Toelichting bij COM(2015)580 - Ex- postevaluatie van het evenement "Culturele Hoofdstad van Europa 2014" (Umea en Riga)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 26.11.2015


COM(2015) 580 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Ex- postevaluatie van het evenement 'Culturele Hoofdstad van Europa 2014' (Umea en Riga)


2.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S


Ex-postevaluatie van het evenement 'Culturele Hoofdstad van Europa 2014' (Umeå en Riga)

Inleiding



Dit verslag wordt ingediend uit hoofde van artikel 12 van Besluit nr. 1622/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement 'Culturele Hoofdstad van Europa' voor de periode 2007 tot 2019 1 , waarin wordt bepaald dat de Commissie elk jaar de externe en onafhankelijke evaluatie van de resultaten van het evenement 'Culturele Hoofdstad van Europa' van het voorgaande jaar verzekert en over die evaluatie verslag uitbrengt aan de andere Europese instellingen.

In dit verslag wordt het standpunt van de Commissie gegeven ten aanzien van de voornaamste conclusies en aanbevelingen van de externe evaluatie van de twee Culturele Hoofdsteden van Europa voor 2014 2 .

3.

2. Achtergrond van de actie


2.1.EU-actie voor het evenement 'Culturele Hoofdstad van Europa'

In 1985 werd op intergouvernementeel niveau de eerste aanzet gegeven tot het oorspronkelijke project 'Cultuurstad van Europa' 3 . Op basis van deze ervaring werd bij Besluit 1419/1999/EG 4 een communautaire actie voor het evenement 'Culturele Hoofdstad van Europa' voor het tijdvak 2005 tot 2019 vastgesteld. De lidstaten mochten in chronologische volgorde bij toerbeurt het jaarlijkse evenement organiseren.

Besluit 1419/1999/EG werd vervangen door Besluit nr. 1622/2006/EG, waarin het beginsel van de chronologische volgorde van de lidstaten werd behouden, maar waarin de doelstellingen van de actie nader werden bepaald en nieuwe selectie- en toezichtsprocedures werden ingesteld.

In het kader van dit besluit zijn de algemene doelstellingen van dit evenement de aandacht vestigen op de rijkdom, de verscheidenheid en de gemeenschappelijke kenmerken van de Europese culturen voor het voetlicht brengen en het wederzijds begrip tussen de Europese burgers stimuleren. Het evenement 'Culturele Hoofdstad van Europa' streeft ernaar de samenwerking tussen culturele actoren, kunstenaars en steden in Europa te bevorderen, evenals de deelname van de burgers die in de stad en de omgeving wonen. Tegelijkertijd moet het evenement de interesse van burgers uit het buitenland wekken, haalbaar zijn en integrerend deel uitmaken van de culturele en sociale ontwikkeling van de stad op lange termijn 5 .

4.

2.2.De selectie van en het toezicht op de Culturele Hoofdsteden van Europa voor 2014


Overeenkomstig Besluit nr. 1622/2006/EG waren Zweden en Letland in 2014 aan de beurt om het evenement te organiseren.

De parallelle selecties werden beheerd door de bevoegde autoriteiten van de twee lidstaten. De selectie wordt in twee stappen uitgevoerd: eerst vindt een preselectie plaats (het aantal kandidaten wordt beperkt tot een shortlist) gevolgd door een definitieve selectie (de lijst wordt beperkt tot één enkele kandidaat). Een jury van dertien leden, van wie er zes door de betrokken lidstaat en de overige zeven door de Europese instellingen worden voorgedragen, onderzoekt de kandidaturen van de kandidaat-steden op basis van de in het besluit vastgestelde doelstellingen en criteria.

In elk van deze twee lidstaten dienden vier steden hun kandidatuur in. Daarvan haalden er twee de shortlist in Zweden en drie in Letland 6 . Uiteindelijk droeg de jury in september 2009 Umeå en Riga voor als Culturele Hoofdsteden van Europa.

In mei 2010 werden de twee steden door de Raad van Ministers van de Europese Unie officieel aangewezen als Culturele Hoofdsteden van Europa voor 2014.

