Toelichting bij COM(2016)272 - Instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Eurodac is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin 1 . In juni 2013 hechtten de Raad en het Europees Parlement hun goedkeuring aan een eerste voorstel voor een herschikking tot wijziging van de Eurodac-verordening 2 , waarbij de werking van Eurodac werd verbeterd en voorwaarden werden vastgesteld voor de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsinstanties onder strikte voorwaarden, met het oog op de voorkoming, de opsporing en het onderzoek van zware criminaliteit en terroristische strafbare feiten.

Sinds de instelling van Eurodac heeft het systeem in voldoende mate voldaan aan de doelstelling om dactyloscopisch bewijsmateriaal te verstrekken met behulp waarvan kan worden vastgesteld welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in de EU is ingediend. De primaire doelstelling is altijd geweest om bij te dragen tot de uitvoering van Verordening (EU) nr. 604/2013 3 (hierna de „Dublinverordening” genoemd). Tezamen vormen deze twee instrumenten het zogenoemde Dublinsysteem.

Toen de migratie- en vluchtelingencrisis in 2015 escaleerde, werden sommige lidstaten overspoeld door een groot aantal migranten die langs de buitengrenzen irregulier de EU binnenkwamen en van wie de vingerafdrukken moesten worden genomen, waarna zij verder door de EU reisden naar de bestemming van hun voorkeur. Sommige lidstaten konden daardoor niet voldoen aan hun verplichting om vingerafdrukken te nemen uit hoofde van de thans geldende Eurodac-verordening. In de mededeling „Een Europese migratieagenda” van de Commissie van 13 mei 2015 4 wordt opgemerkt: „De lidstaten moeten ook zorgen dat zij de regels voor het nemen van vingerafdrukken van migranten aan de grens volledig toepassen”. Naar aanleiding hiervan vaardigde de Commissie in mei 2015 richtsnoeren uit om het systematisch nemen van vingerafdrukken te vergemakkelijken, met volledige inachtneming van de grondrechten, en ondersteund door praktische samenwerking en uitwisseling van beste praktijken 5 . Daarnaast overwoog de Commissie tevens het gebruik van andere biometrische identificatiemiddelen in het kader van Eurodac, zoals gezichtsherkenning en digitale foto’s, om de problemen aan te pakken die sommige lidstaten ondervonden met het nemen van vingerafdrukken ten behoeve van Eurodac.

In diezelfde periode achtten de lidstaten die niet aan de buitengrenzen liggen het steeds vaker noodzakelijk om informatie te kunnen opslaan en vergelijken over irreguliere migranten die illegaal op hun grondgebied bleken te verblijven, met name wanneer die migranten geen asielverzoek indienden. Duizenden migranten, onder wie ook duizenden niet-begeleide minderjarigen, blijven daardoor in Europa buiten beeld. Deze situatie vergemakkelijkt ongeoorloofde secundaire en vervolgbewegingen en illegaal verblijf in de EU. Het werd dan ook duidelijk dat significante maatregelen moesten worden genomen om zowel de irreguliere migratie binnen de EU als die naar de EU aan te pakken.

Het voorstel van de Commissie tot instelling van een inreis-uitreissysteem voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens van onderdanen van derde landen die met een visum voor kort verblijf de buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden zal de lidstaten in staat stellen onderdanen van derde landen op te sporen die illegaal op hun grondgebied verblijven nadat zij legaal de EU zijn binnengekomen 6 . Er is echter geen soortgelijk system voor de identificatie van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die de EU irregulier via de buitengrenzen zijn binnengekomen, en het thans geldende Eurodac-systeem – de database waarin dergelijke informatie idealiter zou moeten worden opgenomen – beperkt zich tot de vaststelling of in meer dan één lidstaat van de EU een asielverzoek is ingediend.

De Commissie noemde het op 6 april 2016 in haar mededeling „Naar een hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en een verbetering van de legale mogelijkheden om naar Europa te komen” 7 een prioriteit om de Dublinverordening te hervormen en een duurzaam en billijk stelsel tot stand te brengen om de voor asielzoekers verantwoordelijke lidstaat vast te stellen en te zorgen voor een hoge mate van solidariteit en een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten door een corrigerend toewijzingssysteem voor te stellen. De Commissie was van mening dat in dit verband Eurodac moest worden versterkt om dit systeem in overeenstemming te brengen met de wijzigingen van het Dublinmechanisme en om te waarborgen dat de vingerafdrukgegevens beschikbaar komen die voor de werking van Dublin noodzakelijk zijn. Ook was de Commissie van mening dat Eurodac zou kunnen bijdragen tot de bestrijding van irreguliere migratie door vingerafdrukgegevens onder alle categorieën op te slaan en voor dat doel vergelijking met alle opgeslagen gegevens mogelijk te maken.

Dit voorstel dient tot wijziging van de thans geldende Eurodacverordening (Verordening (EU) nr. 603/2013) en tot uitbreiding van het toepassingsgebied daarvan tot de identificatie van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en personen die de Europese Unie via de buitengrenzen irregulier zijn binnengekomen, zodat een lidstaat met de zo verkregen informatie een onderdaan van een derde land met het oog op diens terugkeer nieuwe documenten kan verstrekken.

Door de identificatie van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en staatlozen te vergemakkelijken met behulp van biometrie, kan worden bijgedragen tot de effectiviteit van het terugkeerbeleid van de EU, met name wat betreft irreguliere migranten die bedrieglijke middelen gebruiken om identificatie te voorkomen en verstrekking van nieuwe documenten te bemoeilijken. Als gegevens beschikbaar zouden zijn over onderdanen van derde landen die niet zijn geïdentificeerd en geen wettige reden hebben om zich in de EU op te houden, en van wie in andere lidstaten vingerafdrukken zijn genomen, zou dat de procedures voor de identificatie van en de verstrekking van nieuwe documenten aan illegaal in een andere lidstaat verblijvende en aldaar aangetroffen onderdanen van derde landen bespoedigen. De noodzakelijke procedures voor terugkeer en overname zouden daardoor kunnen worden verkort, evenals de duur van de administratieve detentie in afwachting van verwijdering. Ook zou identiteitsfraude worden bestreden. Dankzij de beschikbaarheid van die gegevens zou het doorreisland van irreguliere migranten kunnen worden vastgesteld, zodat hun overname in die landen wordt vergemakkelijkt. Bovendien zouden, door de beschikbaarheid van informatie over de verplaatsingen van irreguliere migranten binnen de EU, de nationale autoriteiten in het kader van de terugkeer- en overnameprocedures een nauwkeurigere individuele beoordeling kunnen maken van de situatie van irreguliere migranten, bijvoorbeeld wat betreft het risico op onderduiken.

