Toelichting bij COM(2016)171 - Wijziging van Besluit 2015/1601 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1. Artikel 78, lid 3, van het Verdrag en de huidige tijdelijke herplaatsingsregelingen

Als onderdeel van het gemeenschappelijk asielbeleid voorziet artikel 78, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna “VWEU” genoemd) in een specifieke rechtsgrondslag voor optreden in noodsituaties. Op basis daarvan kan de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, voorlopige maatregelen vaststellen ten gunste van lidstaten die door een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een noodsituatie terechtkomen. De voorlopige maatregelen waarin artikel 78, lid 3, VWEU voorziet, hebben een uitzonderlijk karakter. Zij kunnen uitsluitend worden genomen wanneer de situatie met betrekking tot de asielstelsels van de lidstaten die met een grote toestroom van onderdanen van derde landen worden geconfronteerd, voldoende dringend en ernstig is.

Op grond van artikel 78, lid 3, VWEU heeft de Raad twee besluiten vastgesteld tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland. Op grond van Besluit (EU) 2015/1523 van de Raad 1 moeten 40 000 verzoekers om internationale bescherming uit Italië en Griekenland in andere lidstaten worden herplaatst. Op grond van Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad 2 moeten 120 000 verzoekers om internationale bescherming vanuit Italië en Griekenland, en vanuit andere lidstaten indien deze met een noodsituatie worden geconfronteerd, worden herplaatst.

In artikel 4, lid 2, van Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad wordt bepaald dat op 26 september 2016 54 000 van de 120 000 verzoekers moeten worden herplaatst vanuit Italië en Griekenland naar het grondgebied van andere lidstaten, tenzij op die datum de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 3, een voorstel heeft ingediend om hen toe te wijzen aan een andere begunstigde lidstaat die wordt geconfronteerd met een noodsituatie die het gevolg is van een plotselinge toestroom van personen.

De Commissie dient overeenkomstig artikel 1, lid 2, de situatie van massale instroom van onderdanen van derde landen in de lidstaten permanent te evalueren en in voorkomend geval voorstellen in te dienen tot wijziging van Besluit (EU) 2015/1601, teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de situatie ter plaatse en de gevolgen daarvan voor het herplaatsingsmechanisme, alsmede met de zich ontwikkelende druk op de lidstaten, in het bijzonder de lidstaten in de frontlinie.

De situatie is nog steeds kritiek. Volgens de gegevens van Frontex zijn gedurende de eerste maanden van 2016 dagelijks gemiddeld 2 000 tot 3 000 personen vanuit Turkije irregulier Griekenland binnengekomen. De beperkingen die aan de grens tussen Griekenland en de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië zijn ingesteld, hebben de druk op Griekenland 3 nog verhoogd en geleid tot een hoger risico dat nieuwe migratieroutes ontstaan via andere EU-lidstaten, wanneer de weersomstandigheden beter worden. Deze nieuwe migratieroutes zullen de situatie voor de lidstaten in de frontlinie waarschijnlijk verergeren.

De Commissie heeft op 16 maart haar eerste verslag over herplaatsing en hervestiging 4 vastgesteld, zoals zij overeenkomstig artikel 12 van de twee Raadsbesluiten verplicht is. In de mededeling geeft zij een overzicht van de uitdagingen die zij heeft geconstateerd en de lessen die zij heeft getrokken in de eerste maanden dat de regelingen voor herplaatsing en hervestiging werden uitgevoerd, en doet zij aanbevelingen en stelt zij maatregelen voor om de uitvoeringsgraad op korte termijn te verbeteren.

De staatshoofden en regeringsleiders van de EU zijn het op 7 maart eens geworden over een aantal beginselen die de grondslag moeten vormen voor een akkoord met Turkije en die onder meer inhouden dat “voor elke Syriër van de Griekse eilanden die door Turkije wordt overgenomen, […] een andere Syriër uit Turkije in de EU-lidstaten [zal] worden hervestigd, binnen het kader van de bestaande afspraken”.

De uitvoering van de verschillende regelingen die hervestiging, toelating op humanitaire gronden of andere vormen van legale toelating mogelijk maken, verlicht de migratiedruk op de lidstaten in de frontlinie, met name Griekenland, doordat die regelingen de gevaarlijke en irreguliere migratiestromen naar de EU van Syriërs of personen die door het conflict in Syrië ontheemd zijn geraakt, vervangen door veilige en legale migratietrajecten.

In deze context riep de Commissie in haar mededeling over nieuwe praktische stappen in de samenwerking EU-Turkije op het gebied van migratie 5 op tot de nodige stappen om enkele van de verbintenissen in het kader van de bestaande herplaatsingsbesluiten over te hevelen naar de zogeheten 1:1-regeling, met name alle of een deel van de momenteel niet toegewezen 54 000 plaatsen. Hervestiging dan wel het aanbieden van andere legale mogelijkheden voor de toelating van personen die duidelijk internationale bescherming behoeven, kan worden beschouwd als gelijkwaardig aan herplaatsing, aangezien het in al die gevallen een concrete uitdrukking betreft van solidariteit met andere lidstaten of derde landen die met een massale instroom van migranten worden geconfronteerd.

1.2. Andere solidariteitsinstrumenten

Naast de verplichtingen binnen de herplaatsingsregeling en om de mondiale migratiecrisis op brede basis aan te pakken en solidariteit te tonen met derde landen die er ook door worden getroffen, heeft de Commissie een hervestigingsregeling van de EU aanbevolen voor 20 000 personen die internationale bescherming behoeven. Naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie van 8 juni 2015 over een Europese hervestigingsregeling 6 zijn 27 lidstaten 7 samen met de geassocieerde Dublinstaten op 20 juli 2015 8 tot overeenstemming gekomen over de hervestiging, door middel van multilaterale en nationale regelingen, van 22 504 ontheemde personen van buiten de EU die duidelijk internationale bescherming behoeven. De staten van hervestiging zijn overeengekomen om rekening te houden met een aantal prioritaire regio’s voor hervestiging, waaronder Noord-Afrika, het Midden-Oosten en de Hoorn van Afrika. De hervestigingsplaatsen werden verdeeld over de lidstaten en de geassocieerde Dublinstaten volgens de in de bijlage bij de conclusies vastgestelde toezeggingen.

Op 15 december 2015 heeft de Commissie een aanbeveling inzake een vrijwillige regeling voor toelating op humanitaire gronden met Turkije vastgesteld, waarin zij voorstelt dat de deelnemende staten personen toelaten die door het conflict in Syrië ontheemd zijn geraakt en internationale bescherming behoeven, en die door de Turkse autoriteiten vóór 29 november 2015 zijn geregistreerd. Een dergelijke regeling kan worden beschouwd als begeleidende maatregel bij de wederzijdse verbintenissen die de EU en Turkije in het gezamenlijke actieplan van 29 november 2015 zijn aangegaan.

2. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

2.1. Samenvatting van de voorgestelde maatregel

Deze wijziging houdt in dat de inspanningen die de lidstaten hebben verricht door in Turkije verblijvende Syriërs toe te laten in het kader van hervestiging, op humanitaire gronden of via andere vormen van legale toelating, meetellen voor de bepaling van het aantal verzoekers om internationale bescherming dat overeenkomstig Besluit 2015/1601 van de Raad op hun grondgebied moet worden herplaatst. Ten aanzien van de 54 000 verzoekers bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c), van Besluit 2015/1601 van de Raad maakt deze wijziging het mogelijk dat het aantal in Turkije verblijvende Syriërs dat de lidstaten op hun grondgebied hebben toegelaten in het kader van hervestiging, op humanitaire gronden of via andere vormen van legale toelating in het kader van nationale of multilaterale regelingen, anders dan de hervestigingsregeling die op 20 juli 2015 is vastgesteld op grond van de conclusies van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, in mindering wordt gebracht op het hun toegewezen aantal te herplaatsen verzoekers. Artikel 10 van Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad is van toepassing, wat wil zeggen dat de lidstaten die van deze faciliteit gebruikmaken, het bedrag van 6 500 EUR ontvangen.

2.2. Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit van de Raad is artikel 78, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

2.3. Subsidiariteit

Titel V van het VWEU over de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht verleent de Europese Unie bepaalde bevoegdheden op dit gebied. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, te weten indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt.

Op dit gebied heeft de Europese Unie deze bevoegdheden uitgeoefend door Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad vast te stellen. Deze maatregel houdt in dat de lidstaten voor een deel aan hun verplichtingen op grond van dat besluit kunnen voldoen door aan andere solidariteitsinspanningen deel te nemen.

2.4. Evenredigheid

Aangezien de situatie ten gevolge van de huidige vluchtelingencrisis dringend en ernstig is, gaat het optreden dat hierbij wordt voorgesteld niet verder dan wat nodig is voor de verwezenlijking van het doel, dat erin bestaat de situatie doeltreffend aan te pakken.

2.5. Gevolgen voor de grondrechten

De grondrechten als vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de EU (hierna het “Handvest” genoemd) van de verzoekers om internationale bescherming die binnen het toepassingsgebied van Besluit (EU) 2015/1601 vallen, worden onverlet gelaten.

2.6. Variabele geometrie

Overeenkomstig protocol nr. 21 nemen Ierland en het Verenigd Koninkrijk geen deel aan dit voorstel, hoewel zij binnen drie maanden na de indiening ervan of na de goedkeuring alsnog voor deelname kunnen kiezen.

Hoewel Ierland al heeft besloten om aan Besluit 2015/1601 deel te nemen, geldt de vorige zin ook voor Ierland overeenkomstig artikel 4 bis van protocol nr. 21.

Aangezien het Verenigd Koninkrijk nog niet heeft besloten om aan Besluit (EU) 2015/1601 deel te nemen, zou het eerst moeten besluiten om aan dat besluit deel te nemen, alvorens zij aan deze maatregel kan deelnemen, aangezien het niet mogelijk is om deel te nemen aan de wijziging van een maatregel zonder gebonden te zijn aan de maatregel zelf.

3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel houdt geen extra kosten voor de EU-begroting in.