Toelichting bij JOIN(2015)50 - Herziening van het Europees nabuurschapsbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier JOIN(2015)50 - Herziening van het Europees nabuurschapsbeleid.
bron JOIN(2015)50 NLEN
datum 18-11-2015
EUROPESE COMMISSIE

3.

Brussel, 18.11.2015


JOIN(2015) 50 final

GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Herziening van het Europees nabuurschapsbeleid

{SWD(2015) 500 final}


I.

1.

Inleiding



Het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) is in 2004 gelanceerd om de EU te helpen de stabiliteit, veiligheid en welvaart te ondersteunen en te bevorderen in de landen die het dichtst aan de EU grenzen. De EU blijft zich inzetten voor deze doelen, maar de afgelopen jaren is gebleken dat een nieuwe aanpak nodig is, waarbij de prioriteiten worden verlegd en nieuwe werkmethoden worden ingevoerd.

De afgelopen twaalf jaar hebben zich radicale veranderingen voorgedaan in een groot aantal landen die de EU omgeven. Er waren een aantal positieve ontwikkelingen: dankzij lokale actoren zijn hervormingen doorgevoerd om de rechtsstaat, sociale rechtvaardigheid en meer verantwoordingsplicht tot stand te brengen, zoals blijkt uit de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede aan het Tunesische Kwartet. Tegelijkertijd hebben conflicten, toenemend extremisme en terrorisme, mensenrechtenschendingen en andere bedreigingen voor het internationale recht en economische problemen geleid tot grote stromen vluchtelingen. Dit heeft zijn sporen nagelaten in heel Noord-Afrika en het Midden-Oosten, met de nasleep van de Arabische opstanden en de opkomst van Da'esh. In het oosten leidde het in toenemende mate assertieve buitenlandse beleid van Rusland tot schending van de soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit van Oekraïne. Aanslepende conflicten blijven de ontwikkeling van de regio belemmeren.

Tegelijkertijd is ook zeer duidelijk gebleken hoe sterk de EU en haar buurlanden onderling van elkaar afhankelijk zijn. Grote aantallen vluchtelingen komen naar de Europese Unie in de hoop op een veiliger toekomst. Tijdens crisissen op energiegebied bleek dat de EU met haar buren moet samenwerken om de continuïteit van de energievoorziening te waarborgen, onder andere door diversificatie van energiebronnen, -routes en -leveranciers. De EU en haar buurlanden zijn getroffen door terreurdaden, waarvan de verschrikkelijke aanslagen in Parijs op 13 november de meest recente zijn.

Het doel van deze herziening van het ENB is om voorstellen te doen voor de wijze waarop de EU en haar buurlanden doeltreffendere partnerschappen tot stand kunnen brengen. Daarbij zal de EU haar belangen nastreven, waaronder de bevordering van universele waarden. De stabiliteit van de EU is gegrondvest op democratie, mensenrechten, de rechtsstaat en openheid van de economie. Stabilisatie zal de belangrijkste politieke prioriteit zijn van dit nieuwe ENB.

Het nieuwe ENB zal worden gekenmerkt door differentiatie en meer wederzijdse participatie, waarbij wordt erkend dat niet alle partners streven naar EU-regels en normen. Er zal rekening worden gehouden met de wensen van elk land met betrekking tot de aard en het bereik van zijn partnerschap met de EU.

De EU kan de vele problemen van de regio niet in haar eentje oplossen en er zijn grenzen aan haar invloed, maar het nieuwe ENB wil een rol spelen bij het scheppen van de voorwaarden voor positieve ontwikkelingen.

De herziening, die op verzoek van de EU-lidstaten is uitgewerkt door Commissievoorzitter Juncker, werd onderworpen aan een openbare raadpleging, waarop meer dan 250 reacties kwamen van lidstaten, regeringen van partnerlanden, EU-instellingen, internationale organisaties, sociale partners, het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven, denktanks, universiteiten en burgers> Uit deze raadpleging bleek dat het ENB zowel inhoudelijk als qua methode moet worden aangepast.

Hoewel het perspectief van nauwere betrekkingen met de EU voor sommige landen een stimulans was om bestuurlijke hervormingen door te voeren, vonden andere partners dat de huidige praktijk en het huidige beleid te prescriptief zijn en te weinig rekening houden met hun respectieve aspiraties. Uit de openbare raadpleging bleek daarnaast dat de participatie van zowel partnerlanden als de EU-lidstaten moet worden vergroot, dat de samenwerking op specifieke, relevante terreinen moet worden geconcentreerd en dat er meer flexibiliteit moet worden ingebouwd, zodat de EU en haar partners beter kunnen inspelen op almaar veranderende behoeften en omstandigheden.

Er zullen doeltreffendere manieren worden gezocht om democratisch, verantwoordingsplichtig goed bestuur en justitiële hervormingen te bevorderen wanneer er een gedeelde verbintenis is tot de rechtsstaat en de grondrechten. Open markten en groei, inclusieve economische ontwikkeling, en met name kansen voor jongeren, worden als cruciaal aangemerkt voor het stabiliseren van de samenlevingen in onze nabuurschap. Er zal meer aandacht worden besteed aan energiezekerheid en klimaatactie, zowel van de EU als van de partners.

Meer aandacht zal uitgaan naar de samenwerking met onze partners met betrekking tot de hervorming van de veiligheidssector, conflictpreventie, terrorismebestrijding en antiradicaliseringsbeleid, met volledige inachtneming van het internationaal recht inzake de mensenrechten. Na de aanslagen van 13 november in Parijs is intensieve samenwerking met onze buurlanden op deze terreinen noodzakelijker dan ooit. Veilige, wettelijke mobiliteit en het aanpakken van irreguliere migratie, mensenhandel en mensensmokkel zijn ook prioritair.

Het nieuwe ENB streeft naar coherentere en flexibelere inzet van de beschikbare instrumenten en middelen. Daarnaast is het van belang dat de EU-lidstaten nauwer betrokken worden bij het nieuwe elan in de werkzaamheden met onze buurlanden. Ook het maatschappelijk middenveld en de sociale partners moeten meer worden betrokken bij dit proces.

Op regionaal niveau zal het Oostelijk Partnerschap verder worden versterkt overeenkomstig de verbintenissen van de top van Riga in 2015. De Unie voor het Middellandse Zeegebied kan een grotere rol spelen bij het ondersteunen van de samenwerking tussen de landen in de zuidelijke nabuurschap. Het nieuwe ENB zal ook streven naar betrokkenheid van andere regionale actoren, buiten de directe nabuurschap, wanneer dit wenselijk is om regionale problemen aan te pakken.

De door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties goedgekeurde Agenda voor duurzame ontwikkeling 2030 en de daarbij behorende duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG's), die door de EU ten volle worden onderschreven, vormen een nieuw, op transformatie gericht politiek kader voor de samenwerking met onze partners. De herziening van het ENB wordt ook zorgvuldig afgestemd op het bredere kader van de algemene EU-strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid.

Met deze en andere maatregelen streeft de EU naar versterking van het ENB als kader voor haar betrekkingen met alle partners in de toekomst.


4.

II. STABILISATIE VAN DE NABUURSCHAP


Het ENB is een verbintenis op lange termijn van de EU jegens haar buurlanden, maar moet ook rekening houden met dringende behoeften. De komende drie tot vijf jaar is stabilisatie het belangrijkste doel in grote delen van de nabuurschapsregio. Instabiliteit hangt vaak ook met andere factoren samen dan alleen veiligheid. De EU streeft naar een brede aanpak van de oorzaken van instabiliteit op diverse gebieden. Armoede, ongelijkheid, een perceptie van onrechtvaardigheid, corruptie, zwakke economische en sociale ontwikkeling en gebrek aan kansen, met name voor jongeren, kunnen uitgroeien tot instabiliteit en vormen een voedingsbodem voor radicalisering. Met het nieuwe ENB zal krachtdadig worden geprobeerd de economieën te ondersteunen en de perspectieven voor de lokale bevolking te verbeteren. Partnerlanden moeten plaatsen worden waar mensen een toekomst willen opbouwen en ongecontroleerd verkeer van personen moet worden aangepakt.

Tijdens de openbare raadpleging lieten een groot aantal belanghebbenden, waaronder veel partnerlanden, ook duidelijk weten dat de EU haar betrokkenheid bij de partners in de veiligheidssector zou moeten vergroten. Het nieuwe ENB biedt een aanpak op maat voor de samenwerking op terreinen die verband houden met veiligheid. Onze activiteiten moeten rekening houden met conflicten en volledig in overeenstemming zijn met het internationale recht, waaronder het internationale recht inzake de mensenrechten. Aan conflictpreventie zal worden gewerkt door middel van vroege waarschuwing, in combinatie met preventieve maatregelen in een vroeg stadium, en vergroting van de capaciteit van de partners. De in deze gezamenlijke mededeling beschreven maatregelen zijn bedoeld om de partners van de EU beter bestand te maken tegen druk van buitenaf en hen in staat te stellen hun eigen soevereine keuzes te maken.


5.

