Toelichting bij COM(2016)364 - Definitieve evaluatie EU meerjarenprogramma betreffende bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken ("programma veiliger internet")

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 6.6.2016


2.

COM(2016) 364 final


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Definitieve evaluatie van het meerjarenprogramma van de EU betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken ("programma veiliger internet")


1. Overzicht

Dit verslag omvat de bevindingen van de evaluatie van het "programma veiliger internet” 2009-2013 1 , hierna 'het programma' genoemd. De Commissie komt op basis van deze evaluatie tot de conclusie dat de belangrijkste doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt. Met betrekking tot de aangepakte problemen en de betrokken belanghebbenden was het programma uiterst relevant; tevens sloot het goed aan op veranderende technologieën en problemen. Daarnaast is in het kader van het programma gebleken dat EU-interventie noodzakelijk was om op doeltreffende wijze resultaten te bereiken. Onder meer de pan-Europese dimensie van de activiteiten, de oprichting van Safer Internet-centra (SIC's) in alle lidstaten en de nauwe samenwerking tussen verschillende belanghebbenden hebben er in belangrijke mate toe bijgedragen dat het programma is geslaagd.

De evaluatie is gebaseerd op een externe studie waarin gebruik is gemaakt van gegevens die door middel van enquêtes zijn verzameld alsmede van vraaggesprekken met projectdeelnemers en belanghebbenden in ruimere zin. De conclusies van het externe onderzoek zijn deugdelijk en deze worden gestaafd door de conclusies van de projectbeoordelingen en de bevindingen van parallel uitgevoerde werkzaamheden in het kader van benchmarks voor het beleid inzake een veiliger internet in de lidstaten 2 . Op basis van de bevindingen zou de Commissie het volgende moeten overwegen:

de meest doeltreffende activiteiten voortzetten, namelijk de SIC's, doelgericht onderzoek en Europese coördinatie van acties;

verbeteren van maatregelen met betrekking tot het monitoren van activiteiten die in het kader van de projecten worden ontplooid;

de communicatie en samenwerking op alle niveaus voortzetten;

ervoor zorgen dat de betrokkenheid van de lidstaten en de sector wordt vergroot.


3.

Daarnaast is uit de evaluatie het volgende gebleken:


de SIC's spelen een sleutelrol bij de coördinatie van acties en initiatieven. In de meeste lidstaten worden de SIC's beschouwd als essentieel platform voor de uitvoering en coördinatie van acties en initiatieven;

vraagstukken in verband met een veilig internet voor kinderen staan hoog op de beleidsagenda in alle lidstaten, maar de opzet van het beleid is voor verbetering vatbaar, met name wat betreft de coördinatie, het verzamelen van bewijsmateriaal en de evaluatie van het beleid.


2. Achtergrond

Dit verslag heeft betrekking op de definitieve evaluatie van het 'programma veiliger internet' 2009-2013, waarbij de relevantie, de doeltreffendheid en de efficiëntie van het programma worden beoordeeld, alsmede de bredere effecten en de duurzaamheid ervan. In artikel 5 van het besluit inzake het programma 3 is bepaald dat de Commissie de uitvoering van de projecten en de impact hiervan beoordeelt om te bepalen of de doelstellingen zijn bereikt, en dat de Commissie na afloop van het programma een definitief evaluatieverslag indient. Mede op basis van de evaluatie zullen aanbevelingen worden opgesteld met betrekking tot het toekomstige beleid inzake veiliger internet en tot de follow-up van het programma door middel van de in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen tot stand gebrachte digitale diensteninfrastructuur voor diensten betreffende veiliger internet 4 .

Het budget van het programma bedroeg 55 miljoen EUR, waarmee projecten in de lidstaten, IJsland, Noorwegen en Servië (door middel van een memorandum van overeenstemming) werden medegefinancierd en beperkte financiering aan Rusland ter beschikking werd gesteld voor deelname aan Europese netwerkactiviteiten. De belangrijkste doelstellingen zijn opgenomen in de volgende acties:

1. Het publiek, en met name kinderen, ouders en leraren voorlichten over de kansen en risico's die gepaard gaan met het gebruik van onlinetechnologieën, en over de manier waarop internet veilig kan worden gebruikt.

2. Illegale inhoud en schadelijk gedrag online bestrijden door de hoeveelheid illegale inhoud op internet terug te dringen en door schadelijke contacten en schadelijk gedrag adequaat aan te pakken, met bijzondere aandacht voor de onlinedistributie van materiaal dat seksueel misbruik van kinderen betreft ("child sexual abuse material", CSAM), kinderlokkerij en cyberpesten.

3. Een veiliger omgeving bevorderen door belanghebbenden, waaronder kinderen, bijeen te brengen en door zelfreguleringsinitiatieven te stimuleren.

4. Een kennisbasis oprichten om adequaat om te gaan met de bestaande en nieuwe gebruiken van de online-omgeving en de bijbehorende risico's en consequenties, om adequate acties te formuleren die erop gericht zijn te zorgen voor onlineveiligheid voor alle gebruikers.

92 % van het budget diende voor de medefinanciering van projecten in het kader van de acties 1 en 2 (het Europese netwerk van SIC's en de coördinatie ervan), 5 % voor de financiering van projecten waarmee een kennisbasis werd opgericht en 2 % voor actie 3. Het gemiddelde medefinancieringspercentage bedroeg 73 % en de gemiddelde looptijd was 26,5 maanden.

