Toelichting bij COM(2016)283 - Samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

In artikel 21 bis van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming, hierna de 'SCB-verordening' genoemd) 1 is bepaald dat de Commissie de doeltreffendheid en de operationele mechanismen van deze verordening beoordeelt en een diepgaand onderzoek instelt naar de mogelijke opneming in de bijlage van aanvullende wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument. Indien van toepassing stelt de Commissie na deze beoordeling een wetgevingsvoorstel op voor de wijziging van de verordening.

De Commissie is hiermee begonnen in 2012, toen een externe evaluatie 2 is voltooid van de werking van de SCB-verordening. Deze evaluatie werd gevolgd door een openbare raadpleging 3 (2013-2014), een consumententop in 2013 4 , twee tweejaarlijkse verslagen in 2009 5 en in 2012 6 en het verslag van de Commissie uit 2014 over de werking van de SCB-verordening 7 . In 2015 is een effectbeoordeling voltooid die was uitgevoerd om de behoefte aan een wetgevingsvoorstel te beoordelen. De Commissie heeft ook opdracht gegeven tot juridische en economische onderzoeken 8 ter ondersteuning van de evaluatie van de SCB-verordening. De conclusie van deze evaluatie was aanvankelijk voorzien voor eind 2014, maar is uitgesteld om rekening te houden met de politieke prioriteiten van de huidige Commissie.

In de door de Commissie op 6 mei 2015 vastgestelde strategie voor een digitale eengemaakte markt 9 werd aangekondigd dat de Commissie een voorstel zal indienen voor de herziening van de SCB-verordening om efficiëntere mechanismen te ontwikkelen voor de samenwerking tussen de nationale instanties die belast zijn met de handhaving van de EU-consumentenwetgeving. In de door de Commissie op 28 oktober 2015 vastgestelde strategie voor de eengemaakte markt 10 werd herhaald dat de Commissie de handhaving van de consumentenwetgeving van de EU door de nationale instanties zal verbeteren door middel van de hervorming van de SCB-verordening.

In het verslag van de Commissie dat is opgesteld op grond van artikel 21 bis van de SCB-verordening en waarin rekening is gehouden met het verslag over de in 2015 voltooide effectbeoordeling, worden de resultaten gepresenteerd van de beoordeling van de doeltreffendheid en de operationele mechanismen van de SCB-verordening. De conclusie van het verslag is dat de huidige verordening moet worden vervangen om te kunnen reageren op de uitdagingen van de digitale economie en de ontwikkeling van de grensoverschrijdende detailhandel in de EU. Het verslag van de Commissie wordt vastgesteld samen met het voorstel van de Commissie voor een verordening die de huidige SCB-verordening zal vervangen.

Dit voorstel voor een gemoderniseerde verordening is onderdeel van het werkprogramma van de Commissie voor 2016 11 en is gebaseerd op de ervaringen van het SCB-netwerk op het gebied van samenwerking bij de handhaving sinds 2007. In deze toelichting worden de redenen voor het voorstel toegelicht, waarbij de nadruk ligt op de belangrijkste elementen van het voorstel en in het bijzonder op de nieuwe samenwerkingsinstrumenten die worden voorgesteld.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.Beleidscontext: de behoefte aan een formeel grensoverschrijdend samenwerkingsmechanisme op het gebied van handhaving

De SCB-verordening harmoniseert het kader voor samenwerking tussen nationale instanties in de EU 12 , zodat hun handhavingsactiviteiten de volledige dimensie van de interne markt 13 kunnen beslaan. De primaire doelstelling van de SCB-verordening is het waarborgen van de rechtszekerheid op de interne markt door middel van een samenhangende handhaving van het belangrijkste acquis van de Unie op het gebied van consumenten dat is opgenomen in de bijlage bij de verordening 14 . De bestaande nationale regelingen voor de handhaving van de consumentenwetgeving van de Unie zijn niet toereikend in een grensoverschrijdende context. Doeltreffende samenwerking op het gebied van handhaving tussen openbare instanties in de gehele Unie is daarom van cruciaal belang om te voorkomen dat handelaren die zich niet aan de voorschriften houden, gebruikmaken van territoriale of andere beperkingen of mazen in de handhavingscapaciteit van elke lidstaat.

Momenteel vindt deze samenwerking plaats door middel van een waarschuwingsmechanisme en een mechanisme voor wederzijdse bijstand 15 , aangevuld met enkele minimumbevoegdheden 16 die nationale instanties nodig hebben voor een efficiënte en juridisch solide grensoverschrijdende samenwerking. Er bestaat ook een mechanisme voor de aanpak van wanpraktijken die betrekking hebben op meer dan twee landen 17 , waarbij de lidstaten, met ondersteuning van de Commissie, gezamenlijk kwesties van gemeenschappelijk belang kunnen aanpakken.

1.2.Evaluatie van de werking van de SCB-verordening

De Commissie gaf in 2012 een contractant opdracht tot het uitvoeren van een evaluatie van de SCB-verordening 18 , die concludeerde dat de SCB-verordening positieve gevolgen had voor de bevoegde instanties, consumenten en handelaren, en de geschiktheid en relevantie van de doelstellingen bevestigde 19 . In de evaluatie werd er tevens op gewezen dat deze doelstellingen niet volledig waren bereikt en dat de verordening nog niet optimaal was benut 20 . De belangrijkste bevindingen hebben betrekking op het volgende 21 :

• Toepassingsgebied van de SCB-verordening: in het evaluatieverslag werd voorgesteld de behoefte aan het bijwerken van de bijlage bij de SCB-verordening te onderzoeken om consistentie te verzekeren tussen de sectorale en de horizontale wetgeving die momenteel is opgenomen in de bijlage, in het bijzonder voor de vervoerssector en de sector financiële dienstverlening 22 .

• Beperkingen als gevolg van verschillen in de nationale procedureregels en handhavingsbevoegdheden: in het evaluatieverslag werd voorgesteld de opties te onderzoeken om procedurele minimumnormen op te nemen in de SCB-verordening en om de minimumbevoegdheden op het gebied van onderzoek en handhaving van SCB-instanties 23 uit te breiden, om zo bepaalde moeilijkheden met betrekking tot de efficiëntie van de samenwerking het hoofd te bieden 24 .

