Toelichting bij COM(2015)243 - Intrekking van Beschikking 2009/589/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Polen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 13.5.2015


COM(2015) 243 final

Aanbeveling voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot intrekking van Beschikking 2009/589/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Polen


2.

Aanbeveling voor een


BESLUIT VAN DE RAAD

tot intrekking van Beschikking 2009/589/EG betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Polen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Op 7 juli 2009 heeft de Raad op grond van een aanbeveling van de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) besloten dat er in Polen een buitensporig tekort bestond.

Overeenkomstig artikel 104, lid 7, VEG en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten 1 heeft de Raad op diezelfde datum op grond van een aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot Polen gericht waarin het land werd verzocht om uiterlijk in 2012 een einde aan de buitensporigtekortsituatie te maken.

Op 21 juni 2013 kwam de Raad tot de conclusie dat Polen effectieve maatregelen had getroffen, maar dat zich na de vaststelling van de oorspronkelijke aanbeveling ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën hadden voorgedaan. Daarom oordeelde de Raad, op grond van een aanbeveling van de Commissie, dat aan de in artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr.1467/97 genoemde voorwaarden was voldaan en richtte een nieuwe aanbeveling tot Polen overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag waarin het land werd verzocht om uiterlijk in 2014 een eind te maken aan de buitensporigtekortsituatie 2 .

Op 10 december 2013 besloot de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8, van het Verdrag dat dit land geen effectief gevolg had gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 om zijn buitensporige tekort uiterlijk in 2014 te corrigeren 3 , en beval het land op grond van artikel 126, lid 7, van het Verdrag aan om uiterlijk in 2015 een einde aan de buitensporigtekortsituatie te maken 4 . Polen werd aanbevolen om een nominaal tekort te bereiken van 4,8 % van het bbp in 2013, 3,9 % van het bbp in 2014 en 2,8 % van het bbp in 2015 (exclusief het effect van de vermogensoverdrachten uit de tweede pijler van het pensioenstelsel). Overeenkomstig de macro-economische prognoses die ten grondslag liggen aan de aanbeveling van de Raad, stemde dat overeen met een verbetering van het structurele saldo van 1 % van het bbp in 2014 en 1,2 % van het bbp in 2015. Bovendien werd Polen aanbevolen de reeds aangekondigde en vastgestelde maatregelen onverkort uit te voeren en deze aan te vullen met extra maatregelen om uiterlijk in 2015 een duurzame correctie van het buitensporige tekort te bereiken. Polen kreeg tot uiterlijk 15 april 2014 de tijd om verslag uit te brengen over de maatregelen die waren getroffen om deze aanbeveling op te volgen.

Op 2 juni 2014 heeft de Commissie geconcludeerd dat op dat moment geen verdere stappen in de buitensporigtekortprocedure noodzakelijk waren.

Overeenkomstig artikel 4 van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dit protocol dienen de lidstaten ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten 5 tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld te verstrekken, alsook over andere, daarmee samenhangende variabelen.

Op basis van ter kennis gebrachte gegevens moet de Raad een besluit nemen over de intrekking van een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Bovendien mag een besluit over het bestaan van een buitensporig tekort alleen worden ingetrokken als i) uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de drempel van 3 % van het bbp niet zal overschrijden 6 ; en ii) de schuldquote voldoet aan het toekomstgerichte element van de schuldenbenchmark.

Overeenkomstig het stabiliteits- en groeipact moet bovendien terdege aandacht worden geschonken aan hervormingen van het pensioenstelsel, waarbij een meerpijlersysteem wordt ingevoerd dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat.

Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009 na de kennisgeving van Polen van april 2015 heeft verstrekt, uit het convergentieprogramma 2015 en uit de voorjaarsprognoses 2015 van de Commissie blijkt dat de volgende conclusies gerechtvaardigd zijn:

– In 2014 bedroeg het overheidstekort 3,2 % van het bbp. Aangezien dit getal als dicht bij de referentiewaarde kan worden beschouwd en de Poolse schuldquote duurzaam onder de referentiewaarde van 60 % van het bbp ligt, valt Polen onder de bepalingen over de hervorming van de pensioenstelsels van artikel 2, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1467/97.
De Poolse hervorming van het pensioenstelsel van 1999 is bij een in december 2013 aangenomen wet teruggedraaid. Op basis van deze herziening is een deel van de activa die bijeen waren gebracht in de particuliere pensioenfondsen met volledige kapitaaldekking (die de tweede pijler van het Poolse pensioenstelsel vormen) overgebracht naar het publieke socialezekerheidssysteem (eerste pijler van het Poolse pensioenstelsel). Bovendien verloor de tweede pijler van het pensioenstelsel zijn universele dekking in die zin dat de deelname niet langer verplicht was. Dientengevolge betekende de herziening van 2013 het einde van het systemische karakter van de hervorming van 1999. Tot eind juli 2014 gingen alle bijdragen van deelnemers echter nog naar de tweede pijler. Deze bijdragen vormen netto-kosten van de hervorming van het pensioenstelsel van 1999 en moeten in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de correctie van het buitensporige tekort. De totale directe netto-kosten voor de periode januari – juli 2014 worden geschat op 0,4 % van het bbp en zijn dus voldoende ter verklaring van de overschrijding van het overheidstekort in 2014 van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp.

