Toelichting bij SEC(2006)108 - Advies van de Raad overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening 1466/97 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België, 2005-2009

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Achtergrond

Het stabiliteits- en groeipact, dat op 1 juli 1998 in werking is getreden, gaat uit van gezonde openbare financiën als middel ter versterking van de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke en duurzame groei die bevorderlijk is voor de werkgelegenheidschepping. In 2005 is het pact voor de eerste maal gewijzigd. Het heeft weliswaar zijn nut bewezen bij het verankeren van begrotingsdiscipline, maar er werd een hervorming van het pact nodig geacht om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing ervan te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen.

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i , die deel uitmaakt van het pact, is bepaald dat de lidstaten stabiliteits- of convergentieprogramma's en jaarlijkse actualiseringen daarvan aan de Raad en de Commissie moeten voorleggen (de lidstaten die de eenheidsmunt reeds hebben aangenomen, moeten (geactualiseerde) stabiliteitsprogramma's indienen en de lidstaten die de eenheidsmunt nog niet hebben aangenomen, moeten (geactualiseerde) convergentieprogramma's indienen). Het eerste stabiliteitsprogramma van België is in december 1998 ingediend. Overeenkomstig de verordening bracht de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité op 15 maart 1999 hierover advies uit. Geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's worden volgens dezelfde procedure door de Commissie beoordeeld en door hogervermeld Comité onderzocht, terwijl ook de Raad over de mogelijkheid beschikt deze programma's te evalueren.

In de programma's moeten de lidstaten aangeven wat hun middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie is, met welke beleidsmaatregelen zij deze doelstelling willen verwezenlijken en daaraan willen vasthouden, en welke economische veronderstellingen eraan ten grondslag liggen. Volgens het gewijzigde pact moet de middellangetermijndoelstelling voor individuele lidstaten worden gedifferentieerd teneinde rekening te houden met de economische en budgettaire heterogeniteit in de Unie, alsook met het begrotingsrisico voor de houdbaarheid van de openbare financiën. Andere elementen van de hervorming zijn dat moet worden gestreefd naar een meer symmetrische aanpak van het begrotingsbeleid gedurende de gehele cyclus door een sterkere begrotingsdiscipline in economisch goede tijden, terwijl 'grote structurele hervormingen' met een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn in aanmerking moeten worden genomen bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van de middellangetermijndoelstelling of van het aanpassingstraject met het oog op het bereiken van deze doelstelling.

Rekening houdend met de najaarsprognoses 2005 van haar diensten, de gedragscode i , de algemeen aanvaarde methode voor de schatting van de potentiële productie en de conjunctuurgezuiverde saldi, alsmede met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die zijn vervat in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008, heeft de Commissie het onlangs ingediende geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België onderzocht en, op basis van de onderstaande evaluatie, een aanbeveling voor een advies van de Raad aangenomen.

1.

Evaluatie


De actualisering 2005 van het stabiliteitsprogramma van België is ingediend op 5 december 2005, een week na de uiterste datum. Zij heeft betrekking op de periode 2005-2009. Het programma is grotendeels in overeenstemming met de in de nieuwe gedragscode i vastgelegde modelstructuur en gegevensvereisten voor stabiliteits- en convergentieprogramma's.

De afgelopen tien jaar lag de gemiddelde reële jaarlijkse BBP-groei in België in de buurt van 2%, hetgeen iets meer is dan het gemiddelde voor de eurozone. De werkgelegenheidsgraad is echter laag (ongeveer 60%) en de werkloosheid wordt gekenmerkt door aanzienlijke regionale verschillen en een hoog niveau van langdurige werkloosheid. België heeft zijn begrotingssituatie na 2000 steeds vrijwel in evenwicht weten te houden.

In het macro-economische scenario dat in het programma wordt geschetst, wordt ervan uitgegaan dat de reële BBP-groei in de periode 2006-2009 een lichte tempoversnelling te zien zal geven tot gemiddeld 2,2%, nadat in 2005 sprake was van een vrij zwakke groei (1,4%). Deze ontwikkeling gaat vergezeld van een langzame maar gestage toename van de werkgelegenheid (met 0,7% per jaar). Dit scenario kan als aannemelijk worden beschouwd en verschilt slechts in minieme mate van het scenario dat in de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie wordt gehanteerd. Naar het einde van de programmaperiode toe wordt een verkleining van de negatieve output gap verwacht. Hoewel de inflatieprognoses in het programma iets hoger zijn dan in de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie, lijken ze toch realistisch in het licht van de iets minder gunstige externe hypothesen.