• Werking van het SCB-netwerk en gemeenschappelijke acties en de rol van de Commissie en andere actoren: in het evaluatieverslag werd erop gewezen dat grootschalige inbreuk die zich gelijktijdig voordoet in meerdere lidstaten onder de huidige SCB-verordening mogelijk niet volledig wordt aangepakt 25 . In het verslag werd vastgesteld dat er behoefte bestaat aan nadere richtsnoeren voor het SCB-netwerk inzake de manier waarop gemeenschappelijke handhavingsactiviteiten moeten worden uitgevoerd en gecoördineerd 26 , onder meer in de vorm van een verduidelijking van de rol van de Commissie 27 bij deze activiteiten.

1.3.Motivering en doel van het voorstel

De SCB-verordening heeft de handhaving van de consumentenwetgeving in de EU versterkt 28 . Er is echter nog steeds sprake van een hoog niveau van non-conformiteit met de belangrijkste voorschriften van de Unie op het gebied van consumenten op de belangrijkste consumentenmarkten. Het huidige kader zorgt niet voor een strikte en gelijkwaardige handhaving van deze wetgeving in de gehele Unie, wat wel noodzakelijk is om een dynamische digitale eengemaakte markt te kunnen ondersteunen.

1.

Een grote mate van niet-naleving van de belangrijkste voorschriften van de Unie op het gebied van consumenten


Uit de mate waarin het bedrijfsleven thans het consumentenacquis van de Unie niet naleeft, blijkt dat de handhaving niet optimaal is. Uit gecoördineerde controles van online websites voor elektronische handel ("sweeps") die sinds 2007 zijn uitgevoerd door de SCB-instanties blijkt dat de mate van niet-naleving van de basisvoorschriften betreffende consumenten voor de gecontroleerde markten tussen de 32 % en 69 % ligt 29 . Deze resultaten worden bevestigd door de gegevens van de Europese Consumentencentra: twee derde van de 37 000 afzonderlijke klachten die zij in 2014 ontvingen, had betrekking op grensoverschrijdende online aankopen 30 . Daarnaast laat een voorzichtige schatting op basis van een representatieve steekproef bij vijf online sectoren (kleding, elektronica, recreatie, consumentenkrediet en pakketreizen) zien dat bij 37 % van de elektronische handel in de EU in 2014 de consumentenwetgeving van de Unie niet in acht werd genomen. Dit benadeelt consumenten die online grensoverschrijdende aankopen doen alleen al in de onderzochte sectoren naar schatting voor 770 miljoen euro per jaar 31 .

Derhalve is er een wetgevingsvoorstel nodig om de geconstateerde tekortkomingen van de SCB-verordening aan te pakken. De algemene doelstelling van het voorstel is de ontwikkeling van moderne, efficiënte en doeltreffende SCB-mechanismen die de benadeling van de consument die wordt veroorzaakt door grensoverschrijdende en wijdverspreide inbreuken op de consumentenwetgeving van de Unie verminderen. Dit omvat in het bijzonder de terugdringing van situaties waarin belangrijke grensoverschrijdende en wijdverspreide inbreuken niet worden opgespoord of onvoldoende worden aangepakt via het SCB-kader en de verzekering dat instanties voor consumentenbescherming met betrekking tot dezelfde wanpraktijken soortgelijke resultaten bereiken.

1.4.Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied

De Commissie stelt voor de huidige SCB-verordening te moderniseren door een verdergaande harmonisering om zo de voornoemde kwesties aan te pakken en de grensoverschrijdende handhaving van de consumentenwetgeving van de Unie op de interne markt te stimuleren.

In het voorstel worden de beginselen van de bestaande SCB-verordening verder ontwikkeld op gebieden waar behoefte is aan versterking als gevolg van het toegenomen bereik en de toegenomen omvang van inbreuken op de interne markt en in het bijzonder het online gedeelte daarvan. Een van die gebieden is de samenwerking om grootschalige inbreuken aan te pakken. Een van de voorgestelde instrumenten is een gemeenschappelijke procedure op het niveau van de Unie om belangrijke schadelijke inbreuken aan te pakken die betrekking hebben op minstens driekwart van de lidstaten die samen minstens driekwart van de bevolking in de EU omvatten. Er wordt voorgesteld dat de Commissie besluit de gemeenschappelijke procedure te starten en dat zij een verplichte coördinerende rol vervult in deze procedure. Tevens zullen de betrokken lidstaten verplicht zijn om deel te nemen aan deze gemeenschappelijke actie.

De voorgestelde instrumenten zijn een aanzienlijke stap voorwaarts in de samenwerking op het gebied van handhaving waar het gaat om een doeltreffende, efficiënte en evenredige reactie op wijdverspreide inbreuken die een Unie-dimensie hebben en die aanzienlijke schade voor consumenten en de interne markt met zich brengen.

Gelet op de veelheid aan voorgestelde wijzigingen stelt de Commissie voor om, in lijn met de beginselen inzake betere regelgeving, de huidige SCB-verordening te vervangen door een nieuwe verordening waarin de wijzigingen worden geconsolideerd.

1.5.Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Het voorstel is tevens volledig consistent en verenigbaar met het bestaande beleid van de Unie, waaronder in de vervoerssector, waar de specifieke wetgeving over passagiersrechten voorziet in voorschriften voor de compensatie van consumenten 32 . Het vormt een aanvulling op de samenwerkingsregelingen (uitwisseling van informatie tussen instanties) waarin de sectorale instrumenten die onder de SCB-verordening vallen, voorzien.

Het voorstel vormt geen duplicatie van de bestaande sectorale voorschriften in deze wetgeving van de Unie. De bestaande voorschriften worden ook in het kader van de SCB toegepast op de compensatie van consumenten in de desbetreffende sectoren, in het bijzonder voor de berekening van de hoogte van de compensatie voor passagiers (bv. in het luchtvervoer). Het voorstel vormt een aanvulling op deze voorschriften door te voorzien in bevoegdheden en samenwerkingsprocedures voor het omgaan met wijdverspreide inbreuken binnen de Unie.

De verordening strookt met de grensoverschrijdende samenwerkingsmechanismen op grond van de richtlijn inzake betaalrekeningen en de richtlijn hypothecair krediet, waarvan de bepalingen onder de SCB-verordening vallen. Gelet op de bestaande samenwerkingsmechanismen voor inbreuken binnen de Unie op grond van deze richtlijnen, is hoofdstuk III (mechanisme voor wederzijdse bijstand) niet van toepassing op inbreuken binnen de Unie op deze richtlijnen. Hoofdstuk IV is volledig van toepassing op wijdverspreide inbreuken op deze richtlijnen. Ter verzekering van een samenhangend optreden op het gebied van financiële diensten, moet de Europese Bankautoriteit worden geïnformeerd over gecoördineerde en gemeenschappelijke acties in het kader van de delen I en II van hoofdstuk IV van de verordening voor zover zij betrekking hebben op inbreuken op deze twee richtlijnen (waarnemende rol).