Na hun aanwijzing werden Umeå en Riga onderworpen aan toezichtsprocedures: de voortgang bij de voorbereidingen van de steden werd gevolgd en begeleid door een panel bestaande uit zeven onafhankelijke, door de Europese instellingen voorgedragen, deskundigen. Zij controleerden ook de naleving van het programma en de toezeggingen op basis waarvan de steden waren geselecteerd. Umeå en Riga woonden twee formele toezichtsbijeenkomsten bij die door de Commissie waren bijeengeroepen in november 2011 en april 2013. Ter afsluiting van het toezichtsproces beval het panel de Commissie aan ter ere van Melina Mercouri een geldprijs ter waarde van 1,5 miljoen euro uit te reiken aan zowel Umeå als Riga.

5.

3. De externe evaluatie


6.

3.1.Modaliteiten van de evaluatie


De evaluatie onderzoekt de uitvoering van de actie door de twee Culturele Hoofdsteden van Europa van 2014 gedurende het hele proces: van het prille begin tot hun haalbaarheid en blijvend resultaat. Zij beoordeelt het effect van de organisatie in de twee steden. In de evaluatie wordt met name gekeken naar de relevantie, efficiëntie, doeltreffendheid en duurzaamheid van de evenementen, worden individuele en algemene conclusies getrokken uit de twee evenementen en wordt bekeken welke gevolgen er zijn voor toekomstige Culturele Hoofdsteden van Europa.

De externe evaluatie werd verricht voordat de richtsnoeren voor betere regelgeving 7 in werking zijn getreden.

7.

3.2.Methodologie en beperkingen van de gekozen aanpak


De evaluatie en de methodologie ervan zijn zo opgevat dat zij voldoen aan de standaardvereisten van het besluit en bijdragen tot de ontwikkeling van een meer gedetailleerd inzicht in de prestaties en de resultaten van de actie. De evaluatie biedt met name een gelegenheid om terug te blikken op het voorbije jaar om op basis van de ervaringen van de twee gaststeden lessen en aanbevelingen voor de toekomst naar voren te brengen.

Zoals bij de vorige Culturele Hoofdsteden van Europa voor 2007-2012 heeft de evaluator een interventielogica gebruikt op basis van een hiërarchie van doelstellingen in overeenstemming met het besluit.

Om de resultaten te kunnen vergelijken met de evaluaties van voorgaande jaren volgt de methodologie bij het verzamelen en analyseren van gegevens ook een consistente benadering. De twee steden werden afzonderlijk geëvalueerd op basis van primaire gegevens die tijdens het veldwerk waren verzameld of door de steden waren verstrekt en op basis van de analyse van een reeks secundaire gegevensbronnen.

Primaire gegevensbronnen waren bijvoorbeeld interviews die tijdens de twee bezoeken aan elke stad of per telefoon zijn afgenomen, of middels een online-enquête in Riga. Het doel van deze interviews was verschillende perspectieven over elk evenement te verkrijgen, waaronder dat van de managementteams, beleidsmakers op lokaal en nationaal niveau, belangrijke culturele actoren, een reeks bij het organiseren van de 'Culturele Hoofdsteden van Europa' betrokken partners en een aantal organisaties die projecten leiden of daaraan deelnemen.

Secundaire gegevensbronnen waren bijvoorbeeld de informatie in de oorspronkelijke kandidaturen, door of in opdracht van de steden uitgevoerde onderzoeken of verslagen, programmering van de evenementen, promotiemateriaal en -websites, statistische gegevens over cultuur en toerisme en door de steden verstrekte kwantitatieve gegevens over financiën, activiteiten, outputs en resultaten.

Net als bij alle voorgaande ex-postevaluaties van de Culturele Hoofdsteden van Europa meent de Commissie dat deze methodologie is aangewezen om een verslag met een redelijk solide grondslag af te leveren op basis waarvan degelijke conclusies kunnen worden getrokken ten aanzien van de prestaties van het evenement.

Er is echter een gebrek aan harde bewijzen voor de voordelen en effecten van het evenement op de twee gaststeden, deels als gevolg van beperkingen van de evaluatie in tijd en budget. Als gevolg daarvan worden de conclusies van het verslag meer gestaafd met de standpunten en meningen van verschillende soorten belanghebbenden dan met de (beperkte) beschikbare kwantitatieve gegevens.

Anderzijds is het grootste deel van de kwalitatieve gegevens, in de vorm van de resultaten van een online enquête en de interviews, beperkt tot de directe betrokkenen bij en begunstigden van het programma.