In zijn advies van 17 februari 2005 heeft de Raad de in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma 2004 van België gepresenteerde begrotingsstrategie onderschreven. Wat de uitvoering van de begroting in 2005 betreft, wordt in de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie voor 2005 een sluitende overheidsbegroting voorspeld, hetgeen spoort met de in de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma geformuleerde doelstelling, ondanks het feit dat er sprake is van een aanmerkelijk lagere BBP-groei. Over de statistische verwerking van sommige eenmalige transacties moet echter nog opheldering worden verschaft aan Eurostat; het is dan ook niet uitgesloten dat het feitelijke tekort voor 2005 een grote eenmalige stijging te zien geeft i.

De in de actualisering geschetste begrotingsstrategie is erop gericht de overheidsbegroting tot 2006 in evenwicht te houden en daarna overschotten op te bouwen (tot 0,7% van het BBP tegen 2009) teneinde de neerwaartse tendens van de schuldquote te bestendigen. Na geleidelijk te zijn teruggelopen van 7,2% van het BBP in 2001 tot 4,3% in 2005, zou het primaire overschot zich vanaf 2006 stabiliseren op iets meer dan 4% van het BBP. In het programma wordt uitgegaan van een daling van de ontvangstenquote (vooral als gevolg van een vermindering van de fiscale lasten op arbeid), maar deze ontwikkeling wordt ruimschoots gecompenseerd door een verlaging van de uitgavenquote (hoofdzakelijk rentebetalingen). Eenmalige en andere tijdelijke maatregelen spelen in 2006 nog steeds een belangrijke rol (0,6% van het BBP), al verwachten de Belgische autoriteiten dat het beroep op dergelijke maatregelen vanaf 2006 zal verminderen. In de nieuwe actualisering wordt de in het vorige programma uiteengezette begrotingsstrategie bevestigd tegen de achtergrond van grotendeels vergelijkbare groeivooruitzichten.

In het licht van de berekeningen die de diensten van de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode op basis van het programma hebben verricht, wordt verwacht dat het structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) gedurende de programmaperiode met naar schatting bijna 1% van het BBP zal verbeteren. Het verslechtert van 0% van het BBP in 2005 tot een tekort van 0,25% van het BBP in 2006, dat vervolgens omslaat in een overschot van 0,5% van het BBP in 2007. Nadien is er sprake van een wat meer stapsgewijze verbetering van het structurele saldo tot een overschot van bijna 1% van het BBP in 2009. De Belgische autoriteiten hebben een middellangetermijndoelstelling in de zin van het stabiliteits- en groeipact vastgesteld (nastreven van een structureel overschot van 0,5% van het BBP), die naar verwachting tegen 2007 zal worden verwezenlijkt. Aangezien de vastgestelde middellangetermijndoelstelling ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge tegen het ontstaan van een buitensporig tekort zal bieden. De middellangetermijndoelstelling kan in het kader van deze evaluatie als passend worden aangemerkt, aangezien zij binnen de marge ligt die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode is vastgesteld voor de lidstaten die tot de eurozone en tot ERM II behoren, en ambitieuzer is dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is.

Al bij al kunnen de feitelijke begrotingsresultaten slechter uitvallen dan in het programma wordt voorspeld. Dit geldt met name voor de jaren 2006 en 2007. Het is weliswaar zo dat het macro-economische scenario als aannemelijk kan worden beschouwd en dat de overheid onlangs nieuwe maatregelen heeft genomen om de uitgaven voor gezondheidszorg beter in toom te houden, maar dat neemt niet weg dat de in het programma vervatte raming van de fiscale ontvangsten voor 2006 aan de optimistische kant is en dat de geplande uitgaven geen afdoende buffer tegen ongunstige ontwikkelingen lijken te bieden. In het programma wordt voorts niet aangegeven hoe het verdwijnen van het effect van een aanzienlijk pakket van eenmalige en andere tijdelijke maatregelen in 2007 zal worden opgevangen. Wel dient te worden erkend dat de Belgische autoriteiten in het recente verleden blijk hebben gegeven van een sterke vastberadenheid bij het nastreven van hun doelstelling om een begrotingsevenwicht te bewerkstelligen.

