van rationeel energiegebruik van deze verordening kunnen beperken, moeten verenigbaar zijn met het Verdrag en ermee rekening houden dat alle aspecten van de wetgeving van de Unie op samenhangende wijze moeten worden uitgevoerd.

Met het voorstel wordt eveneens beoogd om Richtlijn 2009/142/EG op één lijn te brengen met het 'goederenpakket' dat in 2008 is vastgesteld, met name met het NWK-besluit.

Het NWK-besluit omvat een gemeenschappelijk kader voor de productharmonisatiewetgeving van de EU. Dit kader bestaat uit vaak gebruikte bepalingen in de EU-productwetgeving (bv. definities, verplichtingen voor marktdeelnemers, aangemelde instanties, vrijwaringsmechanismen enz.). Deze gemeenschappelijke bepalingen zijn aangescherpt om te waarborgen dat de wetgeving in de praktijk doeltreffender kan worden toegepast en gehandhaafd. Er zijn nieuwe elementen toegevoegd, zoals verplichtingen voor importeurs, die cruciaal zijn om de veiligheid van producten op de markt te verbeteren.

In het kader van een NWK-uitvoeringspakket dat op 21 november 2011 is vastgesteld, heeft de Commissie al voorgesteld negen richtlijnen met het NWK-besluit op één lijn te brengen.

Om de samenhang van de harmonisatiewetgeving van de Unie op het gebied van industrieproducten te waarborgen, in overeenstemming met de politieke verplichtingen die voortkomen uit aanname van het NWK-besluit en de wettelijke verplichting op grond van artikel 2 van het NWK-besluit, moet dit voorstel overeenstemmen met de bepalingen van het NWK-besluit.

Het voorstel houdt rekening met Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese standaardisatie[11].

Het voorstel houdt eveneens rekening met het voorstel van de Commissie van 13 februari 2013 voor een verordening betreffende markttoezicht op producten[12], dat bedoeld is om één rechtsinstrument vast te leggen betreffende de activiteiten inzake het markttoezicht op het gebied van andere dan voedingsmiddelen, consumenten- of niet-consumentenproducten en producten die al dan niet onder de harmonisatiewetgeving van de Unie vallen. Dit voorstel combineert de regels betreffende markttoezicht van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid[13], Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten[14] en van bedrijfstakspecifieke harmonisatiewetgeving, om de doeltreffendheid van het markttoezicht binnen de Unie te verhogen. De voorgestelde verordening betreffende markttoezicht op producten bevat eveneens de relevante bepalingen betreffende markttoezicht en vrijwaringsclausules. Derhalve moeten bepalingen in bestaande bedrijfstakspecifieke harmonisatiewetgeving betreffende markttoezicht en vrijwaringsclausules uit die harmonisatiewetgeving worden verwijderd. De algehele doelstelling van de voorgestelde verordening is een fundamentele vereenvoudiging van het EU-kader voor markttoezicht, zodat dat toezicht voor de belangrijkste gebruikers ervan – markttoezichtautoriteiten en marktdeelnemers – beter functioneert. Richtlijn 2009/142/EG bevat een procedure voor vrijwaringsclausules met betrekking tot gastoestellen. Overeenkomstig het kader waarvan de totstandbrenging wordt beoogd op grond van de voorgestelde verordening betreffende markttoezicht op producten, omvat dit voorstel niet de bepalingen betreffende markttoezicht en vrijwaringsclausules die in het NWK-besluit zijn opgenomen. Er wordt voor de wettelijke duidelijkheid echter naar de voorgestelde verordening betreffende het markttoezicht op producten verwezen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie



Dit initiatief is in overeenstemming met de Akte voor de interne markt[15], waarin de nadruk werd gelegd op de noodzaak om het vertrouwen van de consument in de kwaliteit van producten op de markt te waarborgen en op het belang van aanscherping van het markttoezicht. Het is in overeenstemming met het bestaande energiebeleid van de Unie, aangezien het de toepassing en tenuitvoerlegging van wetgeving van de Unie op het vlak van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie onverlet laat.