In 2015 is een recordaantal kindvluchtelingen en migranten in Europa aangekomen. Het kost de lidstaten veel moeite om nauwkeurige cijfers te krijgen over het aantal niet-begeleide en van hun ouders gescheiden kinderen, doordat de formele registratieprocedures in sommige lidstaten de identificatie van deze kinderen bij grensoverschrijding niet altijd mogelijk maken. De aanhoudende migratie- en vluchtelingencrisis heeft bij leden van het Europees Parlement, ngo’s, internationale organisaties en lidstaten indringende vragen opgeworpen over de wijze waarop wij niet-begeleide kinderen kunnen beschermen. De bescherming van kinderen, en met name vermiste kinderen uit derde landen, is in het kader van de crisis in de EU een nieuw punt van zorg geworden 8 .

Vanaf het begin zijn met Eurodac altijd vingerafdrukken genomen van minderjarigen van veertien jaar en ouder, aan de hand waarvan niet-begeleide minderjarigen kunnen worden geïdentificeerd zodra zij in de EU een asielverzoek hebben ingediend. Gezien de kennelijke toename van de smokkel naar en binnen de EU van minderjarigen onder de veertien jaar lijkt het steeds meer noodzakelijk om in het kader van Eurodac ook van jongere kinderen biometrische kenmerken te verzamelen, om de identificatie van deze personen te bevorderen en om na te gaan of die informatie ook kan helpen bij de vaststelling van familiebanden of banden met een voogd in een andere lidstaat.

Veel lidstaten verzamelen biometrische kenmerken van minderjarigen onder de veertien jaar voor visa, paspoorten, biometrische verblijfsvergunningen en immigratiebeheer in het algemeen. Er wordt daarom voorgesteld de minimumleeftijd voor het nemen van vingerafdrukken van minderjarigen ten behoeve van Eurodac te verlagen tot zes jaar, aangezien uit onderzoek is gebleken dat vanaf die leeftijd vingerafdrukherkenning met voldoende nauwkeurigheid mogelijk is.

Informatie over onderdanen van derde landen die illegaal in de EU verblijven of bij het illegaal overschrijden van de buitengrenzen zijn aangehouden, zal ook langer moeten worden opgeslagen dan momenteel is toegestaan. Overeenkomstig de huidige verordening mogen gegevens over personen die aan de buitengrenzen zijn aangehouden ten hoogste achttien maanden worden bewaard, terwijl geen gegevens worden opgeslagen over personen die illegaal in een lidstaat blijken te verblijven. De reden daarvan is dat volgens de huidige Eurodac-verordening informatie over irreguliere migranten niet langer mag worden opgeslagen dan nodig is om vast te stellen welke lidstaat het land van eerste binnenkomst is overeenkomstig de Dublinverordening, indien in een tweede lidstaat een asielverzoek wordt ingediend. Nu het toepassingsgebied van Eurodac wordt uitgebreid tot migratievraagstukken in bredere zin, moet het mogelijk worden gemaakt om deze gegevens langer te bewaren, zodat secundaire bewegingen binnen de EU adequaat in het oog kunnen worden gehouden, met name als een irreguliere migrant zich tot het uiterste inspant om niet te worden opgemerkt. Een termijn van vijf jaar lijkt voor deze doeleinden passend, waarmee de gegevensbewaringstermijn gelijk wordt getrokken met die van andere EU-databases op het gebied van justitie en binnenlandse zaken en met de termijn waarvoor op grond van de terugkeerrichtlijn aan een irreguliere migrant een inreisverbod kan worden opgelegd 9 .

Dit voorstel maakt het tevens mogelijk om informatie over de identiteit van een irreguliere migrant te delen met een derde land, maar alleen als dat met het oog op terugkeer noodzakelijk is. Met het oog op de verstrekking van nieuwe documenten aan een onderdaan van een derde land en diens overname door het land van herkomst moet informatie over de betrokkene worden gedeeld met de autoriteiten van dat land, zodat een reisdocument kan worden afgegeven. Dit voorstel staat daarom toe om op die basis en met inachtneming van de regels inzake gegevensbescherming gegevens te delen. Het voorstel bevat een strikt verbod op het delen van informatie over het feit dat in de EU een asielverzoek is ingediend, aangezien dat de veiligheid van een afgewezen asielzoeker in gevaar zou kunnen brengen en tot een schending van diens grondrechten zou kunnen leiden.

Ook wordt voorgesteld dat de lidstaten een aanvullend biometrisch kenmerk, namelijk een gezichtsopname, verzamelen en naast andere persoonsgegevens in het centraal systeem opslaan, om zo veel mogelijk te voorkomen dat de lidstaten aanvullende communicatie-infrastructuur nodig hebben voor het delen van informatie over irreguliere migranten die geen asielverzoek hebben ingediend. Met het verzamelen van gezichtsopnamen wordt vooruitgelopen op de toekomstige invoering van gezichtsherkenningssoftware en wordt Eurodac in overeenstemming gebracht met andere systemen, zoals het inreis-uitreissysteem. Voordat gezichtsherkenningssoftware in het centraal systeem wordt geïmplementeerd, dient eu-LISA een studie te verrichten naar de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid ervan.

In de mededeling van de Commissie over krachtigere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid 10 wordt de aandacht gevestigd op de noodzaak om als langetermijndoelstelling de interoperabiliteit van informatiesystemen te verbeteren, waarop ook de Europese Raad en de Raad hebben gewezen. In de mededeling wordt voorgesteld een deskundigengroep inzake informatiesystemen en interoperabiliteit op te richten, die moet onderzoeken of het juridisch en technisch haalbaar is om de informatiesystemen voor grenzen en veiligheid interoperabel te maken. Het huidige voorstel is in overeenstemming met de in die mededeling uiteengezette doelstellingen, aangezien Eurodac volgens dit voorstel zal worden ingesteld op een wijze die toekomstige interoperabiliteit met andere informatiesystemen mogelijk maakt waar dat nodig en evenredig is. De Commissie zal daartoe, ook met de steun van de deskundigengroep inzake informatiesystemen en interoperabiliteit, de noodzaak en de evenredigheid beoordelen van interoperabiliteit met het Schengeninformatiesysteem (SIS) en het Visuminformatiesysteem (VIS). De Commissie zal in dat verband, eveneens in overeenstemming met de mededeling, ook onderzoeken of het rechtskader voor de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden moet worden gewijzigd.

Dit voorstel blijft het mogelijk maken dat voor rechtshandhavingsdoeleinden toegang wordt verkregen tot het centraal systeem. De rechtshandhavingsautoriteiten en Europol krijgen nu toegang tot alle in het systeem opgeslagen informatie en zullen in de toekomst zoekopdrachten kunnen uitvoeren op basis van een gezichtsopname.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

1.