In het licht van bovenstaande risicobeoordeling is het niet uitgesloten dat de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie niet volstaat om de middellangetermijndoelstelling van het programma tegen 2007 te verwezenlijken, zoals de Belgische autoriteiten zich hebben voorgenomen. Zoals echter hierboven reeds is gezegd, is de middellangetermijndoelstelling van het programma ambitieuzer dan het stabiliteits- en groeipact voorschrijft en lijkt de in het programma geschetste begrotingsstrategie te volstaan om gedurende de gehele programmaperiode een structurele begrotingssituatie te bewerkstelligen die in het kader van het pact als passend kan worden aangemerkt. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie verschaft tevens een veiligheidsmarge die ruim genoeg is om te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3% van het BBP overschrijdt. Hoewel de gemiddelde jaarlijkse verbetering van het structurele saldo gering is, kan het aanpassingstempo in de richting van de middellangetermijndoelstelling in het algemeen als adequaat worden beschouwd. In 2006 spoort de aanpassing echter niet met het pact, daar het structurele saldo naar verwachting met 0,25% van het BBP zal verslechteren bij een verkleinende (zij het nog steeds negatieve) output gap.

De Belgische schuldquote blijft nog altijd ver boven de referentiewaarde van 60% van het BBP (94% van het BBP aan het einde van 2005), maar laat sinds 1993 (toen zij 137% van het BBP bedroeg) een indrukwekkende neerwaartse tendens zien. Na een tijdelijke hapering in 2005 omdat een deel van de schuld van de NMBS, de nationale spoorwegmaatschappij, werd overgenomen (ten belope van 2,5% van het BBP), zal de schuldquote naar verwachting verder teruglopen en in 2009 minder dan 80% bedragen. De belangrijkste drijvende kracht achter de daling blijft het hoge primaire overschot (dat evenwel is afgenomen van meer dan 7% van het BBP in 2001 tot ruim 4% in 2005). De schuldontwikkeling kan minder gunstig uitpakken dan in het programma wordt voorspeld als gevolg van de hierboven geopperde mogelijkheid dat de feitelijke begrotingsresultaten tegenvallen. Desondanks lijkt de schuldquote in voldoende mate af te nemen in de richting van de referentiewaarde en nadert zij deze waarde in een snel tempo.

Wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft, lijkt België een middelgroot risico te lopen gezien de verwachte budgettaire lasten van de vergrijzing. Hoewel de brutoschuld afneemt, blijft zij toch nog ver boven de referentiewaarde. De schuldquote kan alleen gestaag worden teruggedrongen als gedurende een lange periode hoge primaire overschotten worden gehandhaafd. De Belgische strategie waarbij bezorgdheden op langere termijn, met inbegrip van schuldreductie, centraal staan in het begrotingsbeleid, zal ongetwijfeld de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën verminderen. Daarnaast versterkt de 'Zilverfondswet' de politieke verbintenis door juridisch bindende begrotingsdoelstellingen vast te leggen. Bovendien zouden de recente maatregelen waarmee wordt beoogd de effectieve pensioenleeftijd en de werkgelegenheidsgraad te verhogen, een positieve bijdrage moeten leveren aan de houdbaarheid. Het is echter niet uitgesloten dat de huidige begrotingssituatie niet volstaat om de uit de vergrijzing voortvloeiende forse uitgavenverhoging volledig op te vangen, zodat het van belang is de komende jaren grote primaire overschotten te handhaven.

De voorgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën zijn grotendeels in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen. Zo wordt met name de schuldquote in een bevredigend tempo verminderd en worden hervormingen doorgevoerd om het socialezekerheidsstelsel betaalbaarder te maken. De verslechtering van het structurele saldo in 2006 is echter niet volledig in overeenstemming met het geïntegreerde richtsnoer dat pleit voor het nemen van alle benodigde corrigerende maatregelen om de middellangetermijndoelstelling te realiseren.

In het nationale hervormingsprogramma van België, dat op 26 oktober 2005 in het kader van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid is ingediend, worden de volgende uitdagingen genoemd die aanzienlijke gevolgen voor de openbare financiën hebben: i) bevorderen van de werkgelegenheid door de belastingdruk op arbeid te verlichten; en ii) de overheidsbegroting vrijwel in evenwicht houden en vanaf 2007 beginnen met het opbouwen van overschotten teneinde de neerwaartse tendens van de schuldquote te bestendigen. De gevolgen voor de begroting van de in het nationale hervormingsprogramma beschreven maatregelen komen echter onvoldoende tot uiting in de budgettaire prognoses van het stabiliteitsprogramma. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën lijken grotendeels aan te sluiten bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties.