Het vormt een aanvulling op en is in overeenstemming met het beleid van de Unie inzake energievoorziening en energie-efficiëntie doordat het niet van toepassing is waar meer specifieke handelingen van de Unie van toepassing zijn.

Bovendien ondersteunt het initiatief het beleid van de Commissie inzake betere regelgeving en vereenvoudiging van het regelgevingskader.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling


EN

Raadpleging van belanghebbenden



De herziening van Richtlijn 2009/142/EG is besproken met nationale deskundigen die voor de uitvoering van de richtlijn verantwoordelijk zijn, met het forum van conformiteitsbeoordelingsinstanties, met de groep administratieve samenwerking op het gebied van markttoezicht en via bilaterale contacten met brancheorganisaties.

In het kader van consultatie is gesproken met de werkgroep gastoestellen van de lidstaten (WG-GA), de werkgroep herziening gastoestellenrichtlijn (WG GAD REV) en de adviescommissie gastoestellenrichtlijn (GAD-AC).

In 2010-2011 is een beoordelingsonderzoek ex post uitgevoerd, teneinde de resultaten van de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/142/EG[16] te beoordelen. Dit onderzoek beoordeelde de doeltreffendheid van Richtlijn 2009/142/EG, het effect ervan op ondernemingen en gebruikers, mogelijke handelsbelemmeringen die het vrije verkeer van toestellen belemmeren, innovatie en de vraag of de bepalingen van de richtlijn afdoende zijn om te waarborgen dat gastoestellen en toebehoren die in de handel worden gebracht en/of in bedrijf worden gesteld in overeenstemming met de richtlijn, veilig en zonder gasgerelateerde risico's worden ontworpen en vervaardigd.

Hoewel uit het beoordelingsonderzoek ex post bleek dat Richtlijn 2009/142/EG goed functioneerde en bijdroeg aan een betere veiligheid van gastoestellen, werd er ook een aantal mogelijke verbeterpunten aangegeven.

Van december 2011 tot maart 2012 is er een openbare raadpleging gehouden, met als doel de standpunten te horen van autoriteiten, fabrikanten, organisaties, standaardiseringsorganisaties, aangemelde instanties, consumentenorganisaties en burgers over verschillende kwesties, die behandeld moesten worden bij de voorbereiding van de herziening van Richtlijn 2009/142/EG.

De deelname aan de openbare raadpleging was sterk en de diensten van de Commissie hebben negentig antwoorden ontvangen met bijdragen van overheden, brancheorganisaties, aangemelde instanties, normalisatie- en consumentenorganisaties, grote en kleinere ondernemingen en consumenten.

De resultaten zijn beschikbaar op:

ec.europa.eu/enterprise/sectors/pressure-and-gas  

Uit de raadpleging bleek dat er in alle gremia brede steun voor de herziening bestond.

Er is een eensluidende mening dat afstemming met het NWK-besluit moet plaatsvinden, zodat het bestaande algemeen wettelijk kader wordt verbeterd. De autoriteiten ondersteunen deze maatregel volledig, omdat het bestaande systeem hierdoor wordt versterkt en de samenwerking op EU-niveau wordt verbeterd. Het bedrijfsleven verwacht een gelijker speelveld als gevolg van doeltreffender optreden tegen producten die niet aan de wetgeving voldoen, alsmede een vereenvoudigingseffect door stroomlijning van de wetgeving. Er was enige bezorgdheid over sommige verplichtingen, die echter noodzakelijk zijn om de doeltreffendheid van het markttoezicht te vergroten. Deze maatregelen zullen geen significante kosten voor de bedrijfstak met zich brengen en de voordelen die uit het verbeterde markttoezicht voortvloeien, zouden de kosten ruimschoots moeten compenseren.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid – effectbeoordeling

Met betrekking tot de herziening van Richtlijn 2009/142/EG is een effectbeoordeling uitgevoerd. Deze effectbeoordeling beschrijft uitgebreid welke verschillende herzieningsmogelijkheden er zijn voor de bedrijfstakgerelateerde aspecten van Richtlijn 2009/142/EG.