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

2.1.Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor het voorstel is, net als voor de huidige SCB-verordening, artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De doelstelling van het voorstel is het wegnemen van verstoringen van de mededinging en van belemmeringen op de interne markt (artikel 26 VWEU) en tevens het behouden en verbeteren van de doeltreffendheid en efficiëntie van het systeem voor grensoverschrijdende handhaving van de consumentenwetgeving van de Unie.

2.2.Subsidiariteit

Consumentenbescherming valt onder de gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten. Op grond van artikel 169 VWEU draagt de Unie onder andere bij aan de bescherming van de economische belangen van consumenten alsmede aan de bevordering van hun recht op voorlichting en vorming om hun belangen te beschermen. De grensoverschrijdende aard van digitale technologieën stelt openbare instanties wier activiteiten worden beperkt door de grenzen van hun nationale rechtsbevoegdheid voor uitdagingen bij de handhaving van EU-consumentenrechten. Toch geven online handelaren in de gehele Unie en zelfs wereldwijd uitvoering aan hun bedrijfsmodellen en -praktijken, zonder door grenzen te worden belemmerd.

Ter verzekering van een consistente handhaving van consumentenwetgeving in de hele Unie en om inbreuken op de wetgeving inzake consumentenbescherming van de Unie die zich over meerdere lidstaten uitstrekken op efficiënte wijze aan te pakken, is het derhalve noodzakelijk om te voorzien in geharmoniseerde bepalingen voor de coördinatie van openbare handhavingsactiviteiten. Zonder een Unie-kader voor samenwerking zouden de lidstaten moeten vertrouwen op een groot aantal bilaterale overeenkomsten of op de lange en omslachtige juridische of consulaire uitwisseling van bewijs en documenten. Daarnaast zouden besluiten tegen een handelaar die zich in een andere lidstaat bevindt niet altijd uitvoerbaar zijn. Op deze manier wordt de handhaving in grensoverschrijdende gevallen langzaam en vaak inefficiënt en dit leidt tot aanzienlijke vertragingen en hiaten in de handhaving. Bovendien zou een dergelijk systeem ertoe kunnen leiden dat handelaren zich elders binnen de Unie vestigen om te voorkomen dat zij moeten voldoen aan de in een bepaalde lidstaat genomen handhavingsbesluiten. Dit zou vervolgens weer leiden tot verstoring van het gelijke speelveld en de mededinging op de interne markt en een daling van het vertrouwen van de consument in grensoverschrijdende transacties.

Alle maatregelen in dit voorstel hebben betrekking op grensoverschrijdende situaties of wijdverspreide inbreuken die plaatsvinden in meerdere lidstaten. De grensoverschrijdende aspecten van de consumentenwetgeving van de Unie kunnen niet in voldoende mate worden aangepakt door afzonderlijk optreden van de lidstaten. Elk voor zich kunnen de lidstaten geen efficiënte samenwerking en coördinatie van hun handhavingsactiviteiten verzekeren. Met name in zaken waarbij meerdere lidstaten of de gehele Unie betrokken zijn, moet de samenhang van de handhavingsresultaten worden verzekerd, aangezien deze maatregelen zijn gebaseerd op de consumentenwetgeving van de Unie, die voornamelijk bestaat uit bepalingen inzake maximumharmonisatie. Daarom is de Commissie, met name voor kwesties die gevolgen hebben in de gehele Unie (wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie waarbij minstens 21 lidstaten worden getroffen door de inbreuk), het meest geschikt om de coördinerende rol op zich te nemen, gezien de omvang en het bereik van het probleem, de noodzaak om veel instanties te coördineren en de noodzaak om een consistent resultaat te waarborgen voor consumenten en handelaren. In dit opzicht zorgt een actie op het niveau van de Unie voor duidelijke voordelen (in vergelijking met afzonderlijke acties door de lidstaten) in de zin van een verbeterde doeltreffendheid en efficiëntie voor alle betrokken actoren.

Tegelijkertijd voorziet het voorstel voor grootschalige inbreuken die niet voldoen aan de drempel voor de Unie-dimensie er, in lijn met de subsidiariteitsbepalingen, in dat dergelijke gecoördineerde acties in eerste instantie worden gecoördineerd door de lidstaten. De betrokkenheid van de Commissie als coördinator bij dergelijke acties is slechts optioneel, wanneer deze gelet op de omvang en het bereik van dergelijke inbreuken passend is.

Bovendien strekt het voorstel zich, net als de huidige SCB-verordening, uit tot inbreuken binnen de Unie en tevens tot, als nieuw element, wijdverbreide inbreuken die gemeenschappelijke kenmerken hebben en plaatsvinden in meerdere of alle lidstaten. Het voorstel heeft geen betrekking op nationale inbreuken die uitsluitend plaatsvinden binnen één lidstaat.

De harmonisering van de bevoegdheden van de bevoegde instanties die voortvloeien uit deze verordening, is beperkt tot inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken, waarvoor de voor openbare instanties op grond van het nationale recht beschikbare bevoegdheden meestal niet kunnen worden gebruikt, omdat het gebruik daarvan is beperkt tot nationale zaken. De voorgestelde minimumbevoegdheden voor samenwerking in grensoverschrijdende context kunnen niet door elke lidstaat afzonderlijk worden ingevoerd, aangezien de grenzen van hun rechtsbevoegdheid het gebruik buiten de nationale grenzen niet toestaan in gevallen waarbij consumenten in meerdere lidstaten worden getroffen. Om die reden kan bijvoorbeeld bewijs dat is verzameld met behulp van dergelijke nationale beschikbare bevoegdheden niet worden gebruikt in een andere lidstaat, aangezien het niet op rechtmatige wijze is verkregen in die lidstaat. Daarom moeten de minimumbevoegdheden die worden gebruikt in grensoverschrijdende context worden ontleend aan een instrument op het niveau van de Unie dat de nationale beperkingen op grond van het rechtsgebied overstijgt. De beperkingen qua jurisdictie van handhavingsactiviteiten van afzonderlijke lidstaten worden al erkend in de overwegingen 2, 5, 6, 7 en 18 van de huidige SCB-verordening.