III. STERKERE nabuurschap, STERKERE partnerschappen


In de openbare raadpleging werden zeer open vragen gesteld over of en in welke vorm het ENB moet worden voortgezet. Er bestaat consensus over de volgende elementen:

*Onze partners hebben verschillende aspiraties en dit moet beter worden weerspiegeld in onze betrekkingen

*Het ENB moet de belangen van de EU en van onze partners weerspiegelen

*Partnerschappen moeten doelgerichter zijn en zich op minder prioriteiten concentreren

*De lidstaten moeten meer worden betrokken bij het ENB

*De participatie van de partners moet worden bevorderd

De meeste respondenten zouden graag in een of andere vorm een gemeenschappelijk beleidskader zien voor de oostelijke en zuidelijke nabuurschap. Er is een duidelijke behoefte aan verandering, met meer gedifferentieerde partnerschappen op maat tussen de EU en elk van de buurlanden, waarin verschillen in ambities, capaciteiten en belangen worden weerspiegeld.

De samenwerking met partners die hun betrekkingen met de EU wensen te verdiepen op basis van gedeelde waarden, zal uitgaande van de huidige basis verder worden ontwikkeld. Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne hebben gekozen voor politieke associatie en economische integratie met de EU door middel van een nieuwe generatie associatieovereenkomsten/overeenkomsten inzake diepe en brede vrijhandelsruimten; Marokko geniet een 'geavanceerde status' in zijn betrekkingen met de EU en Tunesië heeft een 'bevoorrecht partnerschap'. Met deze partners zal de EU de betrekkingen verder ontwikkelen om de voordelen voor beide partijen te maximaliseren. Om het fundament onder deze partnerschappen te verstevigen, zou de EU meer mogelijkheden voor politieke dialoog op ministerieel niveau moeten scheppen.

De EU stelt voor om in 2016 een nieuwe fase van overleg met de partners in te luiden over de aard en het bereik van het partnerschap in de toekomst. Verwacht wordt dat er verschillende soorten betrekkingen zullen ontstaan en dat het gevoel van betrokkenheid van beide partijen daardoor zal toenemen. De EU is bereid om nieuwe prioriteiten voor een partnerschap eventueel gezamenlijk vast te stellen en zo de betrekkingen duidelijker te concentreren op gezamenlijk bepaalde gedeelde belangen.

De op stimulansen gebaseerde aanpak ("Meer voor meer") heeft met succes hervormingen ondersteund op het gebied van goed bestuur, democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten wanneer de partners zich daarvoor wilden inzetten. De stimulansen waren evenwel niet sterk genoeg om een verbintenis tot hervormingen te creëren wanneer de politieke wil ontbrak. In die gevallen zal de EU nagaan hoe zij haar partners beter kan overtuigen van de noodzaak van fundamentele hervormingen, onder andere door samenwerking met het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven en sociale actoren.

Er zal niet langer één pakket voortgangsverslagen voor alle landen tegelijk worden opgesteld, maar de EU zal naar een nieuwe vorm van evaluatie zoeken, die aansluit bij de doelstellingen die samen met de partners worden vastgesteld. Een voortgangsverslag zal worden opgesteld op een passend moment om als input te dienen voor een politieke dialoog tijdens een bijeenkomst op hoog niveau, zoals een Associatie- of Samenwerkingsraad. Voor partners die liever aan een beperkter aantal strategische prioriteiten werken, zal het verslagleggingskader daaraan worden aangepast. Naast de verslaglegging per individueel land zullen regelmatig rapporten worden opgesteld over ontwikkelingen in de nabuurschapsregio als geheel. Deze zullen de elementen bevatten die verplicht zijn in het kader van de verordening inzake het Europese nabuurschapsinstrument (ENI), zoals informatie over de fundamentele vrijheden, de rechtsstaat, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en de mensenrechten.

Het nieuwe ENB moet het uitgangspunt vormen voor coherentere inspanningen door de EU en de lidstaten. De EU kan meer invloed uitoefenen wanneer zij eensgezind optreedt en met één stem spreekt. Zij kan haar partners meer bieden wanneer zij haar middelen strategisch en goed gecoördineerd inzet. Naast overleg met de partners zal daarom een grotere rol zijn weggelegd voor de Raad en de lidstaten bij het bepalen van de prioriteiten en het ondersteunen van de uitvoering, onder andere door gezamenlijke programmering. De lidstaten zullen worden opgeroepen het voortouw te nemen in bepaalde initiatieven of bepaalde hervormingsinspanningen te begeleiden.

De Commissie en de hoge vertegenwoordiger zullen het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's op gezette tijden informeren over de tenuitvoerlegging van het nieuwe ENB.


6.

IV. GOED BESTUUR, DEMOCRATIE, RECHTSSTAAT EN MENSENRECHTEN


De respondenten die deelnamen aan de raadpleging, waren duidelijk van mening dat de EU via het ENB universele waarden moet uitdragen en bevorderen. Volgens sommigen missen de huidige methoden evenwel hun doel en anderen zien ze als belemmering voor een gelijkwaardig partnerschap.

*De EU wil goed bestuur, de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten bevorderen

*Het ENB zal doeltreffendere manieren zoeken om hervormingen te stimuleren, op een met elke partner gezamenlijk overeen te komen manier

*Het ENB zal meer steun verlenen aan het maatschappelijk middenveld

Het waarborgen van de rechtsstaat en een onafhankelijk, doeltreffend justitieel stelsel blijft prioritair voor de EU. Beide zijn cruciaal voor maatschappelijke en economische stabiliteit doordat zij vertrouwen scheppen in staatsinstellingen en rechtszekerheid verschaffen. De EU zal met alle partners blijven streven naar een onafhankelijk, transparant en onpartijdig justitieel stelsel dat vrij is van politieke beïnvloeding en gelijke toegang tot justitie, bescherming van de mensenrechten, gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie waarborgt, en naar volledige toepassing van de wet. Een verantwoordingsplichtig overheidsapparaat op centraal en lokaal niveau is essentieel voor democratisch bestuur en economische ontwikkeling. Daartoe zijn hervormingen van het openbaar bestuur noodzakelijk, onder andere door versterking van democratische, onafhankelijke instellingen, ontwikkeling van lokale en regionale autoriteiten, depolitisering van het ambtenarenapparaat, ontwikkeling van de e-overheid en vergroting van de transparantie en verantwoordingsplicht van instellingen. De EU zal ook steun verlenen voor het vergroten van de capaciteit in de partnerlanden op het gebied van beleidsontwikkeling, dienstverlening en beheer van de overheidsfinanciën en voor het werk van nationale parlementen.

Er zouden doeltreffende corruptiebestrijdingsmaatregelen moeten worden getroffen, vooral op preventief vlak, voor omvangrijke overheidsopdrachten, (her)privatiseringen, de hervorming van bedrijven die eigendom zijn van of gecontroleerd worden door de staat en andere terreinen die kwetsbaar zijn voor corruptie, onder andere door de belangrijke rol van het maatschappelijk middenveld te ondersteunen.

De EU zal met de regeringen, het maatschappelijk middenveld en de burgers van partnerlanden blijven werken aan vraagstukken met betrekking tot mensenrechten en democratie, waaronder verkiezingsprocessen, zoals bepaald in het Verdrag betreffende de Europese Unie en het actieplan van de EU voor mensenrechten en democratie. Wij pleiten voor en verdedigen de universaliteit en ondeelbaarheid van alle mensenrechten, zowel binnen de EU als in partnerschappen met landen uit alle delen van de wereld.

De EU zal met alle partners een inclusieve dialoog over vraagstukken met betrekking tot mensenrechten en democratie aangaan, ook op terreinen waar onze meningen uiteenlopen. Mensenrechten en democratie zullen op de agenda blijven staan in onze politieke dialoog met alle partners, in een onderling overeen te komen vorm. Fora van het maatschappelijk middenveld zullen worden ondersteund.

Bijzondere aandacht zal uitgaan naar de uitvoering van het genderactieplan van de EU voor 2016-2020 1 , waarmee rekening moet worden gehouden bij de programmering van het ENI, en aan het ondersteunen van de ENB-partners bij het nakomen van hun verbintenissen inzake gelijkheid van mannen en vrouwen en de emancipatie van vrouwen en meisjes, ook overeenkomstig de universele Agenda 2030. De fysieke en mentale integriteit van vrouwen en meisjes moet worden gewaarborgd, hun sociale en economische rechten en hun emancipatie moeten worden bevorderd, zij moeten gelijke toegang hebben tot justitie, onderwijs, gezondheidszorg en andere sociale diensten, hun stem en politieke participatie moeten worden versterkt en de institutionele cultuur moet zodanig veranderen dat deze verbintenissen ten uitvoer worden gelegd.

De EU wil burgers helpen hun regeringen ter verantwoording te roepen en streeft naar meer pluralisme, onafhankelijkheid en professionaliteit van de lokale media, die als forum moeten dienen voor het openbare debat en veranderingen in de partnerlanden kunnen aanzwengelen. Ook open en vrij internet moet worden bevorderd.

Subnationale, nationale en regionale maatschappelijke organisaties moeten verder worden ondersteund, zowel rechtstreeks als door het faciliteren van hun samenwerking met andere organisaties. Het Europees Fonds voor Democratie kan in dit verband een belangrijke rol spelen. De EU moet ook steun verlenen voor de ontwikkeling van de capaciteiten van professionals binnen het maatschappelijk middenveld en van het leiderschap in de nabuurschapsregio, door middel van programma's zoals de fellowships voor het maatschappelijk middenveld, waarbij de belangrijke rol die jongeren in dit verband spelen, moet worden erkend.

