Toelichting bij COM(2015)411 - Liechtenstein: Sectorale Aanpassingen - Evaluatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2015)411 - Liechtenstein: Sectorale Aanpassingen - Evaluatie.
bron COM(2015)411 NLEN
datum 28-08-2015
EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 28.8.2015


2.

COM(2015) 411 final


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Liechtenstein: Sectorale Aanpassingen - Evaluatie


1. Inleiding

In protocol 15 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-overeenkomst) inzake overgangsperioden voor het vrije verkeer van personen wordt vastgesteld dat Liechtenstein tot 1 januari 1998 kwantitatieve beperkingen kan handhaven voor nieuwe inwoners voor zover het EU-onderdanen of onderdanen van andere EVA-landen betreft. Besluit nr. 1/95 van 10 maart 1995 1 van de EER-Raad over de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte voor het Vorstendom Liechtenstein behelsde een speciale verklaring van de EER-Raad betreffende het vrije verkeer van personen. De gezamenlijke verklaring voorziet in een evaluatie, door te voeren op het einde van de overgangsperiode volgens protocol 15 bij de EER-overeenkomst, en rekening houdend met de 'specifieke geografische situatie' van Liechtenstein. In dezelfde verklaring wordt enige uitleg gegeven over wat deze specifieke situatie impliceert: 'De EER-Raad erkent dat Liechtenstein een zeer klein bewoonbaar gebied heeft met een plattelands karakter en een ongebruikelijk hoog percentage inwoners en werknemers met een andere nationaliteit. Bovendien erkent hij het vitale belang van Liechtenstein om zijn eigen nationale identiteit te behouden.'

Na het verstrijken van protocol 15 bij de EER-overeenkomst inzake het vrije verkeer van personen zijn Liechtenstein en de Europese Unie in 1999 een specifieke regeling overeengekomen. Deze regeling, bekend onder de naam 'sectorale aanpassingen', werd aanvankelijk neergelegd in het Besluit nr. 191/1999 van het Gemengd Comité van de EER 2 en vervolgens opgenomen in bijlage V (vrij verkeer van werknemers) en bijlage VIII (recht van vestiging) bij de EER-overeenkomst. In het kader van deze sectorale aanpassingen is het vrije verkeer van personen van toepassing op Liechtenstein. EER-onderdanen die zich in Liechtenstein willen vestigen, moeten echter wel een verblijfsvergunning aanvragen. In het kader van de sectorale aanpassingen wordt elk jaar een minimumaantal aan EER-onderdanen af te geven vergunningen vastgesteld, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse nettotoename van de in het land gevestigde EER-populatie van respectievelijk 1,75% (voor economisch actieven) en 0,5% (voor economisch inactieven) vergeleken met hun aantal in 1998 3 . Een verblijfsvergunning is echter geen voorwaarde om in Liechtenstein te kunnen werken.

In de loop van de uitbreiding in 2004 werden deze regelingen, die eerst voor een periode van vijf jaar waren afgesproken, verlengd, mits om de vijf jaar een evaluatie ervan zou plaatsvinden. Na de eerste evaluatie in 2009 werd in 2014 een tweede evaluatie gelanceerd.

Deze mededeling is een onderdeel van deze evaluatie. Het is de bedoeling na te gaan of Liechtenstein deze beperkingen op het aantal verblijfsvergunningen verder mag blijven toepassen.

2. De sectorale aanpassingen in de praktijk

Liechtenstein brengt jaarlijks verslag uit over de toepassing van de aanpassingen. Deze verslagen worden ter kennis gebracht van de EU-partners en de Toezichthoudende Autoriteit van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA). De informatie hieronder is gebaseerd op het verslag dat Liechtenstein in 2014 heeft ingediend.

De autoriteiten van Liechtenstein kunnen per jaar minimaal 56 nieuwe verblijfsvergunningen en ongeveer 300 nieuwe vergunningen voor korte duur (tot 12 maanden) afgeven aan EER-onderdanen die een economische activiteit in Liechtenstein uitoefenen. Liechtenstein voldoet jaarlijks aan zijn verplichtingen wat betreft het contingent nieuwe vergunningen. Het aantal vergunningen voor korte duur blijft gewoonlijk onder de 300. Een extra contingent is beschikbaar voor mensen die geen economische activiteit uitoefenen en zich in Liechtenstein wensen te vestigen. Dit contingent bedraagt ongeveer 20 vergunningen per jaar. Er bestaan geen beperkingen voor gezinsleden van een houder van een verblijfsvergunning om zich bij hun echtgenoot of gezin te voegen en zich in Liechtenstein te vestigen. Zij hebben ook het recht om een economische activiteit uit te oefenen.

JaarAantal aanvragen van economisch actievenAantal aanvragen van economisch inactieven
200150253
200251645
200346731
200450024
200543616
200655526
200761533
200880144
200965733
201058725
201159841
201248327
201346416

Na de evaluatie van 2009 bleven de specifieke regelingen ongewijzigd.

3. De evaluatie van 2014

Het huidige evaluatieproces ging in 2014 van start.