In het licht van de bovenstaande evaluatie kan de begrotingssituatie als gezond worden aangemerkt; de in het programma geplande voortzetting van de schuldreductie is een voorbeeld van een begrotingsbeleid dat strookt met het pact. Het zou evenwel aangewezen zijn dat België zijn structurele aanpassingsinspanning in 2006 intensiveert en in de daaropvolgende jaren aanvullende structurele maatregelen uitwerkt en doorvoert om de begrotingsdoelstellingen te halen, waarbij het zo min mogelijk zijn toevlucht neemt tot eenmalige maatregelen.

2.

Aanbeveling voor een


ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België, 2005-2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i , en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

1. De afgelopen tien jaar lag de gemiddelde reële jaarlijkse BBP-groei in België in de buurt van 2%, hetgeen iets meer is dan het gemiddelde voor de eurozone. De werkgelegenheidsgraad is echter laag (ongeveer 60%) en de werkloosheid wordt gekenmerkt door aanzienlijke regionale verschillen en een hoog niveau van langdurige werkloosheid. België heeft zijn begrotingssituatie na 2000 steeds vrijwel in evenwicht weten te houden.

2. In zijn advies van 17 februari 2005 heeft de Raad de in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma 2004 van België gepresenteerde begrotingsstrategie onderschreven.

3. Wat de uitvoering van de begroting in 2005 betreft, wordt in de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie voor 2005 een sluitende overheidsbegroting voorspeld, hetgeen spoort met de in de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma geformuleerde doelstelling, ondanks het feit dat er sprake is van een aanmerkelijk lagere BBP-groei. Over de statistische verwerking van sommige eenmalige transacties moet echter nog opheldering worden verschaft aan Eurostat; het is dan ook niet uitgesloten dat het feitelijke tekort voor 2005 een grote eenmalige stijging te zien geeft i.

4. Op [14 februari 2006] heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België voor de periode 2005-2009 behandeld. Het programma is grotendeels in overeenstemming met de in de nieuwe gedragscode i vastgelegde modelstructuur en gegevensvereisten voor stabiliteits- en convergentieprogramma's.

5. Volgens het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, zal de reële BBP-groei, die in 2005 1,4% bedroeg, tijdens de rest van de programmaperiode aantrekken tot gemiddeld 2,2%. Afgaande op de thans beschikbare informatie lijkt dit scenario van plausibele groeihypothesen uit te gaan. Ook de inflatieprognoses van het programma lijken realistisch.

6. De in het programma geschetste begrotingsstrategie is erop gericht de overheidsbegroting tot 2006 in evenwicht te houden en daarna overschotten op te bouwen (tot 0,7% van het BBP tegen 2009) teneinde de neerwaartse tendens van de schuldquote te bestendigen. Na geleidelijk te zijn teruggelopen van 7,2% van het BBP in 2001, zou het primaire overschot zich vanaf 2007 stabiliseren op iets meer dan 4% van het BBP. In het programma wordt uitgegaan van een daling van de overheidsontvangsten (vooral als gevolg van een vermindering van de fiscale lasten op arbeid), maar deze ontwikkeling wordt ruimschoots gecompenseerd door een verlaging van de uitgavenquote (hoofdzakelijk rentebetalingen). In de nieuwe actualisering wordt de in het vorige programma uiteengezette begrotingsstrategie bevestigd tegen de achtergrond van grotendeels vergelijkbare groeivooruitzichten.

7. Gedurende de programmaperiode zal het volgens de algemeen aanvaarde methode berekende structurele saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen) met bijna 1% van het BBP verbeteren. De autoriteiten hanteren een structureel overschot van 0,5% van het BBP als middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie en willen deze situatie tegen 2007 bereiken. Aangezien de vastgestelde middellangetermijndoelstelling ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge tegen het ontstaan van een buitensporig tekort zal bieden. De middellangetermijndoelstelling kan in het kader van deze evaluatie als passend worden aangemerkt, aangezien zij binnen de marge ligt die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode is vastgesteld voor de lidstaten die tot de eurozone en tot ERM II behoren, en ambitieuzer is dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is.

