Toelichting bij COM(2014)720 - Intrekking van de beschikkingen inzake een beperking van het energieverbruik in geval van moeilijkheden bij de voorziening met ruwe aardolie en aardolieproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Krachtens Beschikking 77/706/EEG van de Raad kan de Commissie in het geval van moeilijkheden bij de aardolievoorziening als doelstelling een vermindering van het olieverbruik met maximaal 10% vaststellen. De lidstaten moeten dan alle passende maatregelen ten uitvoer leggen om hun verbruik van aardolieproducten dienovereenkomstig te beperken. Bij deze beschikking en bij Beschikking 79/639/EEG van de Commissie worden ingewikkelde regels vastgelegd voor de vermindering van het aardolieverbruik in het geval van voorzieningsproblemen. Die regels zijn in de praktijk nooit gebruikt. Met name heeft de Commissie nooit een communautaire doelstelling voor een vermindering van het verbruik van aardolieproducten vastgesteld.

Bedoelde wetgeving spoorde met de het Internationaal Energieprogramma van 1974, het stichtingsverdrag van het Internationaal Energieagentschap (IEA), krachtens welk de IEA-lidstaten vraagbeperkende maatregelen ten uitvoer moeten leggen om het verbruik met 7 of 10% te verminderen telkens wanneer de groep een vermindering van haar olievoorziening met ten minste 7% respectievelijk 12% ondergaat.

In het algemeen kunnen verstoringen van de aardolievoorziening worden opgevangen door een verhoging van de toevoer (aanspreken van voorraden of optrekken van de inheemse productie) of een vermindering van de vraag (vraagbeperkende maatregelen of verandering van brandstof). In de loop der jaren is het belang van veiligheidsvoorraden gestaag toegenomen en het aanspreken van dergelijke voorraden wordt nu in het algemeen, ook door het IEA, beschouwd als het voornaamste instrument om te reageren op een crisissituatie. In het geval van moeilijkheden bij de aardolievoorziening kan er door het vrijmaken van veiligheidsvoorraden voor worden gezorgd dat de ontbrekende volumes snel worden vervangen, zonder dat de economische activiteit van de EU en het leven van de burgers in de EU worden verstoord. Bovendien worden de veiligheidsvoorraden vaak gefinancierd via een door een heffing, betaald door de consumenten, die dan ook met recht verwachten dat dergelijke voorraden in crisissituaties worden aangesproken in plaats van dat het verbruik wordt beperkt.

De richtlijn betreffende minimumaardolievoorraden 1 is in 2009 herzien en is toepasselijk vanaf 2013. Zij biedt een versterkt kader voor de totstandbrenging en beschikbaarheid van minimumvoorraden aardolie, waarbij tevens is voorzien in procedures en criteria voor het gebruik van dergelijke voorraden. Overeenkomstig de richtlijn moeten de lidstaten ook beschikken over procedures om "hun bevoegde overheden in staat te stellen […] het verbruik in het algemeen of meer specifiek te beperken, onder meer door bepaalde categorieën verbruikers met voorrang aardolieproducten toe te wijzen" (artikel 20, lid 1). Dit is een belangrijk instrument dat bijdraagt tot de algemene doelstelling van het energiebeleid om de voorzieningszekerheid te waarborgen. Nu de herziene richtlijn inzake minimumvoorraden aardolie is vastgesteld en in werking is getreden, is het zaak de overbodige overlappende regels van Beschikking 77/706/EEG van de Raad aan te pakken.

Op grond van het bovenstaande stelt de Commissie de Raad voor om Beschikking 77/706/EEG van de Raad en, tegelijkertijd, ook Beschikking 79/639/EEG van de Commissie in te trekken.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Op haar vergadering van 23 januari 2014 is de Coördinatiegroep aardolie en aardolieproducten geraadpleegd over de passendheid om de beschikking van de Raad in te trekken. De lidstaten hebben het initiatief ondersteund om de beschikking van de Raad en de uitvoeringsbeschikking van de Commissie, beide vastgesteld in een tijd waarin de veiligheidsvoorraden aardolie een minder grote rol speelden dan vandaag, in te trekken.

Tijdens de effectbeoordeling 2 inzake de herziene richtlijn betreffende minimumvoorraden aardolie (Richtlijn 2009/119/EG van de Raad) zijn alternatieve instrumenten voor reactie op crisissituaties (vraagbeperkingen, overstappen op andere brandstoffen en optrekken van inheemse productie) onderzocht en zijn de beperkingen daarvan aan het licht gekomen. Met name vergen vraagbeperkingsmaatregelen aanvaarding door het publiek, wat soms moeilijk te verwezenlijken is, en kunnen dergelijke beperkingen ook het bedrijfsleven en de industriële activiteit, alsook de mobiliteit van burgers, verstoren.

3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL

Het voorstel is gebaseerd op artikel 122, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (ex-artikel 100, lid 1, EG en voordien ex-artikel 103, lid 4, EEG waarop Beschikking 77/706/EEG van de Raad was gebaseerd).

Als gevolg van de intrekking van bovengenoemde beschikking van de Raad verliest Beschikking 79/639/EEG van de Commissie, waarbij gedetailleerde bepalingen voor de uitvoering van Beschikking 77/706/EEG van de Raad zijn vastgesteld, haar rechtsgrondslag en praktische toepassing. Om de rechtszekerheid te waarborgen, moet derhalve ook Beschikking 79/639/EEG van de Commissie worden ingetrokken. Dit kan gebeuren door de Raad, op basis van een voorstel van de Commissie.