Toelichting bij SEC(2006)107 - Advies van de Raad overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening 1466/97 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk, 2005 2008

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Achtergrond

Het stabiliteits- en groeipact, dat op 1 juli 1998 in werking is getreden, gaat uit van gezonde openbare financiën als middel ter versterking van de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke en duurzame groei die bevorderlijk is voor de werkgelegenheidschepping. In 2005 is het pact voor de eerste maal gewijzigd. Het heeft weliswaar zijn nut bewezen bij het verankeren van begrotingsdiscipline, maar er werd een hervorming van het pact nodig geacht om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing ervan te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen.

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, die deel uitmaakt van het pact, is bepaald dat de lidstaten stabiliteits- of convergentieprogramma's en jaarlijkse actualiseringen daarvan aan de Raad en de Commissie moeten voorleggen (de lidstaten die de eenheidsmunt reeds hebben aangenomen, moeten (geactualiseerde) stabiliteitsprogramma's indienen en de lidstaten die de eenheidsmunt nog niet hebben aangenomen, moeten (geactualiseerde) convergentieprogramma's indienen). Het eerste stabiliteitsprogramma van Oostenrijk is in november 1998 ingediend. Overeenkomstig de verordening bracht de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité op 18 januari 1999 hierover advies uit. Geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's worden volgens dezelfde procedure door de Commissie beoordeeld en door bovengenoemd Comité onderzocht, terwijl ook de Raad over de mogelijkheid beschikt deze programma's te evalueren.

In de programma's moeten de lidstaten aangeven wat hun middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie is, met welke beleidsmaatregelen zij deze doelstelling willen verwezenlijken en daaraan willen vasthouden, en welke economische veronderstellingen eraan ten grondslag liggen. Volgens het gewijzigde pact moet de middellangetermijndoelstelling voor individuele lidstaten worden gedifferentieerd teneinde rekening te houden met de economische en budgettaire heterogeniteit in de Unie, alsook met het begrotingsrisico voor de houdbaarheid van de openbare financiën. Andere elementen van de hervorming zijn dat moet worden gestreefd naar een meer symmetrische aanpak van het begrotingsbeleid gedurende de gehele cyclus door een sterkere begrotingsdiscipline in economisch goede tijden, terwijl 'grote structurele hervormingen' met een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn in aanmerking moeten worden genomen bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van de middellangetermijndoelstelling of van het aanpassingstraject met het oog op het bereiken van deze doelstelling.

Rekening houdend met de najaarsprognoses 2005 van haar diensten, de gedragscode i, de algemeen aanvaarde methode voor de schatting van de potentiële productie en de conjunctuurgezuiverde saldi, alsmede met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die zijn vervat in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008, heeft de Commissie het onlangs ingediende geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk onderzocht en, op basis van de onderstaande evaluatie, een aanbeveling voor een advies van de Raad aangenomen.

1.

Evaluatie


Op 30 november 2005 heeft Oostenrijk de meest recente actualisering van zijn stabiliteitsprogramma ingediend, welke betrekking heeft op de periode 2005-2008. Het programma is grotendeels in overeenstemming met de in de nieuwe gedragscode i vastgelegde modelstructuur en de gegevensvereisten voor stabiliteits- en convergentieprogramma's.

In zijn advies van 18 januari 2005 over de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma met betrekking tot de periode 2004-2008 verzocht de Raad Oostenrijk om het zwaartepunt van de totale begrotingsconsolidatie in sterkere mate bij de eerste programmajaren te leggen. Daarnaast diende Oostenrijk meer in detail de specifieke maatregelen aan te geven waarmee in de laatste twee jaren van het programma een aanzienlijke begrotingsconsolidatie zou kunnen worden bereikt.

In de afgelopen tien jaar is de Oostenrijkse economie in reële termen gemiddeld met 2,2% per jaar gegroeid, hetgeen overeenkomt met het groeipercentage voor de eurozone als geheel. Hoewel de schepping van werkgelegenheid iets achterbleef bij die in de eurozone, heeft Oostenrijk nog steeds een van de laagste werkloosheidspercentages van de gehele EU. In 2001 en 2002 realiseerde het land een begrotingssituatie die 'vrijwel in evenwicht was of een overschot vertoonde'. De recente ontwikkelingen wijzen evenwel uit dat er opnieuw sprake is van een tekortsituatie (1,2% van het BBP in 2003 en 1% in 2004).