Dit voorstel is nauw verbonden met en vormt een aanvulling op ander beleid van de Unie, namelijk:


a) het gemeenschappelijk Europees asielstelsel – het zorgt voor doeltreffende uitvoering van de Dublinverordening door met vingerafdrukgegevens bij te dragen aan de vaststelling welke lidstaat voor de behandeling van een asielverzoek verantwoordelijk is;

b) een doeltreffend terugkeerbeleid van de EU – het draagt bij tot het EU-systeem voor de terugkeer van irreguliere migranten en verbetert het. Dit is cruciaal voor het behoud van het vertrouwen van de bevolking in het asielstelsel van de EU en de steun voor hulpverlening aan personen die internationale bescherming nodig hebben. Verhoging van het percentage terugkerende irreguliere migranten moet hand in hand gaan met grotere inspanningen van de EU om personen in nood te beschermen;

c) interne veiligheid – zoals benadrukt in de Europese veiligheidsagenda 11 gaat het om het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van zware criminaliteit en terroristische strafbare feiten. De rechtshandhavingsautoriteiten en Europol moeten daartoe in staat zijn de persoonsgegevens te verwerken van personen die verdacht worden van betrokkenheid bij daden van terrorisme of zware criminaliteit;

d) Europese grens- en kustwachtteams – het gaat daarbij om de mogelijkheid om van asielzoekers en irreguliere migranten vingerafdrukken te nemen en gezichtsopnamen te maken en de desbetreffende gegevens namens een lidstaat aan Eurodac door te zenden met het oog op doeltreffend beheer van het toezicht op de buitengrenzen;

e) gegevensbescherming – voor zover dit voorstel strekt tot bescherming van de grondrechten op eerbiediging van het privéleven van personen wier persoonsgegevens in Eurodac worden verwerkt.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag in dit voorstel voor de criteria en instrumenten voor de vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek of van een verzoek om subsidiaire bescherming is artikel 78, lid 2, onder e), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), het equivalent van artikel 63, punt 1, onder a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de rechtsgrondslag van het oorspronkelijke voorstel. Voorts is artikel 79, lid 2, onder c), de rechtsgrondslag voor de onderdelen betreffende de identificatie van irreguliere onderdanen van derde landen of staatloze personen in verband met illegale immigratie en ongeoorloofd verblijf, alsook de verwijdering en uitzetting van ongeoorloofd verblijvende personen; artikel 87, lid 2, onder a), is de rechtsgrondslag voor de onderdelen betreffende het vergaren, opslaan, verwerken, analyseren en uitwisselen van relevante informatie voor rechtshandhavingsdoeleinden; en artikel 88, lid 2, onder a), is de rechtsgrondslag voor het werkgebied en de taken van Europol, waaronder het vergaren, opslaan, verwerken, analyseren en uitwisselen van informatie.

Variabele geometrie

Verordening (EU) nr. 603/2013 is bindend voor het Verenigd Koninkrijk en Ierland omdat zij op basis van het protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland te kennen hebben gegeven deel te willen nemen aan de aanneming en toepassing van die verordening.

Overeenkomstig dat protocol kunnen het Verenigd Koninkrijk en Ierland besluiten deel te nemen aan de vaststelling van dit voorstel. Ook na de vaststelling van dit voorstel kunnen zij tot deelname besluiten.

Overeenkomstig het protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming door de Raad van maatregelen uit hoofde van titel V van het VWEU, met uitzondering van „maatregelen tot bepaling van de derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum of […] maatregelen betreffende een uniform visummodel”. Denemarken neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Omdat Denemarken op grond van een in 2006 gesloten internationale overeenkomst 12 met de EU echter de huidige Eurodac-verordening wel toepast, dient het overeenkomstig artikel 3 van die overeenkomst de Commissie te laten weten of het al dan niet ook de inhoud van de gewijzigde verordening zal toepassen.

• Gevolgen van het voorstel voor niet-EU-lidstaten die betrokken zijn bij het Dublinsysteem

Zoals verschillende niet-EU-lidstaten bij het Schengenacquis zijn betrokken, zo heeft de Unie tevens meerdere overeenkomsten gesloten, of is zij daarmee bezig, waarbij deze landen ook bij het Dublin/Eurodac-acquis worden betrokken:

– de overeenkomst met IJsland en Noorwegen, gesloten in 2001 13 ;

– de overeenkomst met Zwitserland, gesloten op 28 februari 2008 14 ;

– het protocol met Liechtenstein, gesloten op 18 juni 2011 15 .

Om rechten en verplichtingen te creëren tussen Denemarken – dat, zoals hierboven is uiteengezet, via een internationale overeenkomst bij het Dublin/Eurodac-acquis is betrokken – en de bovengenoemde landen, zijn nog twee instrumenten gesloten tussen de Gemeenschap en de bij dit acquis betrokken landen 16 .

Krachtens de drie bovengenoemde overeenkomsten moeten de bij het Dublin/Eurodac-acquis betrokken landen dit acquis en de ontwikkeling daarvan zonder uitzondering aanvaarden. Zij nemen niet deel aan de vaststelling van besluiten die het Dublinacquis wijzigen of daarop voortbouwen (zoals dit voorstel), maar moeten de Commissie binnen een bepaalde termijn laten weten of zij de inhoud van die besluiten al dan niet aanvaarden, nadat ze zijn goedgekeurd door de Raad en het Europees Parlement. Wanneer Noorwegen, IJsland, Zwitserland of Liechtenstein een besluit tot wijziging of ontwikkeling van het Dublin/Eurodac-acquis niet aanvaarden, wordt de zogenaamde „guillotinebepaling” toegepast en wordt de betrokken overeenkomst beëindigd, tenzij het desbetreffende bij de overeenkomsten ingestelde gemengd comité unaniem anders besluit.

De toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden valt niet onder het toepassingsgebied van de bovengenoemde overeenkomsten met IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein en van de parallelle overeenkomst met Denemarken. Zodra deze herschikkingsverordening is vastgesteld, zal er daarom voor moeten worden gezorgd dat aanvullende overeenkomsten worden ondertekend en gesloten met bij het Dublin/Eurodac-acquis betrokken landen die eraan wensen deel te nemen.

In dit voorstel wordt bepaald dat de vergelijking van vingerafdrukgegevens met behulp van Eurodac alleen mag worden verricht nadat vergelijkingen met nationale vingerafdrukgegevensbanken en met de geautomatiseerde vingerafdrukgegevensbanken van andere lidstaten op grond van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad (de Prümovereenkomst) tot negatieve resultaten hebben geleid. Deze regel houdt in dat wanneer een lidstaat het bovengenoemde besluit van de Raad niet heeft uitgevoerd en dus geen Prümcontrole kan uitvoeren, deze lidstaat evenmin een Eurodac-controle voor rechtshandhavingsdoeleinden mag verrichten. Ook bij het Dublin/Eurodac-acquis betrokken landen die de Prümovereenkomst niet hebben uitgevoerd of daaraan niet deelnemen, mogen dergelijke Eurodac-controles niet verrichten.