Voor wat betreft stroomlijning met het NWK-besluit, verwijst het effectbeoordelingsverslag voor de herziening van Richtlijn 2009/142/EG naar de algemene effectbeoordeling in het kader van het op 21 november 2011 vastgestelde NWK-uitvoeringspakket[17].

Met name de wijzigingen vanwege de afstemming met het NWK-besluit en het effect daarvan zullen naar verwachting overeenkomen met die van de negen productharmonisatierichtlijnen in het stroomlijningspakket.

In het effectbeoordelingsverslag over dit stroomlijningspakket zijn de verschillende opties reeds diepgaand onderzocht. Deze zijn exact dezelfde in het geval van Richtlijn 2009/142/EG. Het verslag bevat eveneens een analyse van de gevolgen van de wetgevingsstroomlijning met de bepalingen van het NWK-besluit.

Het effectbeoordelingsverslag over de herziening van Richtlijn 2009/142/EG heeft aldus deze aspecten niet meer behandeld, maar is gericht op kwesties specifiek voor Richtlijn 2009/142/EG en hoe deze aan te pakken.

Op basis van de verzamelde informatie werden in de door de Commissie uitgevoerde effectbeoordeling drie opties onderzocht en vergeleken met betrekking tot problemen in verband met Richtlijn 2009/142/EG.

Optie 1 – 'Niets doen' - geen wijzigingen in de bestaande situatie

In dit geval wordt Richtlijn 2009/142/EG niet gewijzigd.

Optie 2 – Niet-wetgevende maatregelen inzetten

Voor optie 2 wordt gekeken naar de mogelijkheid om vrijwillige maatregelen te stimuleren voor het oplossen van de gevonden problemen, bijvoorbeeld met richtsnoeren volgens een breed gedragen interpretatie van Richtlijn 2009/142/EG.

Optie 3 – Wetgevende maatregelen inzetten

In dit geval wordt Richtlijn 2009/142/EG gewijzigd.

Optie 3 heeft de voorkeur, omdat:

– deze als doeltreffender wordt gezien dan optie 2: vanwege de gebrekkige handhavingsmogelijkheden van optie 2 is het twijfelachtig of de positieve gevolgen zich met die optie werkelijk zullen voordoen;

– hiermee geen significante kosten voor marktdeelnemers en aangemelde instanties gemoeid zijn en geen extra kosten of slechts verwaarloosbare kosten worden verwacht voor degenen die al verantwoordelijk handelen; het toepassingsgebied en de bepalingen blijven namelijk in essentie ongewijzigd en er worden slechts juridische verduidelijkingen ingevoegd;

– er geen significante economische of sociale effecten zijn gevonden;

– optie 1 en 2 geen antwoord bieden op wettelijke onverenigbaarheden of ambiguïteiten, zodat ze niet leiden tot een betere tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/142/EG.

In het voorstel opgenomen zijn:

· verwijdering van de verouderde temperatuurgrens van 105 °C uit de definitie van het toepassingsgebied;

· invoering van op dit moment ontbrekende definities voor de bedrijfstakspecifieke termen onder Richtlijn 2009/142/EG;

· invoering van een geharmoniseerde vorm en inhoud van de mededelingen van de lidstaten op grond van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2009/142/EG, met betrekking tot de gassoorten en bijbehorende gebruiksdrukken op hun grondgebied;

· verduidelijking van de relatie tussen Richtlijn 2009/142/EG en andere EU-harmonisatiewetgeving, waaronder uitvoeringsmaatregelen inzake ecologisch ontwerp krachtens Richtlijn 2009/125/EG en andere instrumenten die het energiebeleid van de Unie betreffen;

· verbetering van de leesbaarheid van een aantal bepalingen van Richtlijn 2009/142/EG.

Het effect van het voorstel leidt tot versterking van het concurrentievermogen van Europese ondernemingen, aangezien voor de marktdeelnemers een gelijk speelveld wordt gegarandeerd. Ook zullen consumenten en andere eindgebruikers beter zijn beschermd.