In veel nabuurschapslanden spelen etnische, religieuze en culturele identiteiten en tradities een cruciale rol in het functioneren van de maatschappij. Belanghebbenden hebben hier tijdens de openbare raadpleging op gewezen en hebben de EU verzocht om meer gedeelde verantwoordelijkheid mogelijk te maken. De EU zou daarom moeten onderzoeken hoe het maatschappelijk middenveld in de breedste zin, alsmede de sociale partners, bij het proces kunnen worden betrokken.


7.

V. VOORGESTELDE GEZAMENLIJKE PRIORITEITEN VOOR SAMENWERKING


V.1 ECONOMISCHE ONTWIKKELING VOOR STABILISATIE

Partners die deelnamen aan de raadpleging, gaven blijk van grote belangstelling voor de EU als partner voor economische ontwikkeling en modernisering, investeringen en het scheppen van werkgelegenheid voor jongeren. Ook is er aanhoudend grote belangstelling voor mobiliteit en de mogelijkheid om te reizen naar en te werken in de EU.

Economische en sociale ontwikkeling moet de kern vormen van de bijdrage van de EU aan de stabilisering van de nabuurschap en de opbouw van partnerschappen.

Om de economische weerbaarheid van een land te vergroten, moeten het economisch bestuur en de begrotingsstabiliteit worden versterkt en moeten structurele hervormingen worden ondersteund om het concurrentievermogen te vergroten en inclusieve groei en sociale ontwikkeling te bewerkstelligen. Macro-economische stabiliteit en economische hervormingen zijn een prioriteit voor de nabuurschapsregio en de EU zal hiervoor steun blijven verlenen, met name via programma's voor macrofinanciële bijstand. De EU moet steun verlenen voor capaciteitsopbouw en nieuwe opleidingsmogelijkheden om een nieuwe generatie ambtenaren te kweken die doeltreffend en inclusief economisch beheer toepassen en duurzame sociale resultaten boeken. Andere belangrijke aspecten zijn de modernisering van de economie, de bevordering van innovatie, het creëren van werkgelegenheid, het vergroten van de vaardigheden en het bevorderen van de economische, sociale en territoriale cohesie.

Zowel een aantal nieuwe als tal van bestaande instrumenten kunnen doeltreffender worden ingezet om betere voorwaarden voor groei en werkgelegenheid te scheppen. De EU moet meer samenwerken met de internationale financiële instellingen, met name de Europese Investeringsbank (EIB), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF), en met relevante internationale organisaties, met het oog op de ontwikkeling van de particuliere sector en initiatieven die inclusieve groei en werkgelegenheid stimuleren en de levensomstandigheden voor burgers verbeteren. Daarnaast zijn maatregelen nodig om de partnerschappen met de particuliere sector te versterken en moeten innovatieve methoden worden gebruikt zoals het combineren van subsidies en leningen (blending) om aanvullende middelen te genereren en het effect van de EU-steun te vergroten.

8.

HANDEL


Uit de raadpleging bleek dat markttoegang belangrijk blijft, maar dat handelsovereenkomsten flexibeler moeten worden.

*Streven naar de totstandkoming van een economische ruimte met landen die een overeenkomst inzake een diepe en brede vrijhandelsruimte (DCFTA) sluiten

*Lichtere, flexibelere handelsovereenkomsten voor de landen die dat niet doen

Het verlenen van toegang tot de EU-markt was tot nu toe een belangrijk instrument binnen het ENB om de welvaart te bevorderen. Sommige buurlanden hebben gekozen voor nauwe economische integratie met de EU. Met drie oostelijke partners (Oekraïne, de Republiek Moldavië en Georgië) zijn DCFTA's overeengekomen in het kader van een associatieovereenkomst. In de zuidelijke nabuurschap zijn de onderhandelingen over een DCFTA met Marokko gaande, en die met Tunesië zijn onlangs gestart. De EU ondersteunt de lopende onderhandelingen met partners in het zuidelijke Middellandse Zeegebied, onder andere door een gedifferentieerde, geleidelijke en asymmetrische aanpak te hanteren die wordt afgestemd op gezamenlijk overeenkomen prioriteiten. De EU zal steun verlenen voor door de buurlanden doorgevoerde hervormingen die bijdragen tot de uitvoering van associatieovereenkomsten/DCFTA's en andere bilaterale overeenkomsten.

Volledige en daadwerkelijke uitvoering van deze overeenkomsten is een kernprioriteit voor de desbetreffende partners, die bijdraagt tot hervormingen en duurzame groei. Zoals werd uiteengezet tijdens de topontmoetingen van het Oostelijk Partnerschap die in 2013 in Vilnius en in 2015 in Riga plaatsvonden, zal de uitvoering van associatieovereenkomsten/DCFTA's, in combinatie met hervormingen, ertoe leiden dat de wetgeving van de partnerlanden in sterke mate zal overeenstemmen met internationale normen en de wetgeving en normen van de EU. Dit zal leiden tot geleidelijke economische integratie van de partners in de interne EU-markt en aldus tot het ontstaan van een economische ruimte. Een dergelijke langetermijnvisie op economische integratie tussen de desbetreffende partners en de EU is wenselijk en draagt ook bij tot de langetermijndoelstelling van een brede ruimte van economische welvaart op basis van de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en soevereine keuzes, in Europa en daarbuiten.

Een aantal partners wenst op dit moment een dergelijk model evenwel niet na te streven. Met hen die niet willen onderhandelen over een DCFTA, zullen we gezamenlijk aantrekkelijke en realistische alternatieven proberen uit te werken om de economische integratie te bevorderen en de handels- en investeringsbetrekkingen te versterken, overeenkomstig de wederzijdse belangen. De EU zal landen die zich niet meteen willen engageren met betrekking tot alle sectoren, waar mogelijk meer flexibiliteit aanbieden, met lichtere opties die toch verder gaan dan de bestaande preferentiële of niet-preferentiële handelsovereenkomsten.

Zo bieden associatieovereenkomsten/DCFTA's de mogelijkheid om overeenkomsten betreffende conformiteitsbeoordeling en aanvaarding (ACAA's) te sluiten, waarmee vrij verkeer van industrieproducten in specifieke sectoren mogelijk wordt. ACAA's kunnen ook geschikt zijn voor andere ENB-landen die in hun huidige contractuele betrekkingen met de EU streven naar aanpassing op het gebied van technische regelgeving, normen en conformiteitsbeoordeling.

Voor de EU blijft het aanmoedigen van de handel tussen de EU, ENB-landen en hun handelspartners een belangrijk element.

9.

ECONOMISCHE MODERNISERING EN ONDERNEMERSCHAP


*Steun voor hervormingen die leiden tot een beter ondernemings- en investeringsklimaat

*Steun voor groei via het midden- en kleinbedrijf

*Steun voor groei door modernisering van bestaande sectoren en diversificatie naar nieuwe sectoren

De EU zal door middel van economische dialoog, beleidsadvies en financiële bijstand haar partners helpen hun economie te moderniseren en slimme, duurzame groei te bewerkstelligen. Dit leidt tot een beter ondernemingsklimaat en hervormingen die investeringen en meer en betere werkgelegenheid stimuleren. De EU zal zich ook richten op steun voor het midden- en kleinbedrijf, de sector die de meeste nieuwe banen genereert (en die al wordt ondersteund in het kader van de DCFTA-faciliteit), met name door de toegang tot financiering en informatie te verbeteren. Hervormingen die de economische en sociale ontwikkeling ondersteunen (zoals de ontwikkeling van vaardigheden, sociale voorzieningen, onderwijs, water en gezondheidszorg) moeten worden aangemoedigd.

Wetenschap, onderzoek en innovatie zijn essentieel om fatsoenlijke en duurzame banen te creëren in de nabuurschapsregio. Daarom moeten de modernisering en diversifiëring van economieën worden aangemoedigd door de deelname van nabuurschapslanden aan EU-initiatieven, zoals het Enterprise Europe Network, Horizon 2020 en COSME EU, te vergemakkelijken, door aansluiting op GÉANT en door het concept van 'slimme specialisatie' te bevorderen, dat werd ontwikkeld binnen het regionale beleid van de EU voor het ontwerp van strategieën op het gebied van onderzoek en innovatie. De ontwikkeling van een gemeenschappelijke ruimte voor kennis en innovatie tussen de EU en de zuidelijke en oostelijke buurlanden moet worden bevorderd. Wetenschappelijke kennis moet worden gebruikt om banen in de kenniseconomie te creëren en investeerders aan te trekken voor innovatieve ondernemingen in de EU en de nabuurschapslanden. De EU zal gezamenlijke prioriteiten op het gebied van onderzoek en innovatie blijven afstemmen op en integreren met de nabuurschapslanden door middel van gezamenlijke programma's zoals het partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied (PRIMA) en de associatie van de buurlanden met Horizon 2020.

Landbouw is in veel partnerlanden een belangrijke sector voor de werkgelegenheid en de EU moet steun blijven verlenen voor duurzame en inclusieve beleidslijnen en investeringen in de modernisering van de sector, evenals voor diversifiëring naar andere inkomensgenererende activiteiten op het platteland. De EU zal steun verlenen voor economieën die zuinig omgaan met hulpbronnen door milieuvraagstukken aan te pakken zoals de achteruitgang en schaarste van natuurlijke hulpbronnen. Daarnaast moet de EU ook bijdragen aan de ontwikkeling van maritieme economieën en samen met de partnerlanden werken aan een gemeenschappelijke visie op het duurzame gebruik van gedeelde zeeën.