Subsidiariteit

Het voorgestelde initiatief vormt een verdere ontwikkeling van de Dublinverordening en het migratiebeleid van de EU. Het moet ervoor zorgen dat de gemeenschappelijke regels voor het nemen van vingerafdrukken en het maken van gezichtsopnamen van onderdanen van derde landen voor de toepassing van Eurodac in alle lidstaten op dezelfde wijze worden toegepast. Het roept een instrument in het leven waarmee de Europese Unie kan vaststellen hoeveel onderdanen van derde landen het EU-grondgebied irregulier binnenkomen en een asielverzoek indienen; deze informatie is noodzakelijk om een duurzaam en op feiten gebaseerd beleid te kunnen voeren op het gebied van migratie en visa. Het geeft ook de rechtshandhavingsautoriteiten toegang tot Eurodac, wat een welkome, accurate, veilige en betaalbare methode is voor de identificatie van irreguliere onderdanen van derde landen die verdacht worden (of slachtoffer zijn) van terrorisme of zware criminaliteit.

Dit voorstel helpt lidstaten bij de identificatie van onderdanen van derde landen die illegaal in de EU verblijven of irregulier via de buitengrenzen de EU zijn binnengekomen. Deze informatie kan de lidstaten helpen bij de verstrekking van nieuwe documenten aan de betrokken onderdaan van een derde land met het oog op terugkeer.

Aangezien problemen in verband met asiel en vluchtelingenbescherming een grensoverschrijdend karakter hebben, verkeert de EU in de juiste positie om in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel oplossingen voor te stellen voor de hierboven beschreven problemen met betrekking tot de Eurodac-verordening.

De Eurodac-verordening moet ook worden gewijzigd om er een extra doelstelling aan toe te voegen, namelijk de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden teneinde illegale migratie naar de EU en secundaire verplaatsingen van irreguliere migranten in de EU te bestrijden. Dit doel kan niet in voldoende mate door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt.

Evenredigheid

Krachtens artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie mag het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. De vorm die voor dit EU-optreden wordt gekozen, moet het mogelijk maken de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en het voorstel zo doeltreffend mogelijk ten uitvoer te leggen.

Het voorstel, dat uitgaat van de beginselen van privacy by design, is een evenredig instrument wat betreft het recht op bescherming van persoonsgegevens, omdat het aantal gegevens dat moet worden verzameld en de duur waarvoor deze moeten worden opgeslagen, beperkt blijven tot wat absoluut noodzakelijk is om het systeem te laten werken en de doelstellingen te verwezenlijken. Bovendien is voorzien in alle vereiste waarborgen en mechanismen voor een doeltreffende bescherming van de grondrechten van reizigers, en met name de bescherming van hun privéleven en hun persoonsgegevens.

Er zijn op EU-niveau geen andere processen of harmonisatieprocedures nodig om het systeem te doen functioneren; de voorgenomen maatregel is derhalve evenredig aangezien hij geen verdere EU-actie vereist om de gestelde doelen te bereiken.

Keuze van het instrument

De voorgestelde herschikking heeft eveneens de vorm van een verordening. Een reeds bestaand gecentraliseerd systeem waarmee lidstaten onderling kunnen samenwerken en waarvoor derhalve een gemeenschappelijke architectuur en gemeenschappelijke operationele voorschriften vereist zijn, wordt met dit voorstel uitgebouwd en verbeterd. Daarnaast bevat het voorstel regels betreffende de toegang tot het systeem, onder meer betreffende de toegang voor rechtshandhavingsdoeleinden, die voor alle lidstaten gelijk zijn. Derhalve kan alleen voor een verordening als rechtsinstrument worden gekozen.

3. OVERLEG MET BELANGHEBBENDE PARTIJEN

Bij het opstellen van dit voorstel heeft de Commissie zich gebaseerd op de regelmatig in de Europese Raad en de Raad van ministers alsook in het Europees Parlement gevoerde besprekingen over grensbeheer en de voor de aanpak van de migratiecrisis benodigde maatregelen, en met name over de hervorming van de Dublinverordening, waarmee Eurodac intrinsiek is verbonden. De Commissie heeft tevens rekening gehouden met de behoeften van lidstaten die tijdens de vluchtelingen- en migratiecrisis aan het licht zijn gekomen.

Met name werd in de conclusies van de Europese Raad van 25–26 juni 2015 aangedrongen op versterking van het beheer van de buitengrenzen van de Unie om de aanwassende stroom van illegale migratie beter in de hand te houden 17 . Op een bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders in oktober 2015 concludeerde de Europese Raad dat de lidstaten het tempo van de uitvoering van de terugkeerrichtlijn moeten opvoeren en ervoor moeten zorgen dat alle op de hotspots aankomende personen worden opgevangen, geïdentificeerd en geregistreerd en dat hun vingerafdrukken worden genomen, en dat tevens voor herplaatsing en terugkeer moet worden gezorgd 18 . In maart 2016 herhaalde de Europese Raad dat verder zal worden gewerkt aan de toekomstige architectuur van het migratiebeleid van de EU, waaronder de Dublinverordening 19 .

De Commissie heeft verder informeel overleg gevoerd met de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over de nieuwe elementen in dit voorstel waarop het nieuwe rechtskader inzake gegevensbescherming van toepassing is.

Grondrechten

De voorgestelde verordening heeft gevolgen op het gebied van de grondrechten, met name het recht op menselijke waardigheid (artikel 1 van het Handvest van de grondrechten van de EU), het verbod van slavernij en dwangarbeid (artikel 5 van het Handvest), het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 6 van het Handvest), de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven (artikel 7 van het Handvest), de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8 van het Handvest), het recht op asiel (artikel 18 van het Handvest), het recht op bescherming bij verwijdering, uitzetting of uitlevering (artikel 19 van het Handvest), het recht op non-discriminatie (artikel 21 van het Handvest), de rechten van het kind (artikel 24 van het Handvest) en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47 van het Handvest).

De invoering van Eurodac is gunstig voor het verbod van slavernij en dwangarbeid en het recht op vrijheid en veiligheid. Door betere en nauwkeurigere identificatie (door het gebruik van biometrische middelen) van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de EU overschrijden, kunnen identiteitsfraude, mensenhandel (vooral met betrekking tot minderjarigen) en grensoverschrijdende criminaliteit beter worden opgespoord, wat bijdraagt tot de bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel. Dit bevordert tevens de veiligheid van de burgers en van iedereen die zich op het grondgebied van de EU-lidstaten bevindt.

