Toelichting bij COM(2015)244 - BESLUIT VAN DE RAAD waarbij wordt vastgesteld dat het Verenigd Koninkrijk geen effectief gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 13.5.2015


COM(2015) 244 final

Aanbeveling voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

waarbij wordt vastgesteld dat het Verenigd Koninkrijk geen effectief gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009

{SWD(2015) 112 final}


2.

Aanbeveling voor een


BESLUIT VAN DE RAAD

waarbij wordt vastgesteld dat het Verenigd Koninkrijk geen effectief gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 8,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

Overeenkomstig punt 4 van Protocol nr. 15 betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland is de verplichting uit hoofde van artikel 126, lid 1, VWEU om buitensporige overheidstekorten te vermijden, niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, tenzij het land de euro invoert. Punt 5 van het protocol stelt evenwel dat het Verenigd Koninkrijk ernaar moet streven een buitensporig overheidstekort te voorkomen.

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Het stabiliteits- en groeipact omvat onder meer Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten 1 , die is aangenomen om een snelle correctie van buitensporige overheidstekorten te bevorderen.

De Raad heeft op 8 juli 2008 overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) besloten dat er in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestond en overeenkomstig artikel 104, lid 7, VEG en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad aanbevelingen aan het land gedaan om ernaar te streven het buitensporige tekort uiterlijk in het begrotingsjaar 2009-2010 te corrigeren. De Raad heeft 8 januari 2009 vastgesteld als uiterste datum waarop effectieve maatregelen moesten zijn getroffen 2 .

In overeenstemming met de bepalingen van artikel 104, lid 8, VEG heeft de Raad op 27 april 2009 vastgesteld dat het Verenigd Koninkrijk geen effectief gevolg had gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 8 juli 2008.

In het besef dat de begrotingssituatie van het Verenigd Koninkrijk in 2009-2010 tot stand is gekomen door de uitvoering van maatregelen ten belope van ongeveer 1,5 % van het bbp, die een passende reactie op het Europees economisch herstelplan waren, en door de onbelemmerde werking van automatische stabilisatoren, heeft de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU op 2 december 2009 herziene aanbevelingen tot het Verenigd Koninkrijk gericht op basis waarvan het Verenigd Koninkrijk het buitensporig tekort in 2014-2015 zou moeten corrigeren. Om het overheidstekort op een geloofwaardige en houdbare manier te verlagen tot minder dan 3 % van het bbp werden met name de volgende aanbevelingen tot het Verenigd Koninkrijk gericht: a) de budgettaire maatregelen in 2009-2010 zoals gepland in de begroting 2009 uitvoeren, waarbij verdere maatregelen die van negatieve invloed zijn op de overheidsfinanciën dienen te worden vermeden, en in 2010-2011 een aanvang maken met de consolidatie, teneinde het tekort uiterlijk in 2014-2015 onder de referentiewaarde te brengen; b) daartoe in de periode 2010-2011 tot en met 2014-2015 een gemiddelde jaarlijkse budgettaire inspanning van 1,75 % van het bbp waarborgen, hetgeen er ook toe zou moeten bijdragen dat de bruto schuldquote van de overheid weer een neerwaarts traject volgt dat dankzij het herstellen van een adequaat primair overschot de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert; c) verder de aanvullende maatregelen specificeren die vereist zijn om het buitensporige tekort uiterlijk in 2014-2015 te corrigeren als het conjunctuurklimaat dit mogelijk maakt, en het tekort sneller terugdringen indien de economische of budgettaire omstandigheden gunstiger uitvallen dan thans wordt verwacht. In zijn aanbevelingen had de Raad 2 juni 2010 vastgesteld als termijn voor het treffen van effectieve maatregelen in overeenstemming met de bepalingen van artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97.

Op 6 juli 2010 heeft de Commissie vastgesteld dat het Verenigd Koninkrijk op basis van de voorjaarsprognoses 2010 van de Commissie effectief gevolg had gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009. Zij achtte daarom op dat moment geen verdere stap in de buitensporigtekortprocedure noodzakelijk.

Een nieuwe beoordeling van de maatregelen die het Verenigd Koninkrijk in reactie op de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU heeft getroffen om het buitensporige tekort in 2014-2015 te verhelpen, leidt tot de volgende conclusies:

– De reële bbp-groei van het Verenigd Koninkrijk is aanzienlijk gedaald als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis in 2008-2009, waardoor ook de overheidsfinanciën werden getroffen. Het overheidstekort schoot omhoog naar 10,9 % van het bbp in 2009-2010. Dit was voornamelijk toe te schrijven aan lagere ontvangsten en hogere socialezekerheidsuitgaven als gevolg van de inkrimping van de economische activiteit, en aan door de overheid aangekondigde stimuleringsmaatregelen voor 2009-2010. Door de uitvoering van het consolidatieplan, dat voornamelijk op bezuinigingen was gericht, werd het tekort teruggedrongen.