2.

Juridische elementen van het voorstel



3.1. Toepassingsgebied en definities

Het toepassingsgebied van de voorgestelde verordening komt overeen met die van Richtlijn 2009/142/EG, namelijk 'toestellen' en 'toebehoren'.

Het voorstel bevat een aantal definities met betrekking tot bedrijfstakspecifieke kwesties, om de leesbaarheid te verbeteren.

Daarnaast zijn de algemene definities naar aanleiding van de stroomlijning met het NWK-besluit ingevoegd.

3.2. Mededelingen van de lidstaten inzake de gasleveringsomstandigheden op hun grondgebied

De voorgestelde verordening bevat het huidige artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2009/142/EG, op grond waarvan de lidstaten de gassoorten en bijbehorende gebruiksdrukken die op hun grondgebied worden gebruikt, en alle wijzigingen in de gasleveringsomstandigheden, moeten mededelen aan andere lidstaten en de Europese Commissie. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (PB)[18].

Deze informatie is van groot belang voor fabrikanten, aangezien de gasleveringsomstandigheden op de plaats waar een gastoestel in bedrijf wordt gesteld van groot belang zijn voor een veilig en correct functioneren ervan. De fabrikant moet daarom al in de ontwerpfase met dit aspect rekening houden.

Beschikbaarheid van de juiste informatie is eveneens een voorwaarde voor de bepaling van de aanduiding of aanduidingen voor de 'toestelcategorie'. Deze moeten op het toestel worden aangegeven en zijn vastgesteld door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN). Deze informatie is momenteel opgenomen in de geharmoniseerde norm EN 437:2003+A1:2009 en in productspecifieke Europese geharmoniseerde normen.

Aangezien de op dit moment gepubliceerde informatie onvoldoende is, is er echter behoefte aan een betere bepaling van de aan de lidstaten mede te delen gegevens, zodat deze informatie adequaat en vergelijkbaar is.

Bovendien ontwikkelen de gasleveringsomstandigheden in de Unie zich snel. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de algemene doelstelling van de Unie om het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen te verhogen. Als gevolg daarvan zal er meer en meer gas uit niet-conventionele bronnen[19] worden geleverd, zowel door middel van op zichzelf staande plaatselijke netwerken als door invoeding op aardgasdistributienetwerken.

Ondanks pogingen om de gaskwaliteit in geheel Europa meer te harmoniseren[20], zal de geleidelijke uitputting van het gas uit bepaalde gasvelden, en de vervanging door biogas, leiden tot een meer uiteenlopende gaskwaliteit.

Aangezien de gassoorten en hun gebruiksdrukken niet geharmoniseerd worden in het kader van Richtlijn 2009/142/EG en ook onder dit voorstel niet kunnen worden geharmoniseerd, moet er in het voorstel rekening worden gehouden met de kwestie gaskwaliteit, zodat er een koppeling blijft met de veiligheid en prestaties van de toestellen.

Het is aldus van belang dat fabrikanten dankzij dit voorstel afdoende informatie hebben over de beschikbare gassoorten en gebruiksdrukken, aangezien gastoestellen zeer gevoelig zijn voor de samenstelling van de brandstof. Ontbrekende of onvolledige informatie in de ontwerpfase kan leiden tot onveilige en/of niet goed werkende toestellen (d.w.z. met een significant gereduceerde energie-efficiëntie) op de markt.

Het voorstel definieert daarom de parameters die in de mededelingen moeten worden opgenomen, zodat de toestellen beter verenigbaar zijn met de gasleveringsomstandigheden. Ook bevat het voorstel een geharmoniseerde vorm voor deze mededelingen.

3.3. Op de markt aanbieden van gastoestellen en toebehoren, verplichtingen van marktdeelnemers, CE-markering, vrij verkeer

Het voorstel bevat de gebruikelijke bepalingen voor productgerelateerde harmonisatiewetgeving van de Unie en bepaalt de verplichtingen van de relevante marktdeelnemers (fabrikanten, bevoegde vertegenwoordigers, importeurs en distributeurs), in overeenstemming met het NWK-besluit.