Het voorstel levert ook een positieve bijdrage aan de bescherming van de rechten van het kind en de eerbiediging van het familie- en gezinsleven. Veel verzoekers om internationale bescherming en irregulier de EU binnenkomende onderdanen van derde landen reizen met hun familie en in veel gevallen met zeer jonge kinderen. Als deze kinderen met behulp van vingerafdrukken en gezichtsopnamen kunnen worden geïdentificeerd, kunnen zij gemakkelijker worden teruggevonden als zij van hun familie gescheiden raken, doordat een lidstaat een onderzoek kan instellen indien uit overeenstemmende vingerafdrukken blijkt dat het kind in een andere lidstaat verblijft. Het voorstel verbetert bovendien de bescherming van niet-begeleide minderjarigen, die niet altijd formeel om internationale bescherming verzoeken en vaak weglopen uit zorginstellingen of sociale voorzieningen voor kinderen waar zij zijn ondergebracht.

Bij de vervulling van de verplichting om vingerafdrukken te nemen, moeten het recht op menselijke waardigheid en de rechten van het kind ten volle worden geëerbiedigd. Het voorstel bevestigt opnieuw de verplichting van de lidstaten om ervoor te zorgen dat de procedure voor het nemen van vingerafdrukken wordt vastgesteld en toegepast overeenkomstig de praktijk van de betrokken lidstaat en overeenkomstig de garanties die verankerd zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het VN-verdrag inzake de rechten van het kind. De sancties op weigering om mee te werken aan het afnemen van vingerafdrukken dienen aan het beginsel van evenredigheid te voldoen. In het voorstel wordt met name uitdrukkelijk bepaald dat detentie in dit verband slechts in laatste instantie mag worden toegepast, indien dat noodzakelijk is om de identiteit van een onderdaan van een derde land vast te stellen of te verifiëren. Bij minderjarigen, en met name jonge kinderen, moeten vingerafdrukken worden genomen op een kindvriendelijke manier die rekening houdt met de gevoeligheden van kinderen. De bepalingen daaromtrent moeten ook waarborgen dat aan een kind geen administratieve sancties worden opgelegd als er goede redenen zijn om niet mee te werken aan het nemen van vingerafdrukken of het maken van een gezichtsopname; wanneer de autoriteiten van een lidstaat vermoeden dat er bij een weigering om vingerafdrukken af te staan sprake is van problemen in verband met kinderbescherming of wanneer de vingertoppen of handen van een kind beschadigd zouden kunnen zijn, moeten zij erop toezien dat het kind wordt doorverwezen naar de nationale kinderbeschermingsautoriteiten.

De uitvoering van het voorstel laat de rechten van personen die internationale bescherming genieten of daarom verzoeken onverlet, met name wat betreft het verbod op verwijdering, uitzetting en uitlevering van die personen, alsook in de context van de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen.

In artikel 52, lid 1, van het Handvest wordt bepaald dat beperkingen op het recht op bescherming van persoonsgegevens geschikt moeten zijn om het nagestreefde doel te verwezenlijken en niet verder mogen gaan dan wat noodzakelijk is dat doel te bereiken. In artikel 8, lid 2, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens wordt ook bepaald dat inmenging van het openbaar gezag in het recht op eerbiediging van het privéleven toegestaan kan zijn indien dit noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het voorkomen van strafbare feiten, wat in dit voorstel het geval is. Het voorstel bepaalt dat met het oog op de voorkoming, de opsporing of het onderzoek van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten toegang kan worden verkregen tot Eurodac teneinde onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden te identificeren en gegevens betreffende hun reisgeschiedenis te raadplegen. Daarnaast zijn waarborgen opgenomen betreffende het recht op inzage in de gegevens en het recht op rechtzetting of verwijdering van gegevens. Ook de beperking van de bewaringstermijn voor de gegevens, zoals bedoeld in punt 1 van deze toelichting, draagt bij tot de bescherming van persoonsgegevens als grondrecht.

Het voorstel bepaalt dat met het oog op de voorkoming, de opsporing of het onderzoek van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten toegang kan worden verkregen tot Eurodac teneinde onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden te identificeren en gegevens betreffende hun verplaatsingen binnen de EU te raadplegen. Bovendien kunnen de aangewezen rechtshandhavingsinstanties alleen verzoeken om toegang tot Eurodac-gegevens indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat deze toegang wezenlijk zal bijdragen tot het voorkomen, opsporen of onderzoeken van het desbetreffende strafbare feit. Dergelijke verzoeken worden door een aangewezen rechtshandhavingsinstantie gecontroleerd om na te gaan of is voldaan aan de strikte voorwaarden voor een verzoek om toegang tot Eurodac-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden.

Het voorstel bevat ook strenge maatregelen inzake gegevensbeveiliging, die ervoor moeten zorgen dat persoonsgegevens veilig worden verwerkt en dat wordt voorzien in toezicht op de verwerking door onafhankelijke gegevensbeschermingsautoriteiten en in documentatie van alle zoekopdrachten. Ook bepaalt het voorstel dat op de verwerking door rechtshandhavingsautoriteiten van alle in Eurodac opgehaalde persoonsgegevens de nieuwe richtlijn betreffende de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van toepassing is. Het voorstel bevat strenge regels en de nodige waarborgen voor de toegang tot Eurodac. Het voorziet ook in de rechten van de betrokkene op inzage, correctie, verwijdering en verhaal, in het bijzonder het recht op een voorziening in rechte, en in toezicht op de verwerkingsactiviteiten door onafhankelijke openbare autoriteiten. Bijgevolg is dit voorstel volledig in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name wat betreft het recht op de bescherming van persoonsgegevens, en voldoet het ook aan artikel 16 VWEU, dat voor eenieder het recht op bescherming van zijn persoonsgegevens waarborgt.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel bevat een technische wijziging van het centraal systeem van Eurodac teneinde te voorzien in de mogelijkheid vergelijkingen uit te voeren met alle drie categorieën gegevens en alle drie categorieën gegevens op te slaan. Voor andere functies, zoals de opslag van biografische gegevens in aanvulling op de gezichtsopname, zijn verdere wijzigingen van het centraal systeem vereist.

Deze wijziging is verwerkt in het aan dit voorstel gehechte financieel memorandum.

