Toelichting bij JOIN(2016)4 - Sluiting van een overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking met de Andesgemeenschap en haar lidstaten (Bolivia, Colombia, Ecuador, Peru en Venezuela)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bijgaand voorstel vormt het rechtsinstrument voor de sluiting van de overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Andesgemeenschap en haar lidstaten (Bolivia, Colombia, Ecuador, Peru en Venezuela), anderzijds (hierna de 'overeenkomst' genoemd).

Op 15 december 2003 is in Rome de overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de EU en de Andesgemeenschap ondertekend.

De overeenkomst is uitsluitend gericht op politieke dialoog en samenwerking en bevat geen handelsbepalingen. De belangrijkste doelstellingen van de overeenkomst zijn het versterken van de betrekkingen tussen de EU en de Andesgemeenschap door ontwikkeling van de politieke dialoog en de intensivering van de samenwerking, en het scheppen van de voorwaarden voor de totstandbrenging, op basis van de resultaten van het werkprogramma van Doha, van een haalbare en wederzijds tot voordeel strekkende associatieovereenkomst, die tevens een vrijhandelsovereenkomst omvat.

De overeenkomst institutionaliseert en versterkt de politieke dialoog, die tot dusver werd gevoerd op basis van een informele regeling, die bekendstaat als de verklaring van Rome (1996), en breidt de samenwerking uit tot nieuwe gebieden als mensenrechten, conflictpreventie, migratie en drugs- en terrorismebestrijding. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan samenwerking ter ondersteuning van het proces van regionale integratie in de Andesgemeenschap. Wanneer de overeenkomst, die voortbouwt op de Raamovereenkomst voor samenwerking van 1993 tussen de beide regio's en de verklaring van Rome, in werking treedt, komt zij daarvoor in de plaats.

Gezien het gemengde karakter van de overeenkomst moest deze door de lidstaten worden geratificeerd. In januari 2013 hadden de 15 EU-lidstaten die de overeenkomst hadden ondertekend en alle lidstaten van de Andesgemeenschap de overeenkomst ondertekend, met uitzondering van Venezuela dat in 2006 uit de Andesgemeenschap is gestapt.

Tot op heden is de overeenkomst niet ondertekend als gevolg van de interne politieke en institutionele crisis die de organisatie heeft doorgemaakt sinds het vertrek van Venezuela 2006. In 2011 is de Andesgemeenschap (CAN) begonnen met de uitvoering van een proces van structurele hervormingen om de kosteneffectiviteit en kostenefficiëntie te verhogen, de aandacht opnieuw te richten op handel en economische integratie, de interconnectie van elektriciteitsnetten en de sociale aspecten van integratie (vrij verkeer van personen, bevordering van de identiteit van de Andesgemeenschap). Voorts heeft de Andesgemeenschap gestreefd naar een grotere convergentie en complementariteit met andere regionale organisaties en in het bijzonder met de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties (UZAN). In 2013 heeft de EU een multilaterale vrijhandelsovereenkomst ondertekend met Colombia en Peru, die onlangs is uitgebreid tot Ecuador. Met de sluiting van de overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking voorziet de EU in een aanvulling op de meerpartijenovereenkomst alsook in een kader voor een regionale beleidsdialoog op gebieden van wederzijds belang. In de overeenkomst is in artikel 49 ook een overnameclausule opgenomen die van belang is in het kader van de overeenkomsten over de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf, die de Commissie met Colombia heeft ondertekend en in de loop van de komende maanden met Peru zal ondertekenen.

Met het oog op de inwerkingtreding van de overeenkomst moet de sluiting namens de Europese Unie worden voltooid.

Als gevolg van de uitbreidingen die na de ondertekening van de overeenkomst hebben plaatsgevonden, moet een protocol worden vastgesteld om rekening te houden met de toetreding tot de Europese Unie van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek op 1 mei 2004, van de Republiek Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007, en van de Republiek Kroatië op 1 juli 2013.

De Commissie wijst erop dat volgende verklaring van de Commissie en de Raad van de Europese Unie over de clausule betreffende de definitie van de partijen (artikel 53) in de overeenkomst is opgenomen:

"De bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, binden het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen, en niet als deel van de Europese Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk respectievelijk Ierland (al naar gelang van het geval) de Andesgemeenschap ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk respectievelijk Ierland is gebonden als deel van de Europese Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die Verdragen is gehecht." Aangezien het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst niet is gebaseerd op enige rechtsgrondslag van Titel V van Deel III van het VWEU, is de Commissie van oordeel dat de eenzijdige verklaring waarvan sprake overbodig is geworden. De Commissie meent daarom dat bij de vaststelling van het besluit van de Raad betreffende de sluiting de Raad en de Commissie de volgende gezamenlijke verklaring moeten afleggen:

"De Raad en de Commissie merken op dat het besluit tot sluiting van de overeenkomst wordt vastgesteld op basis van artikel 207 en artikel 209 VWEU en niet "krachtens Titel V van Deel III van het VWEU." Derhalve is de unilaterale verklaring van de Commissie en de Raad van de Europese Unie over de clausule betreffende de definitie van de partijen (artikel 53) bij de ondertekening van de overeenkomst zonder voorwerp geworden."