Bovendien zijn sommige doelstellingen ook breed en moeilijk te meten en is het voor deze evaluatie te vroeg om effecten op de lange termijn te kunnen beoordelen. Bijgevolg is een groot deel van de gegevens eerder gericht op outputs en resultaten of opkomende structurele voordelen in plaats van op harde effecten, die pas na verloop van tijd zullen optreden. Om een beter zicht te krijgen op zulke effecten zou het nuttig zijn om de twee steden longitudinaal te evalueren, met name om de efficiëntie van overheidsuitgaven in het evenement te bevestigen vanuit een cultureel, sociaal en economisch perspectief, en door een bredere gegevensbasis te gebruiken voor de evaluatie ter ondersteuning van de conclusies.

De Commissie is zich ten volle bewust van de beperkingen van deze aanpak en aanvaardt ze. Die beperkingen werden al vastgesteld in het werkdocument van de diensten van de Commissie bij het voorstel voor een besluit tot vaststelling van een actie van de Unie voor het evenement 'Culturele hoofdsteden van Europa' voor de periode 2020 tot 2033 8 . Om deze situatie te verhelpen, voorzien het voorstel van de Commissie en het besluit dat op die basis werd aangenomen 9 dat de steden zelf een belangrijke rol spelen in het evaluatieproces aangezien zij beter geplaatst zijn om primaire gegevens te verzamelen over de effecten van de titel.

Tegen deze achtergrond is het bemoedigend dat Umeå (en in mindere mate Riga) onderzoek hebben gedaan om beter inzicht te krijgen in de effecten van het evenement op de culturele instellingen, op de inwoners van de stad en op de internationale dimensie en economie.

De Commissie ziet echter in de gegevens en ander ondersteunend materiaal voldoende basis om zich aan te sluiten bij de algemene beoordeling en conclusies van de evaluatie, die globaal worden beschouwd als een waar en volledig beeld van de twee organiserende steden van 2014, hoewel harde gegevens en ander onafhankelijk bewijsmateriaal ter ondersteuning van zeer solide conclusies over efficiëntie en effecten ontbreken.

8.

4. Bevindingen van de evaluator


De evaluatie bevestigt dat veel van de bevindingen van voorgaande verslagen, vooral die met betrekking tot de algehele relevantie, efficiëntie en doeltreffendheid van de actie, nog steeds gelden. Deze bevindingen zijn waar mogelijk geactualiseerd met nieuwe informatie die tijdens de evaluatie van 2014 is verzameld. Dit verslag is toegespitst op deze nieuwe elementen.

9.

4.1.Relevantie van de actie en de twee Culturele Hoofdsteden van Europa van 2014


Volgens de evaluator zagen de twee gaststeden het evenement eerder als een cultureel evenement dan als een economisch of sociaal programma. Dankzij het evenement konden zij hun culturele aanbod versterken en internationaliseren en de culturele verscheidenheid en de gemeenschappelijke kenmerken van Europese culturen promoten. Volgens de conclusie van het verslag maakte dat van het evenement een zeer relevante actie in verband met artikel 167 van het VWEU over de bijdrage van de Unie tot de 'ontplooiing van de culturen van de lidstaten'.

In het verslag wordt echter benadrukt dat Umeå en Riga hun titel ook hebben aangewend om andere aspecten van hun ontwikkelingsstrategie aan te pakken. Het gevolg is dat veel van de activiteiten die in 2014 zijn georganiseerd zeer relevant waren voor de algemene politieke agenda's van de twee steden en voor een scala aan op EU-niveau vastgelegde prioriteiten en doelstellingen op andere beleidsterreinen dan cultuur, zoals stedelijke en regionale ontwikkeling, werkgelegenheid, ondernemerschap, toerisme en algemeen beleid inzake sociale cohesie.

10.

4.2.Efficiëntie van het beheer en management en organisatiecapaciteit


De evaluator heeft de organisatiecapaciteit van de steden en de efficiëntie van het beheer en management van de evenementen onderzocht en concludeert dat de mechanismen die zijn ingesteld voor de uitvoering van het evenement in beide steden in het algemeen goed functioneerden.

Umeå 2014 is uitgevoerd door een team dat werkzaam was in de gemeente Umeå. Het verslag onderstreept dat het team van meet af aan kon rekenen op sterke politieke steun aangezien het evenement was bedoeld als een instrument om lokale culturele en andere beleidsdoelstellingen te realiseren, waardoor duidelijke doelstellingen konden worden vooropgesteld. Een belangrijk kenmerk van de beheersstructuur was de 'open source'-aanpak die is gebaseerd op cocreatie en participatie. Deze aanpak hield in wezen in dat brede thema's en criteria werden gekozen voor het programma als geheel en vervolgens culturele actoren en andere belanghebbenden werd gevraagd zelf het programma 'in te vullen'. Over het algemeen wordt het beheer van Umeå 2014 in het verslag goed bevonden, ook al werd het uiteindelijke team betrekkelijk laat in de ontwikkelingsfase samengesteld. Het had in een vroeger stadium kunnen worden uitgebreid zodat veel van de inhoud van het culturele programma eerder had kunnen worden ontwikkeld.

