Toelichting bij COM(2016)67 - Toekenning van verdere macrofinanciële bijstand aan Tunesië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Parallel aan een langdurig en fragiel politiek overgangsproces sinds de revolutie van 2011 heeft de Tunesische economie te kampen gehad met aanhoudende binnenlandse onrust, instabiliteit in de regio (onder meer door de conflicten in Libië) en een somber internationaal klimaat (met name in de eurozone). Deze ongunstige ontwikkelingen verzwakten de groeiprestaties aanzienlijk, alsook de begrotingssituatie en de betalingsbalans. In 2015 werden de groeiprojecties, grotendeels door het negatieve economische effect van terroristische aanslagen (met name op het toerisme, de vervoerssector en investeringen) en door productieverstoringen ten gevolge van sociale onrust, beduidend naar beneden bijgesteld, terwijl de situatie een negatieve invloed heeft op een reeds kwetsbare betalingsbalans en begrotingssituatie, hetgeen aanzienlijke financieringsbehoeften creëert.

Tegelijkertijd is het land belangrijke stappen blijven zetten in de richting van consolidatie van democratische mechanismen, onder meer door de goedkeuring van een nieuwe grondwet in januari 2014, hoewel de politieke overgang niet zonder moeilijkheden en perioden van instabiliteit verloopt.

Midden april 2013 bereikte Tunesië overeenstemming met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) over een stand-by-overeenkomst van 24 maanden voor een bedrag van 1,75 miljard USD, die in juni 2013 door de raad van bestuur van het IMF werd goedgekeurd en vervolgens tot december 2015 werd verlengd. In augustus 2013 verzocht het land ook om aanvullende macrofinanciële bijstand van de EU. De Europese Commissie heeft naar aanleiding daarvan in december 2013 macrofinanciële bijstand ten bedrage van 250 miljoen EUR in de vorm van leningen voorgesteld, die de medewetgevers tot 300 miljoen EUR verhoogden en in mei 2014 goedkeurden. Het memorandum van overeenstemming waarin de beleidsvoorwaarden voor die lening werden vastgelegd, trad in werking in maart 2015.

Nadat de zesde evaluatie van het IMF-programma in september 2015 was afgerond, heeft Tunesië het IMF verzocht om een vervolgregeling, waarschijnlijk met een looptijd van vier jaar. De onderhandelingen over het nieuwe IMF-programma zijn nog aan de gang, maar verwacht wordt dat het in het voorjaar van 2016 ter goedkeuring aan de raad van bestuur van het IMF zal worden voorgelegd. De eerste macrofinanciële bijstand is op schema, ondanks enkele vertragingen in de uitvoering. De eerste tranche werd uitbetaald op 7 mei 2015 en omdat Tunesië heeft voldaan aan de voorwaarden die met de EU in het memorandum van overeenstemming zijn overeengekomen, werd de tweede tranche uitbetaald op 1 december 2015. De derde en laatste tranche zal naar verwachting in het tweede kwartaal van 2016 worden uitbetaald, mits aan de voorwaarden van het memorandum van overeenstemming voldaan is.

In deze context heeft de Tunesische premier in een brief aan voorzitter Juncker van augustus 2015 de EU verzocht om een tweede macrofinanciële bijstand ten bedrage van 500 miljoen EUR, die het vervolgprogramma van de IMF zou vergezellen; dit verzoek is in december herhaald in een brief van de minister van Ontwikkelingssamenwerking en Investering. In het licht van het sterke effect dat de veiligheidssituatie op de economie en de externe financieringsbehoeften van Tunesië heeft in een periode van consolidatie van de politieke overgang, en na een bijgestelde beoordeling van de externe financieringsbehoeften die in samenspraak met het IMF is verricht, dient de Europese Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in om de Republiek Tunesië een tweede macrofinanciële bijstand ten bedrage van ten hoogste 500 miljoen EUR toe te kennen, in de vorm van leningen op middellange termijn. Het voorgestelde bedrag is ook afgestemd op de verwachte omvang van het IMF-programma, de aanzienlijke risico's die de Tunesische economie loopt en het feit dat de EU vastbesloten is om de politieke en economische overgang van Tunesië te ondersteunen.

De voorgestelde nieuwe macrofinanciële bijstand zou Tunesië helpen om een deel van zijn resterende externe financieringsbehoeften te lenigen, die in het kader van het nieuwe IMF-programma voor de periode 2016-2017 op ongeveer 2,9 miljard USD worden geraamd. De macrofinanciële bijstand zou de economie op korte termijn minder kwetsbaar maken wat de betalingsbalans en de begroting betreft, en tegelijkertijd gecoördineerd zijn met de aanpassings- en hervormingsprogramma's die met het IMF en de Wereldbank moeten worden overeengekomen, alsook met de hervormingen die zijn afgesproken in het kader van de EU-maatregelen ter ondersteuning van de begroting, met name het programma ter ondersteuning van het herstel (programme d’appui à la relance, hierna 'PAR' genoemd). De voorgestelde tweede macrofinanciële bijstand strookt met de hoofdlijnen van het Europees nabuurschapsbeleid en met de inspanningen van de internationale gemeenschap, waaronder het Deauville-partnerschapsinitiatief van de G-7, om Tunesië in deze moeilijke tijden bij te staan.

In deze context, en zoals uitgelegd in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat dit voorstel vergezelt, is de Commissie van mening, mede op basis van de beoordeling van de politieke situatie die door de Europese Dienst voor extern optreden is verricht, dat aan de politieke en economische randvoorwaarden voor een macrofinanciële bijstand van de voorgestelde omvang en aard is voldaan.

Algemene context



Na twee jaar van stabiele maar lage bbp-groei (2,3 % zowel in 2013 als in 2014) is in het kader van het IMF-programma de groei voor 2015 naar beneden bijgesteld tot 0,5 %, terwijl de prognose aan het begin van het jaar nog 3 % bedroeg. De economie van Tunesië heeft een sterke terugval geleden, voornamelijk ten gevolge van de terroristische aanslagen van 2015, waardoor belangrijke economische sectoren zijn getroffen. Het negatieve effect van de aanslagen op het toerisme (dat ongeveer 7 % van het bbp bijdraagt en goed is voor ongeveer 15 % van de beroepsbevolking) en de vervoerssector (die ook ongeveer 7 % van het bbp bijdraagt, waarvan 20 % van toeristische reizen afhangt), en op het vertrouwen van buitenlandse investeerders, heeft samen met verstoringen in de fosfaatproductie, de vervoers- en andere sectoren (werkonderbrekingen en stakingen) tot die neerwaartse bijstelling bijgedragen. De Tunesische autoriteiten en het IMF verwachten dat de groei in 2016 zal aantrekken als er zich geen bijkomende schokken voordoen, mede dankzij een traag herstel van het toerisme en een normalisatie van de binnenlandse productie. Niettemin bestaan er voor dit basisscenario grote neerwaartse risico's.

Deze lage groeipercentages zullen hoe dan ook niet volstaan om een beduidend verschil te maken voor de werkloosheid, die hoog blijft op 15 % en vooral hoog is bij de jongeren en hoogopgeleiden (meer dan 30 %) en bij de vrouwen (21,6 %). Voorts is de werkgelegenheid in de informele economie nog altijd goed voor ongeveer 50 % van de beroepsbevolking tussen 15 en 24 jaar.

De inflatie bedroeg in 2014 gemiddeld 5,5 % en vertoont een dalende tendens, gelet op de dalende internationale grondstoffenprijzen, de stabiele binnenlandse voedselproductie, de verzwakking van de binnenlandse vraag en een voorzichtig monetair beleid. De nominale inflatie zal in 2015 naar verwachting tot een gemiddelde van 4,9 % verminderen en de komende vijf jaar op ongeveer 4 % blijven.

Na het monetair beleid tussen 2012 en midden 2014 te hebben aangescherpt naar aanleiding van de inflatiedruk en de verslechtering van de externe balans en de begrotingssituatie, heeft de centrale bank haar referentierentevoet voorbije oktober met 50 basispunten verminderd (tot 4,25 %) om de wankelende bbp-groep bij vertragende inflatie op basis van de consumentenprijsindex aan te zwengelen.

Wat de overheidsfinanciën betreft, heeft Tunesië in 2014 een bepaalde mate van begrotingsconsolidatie bereikt, aangezien het structurele begrotingssaldo (waarin met name bankherkapitalisatiekosten en andere eenmalige maatregelen uitgesloten zijn) daalde van 5,1 % van het bbp in 2013 tot 4,2 % van het bbp in 2014. In 2015 zal het structurele tekort naar verwachting echter stijgen tot 4,7 % van het bbp, grotendeels door uitgavenmaatregelen die in de nasleep van de terroristische aanslagen zijn genomen, en dit ondanks de besparingen op de uitgaven die het gevolg zijn van het feit de olieprijzen lager uitvallen dan verwacht. De begrotingswet van 2016 voorziet in een vermindering van het structurele tekort tot 4,2 % van het bbp, die grotendeels moet worden bereikt door een stijging van de inkomsten (ten dele door de invoering van een btw) en lagere uitgaven voor subsidies (grotendeels op grond van de aannamen van een lagere internationale olieprijs en een stabiele wisselkoers). De geplande aanwerving van ongeveer 15 000 extra ambtenaren (voornamelijk voor de sectoren defensie en veiligheid) zal de loonkost echter doen stijgen.

Ondertussen is de overheidsschuld blijven stijgen tot 50 % van het bbp in 2014; tegen eind 2018 zal hij naar verwachting oplopen tot 61 % van het bbp voordat de tendens begint om te buigen. De komende twee jaar is er trouwens een aanzienlijke verhoging van de aflossingen van de overheidsschuld gepland (van ongeveer 600 miljoen USD in 2015 tot meer dan 1,4 miljard USD in 2017 en bijna 1,2 miljard USD in 2018).

Wat de betalingsbalans betreft, is het tekort op de lopende rekening in 2014 groter geworden: 8,9 % van het bbp in vergelijking met 8,3 % van het bbp in 2013. Naar verwachting zal het in 2015 op een onhoudbaar hoog niveau blijven, ondanks de daling van de olieprijzen, de zwakkere binnenlandse economische activiteit en betere uitvoerprestaties. De negatieve effecten van de terroristische aanslag in Sousse op het toerisme zullen naar verwachting het tekort op de lopende rekening extra onder druk zetten en het tekort opnieuw naar 8,8 % van het bbp opdrijven. Ook de instroom van particulier kapitaal in Tunesië is verzwakt sinds 2011, wat ertoe bijdraagt dat de betalingsbalans kwetsbaar is. De netto buitenlandse directe investeringen, die in de periode 2005-2010 gemiddeld ongeveer 5 % van het bbp bedroegen, zijn de voorbije twee jaar gedaald tot net iets meer dan 2 % van het bbp.

Door het grote tekort op de lopende rekening en de zwakkere kapitaalinstroom heeft Tunesië in toenemende mate een beroep moeten doen op officiële financiële instroom. Daarnaast heeft Tunesië in 2015 een deel van zijn externe financieringstekort kunnen dekken door de uitgifte in januari 2015 van een euro-obligatie van 1 miljard USD met een looptijd van tien jaar tegen 5,75 %, waarop internationale beleggers overintekenden, ook al was er geen staatsgarantie van een buitenlandse donor.

De officiële deviezenreserves beliepen eind 2014 7,7 miljard USD, hetzij het equivalent van amper drie maanden invoer, terwijl het IMF-programma in een initieel streefdoel van 9,0 miljard USD voorzag. Door de internationale obligatie van 1 miljard USD die in januari 2015 werd uitgegeven, steeg het niveau van de reserve, maar tegen eind oktober waren de reserves weer gezakt tot ongeveer 6,5 miljard USD, hetzij net onder vier maanden invoer, omdat het toerisme terugviel in de nasleep van de terroristische aanslagen. Het niveau van de reserve eind 2015 is nu naar verwachting 7,5 miljard EUR. Dit is ruim onder het bedrag van 8,2 miljard USD dat het IMF voor het einde van het jaar had geraamd in het kader van de zesde evaluatie van het programma (die in september 2015 werd afgerond) en moet worden vergeleken met het streefdoel van een reserve van 10,1 miljard USD in het kader van het oorspronkelijke programma.

De buitenlandse schuld steeg van 48 % van het bbp in 2011 tot een geraamde 56,2 % van het bbp in 2014 en zal naar verwachting een piek bereiken van 72,3 % van het bbp in 2018 voordat deze tendens begint om te buigen. De overheidsratings van Tunesië zijn sinds 2011 verschillende keren verlaagd, de laatste keer in 2014 (van Ba2 tot Ba3 door Moody's en van BB tot BB- door Standard & Poor's).

Tunesië blijft voor aanzienlijke problemen staan op het gebied van structurele hervorming. Hoewel het land in de periode 2000-2010 een periode van betrekkelijk hoge economische groei per hoofd van de bevolking kende (een van de hoogste bij de olie-importeurs in de regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika), blijft het kampen met een aantal structurele gebreken. Het hangt in buitensporige mate af van een uitvoergerichte industrie met een lage toegevoegde waarde die nabij de kustlijn is gevestigd, wat bijdraagt tot een onevenwichtig patroon van regionale ontwikkeling, en lijdt onder starre arbeidsmarkten en discrepanties tussen de gevraagde en de aangeboden vaardigheden, wat bijdraagt tot hoge werkloosheid, vooral bij de jongeren. In combinatie met het feit dat de transparantie en de economische governance als zwak worden gepercipieerd, heeft het groeimodel geleid tot een oneerlijke verdeling van de economische voordelen over de bevolking.

Globaal genomen blijft de vooruitgang van de hervormingen beperkt, hoewel de recente positieve dynamiek bemoedigend is en de regering zich blijft inzetten om op een positief hervormingstraject te blijven. Het grootste deel van de grondslagen voor sommige belangrijke hervormingen (met name van het belastingbeleid en de belastingdiensten, verbetering van het ondernemings- en investeringsklimaat en van de financiële sector) is gelegd, wat de weg zou moeten effenen voor het doorvoeren van diepgaandere hervormingen. Om andere hervormingen door te voeren, zullen er nog verdere tussenstappen, sterke politieke wil en steun nodig zijn (bijvoorbeeld de hervorming van de prijssubsidies en de verbetering van het sociale vangnet).

Zoals gezegd heeft de raad van bestuur van het IMF op 7 juni 2013 zijn goedkeuring gehecht aan een tweejarige stand-by-overeenkomst voor een bedrag van 1,75 miljard USD (400 % van het quotum van Tunesië), die vervolgens tot december 2015 werd verlengd. Tunesië heeft het IMF verzocht om een vervolgregeling, die naar verwachting een looptijd van vier jaar zal hebben en wellicht door een uitgebreide financieringsfaciliteit zal worden ondersteund. Het programma, waarover nog wordt onderhandeld, zal naar verwachting in het voorjaar van 2016 ter goedkeuring aan de raad van bestuur van het IMF worden voorgelegd. Hoewel het definitieve bedrag nog moet worden vastgesteld, zal het naar verwachting hoger zijn dan de huidige stand-by-overeenkomst.

De herziene projecties die in november door het IMF werden opgesteld, wijzen op aanzienlijke betalingsbalansbehoeften voor de periode 2016-2017, omdat het totale externe financieringstekort op 5,1 miljard USD wordt geraamd (2,7 miljard USD in 2016 en 2,4 miljard USD in 2017). Dit financieringstekort kan grotendeels aan drie factoren worden toegeschreven: een aanhoudend groot tekort op de lopende rekening, het feit dat de deviezenreserve in de periode 2016-2017 moet worden opgebouwd, en de verwachte grote schuldaflossingen, vooral voor 2017. De voorgestelde nieuwe macrofinanciële bijstand van 500 miljoen EUR zou 19,2 % van het geraamde resterende financieringstekort dekken.

Tunesië heeft in het verleden ook de financiële steun genoten van een aantal bilaterale donoren (met name van de VS en Japan, maar ook van Algerije), alsook van andere multilaterale donoren (met name van de Wereldbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank), die in de komende periode wellicht aanvullende middelen zullen bijdragen. Van de bijstand die door de EU wordt verstrekt, zorgt de eerste macrofinanciële bijstand van 300 miljoen EUR, die met succes wordt uitgevoerd, voor de broodnodige financiële steun om belangrijke hervormingen te kunnen doorvoeren.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Besluit nr. 534/2014/EU waarbij een eerste macrofinanciële bijstand ten bedrage van 300 miljoen EUR aan de Republiek Tunesië werd verstrekt, werd op 15 mei 2014 vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad 1 .