2.3.Evenredigheid


Het voorstel is niet van invloed op de bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van handhaving. Sommige lidstaten moeten echter mogelijk hun nationale procedurele regels aanpassen om te verzekeren dat SCB-instanties in grensoverschrijdende context op doeltreffende wijze gebruik kunnen maken van de geactualiseerde minimumbevoegdheden om samen te werken en inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken aan te pakken.

In het voorstel is, net als in de huidige SCB-verordening, voorzien in een gemeenschappelijke reeks minimumbevoegdheden voor alle bevoegde autoriteiten in de lidstaten in het kader van inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken. De gekozen mate van harmonisatie is noodzakelijk voor een soepele samenwerking en uitwisseling van bewijsstukken tussen bevoegde instanties en voor het verhelpen van de huidige situatie waarin bepaalde delen van het consumentenacquis van de Unie niet op consistente en samenhangende wijze kunnen worden gehandhaafd op de interne markt, omdat de bevoegde instanties in enkele lidstaten niet de bevoegdheden hebben die nodig zijn om dergelijke inbreuken te onderzoeken en te beëindigen. De harmonisatie gaat echter niet verder dan noodzakelijk om deze doelstelling te bereiken.

Het voorstel zorgt daarom voor verbeterde samenwerking op het gebied van handhaving zonder een onevenredige of buitensporige last op te leggen aan de instanties van de lidstaten.

2.4.Keuze van het instrument

Net als bij de huidige SCB-verordening, is een verordening het enige geschikte instrument voor het bereiken van de voornoemde doelstellingen. Een richtlijn of kaderrichtlijn is niet voldoende om de doelstellingen te bereiken, aangezien na de omzetting daarvan grenzen op het gebied van de rechtsbevoegdheid en dus conflicten op dit gebied zouden blijven bestaan.

3. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN, EFFECTBEOORDELING EN HET SCB-BEOORDELINGSVERSLAG

3.1.Raadpleging van belanghebbenden

Tussen oktober 2013 en februari 2014 heeft de Commissie een online openbare raadpleging 33 gehouden, gelet op een mogelijk hervorming van de SCB-verordening 34 . Belanghebbenden zijn uitgenodigd om hun standpunten mee te delen over de manier waarop de werking en doeltreffendheid van de SCB-verordening konden worden verbeterd. Hierbij werd de nadruk gelegd op drie gebieden: i) methoden voor de vaststelling van markttendensen en inbreuken, ii) behoefte aan aanvullende bevoegdheden voor samenwerking en gemeenschappelijke procedurele normen voor handhavingsinstanties, en iii) gelet op de beperkte publieke begrotingen, de vraag of en hoe gecoördineerde handhaving op het niveau van de Unie kan bijdragen aan een doeltreffendere aanpak van wijdverspreide schendingen van de consumentenwetgeving van de Unie die consumenten en handelaren in Europa schade berokkenen.

Er zijn in totaal 222 reacties ontvangen die in totaal voldoende representatief waren voor alle belanghebbenden die rechtstreeks belang hebben bij de herziening van de SCB-verordening 35 .

Alle belanghebbenden (openbare instanties, consumentenorganisaties, ECC's, ondernemingen en afzonderlijke consumenten) spraken zich uit voor aanvullende minimumbevoegdheden, in het bijzonder de bevoegdheden om testaankopen te doen ten behoeve van onderzoek, een expliciete bevoegdheid (onder bepaalde omstandigheden) om overtredende handelaren met naam te noemen, de bevoegdheid om te verzoeken om boetebetalingen voor het terugvorderen van onrechtmatig verkregen winst en de bevoegdheid om te verzoeken om tijdelijke maatregelen, in afwachting van de voltooiing van de procedure. Deze bevoegdheden werden in elke belanghebbendengroep voor meer dan 50 % gesteund 36 .

De belangrijkste voorstanders van maatregelen met betrekking tot verhaalsmogelijkheden voor consumenten 37 waren instanties uit Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk. Sommige andere lidstaten (Oost-Europese landen, Italië, Ierland en Luxemburg) waren terughoudender omdat ze bang waren dat dergelijke maatregelen de instanties veel zouden kunnen kosten. Andere instanties hadden een neutrale houding. Ook ondernemersorganisaties steunden deze maatregel minder 38 . Consumentenorganisaties waren echter groot voorstander van deze maatregel (alle 34 organisaties die reageerden in het kader van de openbare raadpleging waren unaniem voor deze maatregel) 39 .

Met betrekking tot normen voor de afhandeling van inbreuken in het kader van de SCB-verordening om zo bestaande verschillen in nationale procedurele regels te ondervangen, steunde 88 % van de respondenten de mogelijkheid voor het introduceren van gemeenschappelijke procedurele criteria/normen 40 . Gebieden waarvoor de introductie van normen bijzonder relevant werd beschouwd en werd gesteund door meer dan 55 %, waren onder meer: de bekendmaking van handhavingsbesluiten, toegang tot documenten, het verzamelen van bewijs, het onderzoek van websites en de aanvaarding van de resultaten van een onderzoek door een partnerinstantie 41 .

Bijna alle respondenten (190 beantwoordden de vraag) erkenden dat wijdverspreide inbreuken vragen om specifieke acties 42 . Meer dan de helft van de handhavingsinstanties zou interesse hebben in één enkele EU-brede procedure om dergelijke inbreuken aan te pakken. Andere instanties erkennen over het algemeen dat er betere coördinatie nodig is om dergelijke inbreuken op doeltreffende wijze aan te pakken 43 . Ondernemersorganisaties steunen de ontwikkeling van handhavingscoördinatie op het niveau van de Unie, aangezien zij duidelijk de voordelen zien van één loket en uniforme voorschriften voor hun ondernemingen 44 . Ook consumentenorganisaties zijn groot voorstander van de samenwerkingsprocedure voor handhaving op het niveau van de Unie 45 .

Bijna alle handhavingsinstanties steunden in beginsel de verbetering van het toezichtmechanisme 46 . Europese consumentencentra (83 %), consumentenorganisaties (75 %) en het bedrijfsleven (62 %) hebben ook aangedrongen op meer mogelijkheden voor hen om invloed te hebben op de prioritering van handhaving en het signaleren van inbreuken via het waarschuwingsmechanisme 47 . Openbare instanties waren voorzichtiger met het betrekken van externe partijen bij het markttoezichtmechanisme, aangezien ze bang zijn dat dit een negatieve invloed kan hebben op de vertrouwelijkheid van hun onderzoeken 48 .