Volgens Richtlijn 2009/142/EG dragen toebehoren geen CE-markering (aangezien de vrijwaringsclausule hierop niet van toepassing is). Toebehoren zijn geen gastoestellen maar afzonderlijk geproduceerde halffabrikaten, die uitsluitend voor professionals beschikbaar zijn en bedoeld zijn om in een toestel te worden ingebouwd voordat dit in de handel wordt gebracht. Richtlijn 2009/142/EG bepaalt wel dat toebehoren moeten zijn voorzien van een certificaat van conformiteit met de bepalingen van de richtlijn, waarop de kenmerken ervan staan vermeld en de wijze waarop zij in een toestel moeten worden ingebouwd of waarop zij moeten worden geassembleerd. Op deze wijze wordt bijgedragen aan naleving van de belangrijkste eisen voor bedrijfsklare toestellen. Aangezien het passende ontwerp van toebehoren bijdraagt aan de correcte en veilige werking van een bedrijfsklaar toestel, en omdat de gasgerelateerde risico's van een toestel pas na montage van de toebehoren kunnen worden vastgesteld, behoudt de voorgestelde verordening de bepaling dat toebehoren geen CE-markering dragen. Voor de duidelijkheid is het certificaat bij toebehoren op grond van Richtlijn 2009/142/EG echter aangeduid als conformiteitscertificaat voor toebehoren. Zo wordt de inhoud beter weergegeven en de relatie tot de EU-conformiteitsverklaring verduidelijkt, die mogelijk vereist is op grond van andere EU-harmonisatiewetgeving.

3.4. Geharmoniseerde normen

Overeenstemming met geharmoniseerde normen vestigt het vermoeden van conformiteit met de essentiële eisen. Verordening (EU) nr. 1025/2012 schept een horizontaal wettelijk kader voor Europese normalisatie. De verordening bevat onder andere bepalingen over normalisatieverzoeken van de Commissie aan een Europese normalisatieorganisatie, over de procedure voor bezwaar tegen een geharmoniseerde norm en over deelname van belanghebbenden aan het normalisatieproces. Derhalve zijn de bepalingen van Richtlijn 2009/142/EG die dezelfde aspecten betreffen, met het oog op de rechtszekerheid niet in het onderhavige voorstel opgenomen.

3.5. Aangemelde instanties

Een goede werking van aangemelde instanties is van groot belang voor een hoog niveau van bescherming tegen gezondheids- en veiligheidsrisico's, en voor het vertrouwen van alle belanghebbende partijen onder de nieuwe aanpak.

In lijn met het NWK-besluit worden daarom in het voorstel de aanmeldingscriteria voor aangemelde instanties versterkt en worden specifieke eisen voor aanmeldende autoriteiten ingevoerd.

3.6. Conformiteitsbeoordeling

Het voorstel behoudt de conformiteitsbeoordelingsprocedures van Richtlijn 2009/142/EG. De betreffende modules zijn echter bijgewerkt in overeenstemming met het NWK-besluit.

In het bijzonder is het vereiste behouden dat een aangemelde instantie betrokken moet zijn in de ontwerp- en productiefase van alle toestellen en toebehoren.

Bovendien blijft de huidige aanpak voor de ontwerpfase hetzelfde. In deze aanpak krijgt het type-onderzoek door de aangemelde instantie de vorm van een onderzoek van het bedrijfsklare toestel of de bedrijfsklare toebehoren.

In overeenstemming met artikel 4, lid 6, van het NWK-besluit zijn er uitsluitend bepalingen voor het EU-type-onderzoek, aangezien net als in Richtlijn 2009/142/EG het onderzoek van de technische documentatie in samenhang met het onderzoek van het bedrijfsklare type wordt geacht beter te beantwoorden aan de hoge veiligheidsrisico's van gastoestellen.