Volgens het geactualiseerde programma zal de reële BBP-groei toenemen van een jaarlijks percentage van 1¾% in 2005 en 2006 tot 2½% in 2008. Dat het groeitempo in 2005 en 2006 lager is dan verwacht, met een grotere negatieve output gap als gevolg, kan worden toegeschreven aan een minder krachtige internationale handel en hogere olieprijzen. Verwacht wordt dat de economische activiteit in de laatste jaren van het programma weer zal aantrekken dankzij een toename van de investeringen en de particuliere consumptie. Zowel het scenario voor de korte termijn als dat voor de middellange termijn is op aannemelijke groeiprognoses gebaseerd. De verwachte werkgelegenheidsstijging lijkt evenwel aan de optimistische kant. De inflatie daalt van 2,3% in 2005 tot 1,5% in 2008, wat een realistische aanname lijkt.

Volgens de voorlopige resultaten bedroeg het overheidstekort in 2005 1,7% van het BBP, 0,2 procentpunt lager dan in het geactualiseerde programma was gepland en 0,1 procentpunt lager dan door de diensten van de Commissie was voorspeld. Dat het resultaat beter was dan verwacht was te danken aan het feit dat de ontwikkelingen aan de ontvangstenzijde, ondanks aanzienlijke belastingverlagingen, gunstiger uitpakten dan was voorzien. Ook de uitgaven overtroffen de prognoses, doch met een kleinere marge.

De begrotingsstrategie wordt in het programma als 'drieledig' omschreven. Ten eerste is zij gericht op een evenwichtige begroting gedurende de economische cyclus. Ten tweede wordt een verlaging van de belastingdruk voorzien tot 40% van het BBP in 2010. Ten derde beoogt zij een verhoging van de potentiële groei door het bevorderen van investeringen in onderzoek, onderwijs en infrastructuur. Volgens het geactualiseerde programma zal het overheidstekort dalen van 1,9% van het BBP in 2005 tot 0% in 2008. De begrotingsaanpassing in de richting van een evenwichtige begroting vindt vooral in de laatste jaren van het programma plaats, waarbij voor 2006 slechts een zeer geringe verbetering is voorzien, gevolgd door twee relatief grotere stappen. Het primaire overschot zal een vergelijkbare ontwikkeling doormaken. Verwacht wordt dat dit zal toenemen van 1,1% van het BBP in 2005 tot 2,7% aan het einde van de programmaperiode. Aangezien de ontvangsten in de periode 2005-2008 naar verwachting met 0,9 procentpunt van het BBP zullen dalen, moet de geplande consolidatie worden bereikt via een beperking van de uitgaven, waarbij een terugdringing van de uitgavenquote met 2,8 procentpunten is voorgenomen. De besnoeiingen aan de uitgavenzijde gelden voornamelijk de categorieën 'overige primaire uitgaven' en 'sociale overdrachten'. De nieuwe actualisering bevestigt in grote lijnen de voorgenomen aanpassing ten opzichte van het vorige programma, hoewel het macro-economische scenario minder gunstig is.

Het structureel saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen) zal waarschijnlijk met circa een half procentpunt van het BBP per jaar verbeteren tegen de achtergrond van een negatieve output gap gedurende de programmaperiode. De middellangetermijndoelstelling voor de structurele begrotingssituatie als bedoeld in het stabiliteits- en groeipact bedraagt 0% van het BBP, een streefcijfer dat tegen 2008 zou moeten worden bereikt. Aangezien deze middellangetermijndoelstelling van het programma ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1½% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge tegen het ontstaan van een buitensporig tekort zal bieden. De middellangetermijndoelstelling kan als passend worden aangemerkt, aangezien zij binnen de marge ligt die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode is vastgesteld voor de lidstaten die tot de eurozone en tot WKM II behoren, en ambitieuzer is dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is.

Het begrotingstraject dat in de actualisering wordt gepresenteerd lijkt voor 2005 en 2006, voor welke jaren het gebaseerd is op bestaande wetgevingsmaatregelen en met name belastingverlagingen, realistisch. De consolidatie in 2007 en 2008 lijkt evenwel niet geheel gewaarborgd door de beleidsmaatregelen die in de actualisering worden besproken. Bovendien berust de geloofwaardigheid van de geplande verbetering grotendeels op de doeltreffendheid van het Oostenrijkse nationale stabiliteitspact. De ervaring die tot dusverre met dit pact is opgedaan biedt weinig zekerheid over de naleving van de doelstellingen. De implementatie van de voorgenomen uitgavendoelstellingen blijft het grootste risico voor de begrotingsstrategie vormen, zoals ook al in de beoordelingen van eerdere actualiseringen is aangegeven.

In het licht van bovenstaande risicobeoordeling is het niet uitgesloten dat de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie niet volstaat om de middellange termijndoelstelling van het programma tegen 2008 te verwezenlijken. Zoals echter hierboven reeds is opgemerkt, is de middellangetermijndoelstelling van het programma ambitieuzer dan het stabiliteits- en groeipact voorschrijft en lijkt de in het programma geschetste begrotingsstrategie te volstaan om gedurende de gehele programmaperiode een structurele begrotingssituatie te bewerkstelligen die in het kader van het pact als passend kan worden aangemerkt. De begrotingsstrategie van het programma verschaft bovendien een veiligheidsmarge die ruim genoeg is om te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3% van het BBP overschrijdt. Het aanpassingstempo in de richting van de middellangetermijndoelstelling van het programma is volledig in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact, waarin wordt bepaald dat voor de lidstaten die tot de eurozone en WKM II behoren, de jaarlijkse verbetering van het structureel saldo 0,5% van het BBP als benchmark moet bedragen en dat in economisch goede tijden een grotere aanpassing wordt nagestreefd terwijl in economisch slechte tijden een geringere aanpassing toelaatbaar is. Hoewel deze aanpassing volgens de diensten van de Commissie waarschijnlijk trager zal verlopen dan in het programma is voorzien, zou zij niettemin in overeenstemming zijn met de verplichtingen die door het pact worden opgelegd aangezien er gedurende de gehele programmaperiode sprake is van een negatieve output gap.

De schuldquote wordt voor 2005 geraamd op 63,4% van het BBP, nipt boven de referentiewaarde van het Verdrag van 60% van het BBP. Verwacht wordt dat de schuldquote gedurende de programmaperiode met 3,9 procentpunten zal afnemen en daarmee tot onder de referentiewaarde zal dalen. De bijdrage van het primaire saldo zal gedurende de programmaperiode sterk toenemen, terwijl de impact van rentebetalingen en de nominale BBP-groei waarschijnlijk grotendeels ongewijzigd zal blijven. De risico's voor de verwachte ontwikkeling van de schuldquote lijken over het algemeen in evenwicht te zijn. Enerzijds zouden tegenvallende tekorten het aanpassingstraject van het programma in gevaar kunnen brengen. Anderzijds wordt het privatiseringspotentieel in Oostenrijk in de actualisering buiten beschouwing gelaten. Gezien deze risicobeoordeling lijkt de schuldquote in voldoende mate af te nemen in de richting van de referentiewaarde.

Ten aanzien van de houdbaarheid van de openbare financiën lijkt Oostenrijk een gering risico te lopen wat de verwachte budgettaire lasten van de vergrijzing betreft. De schuld, die thans meer dan 60% van het BBP bedraagt, zal waarschijnlijk worden teruggedrongen en tot 2050 onder de referentiewaarde blijven mits de voorgenomen begrotingsconsolidatie ten uitvoer wordt gelegd. De recente pensioenhervorming in Oostenrijk zal er waarschijnlijk in belangrijke mate toe bijdragen dat toekomstige verhogingen van de openbare uitgaven in de hand worden gehouden. Het structurele tekort van de overheid zou, indien het niet wordt gecorrigeerd, een risico kunnen opleveren voor de houdbaarheid van de openbare financiën. Het is derhalve van het grootste belang dat de voorgenomen consolidatie van de openbare financiën op middellange termijn ten uitvoer wordt gelegd om de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën tegen te gaan.

De voorgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën zijn over het algemeen in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid als vervat in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008. De maatregelen stroken met name met de richtsnoeren waarin wordt aanbevolen de economische en budgettaire duurzaamheid te waarborgen en een doeltreffende toewijzing van middelen, gericht op een verbetering van de groei en de werkgelegenheid, te bevorderen. Het risico van tegenvallende budgettaire ontwikkelingen in de toekomst zou het bereiken van de middellangetermijndoelstelling kunnen bemoeilijken.

In het nationale hervormingsprogramma van Oostenrijk dat op 19 oktober 2005 werd ingediend in het kader van de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid, wordt de totstandbrenging van houdbare openbare financiën als een van de voornaamste uitdagingen voor Oostenrijk beschouwd. Er worden evenwel geen maatregelen beschreven waarmee deze uitdaging het hoofd moet worden geboden. In dat opzicht is het stabiliteitsprogramma uitvoeriger; het bevat informatie over een aantal van de maatregelen die moeten bijdragen tot de consolidatie van de openbare financiën. De budgettaire gevolgen van de maatregelen op micro-economisch gebied en met betrekking tot de werkgelegenheid die in het nationale hervormingsprogramma worden geschetst, worden in grote lijnen in de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma weergegeven. Het stabiliteitsprogramma bevat maatregelen om de doeltreffendheid van het openbaar bestuur en de gezondheidszorg te verbeteren. Naast deze maatregelen worden voorstellen gedaan om wijzigingen aan te brengen in de institutionele aspecten van de openbare financiën, en wel in de vorm van twee uitvoerige hervormingen van de Oostenrijkse wetgeving inzake de begrotingsprocedure; deze hervormingen betreffen de invoering van een begrotingskader op middellange termijn vanaf 2007 en de overschakeling, vanaf 2011, van een op input gebaseerde begroting op een op doelstellingen gerichte begroting. Deze maatregelen stroken met de in het nationale hervormingsprogramma aangegeven prioriteiten.

Gezien deze evaluatie kan de ambitieuze structurele aanpassing die voor de programmaperiode is voorgenomen, worden toegejuicht. Oostenrijk zal evenwel moeten waarborgen dat de middellangetermijndoelstelling van het programma aan het einde van de in de actualisering genoemde periode wordt bereikt door nadere maatregelen vast te stellen en ten uitvoer te leggen die de voor de twee laatste programmajaren geplande begrotingsconsolidatie ondersteunen.

2.

Aanbeveling voor een


ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97

van de Raad van 7 juli 1997


over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk, 2005-2008

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

In de afgelopen tien jaar is de Oostenrijkse economie in reële termen gemiddeld met 2,2% per jaar gegroeid, hetgeen overeenkomt met het groeipercentage voor de eurozone als geheel. Hoewel de werkgelegenheidschepping minder dynamisch was dan in de eurozone heeft Oostenrijk nog steeds een van de laagste werkloosheidspercentages van de gehele EU. In 2001 en 2002 realiseerde het land een begrotingssituatie die 'vrijwel in evenwicht was of een overschot vertoonde'. De recente ontwikkelingen wijzen evenwel uit dat er opnieuw sprake is van een tekortsituatie (1,2% van het BBP in 2003 en 1% in 2004).

In zijn advies van 18 januari 2005 over de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma voor de periode 2004-2008 verzocht de Raad Oostenrijk om het zwaartepunt van de totale begrotingsconsolidatie in sterkere mate bij de eerste programmajaren te leggen. Daarnaast diende Oostenrijk meer in detail de specifieke maatregelen aan te geven waarmee in de laatste twee jaren van het programma een aanzienlijke begrotingsconsolidatie zou kunnen worden bereikt.

Volgens de voorlopige resultaten bedroeg het overheidstekort in 2005 1,7% van het BBP, 0,2 procentpunt lager dan in het geactualiseerde programma was gepland en 0,1 procentpunt lager dan door de diensten van de Commissie was voorspeld. Dat het resultaat beter was dan verwacht was te danken aan het feit dat de ontwikkelingen aan de ontvangstenzijde, ondanks aanzienlijke belastingverlagingen, gunstiger uitpakten dan was voorzien. Ook de uitgaven overtroffen de prognoses, doch met een kleinere marge.

