Toelichting bij COM(2015)46 - Verhoging van het bedrag van de initiële voorfinanciering dat wordt uitgekeerd aan door het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief gesteunde operationele programma’s

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De nieuwe Commissie heeft als prioritaire doelstelling een nieuwe impuls te geven voor banen, groei en investeringen. In haar werkprogramma voor 2015 heeft de Commissie toegezegd initiatieven te zullen nemen om de integratie en de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te bevorderen, en daarbij maatregelen te nemen om lidstaten te helpen om jongeren aan het werk te krijgen. Het ter tafel liggende voorstel voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief is een van de manieren om snel werk te maken van deze prioriteit.

Het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (Youth Employment Initiative – YEI) is goedgekeurd naar aanleiding van een oproep op hoog politiek niveau van de Europese Raad van februari 2013 om oplossingen te vinden voor de ongekend hoge jeugdwerkloosheid in bepaalde regio's van de Europese Unie (EU), die zich in een bijzonder moeilijke situatie bevinden. Tijdens de Raadszitting van februari 2013 en in de daarna vastgestelde conclusies is nogmaals benadrukt dat de hoogste prioriteit moet worden gegeven aan de bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren. De Europese Raad pleitte ervoor dat er middelen uit de EU-begroting worden ingezet om de lidstaten te ondersteunen bij het keren van deze negatieve tendens. Het YEI heeft als doel aanvullende financiering te verschaffen om de werkgelegenheid voor jongeren te bevorderen in de regio's die het meest zijn getroffen door jeugdwerkloosheid, onder meer door uitvoering te geven aan de aanbeveling van de Raad tot invoering van de Jongerengarantie. De steun uit hoofde van het YEI mag alleen rechtstreeks worden ingezet voor jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen en mag, in tegenstelling tot het Europees Sociaal Fonds, niet worden gebruikt om systemen en structuren te ondersteunen. Het YEI maakt deel uit van de programmering van het ESF en de regelingen voor de programmering ervan kunnen de vorm aannemen van een specifiek operationeel programma, een specifieke prioritaire as binnen een operationeel programma of een deel van een of meer prioritaire assen.

Gezien de urgentie van de jeugdwerkloosheidssituatie heeft de Commissie van meet af aan bijzondere voorzieningen voorgesteld, zodat het totale bedrag dat is uitgetrokken voor het YEI (vervroegd) wordt toegekend in de eerste twee jaar van de programmeringsperiode 2014-2020, om zo een omvangrijke mobilisering van jeugdmaatregelen mogelijk te maken en onmiddellijke resultaten te boeken. Daarom moeten de acties in het kader van het YEI in beginsel vóór eind 2018 worden uitgevoerd, en niet vóór 2023 zoals het geval is bij andere acties die worden gesteund door de Europese structuur-en investeringsfondsen (ESI-fondsen), met inbegrip van het Europees Sociaal Fonds. Bovendien werd besloten dat de uitgaven in het kader van het YEI subsidiabel zijn vanaf 1 september 2013 en dat er geen nationale medefinanciering vereist is voor de specifieke toewijzing voor het YEI. Het regelgevingskader voor 2014-2020 bevat ook andere bepalingen om de tenuitvoerlegging van het YEI te versnellen.

De kortere uitvoeringsperiode van het YEI betekent dat de vorderingen bij de uitvoering in de praktijk in de eerste jaren van essentieel belang zijn voor het welslagen van het Initiatief om het hoofd te bieden aan het probleem waarmee 7 miljoen Europese jongeren te kampen hebben, die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen. Verdere vertraging bij de tenuitvoerlegging van het YEI kunnen afbreuk doen aan het proces en de acties die de lidstaten ondernemen tegen de jeugdwerkloosheid.