In Riga is een onafhankelijke organisatie, de stichting 'Riga 2014', opgericht door de gemeenteraad om de uitvoering en de ontwikkelingsstadia van de actie 'Culturele Hoofdstad van Europa' te coördineren. De stichting werd geleid door het voormalige hoofd van de cultuurdienst van het gemeentebestuur. Volgens het rapport bleek dit model — dat ook wel voor vroegere Culturele Hoofdsteden van Europa is gebruikt — het meest geschikt te zijn voor de uitvoering. De administratieve last werd zo immers verminderd en een aantal bureaucratische procedures die van toepassing zijn op de staat of gemeenten in het land werden overbodig. Zo werd een zekere vorm van onafhankelijkheid gewaarborgd zodat het programma 'vrij' kon worden ontwikkeld zonder noemenswaardige invloed van buitenaf. In het verslag wordt ook de stabiliteit in het administratief team positief benadrukt en de steun van alle politieke structuren gedurende de hele loop van het project.

Beide projecten zijn gepland en georganiseerd in moeilijke economische tijden, zowel op stedelijk als op nationaal niveau en het financieel rendement was derhalve een belangrijk aspect van de planning en de uitvoering. Hoewel de middelen waarover Umeå en Riga voor hun culturele programma's konden beschikken (respectievelijk 45,6 en 27,3 miljoen euro) verschilden, toonden beide Culturele Hoofdsteden aan dat ze succes konden boeken met een relatief bescheiden budget en in tijden waarin de middelen beperkt zijn.

Uit het verslag blijkt dat beide Culturele Hoofdsteden eerder zijn gefinancierd door de publieke dan door de particuliere sector. Er wordt op gewezen dat geen van beide steden in staat is gebleken de particuliere inkomsten te genereren die ze oorspronkelijk in hun kandidatuur had vooropgesteld. Financiering door de particuliere sector vertegenwoordigde uiteindelijk minder dan 10 % van het totale budget van de twee Culturele Hoofdsteden. Hoewel de Culturele Hoofdsteden waarschijnlijk altijd sterk afhankelijk zullen zijn van publieke middelen, is het opmerkelijk dat beide steden in 2014 geen vooruitgang hebben geboekt in het aantrekken van particuliere financiering via rechtstreekse steun, sponsoring of reclame. Volgens de evaluatoren is dat in zekere mate het gevolg van de huidige economische situatie. Hopelijk zal, wanneer de economische context verbetert, de organisatie van de 'Culturele Hoofdstad van Europa' minder beroep moeten doen op overheidsmiddelen.

11.

4.3.Doeltreffendheid van de ontplooiing van culturele activiteiten en culturele en artistieke inhoud


Ondanks een tekort aan uitgebreide gegevens over de resultaten en gevolgen concludeert de evaluatie dat beide steden een zeer groot aantal culturele activiteiten organiseerden in 2014 (in totaal bijna 500 in Riga onder het motto 'Force Majeure' (overmacht) en iets meer dan 1 000 in Umeå met de slogan 'Curiosity and Passion' (nieuwsgierigheid en passie)) 10 . Hoewel het moeilijk is vast te stellen hoeveel 'extra' cultuur aanwezig was in de twee steden in 2014 ten opzichte van voorgaande jaren, schatten vele deelnemers aan de evaluatie dat het 'minstens dubbel zoveel' was.

Beide Culturele Hoofdsteden zijn er ook in geslaagd om een breed cultureel programma op te zetten dat het hele jaar door een sterke mix van culturele genres opleverde, vaak in verschillende delen van de stad en zelfs daarbuiten. Zij benutten tijdens het jaar ruimschoots de mogelijkheden om culturele programma's te ontwikkelen die noch conservatief noch voorzichtig waren, met culturele evenementen die groter en innovatiever waren dan voorheen. Hoewel beide steden uitpakten met tal van spraakmakende en blitse evenementen, organiseerden zij ook een groot aantal kleinere culturele activiteiten die even goed werden ontvangen.

