Toelichting bij JOIN(2015)24 - Ondertekening en voorlopige toepassing van de versterkte partnerschapsovereenkomst met Kazachstan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het voorstel in de bijlage vormt het rechtsinstrument voor de ondertekening en voorlopige toepassing van de versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kazachstan (hierna 'de overeenkomst' genoemd).

De betrekkingen tussen de Europese Unie (EU) en de Republiek Kazachstan (Kazachstan) zijn momenteel gebaseerd op de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst die op 23 januari 1995 in Brussel is ondertekend en in juni 1999 in werking is getreden.

Op 13 april 2011 heeft de Raad een besluit vastgesteld waarbij de Europese Commissie werd gemachtigd om te onderhandelen over een versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Kazachstan. De onderhandelingen gingen van start in juni 2011, maar Kazachstan onderbrak de onderhandelingen tussen september 2012 en oktober 2013, waarschijnlijk in verband met het lidmaatschap van de douane-unie met Rusland en Belarus. Na de achtste onderhandelingsronde, die op 12 september 2014 plaatsvond, hebben de EU en Kazachstan de tekst van de overeenkomst afgerond. Beide partijen parafeerden de overeenkomst op 20 januari 2015.

Voor de EU betekent de overeenkomst een belangrijke stap naar meer politieke en economische betrokkenheid bij Centraal-Azië. Door de politieke dialoog te versterken en de samenwerking op een breed scala van terreinen te intensiveren wordt de basis gelegd voor doeltreffendere bilaterale contacten met Kazachstan.

De overeenkomst bevat de politieke standaardclausules van de EU inzake mensenrechten, het Internationaal Strafhof, massavernietigingswapens, handvuurwapens en lichte wapens en terrorismebestrijding. Zij bevat ook bepalingen inzake samenwerking op gebieden als gezondheid, milieu, klimaatverandering, energie, belastingen, onderwijs en cultuur, werkgelegenheid en sociale zaken, wetenschap en technologie en vervoer. De overeenkomst heeft daarnaast betrekking op juridische samenwerking, de rechtsstaat en het bestrijden van witwassen, terrorismefinanciering, georganiseerde misdaad en corruptie. De overeenkomst bevat ook bepalingen inzake handel om te zorgen voor een beter regelgevingskader voor ondernemingen in Kazachstan, wat aanzienlijke economische voordelen zou opleveren voor ondernemingen in de EU.

2. RESULTATEN VAN HET OVERLEG MET BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN VAN DE EFFECTBEOORDELING

De Raad werd tijdens alle onderhandelingsfasen geïnformeerd. De Raad werd geraadpleegd in de Groep Oost-Europa en Centraal-Azië en in het Comité handelspolitiek.

Ook het Europees Parlement werd tijdens de onderhandelingen regelmatig en terstond op de hoogte gehouden.

De Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie zijn van oordeel dat de door de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren vastgestelde doelstellingen zijn bereikt en dat de ontwerpovereenkomst kan worden ingediend voor ondertekening.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Rechtsgrondslag

De keuze van de rechtsgrondslag 'moet berusten op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn, waaronder het doel en de inhoud van de handeling'1. De rechtsgrondslag hangt af van het hoofddoel. Voor bepalingen die een nevendoel dienen, is geen aparte rechtsgrondslag nodig. Handelingen die niet één enkel hoofddoel hebben, kunnen evenwel op meerdere rechtsgrondslagen worden gebaseerd2, op voorwaarde dat de besluitvormingsprocedures voor elke rechtsgrondslag met elkaar verenigbaar zijn.

Zoals beschreven in artikel 2 (Doelstellingen) van de overeenkomst is het de bedoeling een versterkt partnerschap en versterkte samenwerking tussen de partijen tot stand te brengen, op basis van gedeelde belangen en de betrekkingen op alle toepassingsgebieden te verdiepen. Deze samenwerking wordt omschreven als een 'proces tussen de partijen dat bijdraagt aan internationale en regionale vrede en stabiliteit en economische ontwikkeling' en 'wordt gebaseerd op beginselen die de partijen ook bevestigen in hun internationale verbintenissen, met name in het kader van de VN en de OVSE'.