3.7. Uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen

Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om waar nodig uitvoeringshandelingen aan te nemen, om te zorgen dat deze verordening op uniforme wijze wordt toegepast ten opzichte van aangemelde instanties die niet (langer) voldoen aan de vereisten voor aanmelding. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen overeenkomstig de bepalingen betreffende uitvoeringshandelingen in Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.

Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om waar nodig gedelegeerde handelingen aan te nemen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag, met betrekking tot de inhoud en vorm van de mededelingen van de lidstaten inzake de gasleveringsomstandigheden op hun grondgebied, zodat rekening kan worden gehouden met technische ontwikkelingen.

3.8. Slotbepalingen

De voorgestelde verordening zal twee jaar na inwerkingtreding van toepassing worden, zodat fabrikanten, aangemelde instanties, lidstaten en Europese normalisatie-organisaties de tijd hebben om zich aan de nieuwe vereisten aan te passen.

Het aanwijzen van aangemelde instanties op grond van de nieuwe vereisten en procedures moet echter kort na de inwerkingtreding van deze verordening beginnen. Op deze wijze zijn er voldoende aangemelde instanties aangewezen in overeenstemming met de nieuwe regels op het moment dat de verordening van toepassing wordt, zodat problemen met continuïteit van productie en levering aan de markt worden vermeden.

Voor de certificaten die door aangemelde instanties worden uitgegeven op grond van Richtlijn 2009/142/EG wordt een overgangsbepaling voorzien, zodat de voorraden kunnen worden geabsorbeerd en de overgang naar de nieuwe vereisten soepel verloopt.

Richtlijn 2009/142/EG wordt ingetrokken en vervangen door de voorgestelde verordening.

3.9. Bevoegdheid van de Unie, rechtsgrondslag, subsidiariteitsbeginsel en rechtsvorm

Rechtsgrondslag



Dit voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag.

Subsidiariteitsbeginsel



Het subsidiariteitsbeginsel is met name relevant met betrekking tot de nieuw toegevoegde bepalingen die gericht zijn op het verbeteren van de daadwerkelijke handhaving van Richtlijn 2009/142/EG. Het gaat om de verplichtingen van de marktdeelnemers, de bepalingen betreffende traceerbaarheid, de bepalingen met betrekking tot de beoordeling en de kennisgeving aan de conformiteitsbeoordelingsinstanties.

Uit ervaring met de handhaving van de wetgeving is gebleken dat maatregelen die op nationaal niveau werden genomen, tot uiteenlopende benaderingswijzen en een verschillende behandeling van marktdeelnemers in de EU hebben geleid, hetgeen het doel van Richtlijn 2009/142/EG ondermijnt. Als er op nationaal niveau maatregelen worden getroffen om de problemen aan te pakken, houdt dit het risico in dat belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen worden opgeworpen. Bovendien zijn nationale maatregelen beperkt tot de territoriale bevoegdheid van een lidstaat. De gestelde doelen en met name een doeltreffender markttoezicht kunnen veel beter worden bereikt door gecoördineerd optreden op het niveau van de Unie. Daarom is het zinvoller om op het niveau van de Unie maatregelen te treffen.

Evenredigheid



Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan de voorgestelde wijzigingen niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

De nieuwe of gewijzigde verplichtingen leiden niet tot onnodige lasten en kosten voor het bedrijfsleven, en in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, of voor overheidsinstanties. Voor wijzigingen met negatieve gevolgen kon op basis van de analyse van de gevolgen van de optie de meest evenredige oplossing voor de geconstateerde problemen worden gekozen. Bij een aantal wijzigingen wordt de duidelijkheid van de bestaande richtlijn vergroot, zonder dat belangrijke nieuwe eisen worden opgelegd waaraan extra kosten verbonden zijn.

Gebruikte wetgevingstechniek

Het voorstel heeft de vorm van een verordening.

De voorgestelde verandering van een richtlijn naar een verordening houdt rekening met de algemene doelstelling van de Commissie om de regelgeving te vereenvoudigen en de behoefte aan een uniforme tenuitvoerlegging van de voorgestelde wetgeving in de gehele Unie.