Toch moet worden opgemerkt dat de resultaten, één jaar na de goedkeuring van de ESF-verordening en het YEI, achterblijven bij de oorspronkelijke verwachtingen. Het vervroegd beschikbaar stellen ("frontloading") van de YEI-vastleggingen en andere specifieke maatregelen voor het YEI hebben niet geleid tot de verwachte snelle mobilisering van de middelen uit het YEI. De belangrijkste oorzaken zijn de lopende onderhandelingsprocedure van de operationele programma’s in kwestie en de invoering van de respectieve uitvoeringsbepalingen in de lidstaten, de beperkte capaciteit van de autoriteiten om oproepen tot het indienen van projecten te doen en aanvragen vlot af te wikkelen, en het gebrek aan de nodige voorfinanciering om de noodzakelijke maatregelen op te starten. Deze kwestie is op politiek niveau aan de orde gesteld door de lidstaten. Op verschillende niveaus, zoals in het kader van bijeenkomsten van de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO) en bij bilaterale vergaderingen met de Commissie, heeft een aantal lidstaten grote problemen gemeld bij het opstarten van de uitvoering van de acties door een gebrek aan financiële middelen om de begunstigden vooraf te betalen. Van zijn kant heeft het Europees Parlement zijn bezorgdheid geuit over de trage start van het YEI. Dit probleem is het meest acuut in de lidstaten met de hoogste jeugdwerkloosheid, omdat dit ook de lidstaten zijn die de meest strikte begrotingsdiscipline moeten opbrengen en te weinig middelen hebben.

De Commissie heeft reeds 28 van de 34 operationele programma’s ter uitvoering van het YEI goedgekeurd en heeft de onderhandelingen afgerond over nog eens vier van die programma’s, die op het punt staan te worden aangenomen. Voorts heeft de Raad in 2014 een aantal landenspecifieke aanbevelingen goedgekeurd, waarin lidstaten worden opgeroepen zich nog meer in te spannen om de jeugdwerkloosheid te verminderen. De lidstaten stellen administratieve capaciteit beschikbaar en voeren regelingen in voor de uitvoering van programma's voor de lopende periode, en de Commissie heeft dit proces ondersteund door middel van technische richtsnoeren. Wat de onmiddellijke maatregelen van de zijde van de Commissie met het oog op een voorfinanciering betreft, wordt met het onderhavige voorstel gepoogd een antwoord te geven op de door de lidstaten opgeworpen kwesties.

De initiële voorfinanciering die thans in de Verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen is vastgelegd, is ontoereikend gebleken om de bestaande financieringskloof te dichten en om — rekening houdend met de door het YEI aangegane politieke verbintenis — steun te bieden voor de inspanningen om de onaanvaardbaar hoge jeugdwerkloosheid in de EU resoluut en snel aan te pakken. Het thans vastgelegde niveau van de initiële voorfinanciering die onmiddellijk na de vaststelling van een operationeel programma wordt betaald, bedraagt 1 % van de bijdrage van de Unie aan dat operationele programma (of 1,5 % voor lidstaten die financiële bijstand ontvangen). Daarnaast kunnen tussentijdse betalingen aan de lidstaten slechts worden verricht op basis van uitgaven die reeds door de begunstigden zijn aangegaan en betaald, hetgeen door de lidstaat moet worden aangetoond. De tussentijdse betalingen moeten worden gebruikt als vergoeding voor de door de begunstigden gedane uitgaven. Daarom zijn de tussentijdse betalingen onvoldoende om de begunstigden voorschotten te betalen.

Deze situatie – in combinatie met de toename van het aantal jonge mensen voor wie armoede of sociale uitsluiting dreigt – vraagt om bijkomende maatregelen waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het YEI. De vervroegde betaling van de middelen voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief moet worden ondersteund door mechanismen die daadwerkelijk een snelle mobilisering van de financiering van de acties in de eerste jaren van de programmeringsperiode kunnen garanderen. In het bijzonder moet ervoor worden gezorgd dat de initiële voorfinanciering die aan operationele programma’s ter uitvoering van het YEI wordt betaald, voldoende is voor de financiering van betalingen aan begunstigden om acties te beginnen en uit te voeren. In tegenstelling tot de andere programma’s onder gedeeld beheer wordt het YEI ondersteund door een specifieke toewijzing die volledig uit de EU-begroting wordt gefinancierd. De specifieke toewijzing voor het YEI is dan ook de enige financiële bron onder gedeeld beheer waarop de eis van nationale medefinanciering niet van toepassing is. Met het onderhavige voorstel wordt de initiële voorfinanciering die beschikbaar wordt gesteld uit de specifieke toewijzing voor het YEI in 2015, verhoogd tot ongeveer 1 miljard euro. Het onderhavige voorstel verandert niets aan de initiële voorfinanciering die uit het ESF wordt betaald aan operationele programma’s ter uitvoering van het YEI, en wijzigt evenmin de initiële voorfinanciering die in 2016 uit de specifieke toewijzing voor het YEI moet worden betaald. Voorts heeft het voorstel geen gevolgen voor de initiële voorfinanciering die wordt betaald aan andere programma's die door andere ESI-fondsen worden medegefinancierd.