Volgens de evaluator werd de artistieke controle en het beheer van het ontwerp van de culturele programma's van beide Culturele Hoofdsteden uitgevoerd door ervaren en betrouwbare actoren met reëel en diep inzicht in de culturele agenda van de steden. Deze artistieke kennis was sterk aanwezig in de coördinerende instanties zelf (en ook in de projecten) die meer deden dan enkel budgetten beheren en resultaten monitoren.

12.

4.4.Doeltreffendheid van de bevordering van de Europese dimensie


Het rapport schat dat het culturele programma van Umeå in 2014 meer Europees van aard was dan het culturele aanbod van de stad in de jaren daarvoor. Het programma was gebaseerd op het overkoepelende concept van Umeå als de 'noordelijke kamer' in het 'Europese huis' en als een plaats waar de grens kan worden overschreden en langdurig kan worden samengewerkt binnen het Sápmi-gebied dat noordelijke delen van Finland, Noorwegen, Zweden en Rusland omvat. Binnen dit overkoepelende concept werden een aantal specifieke thema’s verkend, waaronder enkele die verband houden met de cultuur, het gebied en de identiteit van de Samische bevolking, de inheemse bevolking van Noord-Scandinavië. Het culturele programma dat opgebouwd was rond de acht seizoenen van de Samische kalender, verkende en belichtte de Samische cultuur in al haar vormen, bijvoorbeeld rotstekeningen, muziek, ambachten en klederdracht.

Bovendien kon Umeå dankzij de titel 'Culturele Hoofdstad van Europa' de Europese — en internationale — dimensie van zijn culturele aanbod uitbreiden via samenwerking met een aantal internationale artiesten, die werden uitgenodigd of opdracht kregen evenementen, werken en tentoonstellingen te produceren of te coproduceren. In totaal werd in 195 projecten op een of andere manier samengewerkt met kunstenaars of andere culturele instellingen uit andere (hoofdzakelijk Europese) landen.

Ten slotte heeft Umeå 2014 volgens de evaluator zijn voordeel gedaan met de titel 'Culturele Hoofdstad van Europa'. Ondanks het feit dat de stad vrij geïsoleerd ligt in het hoge noorden heeft zij inspanningen geleverd om het Europese publiek warm te maken voor de stad en zichzelf 'op de kaart' te zetten dankzij haar marketing- en communicatieacties. In dit verband wordt in het verslag gewag gemaakt van de positieve resultaten van de "Caught by [Umeå]"-ronde, waarbij vertegenwoordigers van de stad en haar culturele sector rechtstreeks in contact werden gebracht met het publiek in verschillende Europese steden vóór de start van het evenement om het publiek als het ware naar Umeå toe te trekken. Bovendien steeg in 2014 het aantal geboekte nachten in toeristische accommodatie met 24 % tegenover 2013.

Met betrekking tot Riga blijkt uit het verslag dat de Europese dimensie was terug te vinden in een groot aantal verschillende evenementen en activiteiten. Die omvatten projecten over gemeenschappelijke Europese thema’s — zoals die in verband met de Eerste Wereldoorlog of het vroegere KGB-gebouw — of de ondersteuning van uitwisselingen en andere mobiliteitsprogramma's vanuit verschillende lidstaten van de EU. In dit verband blijkt dat 40 % van alle projecten een internationale dimensie had, d.w.z. dat er buitenlanders (voor het merendeel Europeanen) betrokken waren bij de uitvoering van het project als uitvoerders, kunstenaars en organisatoren van evenementen.

Het evenement werd ook gezien als 'ontmoetingsplaats' voor internationale artiesten en een gelegenheid om samen te komen en samen te werken aan verschillende activiteiten.

Wat het vergroten van de internationale bekendheid van de stad betreft (een belangrijke doelstelling van het project), heeft Riga 2014 gemengde resultaten behaald. Het aantal buitenlandse toeristen dat Letland bezocht, nam toe met 18,9 % in de eerste helft van 2014 en 2 800 publicaties hebben het evenement in Riga vermeld (waarvan 98 % positief), maar blijkbaar kwam minder dan 2 % van het publiek uit het buitenland.

13.

4.5.Effectieve deelname van burgers en publieksbereik


In de evaluatie wordt gesteld dat een belangrijk aspect van de doeltreffendheid in beide steden te maken had met de rol die het project heeft gespeeld in het vergroten van de aantrekkingskracht en het bereik van cultuur in de gemeenschappen en buurten die niet zouden zijn bereikt zonder het bestaan van dit evenement.