In de op 29,872 miljoen EUR geraamde kosten zijn de kosten van de technische upgrade en de vergrote opslag- en verwerkingscapaciteit inbegrepen. Dat geldt ook voor de IT-gerelateerde diensten, software en hardware en de upgrade en aanpassing die nodig zijn voor de uitvoering van zoekopdrachten voor alle categorieën gegevens met betrekking tot zowel asiel als irreguliere migratie. Ook de extra personeelskosten voor eu-LISA zijn in de kostenraming verwerkt.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

– Uitbreiding van het toepassingsgebied van Eurodac met het oog op terugkeer (artikel 1, lid 1, onder b)). Het toepassingsgebied van de Eurodac-verordening is uitgebreid zodat lidstaten gegevens betreffende onderdanen van derde landen of staatlozen die geen verzoek om internationale bescherming hebben ingediend, kunnen opslaan en doorzoeken. Zo kan deze groep worden geïdentificeerd met het oog op terugkeer en overname. Voor dit doel is een nieuwe rechtsgrondslag toegevoegd, namelijk artikel 79, lid 2, onder c), VWEU. Eurodac wordt daardoor omgevormd tot een database voor bredere immigratiedoeleinden en dient niet langer alleen om de doeltreffende tenuitvoerlegging van de Dublin III-verordening te verzekeren, hoewel dat een belangrijk aspect van Eurodac blijft. Momenteel vergelijkt Eurodac alleen de vingerafdrukken van irreguliere migranten en personen die om internationale bescherming verzoeken met asielgegevens, aangezien het een database is voor asielgegevens. Er wordt geen vergelijking gemaakt tussen vingerafdrukken die aan de buitengrenzen van irreguliere migranten zijn genomen en vingerafdrukken van onderdanen van derde landen die illegaal blijken te verblijven op het grondgebied van een lidstaat.

Door uitbreiding van het toepassingsgebied van Eurodac zullen de voor immigratie bevoegde autoriteiten gegevens kunnen doorgeven en vergelijken betreffende illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die niet om asiel verzoeken en wellicht rondreizen in de Europese Unie zonder te zijn ontdekt. De bij een treffer verkregen informatie kan dan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten helpen bij de identificatie met het oog op terugkeer van illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen. Die informatie kan ook waardevol bewijsmateriaal opleveren voor de afgifte van nieuwe documenten en voor overnamedoeleinden.

– Voorrang van de Dublinprocedure (artikel 15, lid 4, en artikel 16, lid 5). Er is een bepaling die voorschrijft dat als een treffer op een vingerafdruk uitwijst dat er in de Europese Unie een asielverzoek is gedaan, de lidstaat die de zoekopdracht heeft uitgevoerd erop moet toezien dat voor de betrokkene stelselmatig de Dublinprocedure wordt gevolgd en niet de terugkeerprocedure. Dit moet garanderen dat als het centraal systeem meerdere treffers geeft voor dezelfde persoon, de lidstaat die Eurodac raadpleegt niet hoeft te twijfelen over de juiste te volgen procedure, zodat verzoekers om internationale bescherming niet in strijd met het beginsel van non-refoulement naar hun land van herkomst worden teruggestuurd. Met dit doel is het begrip “hiërarchie van treffers” ingevoerd.

– Verplichting om vingerafdrukken te nemen en een gezichtsopname te maken (artikel 2). Het voorstel voorziet in de duidelijke verplichting voor de lidstaat om van drie categorieën personen vingerafdrukken te nemen en een gezichtsopname te maken en zorgt ervoor dat verzoekers om internationale bescherming, onderdanen van derde landen en staatloze personen door de lidstaten verplicht worden om daaraan mee te werken. De verplichting om vingerafdrukken af te staan heeft altijd bestaan en werd overeenkomstig artikel 29, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr.603/2013 aan de betrokkene meegedeeld door middel van een brochure. Op grond van dat artikel kunnen lidstaten overeenkomstig hun nationale recht sancties opleggen aan personen die weigeren mee te werken aan het maken van een gezichtsopname of het nemen van vingerafdrukken, waar relevant met inachtneming van het werkdocument van de diensten van de Commissie over de uitvoering van de Eurodac-verordening, waarin voor de lidstaten een beste praktijk voor het nemen van vingerafdrukken wordt beschreven 20 . Er zijn echter nieuwe bepalingen geformuleerd die ervoor zorgen dat bij minderjarigen, en met name jonge kinderen, vingerafdrukken worden genomen en een gezichtsopname wordt gemaakt op een kindvriendelijke manier die rekening houdt met de gevoeligheden van kinderen Die bepalingen moeten ook waarborgen dat aan een minderjarige geen administratieve sancties worden opgelegd als er goede redenen zijn om niet mee te werken aan het nemen van vingerafdrukken of het maken van een gezichtsopname; wanneer de autoriteiten van een lidstaat vermoeden dat er bij een weigering om vingerafdrukken af te staan of een gezichtsopname te laten maken sprake is van problemen in verband met kinderbescherming of wanneer de vingertoppen of handen van een kind beschadigd zouden kunnen zijn, moeten zij erop toezien dat het kind wordt doorverwezen naar de nationale kinderbeschermingsautoriteiten.

– Opslaan van persoonsgegevens van de betrokkene (artikelen 12, 13 en 14). Eurodac heeft altijd met alleen vingerafdrukgegevens gewerkt en voorheen werden geen andere persoonsgegevens van de betrokkene opgeslagen dan diens geslacht. Het nieuwe voorstel maakt het mogelijk persoonsgegevens van de betrokkene als naam, leeftijd, geboortedatum, nationaliteit en identiteitsdocumenten, alsook een gezichtsopname op te slaan. Met de opgeslagen persoonsgegevens kunnen de immigratie- en asielautoriteiten een persoon gemakkelijk identificeren zonder dat zij deze informatie rechtstreeks in een andere lidstaat hoeven op te vragen. Persoonsgegevens van de betrokkene kunnen alleen uit het centraal systeem worden opgehaald als er sprake is van een treffer. Daardoor wordt het recht van toegang tot deze gegevens beschermd; de persoonsgegevens kunnen dus niet worden verkregen als de vingerafdruk of de gezichtsopname niet overeenstemt.

Voor de toepassing van de Dublinverordening moet in Eurodac nieuwe informatie worden toegevoegd ten aanzien van de lidstaat die verantwoordelijk wordt voor de behandeling van een asielverzoek, nadat een verzoeker aan een andere lidstaat is toegewezen. Daaruit moet dan blijken welke lidstaat overeenkomstig de herschikte Dublinverordening verantwoordelijk is als een asielzoeker na een toewijzingsprocedure en een match van vingerafdrukken onderduikt of in een andere lidstaat om asiel verzoekt.

– Biometrische kenmerken (artikelen 2, 15 en 16). De huidige Eurodac-verordening voorziet slechts in de vergelijking van vingerafdrukgegevens. In de Europese migratieagenda van 2015 werd gesuggereerd dat aan Eurodac nieuwe biometrische kenmerken zouden kunnen worden toegevoegd, om problemen op te lossen die sommige lidstaten ervoeren in verband met beschadigde vingertoppen en niet-medewerking aan het nemen van vingerafdrukken 21 . Dit voorstel voert voor de lidstaten de verplichting in om een gezichtsopname van de betrokkene te maken en die naar het centraal systeem te zenden. Het bevat ook bepalingen inzake de vergelijking, in welbepaalde omstandigheden, van vingerafdrukgegevens en gezichtsopnamen in combinatie en van uitsluitend gezichtsopnamen. Door nu gezichtsopnamen in het centraal systeem op te nemen, wordt het systeem klaargemaakt voor toekomstige zoekopdrachten met gezichtsherkenningssoftware.