– In 2010-2011 bedroeg het overheidstekort 9,1 % van het bbp. De in dat jaar uitgevoerde maatregelen vloeiden voort uit het in december aangekondigde Pre-Budget Report 2009, de begroting van maart en een tweede noodbegroting die in juni volgde op de algemene verkiezingen. Tevens werd in oktober 2010 een uitgaventoetsing gepubliceerd. Over het algemeen sorteerden de maatregelen pas op de lange termijn effect en waren deze eerder op bezuinigingen dan op hogere belastingen gericht. Gedurende de periode tot en met 2014-2015 werden de oorspronkelijke consolidatieplannen niet wezenlijk veranderd door de begrotingen van maart, de najaarsverklaringen en de uitgaventoetsingen. Het programma dat gedurende vijf jaar werd uitgevoerd, was gericht op aanzienlijke bezuinigingen op de uitgaven per ministerie, bevriezing van de lonen en bezuinigingen op de socialezekerheidsuitgaven. De voornaamste belastingmaatregelen die werden aangekondigd waren een verhoging van het normale btw-tarief, de invoering en verhoging van de bankenheffing, hogere socialezekerheidsbijdragen, verlaging van het vennootschapsbelastingtarief, verhoging van de aftrek van inkomstenbelasting voor personen, verlaging van de accijnsrechten en maatregelen om belastingontwijking te bestrijden. Vanaf 2012-2013 hadden de dividendenoverdrachten van de Bank of England via de faciliteit voor de aankoop van activa een gunstige invloed op de tekortcijfers. Als gevolg van de uitvoering van de consolidatieplannen is het nominale tekort elk jaar gedaald: in 2011-2012 bedroeg het 7,7 % van het bbp, in 2012-2013 7,6 % van het bbp, in 2013-2014 5,9 % van het bbp en in 2014-2015 5,2 % van het bbp. Het structurele tekort bedroeg in 2010-2011 7,0 % van het bbp, zowel in 2011-2012 als in 2012-2013 5,9 % van het bbp, in 2013-2014 4,6 % van het bbp en in 2014-2015 4,7 % van het bbp.

– De gemiddelde structurele inspanning bedroeg van 2010-2011 tot en met 2014-2015 0,7 % van het bbp. Wanneer rekening wordt gehouden met het effect van herzieningen van de potentiële productiegroei die hebben plaatsgevonden tussen de huidige prognoses en de prognoses waarop de aanbevelingen van de Raad van 2 december 2009 zijn gebaseerd en met het effect van ontwikkelingen van de ontvangsten in vergelijking met standaardelasticiteiten ten aanzien van de bbp-groei, wordt de gemiddelde jaarlijkse aangepaste structurele inspanning gedurende deze periode geraamd op 1,1 % van het bbp, hetgeen lager is dan de jaarlijkse gemiddelde begrotingsinspanning van 1,75 % die de Raad heeft aanbevolen.

– De geraamde cumulatieve omvang van de discretionaire consolidatiemaatregelen die van het Pre-Budget Report 2009 tot en met de najaarsverklaring van 2014 zijn vastgelegd, bedraagt ongeveer 3,5 % van het bbp voor de periode 2010-2011 tot en met 2014-2015.

– De bruto overheidsschuld is tijdens de BTP-periode blijven stijgen en bedroeg in 2014-2015 88,4 % van het bbp. Deze verslechtering van de schuldquote was voornamelijk te wijten aan het nominale tekort, maar ook aan interventies in de financiële sector.

Hieruit moet worden geconcludeerd dat het programma inzake begrotingsconsolidatie weliswaar is vastgesteld en wordt uitgevoerd, maar dat het Verenigd Koninkrijk er desondanks niet in is geslaagd in 2014-2015 een einde aan zijn buitensporig tekort te maken. Bovendien heeft het Verenigd Koninkrijk niet de door de Raad op 2 december 2009 aanbevolen gemiddelde budgettaire inspanning van 1,75 % geleverd. Over het geheel genomen is de reactie van het Verenigd Koninkrijk op de aanbeveling die de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU op 2 december 2009 tot het land heeft gericht, niet afdoende,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

3.

Artikel 1


Het Verenigd Koninkrijk heeft geen effectief gevolg gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU.

4.

Artikel 2


Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel,

5.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.
(2) Alle documenten betreffende de buitensporigtekortprocedure van het Verenigd Koninkrijk zijn te vinden op: ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance