Toelichting bij COM(2016)71 - Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Volgens het Verdrag betreffende de werking van de EU dienen de lidstaten hun economisch beleid en de bevordering van de werkgelegenheid te beschouwen als aangelegenheden van gemeenschappelijk belang en deze in het kader van de Raad te coördineren. In twee afzonderlijke artikelen van het Verdrag is bepaald dat de Raad globale richtsnoeren voor het economisch beleid (artikel 121) en richtsnoeren inzake werkgelegenheid (artikel 148) moet opstellen. Hierbij wordt erop gewezen dat de richtsnoeren inzake werkgelegenheid verenigbaar moeten zijn met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Gelet op deze rechtsgrondslag worden de richtsnoeren voor de werkgelegenheid en het economisch beleid gepresenteerd als twee afzonderlijke — maar intrinsiek met elkaar verbonden — rechtsinstrumenten:

– een aanbeveling van de Raad betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie — Deel I van de geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020;

– een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten — Deel II van de geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020.

De door deze rechtsinstrumenten uitgevoerde richtsnoeren vormen de geïntegreerde richtsnoeren voor de uitvoering van de Europa 2020-strategie. De werkgelegenheidsrichtsnoeren zijn op 5 oktober 2015 goedgekeurd en moeten, zoals vastgesteld in het goedkeuringsbesluit, alle aandacht richten op de uitvoering van het beleid.

De algemene doelstellingen en prioriteiten van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid blijven geldig. Krachtens artikel 148, lid 2, dient de geldigheid daarvan voor 2016 na raadpleging van het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en het Comité voor de werkgelegenheid bij een besluit van de Raad te worden bevestigd.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

n.v.t.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

PB L 268 van 15.10.2015, blz. 28.