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



De EU wil nauwe banden met Tunesië aanknopen en de economische en politieke hervormingen in het land ondersteunen. In 1995 werd Tunesië het eerste land in het zuidelijke Middellandse Zeegebied dat een associatieovereenkomst met de EU ondertekende. Deze overeenkomst, die in 1998 in werking trad, blijft de rechtsgrondslag voor bilaterale samenwerking vormen. De bilaterale betrekkingen zijn verder versterkt in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) van de EU, mede via de aanneming van vijfjarige ENB-actieplannen waarin strategische doelstellingen voor deze samenwerking worden vastgelegd. Het meest recente actieplan heeft betrekking op de periode 2013-2017. Daarnaast is het land lid van de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Ook de economische banden met de EU zijn belangrijk. Tunesië heeft in 2008 de laatste hand gelegd aan de afschaffing van de tarieven voor industrieproducten, waarmee het het eerste mediterrane land was dat een vrijhandelsovereenkomst met de EU sloot. Tunesië is het buurland dat het grootste deel van zijn handel met de EU voert. In 2014 was de EU goed voor 64,7 % van de invoer en 72,5 % van de uitvoer van Tunesië. Tunesië is ook sterk afhankelijk van de EU wat buitenlandse directe investeringen en andere financiële stromen, geldovermakingen door emigranten en toerisme-inkomsten betreft. De EU en Tunesië zijn in oktober 2015 formeel onderhandelingen gestart over een diepe en brede vrijhandelsruimte, met de bedoeling Tunesië volledige toegang te verlenen tot de eengemaakte markt van de EU.

De macrofinanciële bijstand van de EU zou fungeren als aanvulling op de subsidies die in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument en het overkoepelende programma worden verleend, en met name op de voorwaarden die zijn gesteld in het kader van de begrotingssteunpakketten PAR-IV en PAR-V die door de EU worden uitgevoerd. Door de Tunesische autoriteiten te ondersteunen bij de totstandbrenging van een passend kader om het macro-economische beleid te hervormen en structurele hervormingen door te voeren, zou de macrofinanciële bijstand van de EU de meerwaarde en de doeltreffendheid van het EU-optreden, onder meer via andere financiële instrumenten, versterken.

Sinds de Arabische lente heeft de EU bij verschillende gelegenheden de toezegging gedaan Tunesië te zullen steunen in zijn economische en politieke hervormingsproces. De EU heeft haar financiële steun in de vorm van subsidies verdubbeld, waardoor Tunesië tot dusver de grootste ontvanger van financiering in het kader van het Spring-programma en het overkoepelende programma is.

Hoewel de weg van Tunesië naar volledige democratie niet zonder moeilijkheden verloopt en er aanzienlijke onzekerheden blijven bestaan, heeft het land erg grote stappen op de weg naar politieke hervorming gezet. Er is ook een sterk en intenser wordend kader van bilaterale betrekkingen tussen de EU en Tunesië in het kader van de associatieovereenkomst, het Europees nabuurschapsbeleid en andere recente initiatieven.

In deze context wordt Tunesië geacht aan de politieke voorwaarden voor de toekenning van macrofinanciële bijstand aan derde landen te voldoen, met name eerbiediging van de democratie, mensenrechten en de rechtsstaat, en een land te zijn waarmee de EU nauwe politieke en economische betrekkingen onderhoudt. Het werkdocument van de diensten van de Commissie dat dit voorstel vergezelt, heeft als bijlage een gedetailleerde toetsing aan de politieke criteria voor macrofinanciële bijstand, die door de Europese Dienst voor extern optreden is opgesteld. Het voorstel voor macrofinanciële bijstand strookt met de toezegging van de EU om het economische en politieke overgangsproces van Tunesië te ondersteunen.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbende partijen



De macrofinanciële bijstand wordt verstrekt als integraal onderdeel van de internationale steun voor de economische stabilisatie van Tunesië. Bij het opstellen van dit voorstel voor macrofinanciële bijstand hebben de diensten van de Commissie overleg gepleegd met het IMF en de Wereldbank, die reeds omvangrijke financieringsprogramma's in het land hebben lopen en nieuwe programma's aan het voorbereiden zijn. De Commissie heeft het Economisch en Financieel Comité op 10 december 2015 geraadpleegd, dat zijn goedkeuring aan het voorstel heeft gehecht. De Commissie heeft ook regelmatig contact gehad met de Tunesische autoriteiten.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



In de loop van december 2013 hebben de diensten van de Commissie met bijstand van deskundigen een operationele beoordeling van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de financiële en administratieve procedures van Tunesië verricht. De resultaten, die grotendeels positief waren, werden in januari 2014 met de Tunesische autoriteiten en de EU-delegatie gedeeld voor verder werk op mogelijke gebieden die voor verbetering vatbaar zijn.