De lidstaten zullen vingerafdrukken blijven nemen van alle tien vingers (zowel vlak als gerold) en dat zal nu ook gebeuren voor personen die illegaal in een lidstaat blijken te verblijven, aangezien voor een nauwkeurige vergelijking bij alle drie categorieën hetzelfde stel vingerafdrukken nodig is.

– Vergelijking en doorgifte van alle categorieën gegevens (artikelen 15 en 16). Op grond van Verordening (EU) nr. 603/2013 worden slechts twee categorieën gegevens opgeslagen en kunnen gegevens alleen worden vergeleken met de vingerafdrukken van verzoekers om internationale bescherming; op grond van de voorgestelde verordening kunnen echter vingerafdrukken en gezichtsopnamen van alle drie categorieën betrokkenen worden opgeslagen en onderling worden vergeleken. De immigratieautoriteiten van een lidstaat kunnen zo vaststellen of een illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdaan van een derde land om asiel heeft verzocht of de EU illegaal via de buitengrens is binnengekomen. Evenzo kan een lidstaat controleren of een persoon die is aangehouden terwijl hij irregulier de buitengrens overschreed, eerder in een andere lidstaat heeft verbleven. Door het bereik van de zoekopdrachten te vergroten, kunnen irreguliere en secundaire reispatronen door de hele Europese Unie worden gevolgd, wat kan leiden tot vaststelling van de identiteit van een betrokken persoon indien deze niet over geldige identiteitsdocumenten beschikt.

– Verlaging van de leeftijd voor het nemen van vingerafdrukken tot zes jaar (artikelen 10, 13 en 14). De leeftijd vanaf welke vingerafdrukken werden genomen, is in het verleden altijd veertien jaar geweest. Uit een studie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie over vingerafdrukherkenning bij kinderen 22 blijkt dat vingerafdrukken van kinderen vanaf zes jaar bruikbaar zijn voor automatische matching, zoals bij Eurodac, indien voldoende zorg wordt besteed aan het verkrijgen van afbeeldingen van hoge kwaliteit.

Veel lidstaten nemen overigens vingerafdrukken van kinderen die jonger zijn dan zes voor nationale doeleinden, zoals de afgifte van paspoorten of biometrische verblijfsvergunningen.

Veel verzoekers om internationale bescherming en irregulier de EU binnenkomende onderdanen van derde landen reizen met hun familie en in veel gevallen met zeer jonge kinderen. Als deze kinderen met behulp van vingerafdrukken en gezichtsopnamen kunnen worden geïdentificeerd, kunnen zij gemakkelijker worden teruggevonden als zij van hun familie gescheiden raken, doordat een lidstaat een onderzoek kan instellen indien uit overeenstemmende vingerafdrukken blijkt dat het kind in een andere lidstaat verblijft. Het voorstel verbetert bovendien de bescherming van niet-begeleide minderjarigen, die niet altijd formeel om internationale bescherming verzoeken en vaak weglopen uit zorginstellingen of sociale voorzieningen voor kinderen waar zij zijn ondergebracht. Binnen het huidige juridische en technische kader kan hun identiteit niet worden vastgesteld. Eurodac zou echter mogelijkheden bieden om kinderen uit derde landen te registreren indien zij zonder documenten in de EU worden aangetroffen, zodat hun verplaatsingen kunnen worden gevolgd en kan worden voorkomen dat zij in misbruiksituaties terechtkomen.

– Gegevensbewaring (artikel 17). De termijn voor de bewaring van de gegevens van verzoekers om internationale bescherming blijft tien jaar. De reden daarvoor is dat de lidstaten secundaire bewegingen binnen de Europese Unie moeten kunnen volgen wanneer internationale bescherming is verleend en de betrokkene geen vergunning heeft om in een andere lidstaat te verblijven. Aangezien begunstigden van internationale bescherming ook binnen het toepassingsgebied van de herschikte Dublinverordening zullen vallen, kunnen deze gegevens nu worden gebruikt om personen met de vluchtelingen- of secundairebeschermingsstatus terug te brengen naar de lidstaat die hun deze bescherming heeft verleend.

De vingerafdrukgegevens van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die geen asielverzoek indienen, zullen vijf jaar worden bewaard. De reden daarvoor is dat Eurodac niet langer alleen een database van asielzoekers is; langduriger bewaring van de gegevens is nodig om ervoor te zorgen dat illegale immigratie naar en secundaire bewegingen binnen de EU effectief in het oog kunnen worden gehouden. Deze bewaringstermijn is afgestemd op de maximumtermijn waarvoor op grond van artikel 11 van de terugkeerrichtlijn (Richtlijn 2008/115/EG) aan een migrant een inreisverbod kan worden opgelegd, op de bewaringstermijn voor visumgegevens op grond van artikel 23 van de VIS-verordening (Verordening (EG) nr. 767/2008) en op de voorgestelde bewaringstermijn voor gegevens in het inreis-uitreissysteem (artikel 31 van het voorstel tot instelling van het EES).

– Vervroegde verwijdering van gegevens (artikel 18). De bepalingen over vervroegde verwijdering van gegevens blijven ongewijzigd ten aanzien van verzoekers om internationale bescherming, irreguliere onderdanen van derde landen en staatloze personen aan wie het burgerschap wordt toegekend. Gegevens over die personen die in het centraal systeem worden bewaard, worden vervroegd verwijderd wanneer de betrokkene het burgerschap van een lidstaat heeft verkregen, aangezien Eurodac op die persoon niet langer van toepassing is.

Gegevens zullen niet langer vervroegd worden verwijderd ten aanzien van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen of staatlozen aan wie een verblijfsdocument is verstrekt of die de Europese Unie hebben verlaten. Die gegevens moeten worden bewaard voor het geval dat een verblijfsdocument, dat normaliter een beperkte vergunning verleent, niet langer geldig is en de betrokkene de toegestane verblijfsduur overschrijdt, of voor het geval dat een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land, nadat hij naar een derde land is teruggekeerd, opnieuw irregulier de EU tracht binnen te komen.