Op [14 februari 2006] heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk met betrekking tot de periode 2005-2008 behandeld. Het programma is grotendeels in overeenstemming met de in de nieuwe gedragscode i vastgelegde modelstructuur en de gegevensvereisten voor stabiliteits- en convergentieprogramma's.

Volgens het geactualiseerde programma zal de reële BBP-groei toenemen van een jaarlijks percentage van 1¾% in 2005 en 2006 tot 2½% in 2008. Dat het groeitempo in 2005 en 2006 lager is dan verwacht, met een grotere negatieve output gap als gevolg, kan worden toegeschreven aan een minder krachtige internationale handel en hogere olieprijzen. Verwacht wordt dat de economische activiteit in de laatste jaren van het programma weer zal aantrekken dankzij een toename van de investeringen en de particuliere consumptie. Zowel het scenario voor de korte termijn als voor de middellange termijn is op aannemelijke groeiprognoses gebaseerd. De verwachte werkgelegenheidsstijging lijkt evenwel aan de optimistische kant. De inflatie daalt van 2,3% in 2005 tot 1,5% in 2008, wat een realistische aanname lijkt.

De begrotingsstrategie wordt in het programma als 'drieledig' omschreven. Ten eerste is zij gericht op een evenwichtige begroting gedurende de economische cyclus. Ten tweede wordt een verlaging van de belastingdruk voorzien tot 40% van het BBP in 2010. Ten derde beoogt zij een verhoging van de potentiële groei door het bevorderen van investeringen in onderzoek, onderwijs en infrastructuur. Volgens het geactualiseerde programma zal het overheidstekort dalen van 1,9% van het BBP in 2005 tot 0% in 2008. De begrotingsaanpassing in de richting van een evenwichtige begroting vindt vooral in de laatste jaren van het programma plaats, waarbij voor 2006 slechts een zeer geringe verbetering is voorzien, gevolgd door twee relatief grotere stappen. Het primaire overschot zal een vergelijkbare ontwikkeling doormaken. Verwacht wordt dat dit zal toenemen van 1,1% van het BBP in 2005 tot 2,7% aan het einde van de programmaperiode. Aangezien de ontvangsten in de periode 2005-2008 naar verwachting met 0,9 procentpunt van het BBP zullen dalen, moet de geplande consolidatie worden bereikt via een beperking van de uitgaven, waarbij een terugdringing van de uitgavenquote met 2,8 procentpunten is voorgenomen. De besnoeiingen aan de uitgavenzijde gelden voornamelijk de categorieën 'overige primaire uitgaven' en 'sociale overdrachten'. De nieuwe actualisering bevestigt in grote lijnen de voorgenomen aanpassing ten opzichte van het vorige programma, hoewel het macro-economische scenario minder gunstig is.

Het structureel saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen) zal waarschijnlijk met circa een half procentpunt van het BBP per jaar verbeteren tegen de achtergrond van een negatieve output gap gedurende de programmaperiode. De middellangetermijndoelstelling voor de structurele begrotingssituatie als bedoeld in het stabiliteits- en groeipact bedraagt 0% van het BBP, een streefcijfer dat tegen 2008 zou moeten worden bereikt. Aangezien deze middellangetermijndoelstelling van het programma ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1½% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge tegen het ontstaan van een buitensporig tekort zal bieden. De middellangetermijndoelstelling kan als passend worden aangemerkt, aangezien zij binnen de marge ligt die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode is vastgesteld voor de lidstaten die tot de eurozone en tot WKM II behoren, en ambitieuzer is dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is.

Het begrotingstraject dat in de actualisering wordt gepresenteerd lijkt voor 2005 en 2006, voor welke jaren het gebaseerd is op bestaande wetgevingsmaatregelen en met name belastingverlagingen, realistisch. De consolidatie in 2007 en 2008 lijkt evenwel niet geheel gewaarborgd door de beleidsmaatregelen die in de actualisering worden besproken. Bovendien berust de geloofwaardigheid van de geplande verbetering grotendeels op de doeltreffendheid van het Oostenrijkse nationale stabiliteitspact. De ervaring die tot dusverre met dit pact is opgedaan biedt weinig zekerheid over de naleving van de doelstellingen. De implementatie van de voorgenomen uitgavendoelstellingen blijft het grootste risico voor de begrotingsstrategie vormen, zoals ook al in de beoordelingen van eerdere actualiseringen is aangegeven.