Effectbeoordeling



De macrofinanciële bijstand van de Unie is een uitzonderlijk noodinstrument om betalingsbalanscrises in derde landen aan te pakken. Dit voorstel voor macrofinanciële bijstand is dus vrijgesteld van het vereiste dat een effectbeoordeling wordt verricht overeenkomstig de richtsnoeren inzake betere regelgeving van de Commissie (SWD(2015) 111 def.), omdat het politiek noodzakelijk is dat in deze noodsituatie snel wordt gereageerd.

Meer algemeen zullen de macrofinanciële bijstand en het bijbehorende economische aanpassings- en hervormingsprogramma de financieringsbehoeften van Tunesië op korte termijn helpen verlichten en tegelijkertijd de beleidsmaatregelen ondersteunen die erop gericht zijn op middellange termijn de houdbaarheid van de betalingsbalans en van de begroting te versterken en de duurzame groei te verhogen, zoals met het IMF zal worden overeengekomen in het kader van het nieuwe programma. De macrofinanciële bijstand zal met name helpen het beheer van de overheidsfinanciën doelmatiger en transparanter te maken, en structurele hervormingen te bevorderen om uiteindelijk begrotingsconsolidatie en aanpassing van de betalingsbalans alsook de groei van productiviteit en werkgelegenheid te ondersteunen, en harmonisatie op het gebied van regelgeving en economische integratie met de EU bevorderen, onder meer in het kader van de overeenkomst inzake een diepe en brede vrijhandelsruimte waarover momenteel wordt onderhandeld.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)



De Europese Unie stelt Tunesië macrofinanciële bijstand voor een totaal maximumbedrag van 500 miljoen EUR beschikbaar in de vorm van een lening op middellange termijn. De bijstand zal bijdragen aan het lenigen van de resterende externe financieringsbehoeften van Tunesië in de periode 2016-2017, zoals de Commissie die op basis van de ramingen van het IMF heeft vastgesteld.

Het is de bedoeling dat de bijstand in drie leningstranches van respectievelijk 200 miljoen EUR, 150 miljoen EUR en 150 miljoen EUR wordt uitbetaald. De uitbetaling van de eerste tranche zal naar verwachting plaatsvinden midden 2016. De tweede tranche zou, afhankelijk van een aantal beleidsmaatregelen, in het vierde kwartaal van 2016 kunnen worden uitgekeerd. De derde en laatste tranche zou in de eerste helft van 2017 beschikbaar kunnen worden gesteld op voorwaarde dat de vereiste beleidsmaatregelen zijn genomen. De bijstand zal door de Commissie worden beheerd. Daarbij zijn met het Financieel Reglement strokende specifieke bepalingen ter preventie van fraude en andere onregelmatigheden van toepassing.

Zoals gebruikelijk bij het instrument van de macrofinanciële bijstand zouden de uitkeringen afhankelijk zijn van positieve programma-evaluaties uit hoofde van de nieuwe financiële regeling van het IMF. Daarnaast zouden de Commissie en de Tunesische autoriteiten specifieke structurele hervormingsmaatregelen moeten overeenkomen in een memorandum van overeenstemming. De Commissie zal vooral de klemtoon leggen op structurele hervormingen om het algemene macro-economische beheer en de voorwaarden voor duurzame groei te verbeteren (bv. de transparantie en doelmatigheid van het beheer van de overheidsfinanciën, begrotingshervormingen, hervormingen om het sociale vangnet te versterken, arbeidsmarkthervormingen en hervormingen om het regelgevingskader voor handel en investeringen te verbeteren). Deze hervormingsmaatregelen zouden de hervormingsagenda van de autoriteiten ondersteunen en een aanvulling vormen op de programma's die met het IMF, de Wereldbank en andere donoren zijn overeengekomen, en op de beleidsprogramma's die met de begrotingssteunmaatregelen van de EU gepaard gaan. Ze zouden stroken met de belangrijke prioriteiten voor economische hervorming die tussen de EU en Tunesië zijn overeengekomen in het kader van het gezamenlijke actieplan van het Europees nabuurschapsbeleid en andere strategische documenten. Ze zullen ook voortbouwen op de structurele hervormingen die in het kader van de eerste macrofinanciële bijstand zijn doorgevoerd.