– Markering van gegevens over illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (artikel 19, leden 4 en 5). Op grond van de huidige Eurodac-verordening worden de gegevens over illegaal in een lidstaat verblijvende onderdanen van derde landen die niet om asiel in de EU verzoeken, vervroegd verwijderd wanneer hun een verblijfsdocument wordt verstrekt. Het voorstel maakt het mogelijk deze gegevens te markeren in plaats van ze vervroegd te verwijderen, zodat een lidstaat die een zoekopdracht in Eurodac uitvoert en van het centraal systeem een gemarkeerde treffer krijgt, onmiddellijk kan nagaan of aan de illegaal verblijvende onderdaan van een derde land door een andere lidstaat een verblijfsdocument is verstrekt. De betrokkene zou dan op grond van artikel 6, lid 2, van de terugkeerrichtlijn kunnen worden teruggestuurd naar de lidstaat die het verblijfsdocument heeft afgegeven.

Gegevens betreffende verzoekers om internationale bescherming worden na drie jaar afgeschermd voor rechtshandhavingsdoeleinden; de gegevens van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die niet om internationale bescherming hebben verzocht en aan wie een tijdelijk verblijfsdocument is verstrekt, zullen niet worden afgeschermd voor rechtshandhavingsdoeleinden. Zo wordt gewaarborgd dat de gegevens ook opzoekbaar blijven als een verblijfsdocument verstrijkt voordat de bewaringstermijn van vijf jaar is afgelopen. De gegevens van asielzoekers blijven in dit verband een verschillende behandeling krijgen, aangezien het waarschijnlijker is dat asielzoekers verlenging van hun verblijfstitel krijgen als begunstigde van internationale bescherming, of een verblijfstitel met een lange geldigheidsduur.

– Eurodac-informatie delen met derde landen (artikel 38). Overeenkomstig de huidige verordening is het streng verboden om informatie te delen met derde landen, internationale organisaties of private instanties. Als de reikwijdte van Eurodac wordt uitgebreid, zodat een lidstaat Eurodac-gegevens kan gebruiken voor de identificatie van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en de verstrekking van nieuwe documenten aan hen met het oog op terugkeer en overname, zal het in bepaalde omstandigheden nodig zijn die gegevens te delen met een derde land met het gewettigde oogmerk van de terugkeer van de betrokkene en om geen andere reden. Er is derhalve in het voorstel een specifieke bepaling opgenomen die toestaat dat met inachtneming van zeer strikte voorwaarden gegevens worden gedeeld met derde landen met het oog op terugkeer. Het blijft zeer streng verboden dat derde landen die niet deelnemen aan de Dublinverordening toegang krijgen tot de Eurodac-database of dat lidstaten namens een derde land gegevens opvragen. Met deze bepaling over het delen van gegevens met derde landen wordt Eurodac op één lijn gebracht met databases zoals het VIS en het inreis-uitreissysteem, waarvoor al soortgelijke bepalingen gelden over het delen van gegevens met het oog op terugkeer.

– Toegang voor rechtshandhavingsautoriteiten en Europol (artikel 20, lid 3). De bepalingen inzake toegang voor rechtshandhavingsdoeleinden zijn licht gewijzigd om te waarborgen dat met alle drie categorieën gegevens die in het centraal systeem worden opgeslagen een vergelijking kan worden gemaakt wanneer een zoekopdracht voor rechtshandhavingsdoeleinden wordt verricht, en dat in de toekomst zoekopdrachten op basis van een gezichtsopname mogelijk zijn.

– Nemen van vingerafdrukken door naar het EASO en de Europese grens- en kustwacht uitgezonden deskundigen van de lidstaten (artikel 10, lid 3, en artikel 13, lid 7). Het voorstel bepaalt dat op verzoek van een lidstaat de Europese grens[- en kust]wacht en asieldeskundigen van lidstaten die onder auspiciën van het EASO naar een lidstaat zijn uitgezonden, namens een lidstaat vingerafdrukken mogen nemen en de gegevens naar Eurodac mogen doorzenden. Deze taken worden beperkt tot gebieden waar het mandaat van beide agentschappen deze toestaat die taken te verrichten: dat wil zeggen ten aanzien van personen die via de buitengrenzen illegaal het grondgebied proberen binnen te komen en asielzoekers.

– Statistieken (artikel 9). Met het oog op grotere transparantie van de Eurodac-gegevens zijn wijzigingen aangebracht wat betreft het soort te publiceren statistieken en de frequentie van de publicatie door eu-LISA. Er zijn nieuwe bepalingen ingevoegd op grond waarvan uit Eurodac verkregen statistische gegevens voor analyse- en onderzoeksdoeleinden mogen worden gedeeld met de relevante agentschappen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. In de statistieken die eu-LISA voor deze doeleinden publiceert, mogen geen namen, geboortedata of andere persoonsgegevens voorkomen aan de hand waarvan individuele betrokkenen kunnen worden geïdentificeerd. Er zijn ook wijzigingen aangebracht op grond waarvan de Commissie eu-LISA om specifieke statistieken mag verzoeken.

– Architectuur en operationeel beheer van het centraal systeem (artikelen 4 en 5). Er zijn in de communicatie-infrastructuur wijzigingen aangebracht die het mogelijk maken dat het centraal systeem gebruikmaakt van het Eurodomein, waardoor aanzienlijke schaalvoordelen kunnen worden behaald. Het operationele beheer van DubliNet, een al bestaand afzonderlijk communicatiekanaal voor de toepassing van de Dublinverordening, is in de systeemarchitectuur geïntegreerd. Zowel het financiële als het operationele beheer wordt overgedragen aan eu-LISA, dat momenteel slechts via een apart memorandum van overeenstemming met de Commissie (DG Home) het operationele beheer verzorgt.

– Informatie over valse treffers (artikel 26, lid 6). De lidstaten hoeven nu bij een valse treffer in het centraal systeem alleen nog eu-LISA in te lichten en informatie te geven over de desbetreffende treffer, zodat eu-LISA de valse treffer kan schrappen uit de database. Aangezien eu-LISA statistieken zal compileren over het aantal valse treffers dat is gemeld, hoeven valse treffers niet langer rechtstreeks aan de Commissie te worden gemeld.

– Gebruik van werkelijke persoonsgegevens voor testdoeleinden (artikel 5, lid 1). Voor het testen van het centraal systeem van Eurodac mocht eu-LISA tot dusver slechts dummygegevens gebruiken voor de testomgeving en voor het uittesten van nieuwe technologieën. Dat leidde tot slechte testresultaten vanwege de gebruikte gegevens. Het voorstel maakt het mogelijk om echte persoonsgegevens te gebruiken bij het testen van het centraal systeem met het oog op diagnose en herstelling en de toepassing van nieuwe technieken. Hiervoor gelden strikte voorwaarden en bovendien moeten de gegevens voor testdoeleinden worden geanonimiseerd en mogen zij niet voor de identificatie van personen worden gebruikt.


🡻 603/2013 (aangepast)