Beide programma's waren in dat verband zeer proactief en hebben hard gewerkt om cultuur te bieden voor een breed scala aan verschillende doelgroepen, in voorstellingen en activiteiten die kunnen worden aangemerkt als populair, alternatief of innovatief. Respectievelijk 71 % en 76 % van de bewoners in Umeå en Riga hebben een evenement bijgewoond, terwijl in totaal 1,6 miljoen mensen deelnamen aan activiteiten in het kader van de Culturele Hoofdstad van Europa in de Letse hoofdstad. De initiatiefnemers van de projecten werden aangemoedigd om zich te richten op ondervertegenwoordigde groepen. Vele activiteiten vonden plaats in niet-traditionele omgevingen buiten het stadscentrum en er werden duidelijke richtlijnen gegeven (onder meer tijdens workshops of in de vorm van richtsnoeren) over de beste manier om deelname te verruimen.

Voorts waren de ontwikkelingsregelingen in beide steden inclusief en transparant: de procedures voor het indienen van projectvoorstellen waren open en 'bottom-up', zodat de projecten eerder van culturele dan van strategische actoren kwamen. De bovengenoemde 'open source'-aanpak in Umeå is een zeer doeltreffend instrument gebleken om de lokale culturele sector en een groot deel van de bevolking aanzienlijke mogelijkheden te bieden om het culturele programma vorm te geven en uit te voeren op een wijze die zowel authentiek als geloofwaardig was. Volgens de evaluator is deze benadering echter enkel geschikt voor steden die openstaan voor cocreatie en voor internationale samenwerking en waar ook sprake is van een klimaat van vertrouwen en een traditie van consensus.

Het verslag stelt dat Riga 2014 er goed in is geslaagd de activiteiten en de voordelen van zijn culturele programma te verspreiden over de stad en bij een aantal inwoners en buurten die van oudsher weinig cultureel aanbod hebben. Een volledig onderdeel van het programma ("Road Map") was gewijd aan interactie met organisaties en personen in deze buurten. De wijze waarop dergelijke groeperingen werden betrokken en mee mochten werken aan de vormgeving en uitvoering van het culturele programma en er ook mee van konden genieten, was volgens de evaluator een belangrijk succes. Het feit dat Riga 2014 heeft bijgedragen aan de bevordering van een bottom- upaanpak bij het ontwerp en de uitvoering van het programma 'Culturele Hoofdstad' in een land met een vrij basale benadering van gemeenschapsontwikkeling beschouwt het verslag als een zeer positieve verwezenlijking.

14.

4.6.Doeltreffendheid bij de verwezenlijking van effecten in verband met de economische en stadsontwikkeling en het toerisme


Volgens de evaluatie is het moeilijker om de algehele effecten van het evenement op de stad vast te stellen.

Wat Umeå betreft, concludeert het verslag echter dat het succesvol organiseren van het project te danken is aan de ambities van de lokale belanghebbenden om hun stad op een creatieve wijze te hertekenen tot een centrum van groei en een culturele bestemming. Uit de door de evaluator verzamelde gegevens blijkt dat het evenement 'Culturele Hoofdstad van Europa' een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de verwezenlijking van die ambitie, met name door de stimulans te bieden voor een aantal belangrijke investeringen in de culturele infrastructuur en voor het genereren van internationale belangstelling voor de stad.

Hoewel Umeå 2014 enorm belangrijk is geweest voor de stad en haar ontwikkeling, is een belangrijk deel van het succes ervan te danken aan een bredere strategie voor stedelijke ontwikkeling. Umeå 2014 was noch de katalysator voor de ontwikkeling van de stad, noch het eindpunt. Het culturele aanbod van de stad in zijn huidige vorm weerspiegelt verscheidene decennia van groei en met name de uitbreiding van de universiteit en van bedrijfstakken die daarvan afhankelijk zijn.

In Riga was het belangrijkste aandachtspunt van het evenement duidelijk de 'culturele' inhoud van het programma, eerder dan de verbetering van de infrastructuur of andere fysieke ontwikkelingen die verband houden met cultuur of het publieke domein. Dit betekende dat het programma soms minder werd gezien als drijvende kracht voor fysieke verbeteringen in de stad. Sommigen waren ook van mening dat er geen duidelijk materieel symbool van Riga 2014 was dat mensen konden associëren met het jaar van de cultuur, tijdens of na 2014. Dit gebrek aan een centraal tastbaar 'logo' van het jaar werd door sommigen gezien als een gebrek aan duidelijke 'impact' van de Culturele Hoofdstad. Het lijkt er echter op dat de culturele actoren in de stad dankzij het project cultuur stevig op de kaart hebben kunnen zetten.