Met deze resultaten is rekening gehouden in het voorstel voor de vervanging van de SCB-verordening.

3.2.Verslag van de Commissie op grond van artikel 21 bis van de SCB-verordening

In lijn met artikel 21 bis van de SCB-verordening stelt de Commissie, samen met dit voorstel, het verslag vast waarin de doeltreffendheid van de SCB-verordening is beoordeeld. In het verslag worden de resultaten gepresenteerd van de toetsing en wordt bevestigd dat de tenuitvoerlegging van de SCB-verordening in 2007 heeft geleid tot de ontwikkeling van doeltreffende openbare middelen om de collectieve belangen van consumenten in de gehele EU te beschermen.

In het verslag worden ook de uitdagingen geïdentificeerd op het gebied van SCB-samenwerking. In het verslag worden de belangrijkste problemen in verband met de doeltreffendheid van de operationele SCB-mechanismen die ook al waren vastgesteld tijdens de externe evaluatie, bevestigd. De conclusie van het verslag is dat de bijlage moet worden bijgewerkt om het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden naar belangrijke wetgeving inzake consumentenbescherming van de Unie die momenteel niet onder de verordening valt. Er wordt voorgesteld de volgende wetgeving van de Unie op te nemen in de bijlage bij de SCB-verordening: de richtlijn hypothecair krediet, de richtlijn inzake betaalrekeningen, de verordening betreffende rechten van reizigers in het treinverkeer, de verordening inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen, de prijsbepalingen van de verordening inzake luchtdiensten, en artikel 20 van de dienstenrichtlijn 49 . In het verslag wordt benadrukt dat de behoefte bestaat aan een verbetering van de snelheid, flexibiliteit en samenhang van de handhaving op het gebied van SCB en dus op het gebied van consumentenbescherming, in het bijzonder in de online omgeving.

3.3.Effectbeoordeling

Het verslag over de effectbeoordeling dat is opgesteld door de Commissie heeft betrekking op aspecten die verband houden met dit voorstel. De Raad voor regelgevingstoetsing van de Commissie gaf in november 2015 een positief advies, onder voorbehoud van enkele opmerkingen, waarmee vervolgens terdege rekening is gehouden 50 .

Er werden vijf beleidsopties onderzocht. De voorkeursoptie is die waarbij de SCB-verordening wordt herzien door het toepassingsgebied ervan uit te breiden en de efficiëntie te verbeteren 51 . Deze beleidsoptie is uitgewerkt in dit voorstel. Hoewel de voorkeursoptie meer kosten met zich meebrengt dan de beleidsopties 'geen wijzigingen' of 'zachte wetgeving' (1 en 2), bereikt zij alle beleidsdoelstellingen tegen redelijke kosten voor de nationale instanties en de Commissie, in het bijzonder in vergelijking met de beleidsopties 4 en 5. De optie zorgt voor een doeltreffender overheidsoptreden en een beter beheer van de grensoverschrijdende detailhandelsmarkten in de Unie, die eerlijker en transparanter zullen worden voor handelaren en consumenten. De kosten van overheidsoptreden en de transactiekosten voor economische actoren zullen afnemen. Dit zal in het algemeen het concurrentievermogen van de economie van de Unie vergroten.

Het voorstel houdt geen wijziging in van de bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van handhaving. De lidstaten blijven verantwoordelijk voor hun institutionele organisatie en het aanwijzen van SCB-instanties en andere entiteiten in het kader van de SCB-verordening.

2.

Op wie en op welke wijze is het voorstel van invloed


Het voorstel is van invloed op consumenten die grensoverschrijdend diensten en goederen aanschaffen in offline en online omgevingen, aangezien de belangrijkste doelstelling van het voorstel is hun bescherming op dergelijke markten te verbeteren. Het voorstel neemt gedeeltelijk het risico op benadeling van de consument weg, waarmee consumenten geconfronteerd kunnen worden, bv. wanneer goederen die in het buitenland zijn aangeschaft niet worden geleverd of wanneer ze misleidende informatie krijgen over betalingsregelingen of wanneer er kosten in rekening worden gebracht door middel van standaard instellingen zonder hun uitdrukkelijke toestemming. Consumenten zullen profiteren van een betere bescherming bij grensoverschrijdende aankopen, met name online. Er werd geschat dat voor de in de effectbeoordeling onderzochte vijf online markten een afname van 10 punten in het niet-nalevingspercentage van 37 % de benadeling zou kunnen terugbrengen van een geraamde 770 miljoen euro per jaar tot ongeveer 539 miljoen euro, d.w.z. een daling van 30 % 52 . Een nieuwe SCB-actie tegen een wijdverspreide inbreuk kan de benadeling van de consument in de gehele EU aanzienlijk verminderen. Hoewel de daadwerkelijke vermindering van de benadeling van de consument bij elke actie afhankelijk is van de afzonderlijke omstandigheden van elk geval, werd geschat dat bijvoorbeeld gecoördineerde acties in het kader van SCB tegen de misleidende marketing van in-app-aankopen de benadeling van de consument met 68 miljoen euro verminderde 53 .

Vertegenwoordigers van consumentenbelangen en Europese consumentencentra (het ECC-net) kunnen beschikken over waardevolle informatie en kennis, maar verstrekken deze gegevens momenteel niet op systematische wijze aan de SCB-instanties. In de nieuwe verordening worden ze uitgenodigd dat wel te doen. Zo worden de SCB-instanties geholpen bij het identificeren van prioriteitsgebieden in de Unie of worden SCB-instanties gewaarschuwd over het ontstaan van grensoverschrijdende of wijdverspreide wanpraktijken.

SCB-instanties en verbindingsbureaus worden momenteel geconfronteerd met hogere administratieve kosten als gevolg van inefficiënte grensoverschrijdende samenwerking (zoals hogere onderzoekskosten). Dankzij de verbeterde coördinatie van de handhaving, wordt voorkomen dat nationale instanties dubbele inspanningen verrichten. In het bijzonder zal het bundelen van middelen voor de aanpak van wijdverspreide inbreuken leiden tot besparingen. Zo kan bijvoorbeeld één gecoördineerde actie 28 nationale acties vervangen, wat leidt tot netto besparingen van tussen de ca. 180 000 euro (bij een succesvolle gecoördineerde actie) tot ongeveer 815 000 euro (in geval van een mislukte actie) 54 . Enkele lidstaten moeten mogelijk hun nationale wetgeving aanpassen om de bevoegde instanties in staat te stellen op naadloze wijze gebruik te maken van bewijsstukken/onderzoeksresultaten van andere SCB-instanties en om te verzekeren dat de aanvullende minimumbevoegdheden voor samenwerking in een grensoverschrijdende context op doeltreffende wijze kunnen worden gebruikt overeenkomstig de nationale procedurele regels. Het is de verwachting dat er op de middellange termijn sprake zal zijn van besparingen, die de eenmalige aanpassingskosten zullen compenseren.