8. De feitelijke begrotingsresultaten kunnen slechter uitvallen dan in het programma wordt voorspeld. Dit geldt met name voor de jaren 2006 en 2007. Het is immers weliswaar zo dat het macro-economische scenario als aannemelijk kan worden beschouwd en dat de overheid onlangs nieuwe maatregelen heeft genomen om de uitgaven voor gezondheidszorg beter in toom te houden, maar dat neemt niet weg dat de in het programma vervatte raming van de fiscale ontvangsten voor 2006 aan de optimistische kant is en dat de geplande uitgaven geen afdoende buffer tegen ongunstige ontwikkelingen lijken te bieden. In het programma wordt voorts niet aangegeven hoe het verdwijnen van het effect van een aanzienlijk pakket van eenmalige en andere tijdelijke maatregelen in 2007 zal worden opgevangen. Wel dient te worden erkend dat de Belgische autoriteiten in het recente verleden blijk hebben gegeven van een sterke vastberadenheid bij het nastreven van hun doelstelling om een begrotingsevenwicht te bewerkstelligen.

9. In het licht van bovenstaande risicobeoordeling is het niet uitgesloten dat, anders dan in het programma wordt aangenomen, de daarin uitgestippelde begrotingsstrategie niet volstaat om de middellangetermijndoelstelling van het programma tegen 2007 te verwezenlijken. Zoals echter hierboven reeds is gezegd, is de middellangetermijndoelstelling van het programma ambitieuzer dan het stabiliteits- en groeipact voorschrijft. De begrotingsstrategie lijkt te volstaan om gedurende de gehele programmaperiode een structurele begrotingssituatie te bewerkstelligen die in het kader van het pact als passend kan worden aangemerkt. De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie lijkt tevens een veiligheidsmarge te verschaffen die ruim genoeg is om gedurende de gehele programmaperiode te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3% van het BBP overschrijdt. Wat het aanpassingstraject met het oog op het bereiken van de middellangetermijndoelstelling betreft, zij aangestipt dat de gemiddelde jaarlijkse verbetering van het structurele saldo weliswaar gering is, maar dat het aanpassingstempo in de richting van de middellangetermijndoelstelling niettemin in het algemeen als adequaat kan worden beschouwd. In 2006 spoort de aanpassing echter niet met het pact, daar het structurele saldo naar verwachting met 0,25% van het BBP zal verslechteren bij een verkleinende (zij het nog steeds negatieve) output gap.

10. De schuldquote zou eind 2005 op naar schatting 94% van het BBP zijn uitgekomen en ligt daarmee ver boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP. In het programma wordt ervan uitgegaan dat de quote tijdens de programmaperiode met 16 procentpunt van het BBP zal dalen tot minder dan 80% van het BBP. Gezien de risico's die aan de bovenvermelde begrotingsdoelstellingen verbonden zijn, kan de schuldquote evenwel een minder gunstige ontwikkeling te zien geven dan in het programma wordt voorspeld. Desondanks lijkt de schuldquote in voldoende mate af te nemen in de richting van de referentiewaarde en nadert zij deze waarde in een snel tempo.

11. Wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft, lijkt België een middelgroot risico te lopen gezien de verwachte budgettaire lasten van de vergrijzing. Hoewel de brutoschuld afneemt, blijft zij toch nog ver boven de referentiewaarde. De schuldquote kan alleen gestaag worden teruggedrongen als gedurende een lange periode hoge primaire overschotten worden gehandhaafd. De Belgische strategie waarbij bezorgdheden op langere termijn, met inbegrip van schuldreductie, centraal staan in het begrotingsbeleid, zal ongetwijfeld de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën verminderen. Daarnaast versterkt de 'Zilverfondswet' de politieke verbintenis door juridisch bindende begrotingsdoelstellingen vast te leggen. Bovendien zouden de recente maatregelen waarmee wordt beoogd de effectieve pensioenleeftijd en de werkgelegenheidsgraad te verhogen, een positieve bijdrage moeten leveren aan de houdbaarheid. Het is echter niet uitgesloten dat de huidige begrotingssituatie niet volstaat om de uit de vergrijzing voortvloeiende forse uitgavenverhoging volledig op te vangen, zodat het van belang is de komende jaren grote primaire overschotten te handhaven.

12. De voorgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën zijn grotendeels in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen. Zo wordt met name de schuldquote in een bevredigend tempo verminderd en worden hervormingen doorgevoerd om het socialezekerheidsstelsel betaalbaarder te maken. De verslechtering van het structurele saldo in 2006 is echter niet volledig in overeenstemming met het geïntegreerde richtsnoer dat pleit voor het nemen van alle benodigde corrigerende maatregelen om de middellangetermijndoelstelling te realiseren.

