Toelichting bij COM(2015)460 - Invoering van urgente autonome handelsmaatregelen ten gunste van Tunesië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In 1995 is de Euro-mediterrane Associatieovereenkomst (hierna 'de overeenkomst' genoemd) getekend. Deze overeenkomst biedt het huidige kader voor de handelsrelaties tussen Tunesië en de Europese Unie. Zij is in 1998 in werking getreden en legde de basis voor de instelling van een vrijhandelsruimte en voor een progressieve liberalisering op landbouwgebied. Tunesië en de EU staan op het punt om onderhandelingen te starten over een diepgaande en uitgebreide vrijhandelsovereenkomst (DCFTA) die met name zal voorzien in een verdere liberalisering van de handel in landbouwproducten.

De terroristische aanval op 26 juni 2015 in Sousse heeft geleid tot een reactie van de EU die betrekking had op de noodzaak om Tunesië verdere ondersteuning bij zijn politieke en economische transitie te verlenen, en wel met concrete en gerichte acties die op korte termijn effect kunnen sorteren.

Op 20 juli 2015 heeft de Raad Buitenlandse Zaken zich gebogen over de situatie in Tunesië en over concrete maatregelen die de EU zou kunnen nemen om het land te helpen. De Raad heeft de conclusies over Tunesië 1 aangenomen waarin acties worden geschetst om de Tunesische politieke transitie en economie te ondersteunen.

Tegen deze achtergrond stelt de Europese Commissie voor om een tijdelijk, unilateraal rechtenvrij tariefcontingent van 35 000 ton per jaar voor de Tunesische uitvoer van olijfolie naar de Unie aan te bieden in de vorm van een autonome handelsmaatregel. Een dergelijk contingent wordt beschikbaar gesteld voor een periode van twee jaar, van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017. Dit extra volume wordt geopend zodra het in de overeenkomst vastgelegde bestaande rechtenvrije tariefcontingent van 56 700 ton is uitgeput.

Olijfolie is Tunesiës voornaamste naar de Unie uitgevoerde landbouwproduct en de olijfoliesector is een belangrijk onderdeel van de nationale economie dat direct en indirect werk biedt aan meer dan één miljoen mensen en goed is voor een vijfde van de totale werkgelegenheid in de Tunesische landbouw.

Met de concessie mag niet worden geanticipeerd op de resultaten van de landbouwonderhandelingen in het kader van de DCFTA, die in oktober 2015 van start gaan.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het initiatief valt onder de exclusieve bevoegdheid van de EU uit hoofde van artikel 3, onder e), VWEU. Het subsidiariteitsbeginsel is dus niet van toepassing.

3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De maatregelen kunnen leiden tot een bescheiden nettostijging van de invoer omdat aangenomen mag worden dat de contingentverhoging voor een groot deel in de plaats zal treden van het huidige actieve veredelingsverkeer (circa 50 000 ton olijfolie per jaar in het kader van de regeling actieve veredeling), hetgeen resulteert in een daling van de invoer in het kader van die regeling. De budgettaire gevolgen (van de inning van rechten) kunnen nog niet precies worden becijferd, maar aangenomen wordt dat deze niet significant zullen zijn.