Het besluit om de volledige macrofinanciële bijstand in de vorm van leningen te verstrekken, wordt gerechtvaardigd door het ontwikkelingsniveau (afgemeten aan het inkomen per hoofd van de bevolking) en de schuldindicatoren van Tunesië. Het is tevens in overeenstemming met de behandeling die Tunesië ten deel valt van de Wereldbank en het IMF. Tunesië komt immers niet in aanmerking voor financiering onder zachte voorwaarden van de International Development Association of van de uitgebreide kredietfaciliteit van het IMF.

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 212 VWEU.

Subsidiariteitsbeginsel



Het subsidiariteitsbeginsel is geëerbiedigd aangezien de doelstelling de macro-economische stabiliteit op korte termijn in Tunesië te herstellen, onvoldoende kan worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen en derhalve beter door de Europese Unie kan worden verwezenlijkt. De belangrijkste redenen zijn de budgettaire beperkingen op nationaal niveau en de behoefte aan krachtige donorcoördinatie om de omvang en de doeltreffendheid van de bijstand zo groot mogelijk te maken.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het beperkt zich tot het minimum dat vereist is om de doelstelling van macro-economische stabiliteit op korte termijn te verwezenlijken en gaat niet verder dan hetgeen voor dat doel nodig is.

Zoals de Commissie op basis van de ramingen van het IMF in het kader van de toekomstige regeling inzake de uitgebreide financieringsfaciliteit heeft berekend, komt het bedrag van de tweede macrofinanciële bijstand neer op 19,2 % van het resterende financieringstekort voor de periode 2016-2017. Dit strookt met de standaardregels inzake lastendeling voor macrofinanciële-bijstandsoperaties. Gezien de bijstand die door andere bilaterale en multilaterale donoren en crediteuren aan Tunesië is toegezegd, wordt dit als een passend niveau van lastendeling voor de EU beschouwd. Als met de niet-uitbetaalde derde tranche van de eerste macrofinanciële bijstand rekening wordt gehouden, komt de totale financiële bijstand van de eerste en de tweede macrofinanciële bijstand in de periode 2016-2017 overeen met 23,4 % van het geraamde financieringstekort.

Keuze van instrumenten



Projectfinanciering of technische bijstand zou niet geschikt of afdoende zijn voor de verwezenlijking van deze macro-economische doelstellingen. De belangrijkste meerwaarde van macrofinanciële bijstand in vergelijking met andere EU-instrumenten zou zijn dat hij de externe financiële druk verlicht en de totstandkoming van een stabiel macro-economisch kader faciliteert, onder meer door een houdbare betalingsbalans en begrotingssituatie en een passend kader voor structurele hervormingen te bevorderen. Door aan de totstandbrenging van een passend algemeen beleidskader bij te dragen, kan macrofinanciële bijstand de doeltreffendheid vergroten van de acties die in Tunesië in het kader van andere financiële instrumenten van de EU met een nauwere focus worden gefinancierd.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De geplande bijstand zou worden verstrekt in de vorm van een lening en worden gefinancierd met behulp van een lening die de Commissie namens de EU zal opnemen. De kosten van de bijstand voor de begroting zijn gelijk aan het bedrag van de voorziening dat uit begrotingsonderdeel 01 03 06 ("Voorziening van het Garantiefonds") in het Garantiefonds moet worden gestort en dat overeenstemt met 9 % van de uitbetaalde bedragen. In de veronderstelling dat de eerste en de tweede tranche van de lening ten belope van in totaal 350 miljoen EUR in 2016 zullen worden uitbetaald en de derde tranche van de lening ten belope van 150 miljoen EUR in 2017, zal de voorziening van het Garantiefonds overeenkomstig de regels waaraan het garantiefondsmechanisme onderworpen is, in de begrotingen voor 2018-2019 plaatsvinden. Op basis van de huidige projecties van het gebruik van begrotingsonderdeel 01 03 06 is de Commissie van oordeel dat de gevolgen voor de begroting van de operatie kunnen worden opgevangen.

5. FACULTATIEVE ELEMENTEN

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling



Het voorstel bevat een vervalbepaling. De voorgestelde macrofinanciële bijstand zou beschikbaar worden gesteld gedurende tweeënhalf jaar vanaf de eerste dag na de inwerkingtreding van het memorandum van overeenstemming.