De meest recente cijfers die door Liechtenstein zijn verstrekt (zie tabel hierboven), wijzen op een aanzienlijke teruggang van het aantal aanvragen voor verblijfsvergunningen door economisch actieven en inactieven, na een piek in 2008. Het aantal aanvragen blijft echter 16-23 keer hoger dan het toegestane minimumcontingent, meer bepaald voor economisch actieven.

Tijdens het overleg tussen de Europese Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden en Liechtenstein over een mogelijke wijziging van de bestaande regels, wees Liechtenstein erop dat zijn absorptiecapaciteit vrij beperkt bleef en in de evaluatieperiode niet was gewijzigd. Liechtenstein wees er ook op dat de gezamenlijke verklaring over de sectorale aanpassingen van Liechtenstein, die is gehecht aan de overeenkomst van 2014 over de deelname van Kroatië aan de EER, in feite opnieuw bevestigde dat de absorptiecapaciteit van Liechtenstein ongewijzigd was 4 . Liechtenstein stelde daarom voor de specifieke regelingen voor Liechtenstein niet te wijzigen en de volgende evaluatie vóór mei 2019 te laten plaatsvinden.

In de loop van de evaluatie is de Commissie nagegaan of er een verandering was van de specifieke geografische situatie van Liechtenstein en van de omstandigheden die zijn beschreven in Besluit nr. 1/95 van de EER-Raad, namelijk dat a) Liechtenstein een zeer klein bewoonbaar gebied heeft met een plattelands karakter; en b) Liechtenstein een ongebruikelijk hoog percentage inwoners en werknemers met een andere nationaliteit heeft en een vitaal belang om zijn eigen nationale identiteit te behouden.

3.

Het resultaat van de evaluatie is als volgt:


a) Liechtenstein beslaat een grondgebied van 160 km², dat ongewijzigd is gebleven;

b) de bevolking van Liechtenstein bedraagt 36.925. De bevolking is met meer dan 4.000 toegenomen sinds 1998 (32.227), het referentiejaar voor de aanpassingen, en met ongeveer 1.300 sinds 2009 (35.851), het jaar van de vorige evaluatie. In reële termen lijkt dit niet aanzienlijk, maar het betekent een toename van respectievelijk 14% en rond 3%. Het aandeel buitenlanders is ook toegenomen, tot 33,5% in 2012 tegenover 33,3% het jaar daarvoor; ongeveer de helft daarvan zijn EER-onderdanen. Het aantal werknemers is ongeveer even groot als het aantal inwoners (meer dan 35.800 personen), waarvan 52% pendelen uit de buurlanden.

Deze cijfers lijken de specifieke geografische situatie en de beperkte absorptiecapaciteit van Liechtenstein te bevestigen.

De grote vraag naar verblijfsvergunningen, ondanks de moeilijkheid deze te verkrijgen, wordt hoogstwaarschijnlijk verklaard door het feit dat in Liechtenstein verschillende belastingregels gelden voor inwoners vergeleken met niet-inwoners. Zolang deze verschillen bestaan, moet worden verwacht dat mensen zich officieel in Liechtenstein willen vestigen en zij dus in relatief groten getale verblijfsvergunningen zullen aanvragen, waardoor het noodzakelijk blijft bepaalde restricties voor het aantal jaarlijks af te geven verblijfsvergunningen te handhaven.

De Groep EVA werd in kennis gesteld van deze kwestie op 5 september 2014 en vervolgens ook op 30 april 2015. Geen enkele lidstaat maakte bezwaar tegen de voortzetting van de huidige regeling.

4. Conclusies

In het licht van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de huidige regels niet moeten worden aangepast en dat de bepalingen van de sectorale aanpassingen ongewijzigd kunnen blijven. Deze bepalingen moeten vóór mei 2019 opnieuw worden geëvalueerd.

(1) PB L 86 van 20.4.1995, blz. 58.
(2) Besluit nr. 191/1999 van het Gemengd Comité van de EER van 17 december 1999 tot wijziging van bijlage VIII (Recht van vestiging) en bijlage V (Vrij verkeer van werknemers) bij de EER-overeenkomst.
(3) Bijlage VIII (Recht van vestiging):
"Titel II[…][…]Het aantal vergunningen voor korte duur dat beschikbaar is voor personen die een economische activiteit wensen uit te oefenen, mag niet met meer dan 10% afwijken van het aantal dat in 1997 beschikbaar was.Titel IIIGezinsleden van onderdanen van IJsland, Noorwegen en de lidstaten van de Europese Unie die legaal in Liechtenstein verblijven, hebben recht op een vergunning met dezelfde geldigheidsduur als de vergunning van de persoon van wie zij ten laste zijn. Deze gezinsleden hebben het recht om een economische activiteit uit te oefenen, in dat geval tellen zij mee voor de bepaling van het aantal vergunningen dat aan economisch actieve personen is afgegeven.Titel VEen aanvullend jaarlijks contingent van 0,5% van de grondslag bedoeld in deel II wordt beschikbaar gesteld voor personen die zich in Liechtenstein willen vestigen [...]".
(4) "De huidige overeenkomstsluitende partijen en de nieuwe overeenkomstsluitende partij,[…]komen overeen bij de herziening van de sectorale aanpassingen in de bijlagen V en VIII bij de EER-overeenkomst op passende wijze rekening te houden met deze feitelijke situatie en de absorptiecapaciteit van Liechtenstein die niet is veranderd."