De voorgestelde verordening is gegrond op artikel 114 van het Verdrag en heeft als doel het waarborgen van het goede functioneren van de interne markt voor gastoestellen. Het voorstel legt heldere en gedetailleerde regels vast die op uniforme wijze en op hetzelfde moment in de gehele Unie van kracht worden.

Volgens de beginselen van algehele harmonisatie is het de lidstaten voor het in de handel brengen van gastoestellen niet toegestaan om striktere of aanvullende eisen te stellen in nationale wetgeving. Met name de verplichte essentiële eisen en de conformiteitsbeoordelingsprocedures, die door alle fabrikanten moeten worden opgevolgd, moeten in alle lidstaten hetzelfde zijn.

Datzelfde geldt voor de bepalingen die zijn opgenomen naar aanleiding van de stroomlijning met het NWK-besluit. Die bepalingen zijn helder en voldoende nauwkeurig om direct door de betrokken actoren te worden toegepast.

De verplichtingen voor de lidstaten, zoals de verplichting om de conformiteitsbeoordelingsinstanties te beoordelen, aan te wijzen en op de hoogte te stellen, worden in ieder geval niet als zodanig in nationale wetgeving omgezet, maar door de lidstaten uitgevoerd door middel van de nodige regelgevings- en bestuurlijke maatregelen. Dit verandert niet wanneer de bewuste verplichtingen in een verordening worden vervat.

De lidstaten hebben daarom vrijwel geen flexibiliteit bij het omzetten van een richtlijn in nationale wetgeving. Door te kiezen voor een verordening wordt de lidstaten echter de kosten van omzetting van een richtlijn bespaard.

Daarnaast wordt met een verordening vermeden dat de verschillende lidstaten een eventuele richtlijn verschillend zouden omzetten, hetgeen kan leiden tot uiteenlopende niveaus van veiligheid en belemmeringen voor de interne markt opwerpt. Een doeltreffende tenuitvoerlegging zou zo worden ondermijnd.

De overstap van een richtlijn naar een verordening leidt niet tot wijzigingen in de wetgevingsbenadering.

De eigenschappen van de nieuwe aanpak blijven volledig behouden, met name de flexibiliteit voor fabrikanten in de keuze van de gebruikte middelen om aan de essentiële eisen te voldoen en in de keuze van een procedure uit de beschikbare conformiteitsbeoordelingsprocedures, om de conformiteit van hun gastoestellen aan te tonen. De bestaande regelingen die de uitvoering van de wetgeving ondersteunen (normalisatieproces, werkgroepen, bestuurlijke samenwerking, het ontwikkelen van richtsnoeren etc.) worden niet beïnvloed door de aard van het rechtsinstrument.

Bovendien betekent de keuze voor een verordening niet dat het besluitvormingsproces wordt gecentraliseerd. De lidstaten blijven bevoegd wat betreft het aanwijzen en accrediteren van aangemelde instanties, markttoezicht en handhavingsmaatregelen, en wat betreft het opstellen van gasleveringsomstandigheden voor zover deze niet op het niveau van de Unie zijn geharmoniseerd.

Door het gebruik van verordeningen op het gebied van de internemarktwetgeving kan, ook in overeenstemming met de door belanghebbenden aangegeven voorkeur, het risico van overregulering worden voorkomen. Ook kunnen fabrikanten zo direct werken met de tekst van de verordening, in plaats van 28 omzettingswetten te moeten vinden en bestuderen.

Op grond hiervan wordt een verordening beschouwd als de meest passende oplossing voor alle betrokken partijen, aangezien de uitvoering van de voorgestelde wetgeving zo sneller en samenhangender kan plaatsvinden en er een duidelijker wetgevingskader voor marktdeelnemers wordt geschapen.

3.

Gevolgen voor de begroting



Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

4.

Aanvullende informatie



Intrekking van bestaande wetgeving



De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van Richtlijn 2009/142/EG tot gevolg.

Europese Economische Ruimte



Het voorstel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.