13. In het nationale hervormingsprogramma van België, dat op 26 oktober 2005 in het kader van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid is ingediend, worden de volgende uitdagingen genoemd die aanzienlijke gevolgen voor de openbare financiën hebben: i) bevorderen van de werkgelegenheid door de belastingdruk op arbeid te verlichten; en ii) de overheidsbegroting vrijwel in evenwicht houden en vanaf 2007 beginnen met het opbouwen van overschotten teneinde de neerwaartse tendens van de schuldquote te bestendigen. De gevolgen voor de begroting van de in het nationale hervormingsprogramma beschreven maatregelen komen echter onvoldoende tot uiting in de budgettaire prognoses van het stabiliteitsprogramma. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën lijken grotendeels aan te sluiten bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties.

In het licht van de bovenstaande evaluatie is de Raad van oordeel dat de begrotingssituatie algemeen genomen gezond is en dat de in het programma geplande voortzetting van de schuldreductie een voorbeeld is van een begrotingsbeleid dat strookt met het pact. België zou zijn structurele aanpassingsinspanning in 2006 evenwel moeten intensiveren en in de daaropvolgende jaren aanvullende structurele maatregelen moeten uitwerken en doorvoeren om de begrotingsdoelstellingen te halen, waarbij het zo min mogelijk zijn toevlucht neemt tot eenmalige maatregelen.

3.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses




Reëel BBP (Verandering in %) SP dec 2, 1, 2, 2, 2, 2,

COM nov 2, 1, 2, 2, n.b. n.b.

SP dec 2, 2, 2, 2, 2, n.b.

HICP-inflatie (%) SP dec 1, 2, 2, 2, 1, 1,

COM nov 1, 2, 2, 1, n.b. n.b.

SP dec 1, 2, 1, 1, 1, n.b.

Output gap (% van het potentiële BBP) SP dec -0, -0, -0, -0, -0, -0,

COM nov -0, -0, -0, -1, n.b. n.b.

SP dec -0, -0, -0, -0, -0, n.b.

Overheidssaldo (% van het BBP) SP dec 0, 0, 0, 0, 0, 0,

COM nov 0, 0, -0, -0, n.b. n.b.

SP dec 0, 0, 0, 0, 0, n.b.

Primair saldo (% van het BBP) SP dec 4, 4, 4, 4, 4, 4,

COM nov 4, 4, 3, 3, n.b. n.b.

SP dec 4, 4, 4, 4, 4, n.b.

Conjunctuurgezuiverd saldo (% van het BBP) SP dec 0, 0, 0, 0, 0, 0,

COM nov 0, 0, 0, 0, n.b. n.b.

SP dec 0, 0, 0, 0, 0, n.b.

Structureel saldo3 (% van het BBP) SP dec n.b. 0, -0, 0, 0, 0,

COM nov -0, 0, -0, 0, n.b. n.b.

SP dec n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.

Bruto overheidsschuld (% van het BBP) SP dec 94, 94, 90, 87, 83, 79,

COM nov 96, 94, 91, 88, n.b. n.b.

SP dec 96, 95, 91, 88, 84, n.b.

Noten: 1 Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie. 2 Op basis van een potentiële groei van respectievelijk 2,0%, 2,1%, 2,1% en 2,3% in de periode 2004-2007. 3 Conjunctuurgezuiverd saldo (zoals in de vorige rijen), ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. 4 Eenmalige en andere tijdelijke maatregelen uit het programma (0,4% van het BBP in 2005 en 0,6% in 2006; alle met een tekortverminderend effect). De gegevens over de eenmalige maatregelen vanaf 2007 (0,2% in 2007, 0,1% in 2008 en 0,0% in 2009) zijn na de indiening van het programma door de Belgische autoriteiten verstrekt met het voorbehoud dat de cijfers als ramingen moeten worden beschouwd en dat niet wordt vooruitgelopen op toekomstige beslissingen van de Belgische autoriteiten. 5 Eenmalige en andere tijdelijke maatregelen uit de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie (0,4% van het BBP in 2005 en 0,5% van het BBP in 2006; alle met een tekortverminderend effect). Bronnen: Stabiliteitsprogramma (SP); economische najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.
gew3 [afbeelding - zie origineel document]zigd b3 [afbeelding - zie origineel document] Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz.

1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op de volijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz.

1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op de volgende website: europa.eu.int/comm/economy_finance/about .
gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz.

1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op de volgende website:europa.eu.int/comm/economy_finance/about