De steun voor de digitale economie moet worden opgevoerd en de digitale omgevingen in de EU en de buurlanden moeten worden geharmoniseerd. Dit zal leiden tot groei, werkgelegenheid en innovatie, die met name jongeren ten goede zullen komen in termen van mogelijkheden voor onderwijs en werk, thuis of op afstand, en voor het opstarten van ondernemingen met een klein startkapitaal.

10.

WERKGELEGENHEID EN INZETBAARHEID OP DE ARBEIDSMARKT: NADRUK OP JONGEREN


*Nadruk op banen en vaardigheden, met name van jongeren

*Meer steun voor Erasmus+

*Meer nadruk op beroepsopleiding

*Nieuwe stimulansen voor verkeer van kennis

De EU kan de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt van de lokale bevolking helpen verbeteren en ertoe bijdragen dat de inspanningen worden geconcentreerd op de ontwikkeling van kennis en vaardigheden en het creëren van mogelijkheden voor met name jongeren. Dit kan gaan van het bevorderen van buitenschoolse vorming (niet-formeel leren) tot het faciliteren van de toegang tot basis- en middelbaar onderwijs en het bestrijden van analfabetisme, alsmede het zorgen voor de ontwikkeling van vaardigheden, stages en duaal leren. De EU zal de partnerlanden aanzienlijk meer betrekken bij Erasmus+ en daarvoor meer financiering uittrekken. Bijzondere aandacht moet ook worden besteed aan het faciliteren van de deelname aan Erasmus+ van instellingen uit conflictgebieden.

De EU zal de mobiliteit binnen het beroepsonderwijs en beroepsopleidingen bevorderen, om dit belangrijke terrein beter te ondersteunen. Ook zal de mobiliteit worden bevorderd van stagiairs uit de EU en uit buurlanden, die werkervaring in het buitenland willen opdoen.

De EU zal partners raadplegen over de samenstelling van een panel dat zich zal bezighouden met werkgelegenheid en inzetbaarheid van jongeren binnen het Oostelijk Partnerschap. De EU pleit ook voor uitwisselingen over onderwijs, opleiding en jeugdbeleid tussen de landen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied binnen bestaande samenwerkingsfora in de regio. De EU roept de Europese Stichting voor opleiding op in dit verband een actieve rol te spelen.

De EU zal steun verlenen voor beleid om de vaardigheden te doen aansluiten op de behoeften van de arbeidsmarkt, de samenwerking tussen de academische wereld en het bedrijfsleven te verbeteren en de vaardigheden te kweken die nodig zijn voor duurzame banen binnen een op de kenniseconomie gebaseerde arbeidsmarkt. Zij zal regelingen ondersteunen waarbij mensen die in de EU hebben gestudeerd of vaardigheden hebben opgedaan, worden gestimuleerd om naar hun land van herkomst terug te keren.

11.

PARTNERSCHAPPEN VOOR GROEI


*Ontwikkeling van partnerschappen ter ondersteuning van investeringen en modernisering van de economie

*Meer betrokkenheid van de particuliere sector bij het stimuleren van investeringen en hervormingen

*Nieuwe allianties tussen de particuliere sector, de EU, de lidstaten en internationale financiële instellingen die strategieën voor groei, werkgelegenheid of jongeren ondersteunen

Met buurlanden die dat willen, zal de EU horizontale partnerschappen ontwikkelen om groei, werkgelegenheid en economische modernisering te bevorderen. Hierin worden de publieke en de private sector, de EU en geïnteresseerde lidstaten en internationale financiële instellingen samengebracht met andere partners die een land kunnen helpen zich te ontwikkelen volgens een strategie van slimme specialisatie.

De EU zal met name ondernemers aanmoedigen rechtstreeks samen te werken met partners in nabuurschapslanden. Er zouden vaker economische diplomatieke missies naar ENB-landen moeten plaatsvinden om Europese bedrijven te mobiliseren en handel en investeringen in de nabuurschap te bevorderen. Daarnaast kunnen dergelijke missies worden benut om de buurlanden in contact te brengen met geschikte partners om praktische steun te verlenen bij specifieke behoeften op economisch gebied, waaronder het versterken van hun vaardigheden, ondernemerschap en diversifiëring van de economische activiteit.

12.

VERVOER EN CONNECTIVITEIT


Steun voor betere connectiviteit is een belangrijk element voor samenwerking volgens de respondenten.

*Uitbreiding van de kern van het TEN-T naar de oostelijke partners

*Identificeren van regionale netwerken in het zuiden om deze te integreren in de TEN-T-richtsnoeren

Samenwerking op het gebied van vervoersconnectiviteit en telecommunicatie draagt bij tot de economische ontwikkeling van de partners en kan een manier zijn om de dialoog te onderhouden en van daaruit onderlinge regionale samenwerking op te starten. In het oosten is een veilig en duurzaam vervoerssysteem dat aansluit op het trans-Europees vervoersnet (TENT) essentieel voor het bevorderen van de economische groei tussen de nabuurschapslanden en de EU. De EU zou daarom de kern van het TEN-T moeten uitbreiden naar de oostelijke partners en samen met de internationale financiële instellingen en andere partners de investeringen in de uitbreiding van het netwerk moeten bevorderen.

In het zuiden moet worden gestreefd naar convergentie en harmonisatie overeenkomstig het regionaal vervoersactieplan 2014-2020, dat betrekking heeft op vervoer over zee, per spoor, over de weg en in steden. Tegelijkertijd moet de EU prioritaire regionale infrastructuurprojecten aanwijzen en indicatieve kaarten uitwerken voor het toekomstige trans-mediterrane vervoersnetwerk.

Er zal een gemeenschappelijke luchtvaartruimte worden bevorderd door de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten die tot nu toe zijn ondertekend met Georgië, Israël, Jordanië, Moldavië en Marokko (de overeenkomst met Oekraïne is bijna afgerond) en door te onderhandelen over nieuwe overeenkomsten. De EU moet haar partners ook helpen profiteren van de 'snelwegen op zee' door de haveninfrastructuur en daarmee samenhangende diensten te verbeteren.

Daarnaast streeft de EU naar convergentie inzake telecommunicatie door middel van regionale groepen van regelgevende instanties in het oosten en het zuiden en door verder samen te werken op het gebied van ruimtevaart met partners die daarvoor belangstelling hebben.

13.

ENERGIEZEKERHEID EN KLIMAATVERANDERING


De respondenten willen dat samenwerking op energiegebied een grotere plaats krijgt binnen het ENB, zowel wat betreft continuïteit van de voorziening (energiesoevereiniteit) als om duurzame economische ontwikkeling te bewerkstelligen.

*Energieonafhankelijkheid aanmoedigen door steun te verlenen voor diversifiëring van energiebronnen, meer samenwerking inzake energiezuinigheid en overschakeling op een koolstofarme economie

*Nieuw kader voor de samenwerking met partners buiten het nabuurschapsgebied

De EU streeft naar een robuuste energie-unie, waarin een ambitieus klimaatbeleid centraal staat, en verbindt zich tot intensivering van de energiedialoog met buurlanden over energiezekerheid, hervorming van de energiemarkt en bevordering van duurzame energie. De EU is in grote mate afhankelijk van het nabuurschapsgebied voor veilige, continue en betrouwbare opwekking en distributie van energie en moet daarom intensiever met haar partnerlanden overleggen over energiezekerheid en duurzame productie. Energie is daarnaast ook essentieel voor stabiele ontwikkeling en schokbestendigheid in de partnerlanden zelf.

Sommige partnerlanden halen (potentieel) een aanzienlijk deel van hun inkomsten uit energiebronnen of uit hun positie als doorvoerland. De economische stabiliteit van alle partnerlanden hangt echter in meerdere of mindere mate af van een duurzaam evenwicht tussen hun energieverbruik en het profiel van hun energievoorraad of -productie. Sommige oostelijke partnerlanden zijn kwetsbaar doordat zij zeer sterk afhankelijk zijn van bepaalde leveranciers; voor hen is het daarom van vitaal belang dat zij hun soevereiniteit vergroten door hun voorraadbronnen te diversifiëren. De EU zal dergelijke inspanningen blijven ondersteunen. Andere zuidelijke partnerlanden worden geconfronteerd met problemen in verband met het beheersen van de toenemende vraag naar energie.

Initiatieven zoals het creëren van capaciteit om gas terug te laten stromen naar Oekraïne, het voltooien van de zuidelijke gascorridor en optimaal gebruik van nieuwe ontdekkingen op energiegebied, met evaluatie en preventie van potentiële risico's, zijn van belang om pan-Europese energiezekerheid te bewerkstelligen.