Marktdeelnemers: fabrikanten, handelaren, verkopers, online marktplaatsen, en bemiddelaars, en dan met name die welke online en offline werkzaam zijn in meer dan één lidstaat, hebben te maken met onzekerheden en hogere kosten als gevolg van de complexiteit en diversiteit van de bestaande 28 handhavingsregimes in de EU. Als gevolg van de uiteenlopende aanpak van handhaving tussen de lidstaten moeten dergelijke handelaren juridische kennis inwinnen over elk van deze stelsels. Bovendien hebben alle handelaren last van oneerlijke mededinging van handelaren die zich niet aan de voorschriften houden en die bedrijfsmodellen hebben ontwikkeld waarmee ze wetgeving kunnen omzeilen en consumenten kunnen benadelen vanuit een ander land. Dit voorstel leidt tot meer rechtszekerheid voor ondernemingen en een meer consistente en meer samenhangende grensoverschrijdende handhaving bevordert het concurrentievermogen van handelaren die zich aan de wet houden en verbetert het gelijke speelveld op de interne markt. In het voorstel worden geen aanvullende wettelijke verplichtingen opgelegd aan het bedrijfsleven.

Voor wijdverspreide inbreuken die van invloed zijn op consumenten in de gehele Unie is een sterk en samenhangend antwoord nodig op het niveau van de Unie. De rol van de Commissie in het SCB-netwerk wordt groter, met name voor de coördinatie van maatregelen tegen wijdverspreide inbreuken die voldoen aan de drempel van de Unie-dimensie.

3.4.Grondrechten

Het voorstel heeft positieve gevolgen voor de grondrechten, aangezien consumentenrechten worden verbeterd, in het bijzonder door de eerlijke en vrije toegang tot producten en diensten in de gehele Unie. In overeenstemming met artikel 52 van het Handvest van de grondrechten zijn op de beperking van de uitoefening van de grondrechten de beginselen van evenredigheid en noodzakelijkheid van toepassing en staan dienaangaande doeltreffende nationale rechtsmiddelen open. De verordening waarborgt tevens een eerlijke rechtsbedeling, transparantie en het recht van verdediging van de ondernemingen die het voorwerp kunnen vormen van een maatregel van de bevoegde instanties op grond van hoofdstuk IV van de SCB-verordening.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het is de verwachting dat er gemiddeld vier gemeenschappelijke acties per jaar zullen worden uitgevoerd tegen wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie. Dit leidt tot een aanvullende werkbelasting van de Commissie, waarvoor naar schatting twee voltijds ambtenaren 55 nodig zijn om deze gemeenschappelijke acties te coördineren 56 . Deze middelen worden verkregen door een andere verdeling en andere inzet van het bestaande personeel. De Commissie maakt ook aanvullende kosten voor het toezicht op de werking van het mechanisme voor wederzijdse bijstand en het waarschuwingsmechanisme 57 . De totale extra kosten voor de Commissie in het kader van haar rol inzake verbeterde coördinatie en meer toezicht worden geschat op minder dan 300 000 euro per jaar en deze kosten worden gedekt door bestaande middelen intern anders toe te wijzen.

De gevolgen voor de begroting zijn derhalve reeds opgenomen in het bestaande consumentenprogramma 2014-2020 58 en stemmen overeen met het meerjarig financieel kader. Details worden uiteengezet in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.

5. ANDERE ELEMENTEN

5.1.Datum van toepassing en de SCB-database

In het voorstel is erin voorzien dat de verordening pas na één jaar van toepassing wordt, zodat de lidstaten, de bevoegde instanties en de Europese Commissie de nodige praktische regelingen en wetgevingswijzigingen kunnen doorvoeren. De bestaande uitvoeringsmaatregelen 59 moeten worden vervangen om rekening te houden met de wijzigingen als gevolg van dit voorstel. De SCB-database en het platform voor de uitwisseling van informatie moeten worden aangepast om rekening te houden met de wijzigingen als gevolg van dit voorstel.

5.2.Uitleg van de belangrijkste bepalingen van het voorstel

Het voorstel bestaat uit acht hoofdstukken met 53 artikelen en één bijlage.

Hoofdstuk I – Inleidende bepalingen

In dit hoofdstuk worden het toepassingsgebied en de belangrijkste termen die in de verordening worden gebruikt, gedefinieerd. Vergeleken met de huidige verordening worden de definities bijgewerkt zodat deze rekening houden met de uitbreiding van de verordening tot wijdverspreide inbreuken en beëindigde inbreuken (inbreuken van korte duur die zijn beëindigd voordat er handhavingsmaatregelen konden worden genomen, maar die nadien consumenten schade kunnen berokkenen, zoals kortlopende misleidende online advertentiecampagnes).

Ter verzekering van een samenhangende en consistente handhaving inzake beëindigde inbreuken en rechtszekerheid in een grensoverschrijdend kader, introduceert de verordening een verjaringstermijn voor de mogelijkheid om sancties op te leggen (vijf jaar na de beëindiging van dergelijke inbreuken) en worden er regels ingesteld voor het berekenen van de verjaringstermijn en de opschorting daarvan.

Hoofdstuk II – Bevoegde instanties en hun bevoegdheden

In dit hoofdstuk wordt gedefinieerd hoe bevoegde instanties en verbindingsbureaus ten behoeve van deze verordening moeten worden aangewezen. De rol van de verbindingsbureaus wordt verduidelijkt. In dit hoofdstuk worden de lidstaten opgeroepen een soepele samenwerking te waarborgen tussen de leden van het handhavingsnetwerk op hun grondgebied. De lidstaten worden verplicht te verzekeren dat andere nationale instanties de werkzaamheden van de bevoegde instanties ondersteunen, aangezien dit van essentieel belang is in met name gevallen waarbij strafmaatregelen nodig zijn om de inbreuk te stoppen.