15.

4.7.Duurzaamheid


In de evaluatie wordt erop gewezen dat uit bepaalde aspecten van de benadering van beide steden is gebleken dat ze rekening hebben gehouden met duurzaamheid. Hoewel denken rond een blijvend resultaat was vastgesteld in het eerste stadium van het project in elke stad, is dit niet tot uiting gekomen in een sterk resultaat op de langere termijn of een duurzaamheidsplan voor de instandhouding van het culturele aanbod ook na het titeljaar. Het wekt geen verbazing dat een gebrek aan financiering tot behoud van enkele van de belangrijkste aspecten van het culturele programma voor 2014 werd aangemerkt als het belangrijkste obstakel voor duurzaamheid.

Ondanks het bovenstaande is duidelijk gebleken dat cultuur nu hoger op de beleidsagenda staat in beide steden als gevolg van dit evenement. Het evenement heeft er inderdaad voor gezorgd dat beide steden het belang en de voordelen van cultuur onder de aandacht hebben kunnen brengen op een niveau dat zij niet zouden hebben bereikt zonder de status van Culturele Hoofdstad.

Umeå 2014 werd gezien als een onderdeel van een bredere strategie voor stedelijke ontwikkeling, waarin cultuur een cruciaal element is. De stad gaat door met haar tienjarenstrategie voor cultuur voor de periode 2010-2020 die zal worden bijgewerkt aan de hand van de ervaringen die zijn opgedaan tijdens het jaar van het evenement. De uitgaven per inwoner voor cultuur zullen naar verwachting blijven toenemen en ongeveer het dubbele blijven van het gemiddelde van alle Zweedse gemeenten.

In Riga is cultuur nu opgenomen in het onlangs opgestelde stedelijke ontwikkelingsplan. Dat plan bevat prioriteiten als het stimuleren van een 'creatieve en Europese stad met een kwalitatief hoogstaand cultureel leven' of het bevorderen van 'de toegang tot cultuur en de actieve bevordering van de creativiteit van de inwoners en de participatie van het publiek'.

Voorts heeft het evenement in Umeå geleid tot verbeteringen in de culturele infrastructuur. Die vormen een zeer belangrijk resultaat na 2014 aangezien organisaties, inwoners en bezoekers in de komende jaren zullen kunnen beschikken over nieuwe en verbeterde gebouwen. Riga heeft dan wel verbeteringen in de culturele infrastructuur gekend — en die zullen nog doorgaan — , deze houden minder verband met het programma 'Culturele Hoofdstad' omdat zij — in de meeste gevallen — niet op tijd klaar waren om te worden gebruikt gedurende het jaar zelf.

Ook lijdt het geen twijfel dat zowel Umeå als Riga, net als andere eerdere Culturele Hoofdsteden, een heel scala aan nieuwe relaties en netwerken op stedelijk, nationaal en internationaal niveau hebben opgebouwd die in de toekomst zullen worden voortgezet.

Ten slotte vormen de toegenomen capaciteiten van culturele actoren in beide steden, die volgens hen het gevolg zijn van hun betrokkenheid bij de uitvoering van de verschillende projecten, misschien wel het grootste aspect van duurzaamheid. Een belangrijk voordeel van het evenement in het algemeen dat bovendien leidt tot maximale duurzaamheid, heeft te maken met nieuwe vaardigheden, ervaring, verwezenlijkingen en kennis die wordt aangetroffen in de stad als gevolg van de planning en de uitvoering van een belangrijk cultuurjaar.

16.

5. Voornaamste aanbevelingen van de externe evaluatie en conclusies van de Commissie


De Commissie leidt uit dit verslag af dat de actie 'Culturele Hoofdstad van Europa' niet alleen zeer relevant blijft op EU-niveau maar ook zeer wordt gewaardeerd door het gastland. De actie levert uitgebreide culturele programma's op met positieve resultaten en effecten die echter nog niet volledig kunnen worden beoordeeld. Enkel longitudinale evaluaties door de gaststeden zelf — zoals vermeld in punt 3.2 — zouden wat dat betreft een duidelijker beeld kunnen geven.