Meer samenwerking inzake energiezuinigheid, hernieuwbare energiebronnen, vraagbeheersing en maatregelen voor verzachting van en aanpassing aan klimaatverandering zullen bijdragen tot economieën die efficiënter, concurrerender, weerbaarder en stabieler zijn, terwijl de energiesoevereiniteit toeneemt en de uitstoot daalt. Om deze doelstellingen te verwezenlijken is het van belang dat de volledige tenuitvoerlegging van het verwachte klimaatverdrag van Parijs en de daarop volgende ontwikkelingen wordt bevorderd, waaronder met name de verbintenissen van onze partners. De EU zal goede praktijken uitwisselen en gezamenlijk onderzoek ondernemen, onder andere naar de afbouw van subsidies voor fossiele brandstoffen, invoering van robuuste kaders voor monitoring van, verslaglegging over en controle van emissies, ook op langere termijn, en regelingen voor de handel in emissierechten, die aan die van de EU zouden kunnen worden gekoppeld zodra zij operationeel zijn.

Om meer mogelijkheden voor investeringen en handel te creëren, streeft de EU naar volledige integratie met de energiemarkt van de Republiek Moldavië, Oekraïne en Georgië via de Energiegemeenschap. De EU moet ook streven naar harmonisatie van de regelgeving met andere partners in sectoren die van wederzijds belang zijn. Aan de zuidelijke nabuurschapslanden zal de EU samenwerking op maat bieden om de productie en distributie van, de handel in en het efficiënte gebruik van energie te bevorderen. In een eerste fase zal de EU samen met partners die hiervoor belangstelling hebben en met het Internationaal Energieagentschap werken aan brede evaluaties van het energiebeleid van het desbetreffende land, waarin onder andere een inventarisatie moet worden gemaakt van de obstakels voor energie-investeringen en passende hervormingen.

De EU zal waar passend steun verlenen voor subregionale samenwerking in het oostelijke Middellandse Zeegebied, de Maghreb en de Zuidelijke Kaukasus. Buiten het nabuurschapsgebied zou een nieuw thematisch kader kunnen worden gebruikt om de samenwerking te ontwikkelen met bijvoorbeeld Turkije, Kazachstan, Turkmenistan en eventueel Irak en Iran. Dit zal de trans-regionale werkzaamheden en investeringen op dit vlak faciliteren, waarbij kan worden voortgebouwd op succesvolle initiatieven zoals INOGATE. Wanneer de tijd rijp is, zal de EU overwegen haar energiebetrekkingen met Rusland op een nieuwe leest te schoeien, overeenkomstig het internationaal en Europees recht.


14.

V.2. DE VEILIGHEIDSDIMENSIE


De respondenten gaven blijk van een wijdverspreide wens om veiligheid een belangrijkere plaats in het ENB te geven, met name om de partnerlanden beter bestand te maken tegen de bedreigingen waarmee zij momenteel worden geconfronteerd. De nieuwe nadruk op veiligheid opent een groot aantal nieuwe terreinen waarop in het kader van het ENB kan worden samengewerkt, bijvoorbeeld de hervorming van de veiligheidssector, grensbewaking, bestrijding van terrorisme en radicalisering en crisisbeheer.

In juni 2015 herhaalde de Europese Raad dat de partners beter in staat moeten worden gesteld om crisissen te voorkomen en te beheersen, onder andere door middel van concrete projecten voor capaciteitsopbouw met een flexibel geografisch toepassingsgebied. Gezien de specifieke veiligheidsproblemen waarvoor de partners staan, zou de EU zich moeten concentreren op het bevorderen van de samenwerking inzake de hervorming van de veiligheidssector. Het nieuwe ENB bouwt voort op de Europese veiligheidsagenda 2 en zal voorrang geven aan de aanpak van terrorisme en het voorkomen van radicalisering, het verstoren van zware en georganiseerde grensoverschrijdende misdaad en corruptie, het verbeteren van de justitiële samenwerking in strafzaken en het bestrijden van cybercriminaliteit, met volledige eerbiediging van de rechtsstaat en het internationale recht, inclusief het internationale recht inzake de mensenrechten.

Proactieve betrokkenheid bij de partners in het nabuurschapsgebied is noodzakelijk om de diepere oorzaken van grensoverschrijdende bedreigingen aan te pakken en bij te dragen tot de beveiliging van onze grenzen. Met partnerlanden die dat willen, moet meer informatie worden uitgewisseld en er moet capaciteit worden opgebouwd om grensoverschrijdende bedreigingen aan te pakken. Het nieuwe ENB richt zich daarnaast op horizontale veiligheidsvraagstukken die samenhangen met migratie, zoals migrantensmokkel, mensenhandel, sociale cohesie en bewaking/beheer van grenzen.

Verdere inspanningen zullen worden geleverd om de uitvoering van Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid, en van alle vervolgresoluties te versterken en in alle beleidsgebieden te integreren, en om een genderperspectief in te bouwen in de planning, uitvoering en evaluatie van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid.

Hervorming van de veiligheidssector: de EU is van plan de autoriteiten van de partnerlanden meer te betrekken bij aangelegenheden die verband houden met veiligheid. Landen die dat willen, kunnen steun krijgen voor de hervorming van de civiele en de militaire veiligheidssector. Dergelijke samenwerking kan betrekking hebben op strategisch en beleidsadvies, institutionele en capaciteitsopbouw, overleg met het maatschappelijk middenveld en steun voor veiligheidsprogramma's op het niveau van de gemeenschap.

Bestrijding van terrorisme en preventie van radicalisering: terrorisme en radicalisering vormen een bedreiging voor zowel de EU als haar buurlanden. De EU zal daarom meer samenwerken met de partners op het gebied van terrorismebestrijding, waaronder het voorkomen van radicalisering, het tegengaan van gewelddadig extremisme, strafrechtelijke vervolging van terrorisme en het tegengaan en afsnijden van de financiering van terrorisme via passende antiwitwaskaders. De rol van het maatschappelijk middenveld, met name jongerenorganisaties, is essentieel om radicalisering te voorkomen. Het bestaande netwerk voor voorlichting over radicalisering (RAN) en het onlangs opgerichte expertisecentrum zullen belangrijke platforms zijn voor uitwisseling en samenwerking. In verband met deradicalisering moeten ook bredere vraagstukken worden aangepakt, zoals ondoeltreffendheid van justitie, ongelijke kansen voor mannen en vrouwen, haatzaaien, jeugdwerkloosheid en analfabetisme. Ook interculturele dialoog, zoals wordt aangemoedigd door de Anna Lindh-stichting, is essentieel.

Verstoring van de georganiseerde misdaad: georganiseerde misdaad en corruptie kunnen een bedreiging vormen voor de hele regio. De EU moet de partnerlanden meer steun verlenen om zware en georganiseerde internationale criminaliteit te bestrijden, waaronder het tegengaan van migrantensmokkel en mensenhandel en het ontmantelen van criminele netwerken door financiële onderzoeken uit te voeren ter aanvulling van zuiver strafrechtelijke instrumenten. De Europese veiligheidsagenda 3 bevat de toezegging om de 'beleidscyclus' (inzake zware en georganiseerde misdaad) uit te breiden tot de buurlanden. De EU moet ook de mogelijkheid onderzoeken om de partnerlanden te betrekken bij de bestaande netwerken voor financieel onderzoek (zoals netwerken van financiële inlichtingendiensten). Daarnaast zal de EU verder met de partnerlanden samenwerken aan de bestrijding van de illegale smokkel van mensen, handvuurwapens en lichte wapens en drugs en hen ondersteunen bij de uitvoering van een geïntegreerd en evenwichtig drugsbeleid op nationaal niveau. Waar nodig streeft de EU naar verbetering van het wettelijk kader voor politiële en justitiële samenwerking met de partnerlanden en naar de tenuitvoerlegging daarvan. Samen met Interpol moet worden nagegaan hoe de wetshandhavingscapaciteit in de buurlanden kan worden uitgebreid en hoe gemakkelijker informatie kan worden uitgewisseld met EU-lidstaten en Europol. Samen met Eurojust streeft de EU naar meer betrokkenheid en samenwerking om de justitiële samenwerking in onderzoeken inzake zware misdaad te vergemakkelijken.

Bestrijding van cybercriminaliteit: de EU-strategie inzake cyberbeveiliging 4 vormt het operationele kader voor verdere samenwerking met de nabuurschapspartners. De EU moet hulp bieden bij capaciteitsopbouw op het gebied van cyberbeveiliging en veerkrachtige informatie-infrastructuur, bestrijding van cybercriminaliteit en cyberterrorisme, onder andere door middel van dreigingsanalyse, bevordering van specialisatie bij politie en justitie, justitiële opleiding en ondersteuning van nationale beleidslijnen, strategieën en instellingen in derde landen. De EU zal de ratificatie en implementatie van het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit met haar nabuurschapspartners blijven bevorderen. Het verdrag biedt een model voor het opstellen van nationale wetgeving inzake cybercriminaliteit en vormt een basis voor internationale samenwerking op dit terrein.

Chemische, biologische, radiologische en nucleaire risicobestrijding: de partners moeten worden geholpen bij het vergroten van hun paraatheid en hun responscapaciteit, onder andere via door de EU gefinancierde expertisecentra.