Inhoudelijk berust de overeenkomst grotendeels op drie pijlers:

- Politieke dialoog en samenwerking op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid: titel I (Algemene beginselen en doelstellingen) en titel II (Politieke dialoog & samenwerking op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid. Titel II bevat bepalingen inzake politieke dialoog, democratie en de rechtsstaat, buitenlands en veiligheidsbeleid, veiligheid in de ruimte, ernstige misdaden die de internationale gemeenschap aangaan, conflictpreventie, crisisbeheer en terrorismebestrijding.
- Handel en zakelijke activiteiten: titel III (Handel en zakelijke activiteiten) bevat bepalingen inzake de handel in goederen, douane, technische handelsbelemmeringen, sanitaire en fytosanitaire maatregelen, diensten en vestiging, kapitaal- en betalingsverkeer, intellectuele eigendom, overheidsopdrachten, grondstoffen en energie, handel en duurzame ontwikkeling, mededinging en geschillenbeslechting.
- Sectorale samenwerking: titel IV (Economische en duurzame ontwikkeling), titel V (Justitie, vrijheid en veiligheid), titel VI (Samenwerking op andere terreinen) en titel VII (Financiële en technische samenwerking). Deze titels bevatten bepalingen inzake samenwerking op een groot aantal gebieden, zoals migratie, milieu, belastingen, vervoer, onderwijs, de informatiemaatschappij, landbouw en plattelandsontwikkeling.

Het doel en de inhoud van de overeenkomst wijzen erop dat de bepalingen van de overeenkomst binnen het toepassingsgebied vallen van artikel 37 VEU en de artikelen 207 en 209 VWEU3.

Juridische aard

De hoge vertegenwoordiger en de Commissie wijzen erop dat de EU krachtens de rechtsgrondslagen voor de ondertekening van de overeenkomst overeenkomsten met derden kan aangaan op de gebieden die onder de overeenkomst vallen. Meer in het bijzonder:

- Op grond van artikel 37 VEU kan de EU overeenkomsten met derden sluiten op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

- Op grond van artikel 207 VWEU kan de EU overeenkomsten sluiten op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, VWEU, is de EU exclusief bevoegd op dit gebied.

- Op grond van artikel 209 VWEU kan de EU overeenkomsten met niet-EU-landen sluiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.

Volgens vaste rechtspraak betreft de vraag of een bepaling van een overeenkomst "onder de bevoegdheid van de [Unie] valt, de toekenning en dus het bestaan zelf van die bevoegdheid, en niet haar exclusieve of gedeelde aard"4. Wanneer in de Verdragen bevoegdheid aan de Unie is toegekend op een bepaald beleidsterrein, mag de Unie deze bevoegdheid ook extern uitoefenen.

Er zij op gewezen dat overeenkomstig artikel 3, lid 2, VWEU, de Unie tevens exclusief bevoegd is een internationale overeenkomst te sluiten 'wanneer die sluiting gemeenschappelijke regels kan aantasten of de strekking daarvan kan wijzigen'. Recent oordeelde het Hof van Justitie dat onderhandelingen 'gemeenschappelijke regels van de Unie kunnen aantasten of de strekking ervan kunnen wijzigen' wanneer "de inhoud van de onderhandelingen [...] behoort tot een grotendeels door gemeenschappelijke regels van de Unie bestreken gebied [...] Bijgevolg vallen die onderhandelingen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie"5. In recente rechtspraak is ook verduidelijkt dat bij een onderzoek van de bevoegdheden, met name exclusieve bevoegdheden, niet alleen rekening moet worden gehouden met de bestaande regels van de Unie, maar ook met "de verwachte ontwikkeling [...] van die regels"6.

Bij de Verdragen is aan de EU de bevoegdheid toegekend om op te treden op alle gebieden die onder de overeenkomst vallen.

Overige juridische overwegingen

Bij de overeenkomst wordt een institutioneel kader ingesteld bestaande uit de Samenwerkingsraad, het Samenwerkingscomité en het Parlementair samenwerkingscomité (zie titel VIII (Institutioneel kader) en titel IX (Algemene en slotbepalingen)). Er wordt ook een procedure voor geschillenbeslechting ingesteld voor het geval dat een partij haar verplichtingen in het kader van de overeenkomst niet zou nakomen.

Artikel 281 van de overeenkomst bepaalt dat de EU en Kazachstan de overeenkomst volledig of gedeeltelijk op voorlopige basis kunnen toepassen, overeenkomstig hun interne procedures en recht.

De overeenkomst wordt voor onbeperkte duur gesloten en kan worden beëindigd met een opzegtermijn van zes maanden.

Bij de inwerkingtreding komt deze overeenkomst in de plaats van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds, die op 23 januari 1995 werd ondertekend.