In het licht van bovenstaande risicobeoordeling is het niet uitgesloten dat de in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie niet volstaat om de middellange termijndoelstelling van het programma tegen 2008 te verwezenlijken. Zoals echter hierboven reeds is opgemerkt, is de middellangetermijndoelstelling van het programma ambitieuzer dan het stabiliteits- en groeipact voorschrijft en lijkt de in het programma geschetste begrotingsstrategie te volstaan om gedurende de gehele programmaperiode een structurele begrotingssituatie te bewerkstelligen die in het kader van het pact als passend kan worden aangemerkt. De begrotingsstrategie van het programma verschaft bovendien een veiligheidsmarge die ruim genoeg is om te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3% van het BBP overschrijdt. Het aanpassingstempo in de richting van de middellangetermijndoelstelling van het programma is volledig in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact, waarin wordt bepaald dat voor de lidstaten die tot de eurozone en WKM II behoren, de jaarlijkse verbetering van het structureel saldo 0,5% van het BBP als benchmark moet bedragen en dat in economisch goede tijden een grotere aanpassing wordt nagestreefd terwijl in economisch slechte tijden een geringere aanpassing toelaatbaar is. Hoewel deze aanpassing volgens de diensten van de Commissie waarschijnlijk trager zal verlopen dan in het programma is voorzien, zou zij niettemin in overeenstemming zijn met de verplichtingen die door het pact worden opgelegd aangezien er gedurende de gehele programmaperiode sprake is van een negatieve output gap.

De schuldquote wordt voor 2005 geraamd op 63,4% van het BBP, nipt boven de referentiewaarde van het Verdrag van 60% van het BBP. Verwacht wordt dat de schuldquote gedurende de programmaperiode met 3,9 procentpunten zal afnemen en daarmee tot onder de referentiewaarde zal dalen. De bijdrage van het primaire saldo zal gedurende de programmaperiode sterk toenemen, terwijl de impact van rentebetalingen en de nominale BBP-groei waarschijnlijk grotendeels ongewijzigd zal blijven. De risico's voor de verwachte ontwikkeling van de schuldquote lijken over het algemeen in evenwicht te zijn. Enerzijds zouden tegenvallende tekorten het aanpassingstraject van het programma in gevaar kunnen brengen. Anderzijds wordt het privatiseringspotentieel in Oostenrijk in de actualisering buiten beschouwing gelaten. Gezien deze risicobeoordeling lijkt de schuldquote in voldoende mate af te nemen in de richting van de referentiewaarde.

Ten aanzien van de houdbaarheid van de openbare financiën lijkt Oostenrijk een gering risico te lopen wat de verwachte budgettaire lasten van de vergrijzing betreft i. De schuld, die thans meer dan 60% van het BBP bedraagt, zal waarschijnlijk worden teruggedrongen en tot 2050 onder de referentiewaarde blijven mits de voorgenomen begrotingsconsolidatie ten uitvoer wordt gelegd. De recente pensioenhervorming in Oostenrijk zal er waarschijnlijk in belangrijke mate toe bijdragen dat toekomstige verhogingen van de openbare uitgaven in de hand worden gehouden. Het structurele tekort van de overheid zou, indien het niet wordt gecorrigeerd, een risico kunnen opleveren voor de houdbaarheid van de openbare financiën. Het is derhalve van het grootste belang dat de voorgenomen consolidatie van de openbare financiën op middellange termijn ten uitvoer wordt gelegd om de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën tegen te gaan.

De voorgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën zijn over het algemeen in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid als vervat in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008. De maatregelen stroken met name met de richtsnoeren waarin wordt aanbevolen het economische en budgettaire duurzaamheid te waarborgen en een doeltreffende toewijzing van middelen, gericht op een verbetering van de groei en de werkgelegenheid te bevorderen. Het risico van tegenvallende budgettaire ontwikkelingen in de toekomst zou het bereiken van de middellangetermijndoelstelling kunnen bemoeilijken.