Samenwerking in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en aanpak van aanslepende conflicten: structuren die zijn opgezet in het kader van het veiligheids- en defensiebeleid van de EU, kunnen een forum zijn voor de uitwisseling van goede praktijken, voor samenwerking aan gemeenschappelijke doelstellingen en voor capaciteitsopbouw. Aldus zal een nieuwe impuls worden gegeven aan de samenwerking inzake aangelegenheden die verband houden met het GVDB. In een geest van partnerschap en gedeelde verantwoordelijkheid moet naargelang van het geval de deelname van partnerlanden aan GVDB-missies en operaties en EU-gevechtstroepen worden bevorderd, evenals hun associatie met relevante programma's en agentschappen, zoals het Europees Defensieagentschap (EDA) en de Europese Veiligheids- en defensieacademie. De EU streeft ernaar met partnerlanden een dialoog over veiligheids- en defensiekwesties in te stellen en de deelname van ambtenaren en medewerkers uit die landen aan opleidingen op dit vlak te faciliteren. Overeenkomstig de brede EU-aanpak van externe conflicten en crisissituaties zullen alle beschikbare middelen worden ingezet, inclusief indien nodig GVDB-missies en operaties of speciale EU-vertegenwoordigers, om ondersteuning te bieden voor het beheer van crisissen en de oplossing van aanslepende conflicten.

Crisisbeheer en -respons: de EU moet bijdragen tot de opbouw van de capaciteit van de partners op het gebied van vroege waarschuwing, preventie en paraatheid door middel van nauwe partnerschappen op het gebied van civiele bescherming en samenwerking met het EU-mechanisme voor civiele bescherming. De EU zal ook meer aandacht besteden aan veiligheidsaspecten in verband met de volksgezondheid door bij te dragen tot capaciteitsopbouw met betrekking tot bedreigingen van de gezondheid, waaronder besmettelijke ziekten. In verband met crisisrespons kan op ad-hocbasis ook toegang worden verleend tot beelden die worden geleverd door het EU-satellietcentrum. Flexibiliteit in de programmering en het gebruik van het ENB en andere financiële instrumenten is in dit verband cruciaal. Daarom zal nauwe coördinatie moeten worden gewaarborgd tussen veiligheidsactiviteiten in het kader van het ENI en andere GBVB-/GVDB-activiteiten, bilaterale werkzaamheden van de lidstaten en relevante internationale organisaties. Ook moet worden onderzocht of synergie mogelijk is met andere instrumenten, met op beginselen en behoeften gebaseerde humanitaire hulp of met activiteiten op het gebied van weerbaarheid en stabilisatie. Overeenkomstig de brede aanpak is de betrokkenheid van EU-lidstaten en agentschappen bij het ontwerp en de uitvoering van steun in de veiligheidssector essentieel.


15.

V.3. MIGRATIE EN MOBILITEIT


Uit de raadpleging, die plaatsvond op een moment dat grote stromen migranten en vluchtelingen op weg naar de EU door de nabuurschapslanden reisden, blijkt dat de partners zeer geïnteresseerd zijn in meer mobiliteit naar de EU. Het ENB zal intensivering van de samenwerking met betrekking tot zowel reguliere als irreguliere migratie omvatten.

*Meer samenwerking met partners buiten het nabuurschapsgebied

*Meer steun voor landen die vluchtelingen en binnenlands ontheemden opvangen en helpen

*Meer samenwerking inzake de diepere oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding

*Doeltreffende samenwerking bij terugkeer, overname en duurzame re-integratie

16.

maar ook


*Betere identificatie van vaardigheidslacunes in de EU om wederzijds voordelige reguliere migratie te vergemakkelijken

*Meer steun voor circulaire migratie

*Bevordering van erkenning van kwalificaties

*Opstart van dialogen over academische mobiliteit

Uit de recente vluchtelingencrisis blijkt dat het aanpakken van de diepere oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding essentieel is voor de stabilisatie van de nabuurschapsregio.

De Europese migratieagenda, de conclusies van de Europese Raad van 25-26 juni en 15-16 oktober, de conferentie op hoog niveau van 8 oktober over de routes door het oostelijke Middellandse Zeegebied en de Westelijke Balken en de top van Valletta van 11-12 november 2015 bevestigen allemaal de nieuwe politieke impuls voor intensivering van de samenwerking met de partnerlanden.


17.

Ontwikkeling van partnerschappen op basis van een integrale aanpak


De samenwerking met de partners inzake migratie en mobiliteit is de afgelopen jaren geïntensiveerd door middel van verschillende vergaande visumdialogen en een aantal mobiliteitspartnerschappen. Ook met andere partners in het oosten en zuiden zijn dialogen opgestart. De EU is vastbesloten de samenwerking met de landen in de nabuurschap en daarbuiten op te voeren, en zeker ook met de Westelijke Balkan, Turkije, het Midden-Oosten in brede zin, de Sahel en de Hoorn van Afrika. Om hervormingen te stimuleren en de partnerlanden aan te moedigen nauwer samen te werken, zal een gedifferentieerde aanpak worden ontwikkeld, waarbij nauwer wordt samengewerkt inzake visum- en mobiliteitsvraagstukken met de landen die hierover met de EU in gesprek willen treden, onder andere via dialogen over visumversoepeling en -liberalisering.

Er zijn al regionale dialogen gaande, zoals de processen van Rabat en Khartoum in het zuiden en de processen van Boedapest en Praag in het oosten, alsmede het panel van het Oostelijk Partnerschap over migratie en asiel voor intraregionale samenwerking en programmering. Er zou een thematisch kader kunnen worden ontwikkeld om de samenwerking op het gebied van migratie met landen buiten de nabuurschap doeltreffender te maken.


18.

Bevordering van wederzijds voordelige migratie en mobiliteit


De EU vindt dat irreguliere migratie moet worden aangepakt, maar blijft ook pleiten voor mobiliteit en contacten tussen mensen. De EU wil betere instrumenten ontwikkelen om vaardigheidslacunes op de Europese arbeidsmarkt op te sporen en pleit ervoor de kwalificaties te erkennen van onderdanen van derde landen die werken in de EU.

De EU zal haar wettelijke kader versterken en de volledige uitvoering daarvan bevorderen, aangepast aan de specifieke situatie van de ENB-partners.

De Commissie is van plan in maart 2016 een herziening van de EU-richtlijn inzake de blauwe kaart te presenteren om de toegang tot en het verblijf in de EU van hooggekwalificeerde onderdanen van derde landen te verbeteren en verder te vergemakkelijken. De EU moet meer academische mobiliteit faciliteren en het wettelijke kader verbeteren voor toegang en verblijf van onderdanen van ENB-landen met het oog op onderzoek, studie, scholierenuitwisseling, opleiding en vrijwilligerswerk.

De EU zal met de ENB-landen samenwerken om de erkenning van vaardigheden en kwalificaties aan te moedigen en te bevorderen.

In samenwerking met de lidstaten zal de EU werken aan een migratieregeling voor geschoold personeel, inclusief de mogelijkheid om preferentiële regelingen aan te bieden voor onderdanen van ENB-landen die intensiever met de EU willen samenwerken op het gebied van migratie.

Er zal een dialoogplatform worden gecreëerd voor bedrijven, vakbonden en sociale partners om de behoeften op de arbeidsmarkt beter te inventariseren en na te gaan welke rol migratie in dat verband kan spelen. Op langere termijn is het wenselijk om een nieuwe benadering van reguliere migratie te ontwikkelen, bijvoorbeeld op basis van een systeem van 'blijken van belangstelling', waarbij werkgevers voorkeurskandidaten kunnen kiezen uit een databank van gepreselecteerde kandidaten.

Er zal worden gestreefd naar intensievere contacten met diasporagemeenschappen, betere regelingen voor regionale mobiliteit, waaronder zuid-zuidmobiliteit, en meer circulaire migratie, onder andere door regelingen voor specifieke sectoren (bijvoorbeeld landbouw of toerisme), overeenkomstig de richtlijn betreffende seizoenarbeiders van 2014. De EU moet ook migratieregelingen ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen bevorderen, evenals opleidingsprogramma's voor Europese ondernemers.

De EU moet onderzoeken of mensen tijdelijk in de EU kunnen verblijven om een bedrijf of een andere beroepsactiviteit op te starten in hun land van herkomst terwijl hun hoofdverblijfplaats in een van de lidstaten blijft. Ook vraagstukken in verband met efficiënte geldovermakingen moeten worden aangepakt.

De EU zal een nieuw startup-fonds oprichten (Startback) om het verkeer van kennis te stimuleren. Hiermee worden migranten aangemoedigd na hun verblijf in de EU terug te keren naar hun land van herkomst, zodat zij daar opnieuw kunnen integreren en met de opgedane kennis en vaardigheden kunnen bijdragen tot de economische en sociale ontwikkeling.

De EU wil een realistische en eerlijke kijk op migratie blijven houden en zal alle vormen en uitingen van racisme en discriminatie fel bestrijden. Zij stimuleert interculturele dialoog, culturele diversiteit en wederzijds begrip.


19.

Bescherming bieden aan mensen in nood


In de bredere nabuurschapsregio slepen verschillende grote crisissen al tijden aan en 40% van het totale mondiale aantal vluchtelingen en binnenlandse ontheemden bevindt zich in dit gebied. De EU moet daarom een beter geïntegreerde en bredere respons ontwikkelen om humanitaire hulp op korte termijn beter te laten aansluiten op maatregelen met betrekking tot ontwikkeling en veiligheid op langere termijn.