In het hoofdstuk worden ook de minimumbevoegdheden van de bevoegde instanties vastgesteld die nodig zijn om samen te werken en het consumentenacquis van de Unie in grensoverschrijdende context te handhaven. Vergeleken met de huidige verordening zijn er minimumbevoegdheden toegevoegd, zoals de bevoegdheid om testaankopen te doen en gebruik te maken van 'mystery shopping', de bevoegdheid om tijdelijke maatregelen vast te stellen, de bevoegdheid om websites te blokkeren en de bevoegdheid om sancties op te leggen en de compensatie van consumenten in een grensoverschrijdende context te waarborgen. Enkele van de bestaande minimumbevoegdheden zijn verduidelijkt, om te verzekeren dat ze in alle lidstaten een gelijkwaardige reikwijdte hebben en gelijkwaardig worden toegepast, zoals de bevoegdheid om te verzoeken om informatie en documenten of de bevoegdheid om inspecties ter plaatse uit te voeren. De lidstaten houden de mogelijkheid om te besluiten of de bevoegde instantie de minimumbevoegdheden rechtstreeks krachtens hun eigen gezag uitoefenen of dat deze bevoegdheden worden uitgeoefend via de indiening van een verzoek bij de rechtbank.

Hoofdstuk III – Mechanisme voor wederzijdse bijstand

Het mechanisme voor wederzijdse bijstand bestaat uit twee instrumenten: verzoeken om informatie, waarmee de bevoegde instanties informatie en bewijs kunnen verkrijgen uit het buitenland, en verzoeken om handhavingsmaatregelen, waarmee een bevoegde instantie een andere bevoegde instantie in een andere lidstaat kan verzoeken om handhavingsmaatregelen te nemen.

Het mechanisme voor wederzijdse bijstand wordt gebruikt voor inbreuken binnen de Unie die van invloed zijn op consumenten in één lidstaat, maar die een grensoverschrijdend element hebben (bv. de verantwoordelijke handelaar is gevestigd in een andere lidstaat). Nieuw in deze verordening is dat de aangezochte instantie binnen de in de uitvoeringsmaatregelen vastgestelde uiterste termijn moet reageren op een verzoek om wederzijdse bijstand. In aanvulling op de in de verordening vastgestelde bevoegdheden, mag de aangezochte instantie andere, op grond van de nationale wetgeving verleende bevoegdheden gebruiken om de inbreuk te beëindigen. Na het indienen van een verzoek om wederzijdse bijstand treedt de aangezochte instantie op namens de consumenten uit de lidstaat van de verzoekende instantie alsof het haar eigen consumenten zijn.

Om lidstaten met handhavingsstelsels die de betrokkenheid van consumentenorganisaties kennen in staat te stellen ten volste te profiteren van het mechanisme voor wederzijdse bijstand, wordt in de verordening de rol gedefinieerd van de aangewezen instanties die van de bevoegde instanties de instructie kunnen krijgen om een inbreuk te stoppen of het benodigde bewijs te verkrijgen. Het mechanisme voor wederzijdse bijstand kan worden gebruikt in acties tegen wijdverspreide inbreuken (hoofdstuk IV), in het bijzonder wanneer bewijs zich bevindt in een lidstaat die niet betrokken is bij de wijdverspreide inbreuk.

Nieuw in deze verordening is dat het mechanisme voor de beslechting van geschillen tussen bevoegde instanties in het kader van het mechanisme voor wederzijdse bijstand wordt versterkt. De rol van de Commissie in het mechanisme voor wederzijdse bijstand wordt versterkt door middel van systematisch toezicht, richtsnoeren voor bevoegde instanties en de mogelijkheid adviezen vast te stellen op verzoek van de bevoegde instanties of uit eigen beweging.

Hoofdstuk IV – Mechanisme voor de coördinatie van toezicht, onderzoek en handhaving inzake wijdverspreide inbreuken

In dit hoofdstuk wordt voorzien in de instrumenten voor de aanpak van wijdverspreide inbreuken. Deze instrumenten omvatten gecoördineerde acties (deel I), gemeenschappelijke acties tegen wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie (deel II) en gecoördineerd onderzoek van consumentenmarkten (artikel 32).

3.

Deel I


Gecoördineerde acties voor de aanpak van wijdverspreide inbreuken die niet voldoen aan de drempel voor de Unie-dimensie zijn een flexibel instrument, waarmee de bevoegde instanties de meest geschikte middelen om de wijdverspreide inbreuk aan te pakken kunnen kiezen uit de in de verordening geboden middelen. Deze acties moeten in beginsel worden gecoördineerd door de bevoegde instanties. De Commissie mag hierbij alleen een coördinerende rol op zich nemen als dat noodzakelijk is gelet op de omvang van de inbreuk of als het waarschijnlijk is dat de inbreuk de collectieve belangen van consumenten aanzienlijke schade zal berokkenen.

In dit deel worden de opties uiteengezet voor gecoördineerde onderzoeks- en handhavingsmaatregelen. Indien van toepassing, worden de resultaten van het gecoördineerde onderzoek en de beoordeling van het geval vastgesteld in een gemeenschappelijk standpunt. Ter verzekering van de naleving van de consumentenwetgeving van de Unie kunnen de bevoegde instanties één instantie de bevoegdheid verlenen om handhavingsmaatregelen te nemen namens de consumenten in andere lidstaten die getroffen zijn door de inbreuk. De bevoegde instanties mogen ook gelijktijdig optreden in alle of enkele van de betrokken lidstaten.

Hoewel het niet mogelijk is om de deelname aan een gecoördineerde actie te delegeren aan een aangewezen orgaan, kunnen deze organen worden geïnstrueerd om door middel van een gecoördineerde actie vervolgmaatregelen inzake handhaving te nemen. Dit is echter uitsluitend mogelijk wanneer de andere bevoegde instanties daarmee instemmen en wordt verzekerd dat het beroeps- en handelsgeheim overeenkomstig deze verordening wordt geëerbiedigd.

4.

Deel II


In dit deel wordt een nieuw instrument vastgesteld voor de aanpak van wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie waarvan het waarschijnlijk is dat deze consumenten in een groot deel van de Unie schaden. Ook worden de drempels vastgesteld om te bepalen welke vermeende inbreuken een Unie-dimensie hebben. De drempel is gebaseerd op twee criteria, inzake respectievelijk het aantal landen en de betrokken bevolking, waaraan beide moet worden voldaan.