In het nationale hervormingsprogramma van Oostenrijk dat op 19 oktober 2005 werd ingediend in het kader van de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid, wordt de totstandbrenging van houdbare openbare financiën als een van de voornaamste uitdagingen voor Oostenrijk beschouwd. Er worden evenwel geen maatregelen beschreven waarmee deze uitdaging het hoofd moet worden geboden. In dat opzicht is het stabiliteitsprogramma uitvoeriger; het bevat informatie over een aantal van de maatregelen die moeten bijdragen tot de consolidatie van de openbare financiën. De budgettaire gevolgen van de maatregelen op micro-economisch gebied en met betrekking tot de werkgelegenheid die in het nationale hervormingsprogramma worden geschetst, worden in grote lijnen in de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma weergegeven. Het stabiliteitsprogramma bevat maatregelen om de doeltreffendheid van het openbaar bestuur en de gezondheidszorg te verbeteren. Naast deze maatregelen worden voorstellen gedaan om wijzigingen aan te brengen in de institutionele aspecten van de openbare financiën, en wel in de vorm van twee uitvoerige hervormingen van de Oostenrijkse wetgeving inzake de begrotingsprocedure; deze hervormingen betreffen de invoering van een begrotingskader op middellange termijn vanaf 2007 en de overschakeling, vanaf 2011, van een op input gebaseerde begroting op een op doelstellingen gerichte begroting. Deze maatregelen stroken met de in het nationale hervormingsprogramma aangegeven prioriteiten.

Gezien deze evaluatie kan de ambitieuze structurele aanpassing die voor de programmaperiode is voorgenomen, worden toegejuicht. Oostenrijk zal evenwel moeten waarborgen dat de middellangetermijndoelstelling van het programma aan het einde van de in de actualisering genoemde periode wordt bereikt door nadere maatregelen vast te stellen en ten uitvoer te leggen die de voor de twee laatste programmajaren geplande begrotingsconsolidatie ondersteunen.


3.

Vergelijking tussen de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses




Reëel BBP(verandering in %) SP nov 2, 1, 1, 2, 2,

COM nov 2, 1, 1, 2, n.b.

SP nov 1, 2, 2, 2, 2,

HICP-inflatie(%) SP nov 2, 2, 2, 1, 1,

COM nov 2, 2, 2, 1, n.b.

SP nov 2, 1, 1, 1, 1,

Output gap(% van het potentiële BBP) SP nov -0, -0, -1, -0, -0,

COM nov -0, -0, -1, -0, n.b.

SP nov -1, -0, -0, -0, 0,

Overheidssaldo(% van het BBP) SP nov -1, -1, -1, -0, 0,

COM nov -1, -1, -1, -1, n.b.

SP nov -1, -1, -1, -0, 0,

Primair saldo(% van het BBP) SP nov 2, 1, 1, 2, 2,

COM nov 1, 1, 1, 1, n.b.

SP nov 1, 1, 1, 2, 2,

Conjunctuurgezuiverd saldo = structureel saldo (% van het BBP) SP nov -0, -1, -1, -0, 0,

COM nov -0, -1, -1, -1, n.b.

SP nov -0, -1, -1, -0, -0,

Bruto overheidsschuld(% van het BBP) SP nov 63, 63, 63, 61, 59,

COM nov 63, 63, 63, 62, n.b.

SP nov 64, 63, 63, 61, 59,

Noten:1 Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie.2 De najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie voor de tekort- en de schuldquote zijn aangepast om te kunnen worden vergeleken met de prognoses van het stabiliteitsprogramma door de quotes opnieuw te berekenen op basis van de nieuwe BBP-reeksen.3 Gebaseerd op een geraamde potentiële groei van 1,9% in 2004, 2,2% in 2005, 2,2% in 2006 en 2,1% in 2007.Bronnen:Stabiliteitsprogramma (SP); economische najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.
gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz.

1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op de volgende website:

- europa.eu.int/comm/economy_finance/about
gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz.

1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op de volgende website:

- europa.eu.int/comm/economy_finance/about

--------------------------------------------------