De EU moet partnerlanden helpen bij het ontwikkelen van hun systemen voor asiel en bescherming voor mensen die ontheemd zijn als gevolg van een conflict, met bijzondere aandacht voor alleenstaande minderjarigen, om ervoor te zorgen dat aan hun basisbehoeften wordt voldaan, dat hun mensenrechten worden beschermd en dat hun sociaal-economische en menselijke potentieel niet verloren gaat, maar ten goede komt aan het land en de samenleving waar zij verblijven. In dat verband is een cruciale rol weggelegd voor de nieuwe regionale ontwikkelings- en beschermingsprogramma's in Noord-Afrika en de Hoorn van Afrika, die in 2016 operationeel worden, en voor het reeds bestaande regionale ontwikkelings- en beschermingsprogramma voor het Midden-Oosten (Jordanië, Libanon en Irak). Deze programma's beogen partnerlanden die grote aantallen ontheemden opvangen, hulp te bieden in de vorm van capaciteitsopbouw en bijstand, vooral op het gebied van internationale bescherming en asiel, onder andere door de weerbaarheid van gedwongen ontheemden en de gastgemeenschappen te vergroten.

20.

Aanpakken van irreguliere migratie


De EU zal samen met de ENB-landen werken aan de aanpak en verzachting van de diepere oorzaken van irreguliere migratie, die hun eigen onderdanen en onderdanen van derde landen die op doorreis zijn in hun land, tot irreguliere migratie aanzetten.

De EU streeft naar waardige en duurzame terugkeer van degenen die niet of niet langer in de EU mogen blijven, onder andere door de sluiting en volledige uitvoering van overnameovereenkomsten en regelingen voor vrijwillige terugkeer en overname, overeenkomstig het actieplan van de Commissie inzake terugkeer. De EU zal ENB-landen ook helpen bij het uitwerken van een eigen terugkeerbeleid, waarmee zij onderdanen van derde landen kunnen terugsturen naar hun land van herkomst. Er moet verder worden gewerkt aan de ontwikkeling van passende mechanismen om ervoor te zorgen dat degenen die terugkeren, kunnen re-integreren in en bijdragen tot de economie en de samenleving van hun land van herkomst. Alle hulpmiddelen zullen worden ingezet om de samenwerking inzake terugkeer en overname te versterken, zodat overname een centrale plaats gaat bekleden in alle dialogen met de landen van herkomst en doorreis van irreguliere migranten 5 .

De EU moet meer steun verlenen aan inspanningen om nationale en regionale strategieën uit te werken voor de aanpak van migrantensmokkel en normen voor integraal grensbeheer te ontwikkelen, in samenwerking met de desbetreffende EU-agentschappen.

21.

Meer samenwerking op het gebied van grensbeheer


Proactieve betrokkenheid bij de partners in de regio op het gebied van grensbeheer is noodzakelijk om de migratiedruk beter te beheersen. Samen met de landen die dat willen, zal de EU streven naar meer informatie-uitwisseling, administratieve capaciteit en operationele en technische samenwerking, bijvoorbeeld via opleiding, onderzoek, projecten voor capaciteitsopbouw en proefprojecten, met name via de desbetreffende EU-agentschappen, waaronder Frontex en Europol.

22.

VI. DE REGIONALE DIMENSIE


De raadpleging vond deels plaats via de bestaande fora voor regionale samenwerking, die zullen worden voortgezet, maar daarnaast bleek dat er veel belangstelling is voor het ontwikkelen van nieuwe vormen van samenwerking met de buren van de buren.

*Uitbreiding van de samenwerking tot buiten het ENB-gebied

*Nieuwe thematische kaders voor de aanpak van gedeelde vraagstukken, bijvoorbeeld inzake migratie, energie, veiligheid en gezondheid

In 2009 lanceerde de EU met zes oostelijke partners het Oostelijk Partnerschap, op basis van een verbintenis inzake fundamentele waarden (waaronder democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden), een markteconomie, duurzame ontwikkeling en goed bestuur. Sindsdien heeft het Oostelijk Partnerschap zich ontwikkeld tot een levendig forum voor uitwisseling en samenwerking op allerlei gebieden, zoals handel, energie, vervoer, onderwijs en milieu. Tijdens de top in Riga in 2015 werden de versterking van instellingen en goed bestuur, mobiliteit en contacten tussen mensen, marktmogelijkheden en interconnectie als gedeelde prioriteiten aangemerkt voor verdere samenwerking tussen de partners, ook binnen het multilaterale kader van het Oostelijk Partnerschap. De EU en haar partners beslissen zelf hoe zij hun betrekkingen willen ontwikkelen.

De regionale samenwerking in de zuidelijke nabuurschap is vooruitgegaan in de vorm van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, die een waardevol forum is gebleken voor politiek en economisch overleg en een kader biedt voor de samenwerking op gebieden van wederzijds belang en inzake operationele projecten in de regio. Veel respondenten deden de aanbeveling om deze samenwerking te verdiepen. De Commissie en de hoge vertegenwoordiger zullen deze regionale samenwerking verder aanmoedigen. De EU zal daarom bij haar inspanningen op het gebied van regionale integratie, wanneer dat passend is, voorrang geven aan de Unie voor het Middellandse Zeegebied.

Ook de onderlinge betrekkingen tussen de buurlanden zelf moeten worden versterkt, en subregionale samenwerking moet zowel in het oosten als in het zuiden worden bevorderd. Waar passend zal de regionale samenwerking tussen de nabuurschapslanden, de lidstaten, de kandidaat-lidstaten en de potentiële kandidaat-lidstaten gebaseerd worden op de macroregionale strategieën van de EU en de programma’s voor territoriale samenwerking, met het oog op de volledige benutting van hun potentieel.

Indien de banden en de onderlinge afhankelijkheid tussen partners bredere vormen van samenwerking vereisen, moeten derde landen bij de samenwerking worden betrokken. Op basis van thematische kaders zal de EU samenwerking inzake regionale kwesties die van belang zijn voor onze buurlanden tot stand brengen met overheids- en multilaterale actoren in de ruimere regio, met inbegrip van toetredings- en andere partners. De thematische kaders zullen de input leveren voor een regelmatig forum om besprekingen te voeren over gemeenschappelijke beleidsconcepten, de programmering en investeringen die verder reiken dan de nabuurschapsregio. In deze context zullen ad hoc-bijeenkomsten plaatsvinden van belanghebbende partijen uit de zuidelijke of oostelijke nabuurschapslanden, geïnteresseerde lidstaten, buurlanden en regionale partners, in samenwerking met internationale financiële instellingen, internationale organisaties en andere donoren. Waar relevant zullen ook organisaties van het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector worden uitgenodigd. Het formaat en de samenstelling van deze thematische kaders zullen afhangen van de onderwerpen, waarbij wordt voortgebouwd op de bestaande structuren. Migratie, energie en veiligheid zullen belangrijke prioriteiten zijn.

Turkije is een kandidaat-lidstaat en een belangrijk buurland van de EU zelf en van verschillende partnerlanden. Bij de ontwikkeling van de thematische kaders die verder dan de nabuurschap reiken, moet de EU nauw blijven samenwerken met Turkije inzake aangelegenheden van gemeenschappelijk belang.

De betrekkingen tussen de EU en de Russische Federatie zijn verslechterd na de illegale annexatie van de Krim en Sebastopol en de destabilisatie van Oost-Oekraïne. Voor verschillende kwesties in verband met deze regio zou, wanneer de omstandigheden dat toelaten, het nuttig zijn naar constructieve samenwerking te streven om gemeenschappelijke uitdagingen aan te pakken en verdere mogelijkheden te onderzoeken.

De samenwerking in andere fora zal een aanvulling vormen op deze regionale samenwerking. De EU moet haar contacten met partners in Afrika ten zuiden van de Sahara en de Sahel-regio versterken en in dit verband zorgen voor samenhang met de lopende besprekingen over de agenda na Cotonou. De EU moet ook alle relevante partners in het Midden-Oosten en Noord-Afrika betrekken bij de politieke dialoog, investeringen en ontwikkelingshulp. Daarvoor moeten de dialoog met de Liga van Arabische staten en de samenwerking met de Organisatie voor Islamitische Samenwerking (OIS), de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC), de Afrikaanse Unie en de Unie van de Arabische Maghreb worden versterkt, en de werkzaamheden in het kader van Forum van de landen van het Westelijke Middellandse Zeegebied (Dialoog 5 + 5) worden opgevoerd. Het initiatief 'Synergie voor het Zwarte Zeegebied' is een belangrijk forum geworden voor het aanpakken van gemeenschappelijke problemen en de bevordering van politieke en economische hervormingen. De EU moet de regionale samenwerking blijven bevorderen en de coördinatie versterken met de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de organen ervan.

De regionale strategie van de EU voor Syrië en Irak en de dreiging die uitgaat van IS/Da’esh schetst de door de EU en haar lidstaten genomen maatregelen om de vrede en veiligheid in Syrië en Irak te helpen herstellen. Wat Iran betreft, is, dank zij de recente akkoorden, ruimte ontstaan voor verdere samenwerking inzake regionale vraagstukken, met inbegrip van energiekwesties. Gezien het strategische belang van Centraal-Azië moet de EU haar contacten met de betrokken partners uitbreiden om sterke, duurzame en stabiele betrekkingen met de landen uit deze regio uit te bouwen.


VII.

2.

Doel


TREFFENDER UITVOERING

23.

VII.1 FLEXIBILITEIT VAN DE FINANCIERINGSINSTRUMENTEN


De EU stelt aanzienlijke middelen ter beschikking om de grote stabiliseringsproblemen in de nabuurschapsregio aan te pakken: via het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) is meer dan 15 miljard euro beschikbaar voor de periode 2014-2020. Om nog meer effect te sorteren, zal de EU een aanzienlijk bedrag aan extra middelen proberen te mobiliseren via de investeringsfaciliteit voor het nabuurschapsbeleid (NIF) en een vergaander samenwerking met de grote internationale financiële instellingen. De EU zal haar instrumenten voor technische bijstand (TAIEX en Twinning) moderniseren en strategisch aanpassen om steun op maat te kunnen verlenen. De EU en de partnerlanden zullen inspanningen blijven leveren om ervoor te zorgen dat de financiële steun van de EU naar de beoogde begunstigden gaat en niet door fraude elders terecht komt.

De steunprioriteiten zullen worden vastgesteld op basis van de associatieagenda’s en de prioriteiten van het partnerschap. Bij de bilaterale toewijzing van middelen aan partnerlanden zullen de ENB-prioriteiten en de ambities van de partnerlanden in aanmerking worden genomen, en bij de toewijzing van middelen in het kader van het overkoepelende ENB-programma, zoals voorheen, blijft de nadruk liggen op de verbintenis tot en het effectief uitvoeren van hervormingen.

De ontwikkelingen in de nabuurschapslanden laten zien dat meer internationale financiële en economische steun nodig is om het noodzakelijke overgangsproces en de stabiliteit te bevorderen. Het bestaande instrumentarium van de Europese Unie voorziet in middelen voor tal van aangelegenheden, maar in veel gevallen zijn de middelen te beperkt in vergelijking met de vastgestelde behoeften. Daarom zal de Commissie de komende maanden in het kader van een grondige beoordeling een aantal mogelijkheden onderzoeken, en eventueel een instrument opzetten, om beter en efficiënter te kunnen inspelen op de financiële behoeften van de buurlanden, en tegelijkertijd hun lopende, noodzakelijke hervormingsinspanningen te ondersteunen. Daarbij kan worden voortgebouwd op de ervaring met bestaande instrumenten, waaronder die welke de afgelopen jaren zijn opgezet ter ondersteuning van de EU-lidstaten.

De respons op de conflicten in Syrië en Oekraïne en het gebruik van trustfondsen zijn voorbeelden van hoe snel en flexibel de financiële instrumenten van de EU kunnen worden ingezet. Er moet echter meer worden gedaan om sneller hulp te verlenen en ervoor te zorgen dat de hulp beter is afgestemd op snel veranderende politieke omstandigheden en prioriteiten.

De Commissie en de hoge vertegenwoordiger zullen proberen de hulpverlening te versnellen door de procedures te stroomlijnen. Zij zullen nagaan of het wenselijk is een 'flexibiliteitsbuffer' in het ENI op te nemen, d.w.z. de mogelijkheid om middelen te reserveren voor gebruik voor noodprogramma's of onvoorziene behoeften, in het bijzonder voor conflict- en post-conflictsituaties, steunverlening aan vluchtelingen; de respons op crises en rampen; en veiligheids- en stabilisatieprogramma’s.

Een aanpassing van het Financieel Reglement moet worden overwogen, zodat de ongebruikte middelen uit deze 'flexibiliteitsbuffer' naar het volgende jaar kunnen worden overgedragen. De EU zal de tussentijdse evaluatie van de externe financieringsinstrumenten van de EU in 2017 gebruiken om na te gaan of administratieve procedures kunnen worden gestroomlijnd en, waar nodig, voorstellen te doen om de daaraan ten grondslag liggende rechtsbesluiten te wijzigen.

Een verbetering van de donorcoördinatie is niet alleen essentieel voor een optimaal gebruik van de middelen, maar ook voor een betere zichtbaarheid van de bijdrage van de EU. Waar mogelijk moet een gezamenlijk EU-optreden in de regio steeds onder een EU-label plaatsvinden en moet gestreefd worden naar een gezamenlijke programmering met de EU-lidstaten en een gezamenlijke analyse op basis van alle EU-bronnen (met inbegrip van EU-delegaties, GVDB-missies en speciale vertegenwoordigers van de EU). Een vereenvoudigde aanpak moet het opzetten van gezamenlijke projecten met de lidstaten en agentschappen van de EU vergemakkelijken.

De EU zal zich inzetten voor een efficiëntere donorcoördinatie met andere Europese financieringsmechanismen en met de grote internationale financiële instellingen, de Afrikaanse Unie, de Arabische Liga en de Samenwerkingsraad van de Golfstaten. Voorts zal zij werken in het kader van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, het Oostelijk Partnerschap en andere regionale fora.


24.

VII.2 ZICHTBAARHEID, COMMUNICATIE EN VOORLICHTING


Beter communiceren en informeren over het EU-beleid zal een van de belangrijkste kernpunten van het nieuwe ENB worden. Een betere publieksdiplomatie kan helpen de achtergrond van het EU-beleid en de positieve gevolgen van concrete EU-acties beter toe te lichten. De EU moet ernaar streven het gebruik van EU-middelen voor de nabuurschapsregio in de periode 2014-2020 zichtbaarder te maken. De zichtbaarheid van de EU zou een voorwaarde moeten worden voor samenwerking met uitvoerende partners.

De EU-steun zal helpen onafhankelijke, betrouwbare en geloofwaardige media te bevorderen. De EU zou ook de strategische communicatiecapaciteit binnen regeringen kunnen ondersteunen, zodat de publieke opinie beter kan worden ingeschat en het gemakkelijker wordt informatiecampagnes over de voordelen van de hervormingen te plannen en aan te passen.

Zoals overeengekomen door de Europese Raad, moet de EU samen met de partners doortastend kunnen reageren wanneer de EU het slachtoffer is van misleidende informatie. Door een goede mix van proactieve strategische en tactische communicatiemiddelen zullen de EU en haar partners beter in staat zijn de media te monitoren en te analyseren, een beter inzicht te verwerven in de opvattingen en het discours van de partnerlanden, en de voordelen van de samenwerking van de afzonderlijke landen met de EU uit te leggen, om zo uiteindelijk een positief beeld van de steunverlening en samenwerking in het kader van het nabuurschapsbeleid te schetsen.

Een grotere betrokkenheid van de lidstaten bij het vaststellen van de communicatieprioriteiten zal ervoor zorgen dat de EU vaker met één stem spreekt. De EU-delegaties in de partnerlanden zullen, in hun contacten met belangrijke actoren, in het bijzonder het maatschappelijk middenveld, nauw samenwerken met de vertegenwoordigers van de lidstaten. Bewustmakingsactiviteiten zijn ook binnen de EU noodzakelijk om de burgers uit te leggen waarom stabiele, veilige en welvarende landen in onze nabije omgeving cruciaal zijn voor de stabiliteit en de veiligheid in de EU zelf.

De EU zou zich meer moeten inzetten voor deze publieksdiplomatie, ten aanzien van regeringen, het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven, de academische wereld en andere burgers in de partnerlanden, met name jongeren, ook door middel van wetenschapsdiplomatie.

25.

PARTNERSCHAPPEN VOOR JONGEREN


De contacten met jongeren in de hele nabuurschap zullen worden geïntensiveerd door het opzetten van partnerschappen voor jongeren. Deze partnerschappen zullen intermenselijke contacten en netwerken voor jonge mensen van alle leeftijden in de EU en haar buurlanden stimuleren, en zo bijdragen tot wederzijds respect, meer begrip en open samenlevingen. In deze context zouden ook aanzienlijk meer uitwisselingen tussen scholen en universiteiten moeten plaatsvinden, met eventueel een proefproject om een Europese school in de buurt op te richten. De opheffing van het bestaande maximumbedrag voor de financiële tegemoetkoming voor een buitenlands verblijf van Erasmus-studenten zal meer jonge Europeanen aanzetten tot een studie in de partnerlanden, en zo de banden tussen de lidstaten en de partnerlanden versterken.

Het oprichten van 'Friends of Europe'-verenigingen en alumni-netwerken voor degenen die aan EU-activiteiten hebben deelgenomen, en - waar mogelijk - van netwerken van 'jongerenambassadeurs' zouden instrumenten kunnen zijn voor een dergelijke bevordering van contacten. Ook het creëren van fora voor uitwisselingen tussen jonge leiders en toekomstige opiniemakers uit heel de EU en haar buurlanden zou hieronder kunnen vallen.


26.

VIII. VOLGENDE STAPPEN


Met deze gezamenlijke mededeling wordt de formele raadpleging over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid afgerond. De Commissie is voornemens de voorstellen in deze gezamenlijke mededeling, alsook de standpunten van de EU daarover, in de loop van 2016 met de partnerlanden te bespreken om gezamenlijk vorm te geven aan onze toekomstige betrekkingen, op basis van de in deze gezamenlijke mededeling opgenomen aanbevelingen.

(1)

13201/15 Conclusies van de Raad van 26 oktober 2015.


(2)

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: De Europese veiligheidsagenda (COM (2015) 185 final).

(3)

De Europese veiligheidsagenda ( COM(2015) 185 final ).

(4)

Strategie inzake cyberbeveiliging van de Europese Unie: Een open, veilige en beveiligde cyberspace (JOIN(2013) 1 final).


(5)

EU-actieplan inzake terugkeer, 9 september 2015 (COM(2015) 453 final).