Ook concludeert de Commissie dat de door de twee organiserende steden in 2014 uitgevoerde programma's innovatief waren en overeenstemden met de doelstellingen van de actie; zij weerspiegelden de Europese dimensie, hebben veel plaatselijke bewoners en belanghebbenden bij het project betrokken, zij brachten cultuur tot bij een nieuw publiek (door middel van specifieke instrumenten en strategieën), wekten de interesse van het buitenland (zij het minder dan verwacht in Riga) en de programma's zullen waarschijnlijk blijvend resultaat hebben (zelfs wanneer formele duurzaamheidsplannen ontbreken). Om echter het effect van het programma te kunnen bevestigen, zou een meer diepgaande beoordeling van de geproduceerde baten en de gemaakte kosten nuttig zijn. Het is nu de verantwoordelijkheid van beide steden om te investeren in onderzoek om meer inzicht te krijgen in de manier waarop culturele, sociale en economische voordelen zijn geoptimaliseerd en om te kunnen aantonen wat het effect van het jaar van het evenement voor de ontwikkeling van de stad is geweest, zodat de ingezette overheidsmiddelen kunnen worden gerechtvaardigd.

In het verslag wordt ingegaan op een aantal aanbevelingen die naar voren komen uit de overwegingen van de evaluator van beide Culturele Hoofdsteden van 2014. Deze aanbevelingen zijn vooral nuttig voor en daarom gericht aan de toekomstige Culturele Hoofdsteden bij het opstellen en uitvoeren van hun programma's: de noodzaak van politieke steun op stedelijk en nationaal niveau om stabiliteit te verkrijgen; de noodzaak om in een vroeg stadium van de ontwikkelingsfase een stabiel en doeltreffend team samen te stellen; de noodzaak om verder te gaan dan cultuur en de actie 'Culturele Hoofdstad van Europa' te verbinden met andere aspecten van de strategie van de stad, als ondernemerschap, sociale inclusie en fysieke ontwikkeling; de noodzaak voor de titelhouders om gegevens over de 'impact' te genereren, zoals bezoekersaantallen, besteding door de bezoekers, tevredenheid en bredere economische gevolgen; de noodzaak om zich actief in te zetten voor een bredere deelname aan cultuur door middel van specifieke strategieën en de noodzaak om plannen voor de langere termijn te ontwikkelen voor het culturele aanbod na het titeljaar. Ten slotte beveelt het verslag de Commissie aan een compendium te ontwikkelen van alle aanbevelingen uit de huidige en toekomstige evaluaties van de Culturele Hoofdsteden en dat ter beschikking te stellen van kandidaat-steden voor de titel om hen te helpen lessen te trekken uit het verleden en uit goede praktijken.

De Commissie erkent het belang van al deze aanbevelingen en volgt de suggestie van de evaluatoren om een compendium op te stellen.

(1)

PB L 304 van 3.11.2006, blz. 1.

(2)

ec.europa.eu/programmes/creative-europe/actions

(3)

Resolutie van de ministers, verantwoordelijk voor culturele aangelegenheden, in het kader van de Raad bijeen, van 13 juni 1985 betreffende het jaarlijks evenement 'Cultuurstad van Europa' (85/C 153/02); eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:1985:153:0002:0003:NL:PDF

(4)

Besluit 1419/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement 'Culturele Hoofdstad van Europa' voor het tijdvak 2005 tot 2019 (PB L 166 van 1.7.1999, blz.

1). Dat besluit werd gewijzigd bij Besluit nr. 649/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 117 van 4.5.2005, blz. 20).

(5)

Nadere informatie: ec.europa.eu/programmes/creative-europe/actions


(6)

Alle preselectie-, selectie- en toezichtverslagen van de jury zijn beschikbaar op de volgende webpagina: ec.europa.eu/programmes/creative-europe/actions

(7)

ec.europa.eu/smart-regulation/guidelines

(8)

Zie SWD (2012) 226 final, punt 2.4.4.

(9)

Besluit nr. 445/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van een actie van de Unie voor het evenement 'Culturele hoofdsteden van Europa' voor de periode 2020 tot 2033 en tot intrekking van Besluit nr. 1622/2006/EG (PB L 132 van 3.5.2014, blz. 1).

(10)

Het tellen van het aantal activiteiten van een Culturele Hoofdstad van Europa is niet gemakkelijk. De ene Culturele Hoofdstad beschouwt bijvoorbeeld een festival als één activiteit, terwijl een andere de activiteiten van het festival afzonderlijk telt.