De Commissie stelt vast of aan de drempels voor de Unie-dimensie is voldaan en start de gemeenschappelijke actie door middel van een besluit. Tevens heeft zij de verplichting om onderzoeks- en andere maatregelen te coördineren die de lidstaten moeten nemen om de inbreuk te beëindigen. De bevoegde instanties in de lidstaten die de inbreuk betreft, zijn verplicht deel te nemen aan een gemeenschappelijke actie. In dit deel worden tevens de redenen gedefinieerd op grond waarvan de bevoegde instanties mogen weigeren om deel te nemen aan de gemeenschappelijke actie. De Commissie sluit de actie af door middel van een besluit wanneer aan de redenen voor de afsluiting is voldaan.

Het belangrijkste instrument van de gemeenschappelijke actie is het gemeenschappelijke standpunt van de betrokken bevoegde instanties dat de resultaten van het onderzoek bevat. Het gemeenschappelijke standpunt moet worden meegedeeld aan de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk en de handelaar moet de mogelijkheid krijgen om te worden gehoord over het gemeenschappelijke standpunt.

De primaire doelstelling van de gemeenschappelijke actie is het beëindigen van de inbreuk en, indien nodig, het verzekeren van verhaalsmogelijkheden voor consumenten door middel van toezeggingen van de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk. Indien het onwaarschijnlijk is dat er toezeggingen zullen worden gedaan (bv. in geval van inbreuken door malafide handelaren), kunnen de bevoegde instanties direct overgaan tot handhavingsmaatregelen die nodig zijn om de inbreuk te beëindigen. De bevoegde instanties moeten over deze optie kunnen beschikken om ervoor te kunnen zorgen dat handelaren geen misbruik maken van de procedure om de handhaving te omzeilen.

Ten behoeve van vervolgmaatregelen op het gebied van handhaving moeten de bevoegde instanties één bevoegde instantie kiezen die het meest geschikt is om handhavingsmaatregelen te nemen om de inbreuk te beëindigen. Met behulp van een overeenkomst tussen de bevoegde instanties waarbij één bevoegde instantie wordt aangewezen om op te treden namens de andere, stelt die instantie in staat om op te treden namens de consumenten van andere lidstaten alsof het haar eigen consumenten waren. Indien nodig kunnen de bevoegde instanties ook gelijktijdig handhavingsmaatregelen nemen.

5.

Deel III


Dit deel bevat gemeenschappelijke bepalingen voor procedures voor gecoördineerde en gemeenschappelijke acties, zoals inzake het recht te worden gehoord voor handelaren, de rol van de coördinator, besluitvorming en taalregeling. Daarnaast wordt hier de rechtsgrondslag vastgelegd voor gecoördineerd onderzoek van consumentenmarkten (sweeps).

Hoofdstuk V – Toezichtmechanisme

Het nieuwe toezichtmechanisme vervangt het huidige SCB-stelsel van waarschuwingen. Dit mechanisme combineert de waarschuwingen op grond van de huidige SCB-verordening met een bredere uitwisseling van informatie die relevant en noodzakelijk is voor de tijdige opsporing van wijdverspreide inbreuken.

Andere entiteiten kunnen deelnemen aan het waarschuwingsmechanisme door middel van externe waarschuwingen. Er kunnen twee categorieën entiteiten bij het waarschuwingsmechanisme betrokken zijn. De aangewezen organen en de Europese consumentencentra zijn betrokken uit hoofde van de verordening. De tweede categorie bestaat uit de door de lidstaten en de Commissie benoemde entiteiten afkomstig uit consumentenorganisaties, handelsorganisaties en andere entiteiten met passende deskundigheid en een rechtmatig belang bij consumentenwetgeving die deel mogen nemen aan het waarschuwingsmechanisme. De toegang tot het waarschuwingsmechanisme is voor al deze entiteiten beperkt tot het plaatsen van 'waarschuwingen ter informatie'. In overeenstemming met de vereisten van het beroepsgeheim, hebben zij geen toegang tot andere informatie of waarschuwingen die worden uitgewisseld tussen de bevoegde instanties.

Hoofdstuk VI – Andere EU-brede activiteiten

Net als in de bestaande SCB-verordening voorziet dit hoofdstuk in de coördinatie, samenwerking en informatie-uitwisseling over andere activiteiten die verband houden met samenwerking op het gebied van handhaving.

Hoofdstuk VII – Beroeps- en handelsgeheim en andere regelingen

Beroepsgeheim is van cruciaal belang, niet alleen om de belangen van derden te beschermen, maar ook om de doeltreffendheid van het onderzoek te verzekeren en te voorkomen dat bewijs wordt vernietigd. De verordening waarborgt de bescherming van het beroeps- en het handelsgeheim. Tevens wordt in dit hoofdstuk bepaald dat de informatie die is verzameld met behulp van de minimumbevoegdheden op grond van deze verordening uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van het verzekeren van de naleving van de wetgeving die de belangen van consumenten beschermt. In de verordening wordt voorts gewaarborgd dat bewijs en onderzoeksbevindingen die worden verkregen met behulp van de minimumbevoegdheden naadloos grensoverschrijdend kunnen worden gebruikt, in het bijzonder wanneer wijdverspreide inbreuken moeten worden aangepakt.

De verordening vervangt de tweejaarlijkse rapportageverplichting in de huidige verordening door tweejaarlijkse nationale handhavingsplannen die moet zorgen voor de prioritering van de activiteiten alsmede een efficiënter gebruik van middelen ter bestrijding van inbreuken op de interne markt. Gelet op de grensoverschrijdende aard van de inbreuken waarop deze verordening betrekking heeft en waarvan de gevolgen verder reiken dan de grenzen van de rechtsbevoegdheid van één enkele lidstaat, worden in de verordening de beginselen vastgesteld voor het opleggen van sancties voor dergelijke inbreuken.


6.

Bijlage


In de bijlage met de lijst met wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, wordt het toepassingsgebied van de verordening rationae materiae vastgesteld. Vergeleken met de bestaande verordening is de bijlage bijgewerkt om wetgeving te verwijderen die niet langer van kracht is en gewijzigd om het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden naar meer instrumenten op het gebied van de consumentenwetgeving van de Unie.

De uitbreiding van de bijlage naar meer instrumenten op het gebied van de consumentenwetgeving van de Unie dient al van toepassing te zijn voordat deze verordening van toepassing wordt.