Deze verhoging van de initiële voorfinanciering uit de specifieke toewijzing voor het YEI, die wordt betaald aan door het YEI gesteunde operationele programma’s die (ongeacht de vorm van de regelingen voor de programmering) wordt beschouwd als adequaat en volledig in overeenstemming met de specifieke voor het YEI geldende voorschriften. Bovendien is dit voorstel bedoeld om het YEI voorfinancieringsprofiel aan te passen aan het profiel van de cohesiebeleidsprogramma's, zodat voor het YEI hetzelfde niveau van voorfinanciering is toegelaten als doorgaans het geval is voor andere programma’s. In die zin moet het voorstel zorgen voor een gelijke behandeling van de middelen voor het YEI en die voor het cohesiebeleid.

Bovendien mag de initiële voorfinanciering alleen door de lidstaten worden gebruikt voor betalingen aan begunstigden in het kader van de uitvoering van het door het YEI gesteunde programma overeenkomstig artikel 81, lid 2, van de Verordening gemeenschappelijke bepalingen, en moet deze onverwijld aan de bevoegde instantie ter beschikking worden gesteld. Om te garanderen dat de aanvullende voorfinanciering resulteert in de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het YEI, wordt in dit voorstel bovendien bepaald dat indien de Commissie binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening geen aanvragen voor tussentijdse betalingen heeft ontvangen waarin de bijdrage van de Unie uit het YEI ten minste 50 % van de aanvullende voorfinanciering bedraagt, de aanvullende voorfinanciering aan de Commissie moet worden terugbetaald.

Dit voorstel is in overeenstemming met de politieke wil van de Europese Unie om te zorgen voor een onmiddellijke steun aan de integratie van jongeren in de arbeidsmarkt.

Tot slot verandert dit voorstel tot verhoging van de voorfinancieringsbetalingen aan de lidstaten niets aan het reeds overeengekomen algemene financiële profiel van nationale toewijzingen: er wordt enkel voorgesteld om de toewijzingen die in de EU-begroting reeds voor het YEI zijn gereserveerd, tijdig te vervroegen. Dit voorstel verbetert daarom de flexibiliteit van de lidstaten bij de toegang tot die financiering en een meer doeltreffende mobilisering, hetgeen de inzet van de middelen en het gebruik ervan zou vereenvoudigen voor maatregelen die direct ten goede komen aan de integratie van jonge Europeanen, met name door het creëren van werkgelegenheid, leerplaatsen en stages.

Indien dit voorstel niet wordt aangenomen, heeft dit tot gevolg dat de tenuitvoerlegging van het YEI – in strijd met de oproep van de Europese Raad om snel in te grijpen — veel vertraging blijft oplopen. Bij gebrek aan direct beschikbare middelen zouden de essentiële en dringend noodzakelijke beleidsmaatregelen voor de integratie van jongeren in de arbeidsmarkt ernstig worden belemmerd.

In dit verband is er voor acties die door het YEI worden gesteund dringend behoefte aan een groter bedrag aan financiering dat in een vroeg stadium van de programmeringsperiode beschikbaar komt. Daarom is het noodzakelijk om de initiële voorfinanciering van de specifieke toewijzing voor het YEI ter verhogen om de tenuitvoerlegging van het YEI te versnellen. De voorgestelde voorfinanciering heeft een maximaal effect, zonder de voor het YEI beschikbare middelen te overschrijden.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Externe belanghebbenden zijn niet geraadpleegd.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Voorgesteld wordt om in Verordening (EU) nr. 1304/2013 een aanvullende bepaling in te voegen, in de vorm van artikel 22 bis, betreffende de aanvullende initiële voorfinanciering voor operationele programma’s die door het YEI worden gesteund.

3.

Gevolgen voor de begroting



De voorgestelde wijziging verandert niets aan de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1311/2013. Het voorstel is begrotingsneutraal voor de programmeringsperiode 2014-2020.

De jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten voor het YEI blijft ongewijzigd.

De toegenomen behoefte aan betalingskredieten voor de bijkomende initiële voorfinanciering van het YEI in 2015 zal volledig worden gedekt door kredieten van de begroting van 2015 voor de specifieke toewijzing voor het YEI. Daarom zal de voorgestelde wijziging in het tijdvak 2014-2020 niet tot potentiële achterstanden aan onbetaalde vorderingen leiden.