– Het door de Poolse regering op 30 april 2015 ingediende convergentieprogramma gaat uit van een tekort van 2,7 % van het bbp in 2015 en 2,3 % van het bbp in 2016. Volgens de voorjaarsprognoses 2015 van de Commissie zal het tekort in 2015 uitkomen op 2,8 % van het bbp en, bij ongewijzigd beleid, in 2016 op 2,6 % van het bbp. Bijgevolg zal het tekort tijdens de prognoseperiode naar verwachting onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp blijven.

– De Commissie is van oordeel dat het structurele saldo, dat wil zeggen het overheidssaldo gecorrigeerd voor de conjunctuur en ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, in 2014 met 0,9 % van het bbp is verbeterd.

– De bruto overheidsschuld bedroeg in 2014 50,1 % van het bbp. Volgens de voorjaarsprognoses 2015 van de Commissie zal de bruto-overheidsschuld in 2015 50,9 % van het bbp bedragen en in 2016 50,8 % van het bbp, wat lager is dan de referentiewaarde van 60 % van het bbp.

Polen valt met ingang van 2015, het jaar na de correctie van het buitensporige tekort, onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en moet in een passend tempo vooruitgang boeken in de richting van de middellangetermijndoelstelling en daarbij onder meer de uitgavenbenchmark in acht nemen. Volgens de voorjaarsprognoses 2015 van de Commissie zal het structurele saldo, bij ongewijzigd beleid, zowel in 2015 als in 2016 met 0,2 % van het bbp verbeteren. Op grond van een algemene beoordeling zal Polen naar verwachting in 2015 voldoen aan de vereiste aanpassing in de richting van de middellangetermijndoelstelling doordat de stijging van de netto-uitgaven de benchmark niet zal overschrijden, terwijl er een gevaar bestaat dat er enigszins wordt afgeweken van de vereiste aanpassing in 2016 omdat de structurele aanpassing achterblijft bij hetgeen vereist is voor 2016, zodat in dat jaar verdere maatregelen nodig zullen zijn.

Volgens artikel 126, lid 12, van het Verdrag moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Polen gecorrigeerd en dient Beschikking 2009/589/EG derhalve te worden ingetrokken.

De Raad herinnert eraan dat de hervorming van het pensioenstelsel van 1999 een vervanging inhield van een op vaste uitkeringen gebaseerd openbaar pensioenstelsel, door een op toegezegde bijdragen gebaseerd derde-pijlersysteem. De voornaamste doelstelling van de hervorming bestond in de verbetering van de duurzaamheid van het Poolse pensioenstelsel, met name in het licht van de demografische vooruitzichten in Polen, die een grote uitdaging vormen. Het terugdraaien van de hervorming eind 2013 vergrootte opnieuw de rol van de eerste, openbare pijler, die, anders dan de tweede pijler, niet volledig kaptiaalgedekt is, maar een theoretische toegezegde-bijdragenregeling inhoudt. Hoewel het terugdraaien van de hervorming van 1999 op korte termijn de begroting enigszins ontlast, verbetert dit de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn niet, aangezien de voordelen op korte termijn van hogere sociale bijdragen en lagere rentebetalingen teniet zullen worden gedaan door de hogere pensioenuitkeringen uit de publieke pensioenpijler in de toekomst. Al met al houdt het terugdraaien van de hervorming van het pensioenstelsel van 1999 op de lange termijn een aantal gevaren voor de Poolse overheidsfinanciën in.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

3.

Artikel 1


Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Polen is gecorrigeerd.

4.

Artikel 2


Besluit 2009/589/EC wordt hierbij ingetrokken.

5.

Artikel 3


Dit besluit is gericht tot de Republiek Polen.

Gedaan te Brussel,

6.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.
(2) Aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 om het buitensporige overheidstekort in Polen te verhelpen.
(3) Besluit 2013/758/EU van de Raad van 10 december 2013 waarbij wordt vastgesteld dat Polen geen effectief gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013
(4) Aanbeveling van de Raad van 2 december 2013 om het buitensporige overheidstekort in Polen te verhelpen.
(5) PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.
(6) Overeenkomstig de "Specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma’s" van 3 september 2012. Zie: ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance