Toelichting bij COM(2014)746 - Standpunt EU ten aanzien van voorstellen tot wijzigingen van bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Onder auspiciën van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) en het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) zijn de onderhandelingen over een verdrag inzake de toepassing van de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC) ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel in maart 1998 beëindigd.

Het verdrag is voor ondertekening opengesteld tijdens een ministersconferentie die in september 1998 in Rotterdam is gehouden. Het is op 11 september 1998 door de Gemeenschap ondertekend. Het Verdrag van Rotterdam betekent een belangrijke stap voorwaarts bij de internationale regulering van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen, met inbegrip van pesticiden. Het heeft als doelstelling gezamenlijke verantwoordelijkheid en samenwerking tussen de partijen bij de internationale handel in deze chemische stoffen te bevorderen teneinde de gezondheid van de mens en het milieu tegen mogelijke schade te beschermen en bij te dragen tot een vanuit milieuoogpunt verantwoord gebruik van deze stoffen.

De Unie heeft het verdrag ten uitvoer gelegd middels Verordening (EG) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen[1]. Bij Besluit 2006/730/EG van 25 september 2006[2] heeft de Raad het verdrag namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

Het verdrag is op 24 februari 2004 in werking getreden. De zevende vergadering van de Conferentie van de Partijen (COP7) zal in Genève plaatsvinden van 4 tot en met 15 mei 2015. Naast de Unie zijn ook 27 van haar lidstaten partij bij het verdrag.

Op basis van de aanbevelingen van de Commissie ter beoordeling van chemische stoffen (Chemical Review Committee, CRC), een ondersteunend orgaan onder het gezag van de Conferentie van de Partijen (COP), dient de COP besluiten te nemen over de opneming van nieuwe chemische stoffen in bijlage III bij het verdrag, waardoor de PIC-procedure op deze stoffen van toepassing wordt.

Voor de chemische stoffen die volgens de aanbevelingen van de CRC in bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam moeten worden opgenomen, namelijk wit asbest (chrysotiel), methamidofos, trichloorfon, fenthion (ULV-formuleringen (Ultra Low Volume) met 640 g werkzame stof/liter of meer), alsook vloeibare formuleringen (emulgeerbaar concentraat en oplosbaar concentraat) die paraquatdichloride in een concentratie van 276 g/liter of meer bevatten, wat overeenkomt met een concentratie van paraquat-ion van 200 g/liter of meer, gelden reeds uitvoerbeperkingen in het kader van het recht van de Unie die vergelijkbaar zijn met die in het kader van het Verdrag van Rotterdam. De Commissie stelt de Raad daarom voor een besluit te nemen waarbij de wijzigingen van bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam op de COP7 namens de Unie worden ondersteund.