In vergelijking met voorafgaande programma's inzake veiliger internet 5 werd de algemene werkingssfeer van het programma uitgebreid met opkomende onlinetechnologieën, de bestrijding van schadelijke contacten en schadelijk gedrag, en de oprichting van een kennisbasis met betrekking tot dit gebied. Het belangrijkste mechanisme voor de uitvoering van het programma bestond uit jaarlijkse werkprogramma's die voor elk jaar prioriteiten, acties en financieringsinstrumenten omvatten. Op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen werden uiteenlopende, op het creëren van een veiliger online-omgeving voor kinderen gerichte projecten geselecteerd die medefinanciering ontvingen. De projecten werden aangevuld met niet-gefinancierde activiteiten, variërend van steun voor de Dag voor een veiliger internet, het organiseren van het Forum voor een veiliger internet, steun voor zelfregulering in de sector en internationale samenwerking.

De aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie van het programma in 2011 zijn opgenomen in de lopende uitvoering van het programma. Hiertoe behoorden regelmatige activiteiten om de betrokkenheid van jongeren te vergroten en uitbreiding van de dekking van hulplijnen. Verder werden initiatieven ter ondersteuning van zelfregulering, zoals de CEO-coalitie om het internet veiliger voor kinderen te maken, voortgezet.

Meer specifiek zijn in het kader van het programma Safer Internet-centra in alle EU-lidstaten, IJsland, Noorwegen, Servië en Rusland medegefinancierd. De SIC's hebben activiteiten ontplooid om het publiek voor te lichten; verder hebben zij hulplijnen opgezet waar kinderen en ouders terecht kunnen voor steun en advies over kwesties in verband met internet. De voorlichtingscentra en hulplijnen maken deel uit van het INSAFE-netwerk 6 . In de meeste landen omvatten de SIC's ook meldpunten. Op die manier worden voornamelijk meldingen van het publiek over CSAM in ontvangst genomen en wordt er bij illegale inhoud voor gezorgd dat de rechtshandhavingsinstanties worden ingelicht en dat de betrokken internetaanbieder de inhoud verwijdert. De meldpunten worden gecoördineerd door de INHOPE Association 7 . In het kader van de maatregelen ter bestrijding van illegale inhoud zijn door middel van het programma ook initiatieven medegefinancierd ter ondersteuning van de rechtshandhaving bij de bestrijding van CSAM. Deze activiteiten dienden ter ondersteuning van de lidstaten bij het nakomen van hun verplichtingen inzake de preventie van kindermisbruik en het verwijderen van CSAM overeenkomstig de richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen 8 en van hun verbintenissen in het kader van de wereldwijde alliantie tegen seksuele uitbuiting van kinderen via het internet 9 .

Ter voorbereiding van de follow-up van het programma is er in het kader van het programma een proefproject gefinancierd voor de ontwikkeling van een platform voor het delen van middelen, diensten en goede werkwijzen voor SIC's en voor de oprichting van een database waarmee de capaciteit van de meldpunten om meldingen betreffende CSAM vast te stellen en te analyseren, wordt versterkt. In de evaluatie van dit project is geconcludeerd dat de consolidatie van de INSAFE/INHOPE-netwerken in heel Europa toeneemt en dat de impact ervan onmiskenbaar is. Verder is geconcludeerd dat het project een sleutelrol in de werkzaamheden op het gebied van veiliger internet in Europa en erbuiten speelt, mede dankzij de algehele doeltreffendheid aangaande de verspreiding, waardoor het project is uitgegroeid tot een referentie op dit gebied.

In het kader van de derde actie, 'bevordering van een veiliger omgeving', zijn met het programma zelfreguleringsovereenkomsten ondersteund, waardoor het toegenomen gebruik van veiligheidspraktijken op door kinderen gebruikte websites en toestellen is gestimuleerd. Het tempo van de ontwikkeling van onlinetechnologieën is hoog en zelfregulering in de sector wordt beschouwd als de meest doeltreffende manier om snel te reageren op nieuwe ontwikkelingen wat betreft gebruik door kinderen en de risico's die daarmee gepaard gaan. De onlinesector heeft positief gereageerd op de initiatieven van de Commissie en andere gezamenlijke activiteiten. Het meest recente voorbeeld is de CEO-coalitie om het internet veiliger voor kinderen te maken 10 : 31 wereldwijd actieve bedrijven uit de gehele waardeketen werd gevraagd zich te scharen achter het initiatief van vicevoorzitter Kroes om samen te werken. Hiermee werd voortgebouwd op eerdere steun door het programma ten behoeve van door de sector op Europees niveau genomen zelfreguleringsinitiatieven 11 .

Het maatschappelijk middenveld is aan bod gekomen bij acties zoals de nationale jeugdpanels en via de financiering die is verstrekt aan het eNACSO-netwerk van ngo's op het gebied van kinderwelzijn 12 . Het doel van dit netwerk was het ontwikkelen van een gecoördineerde aanpak door het delen van ervaringen en door het ontwikkelen van gezamenlijke strategieën, om ervoor te zorgen dat in nationale, Europese en internationale discussies over onlineveiligheid meer rekening wordt gehouden met de behoeften van kinderen.

Kennisuitbreiding is van essentieel belang bij het ontwikkelen van robuust beleid, met name op dit snel veranderende gebied. Verbeteren van de kennis over het gebruik van nieuwe media en technologie door jongeren was dan ook een centrale doelstelling voor werkzaamheden in het kader van het programma. Met het programma werd het EUKidsOnline-netwerk 13 ondersteund. De activiteiten die in het kader daarvan zijn ontplooid, zijn een onmisbare bron van accurate trendanalyses en van input voor toekomstige onderzoeks- en beleidsprioriteiten gebleken. Verder werd ondersteuning verleend aan zeer uiteenlopende onderzoeksprojecten op talrijke gebieden 14 . Op die manier werd het onderzoeksprofiel van vraagstukken met betrekking tot veiliger internet verbeterd. De opgedane kennis werd daarnaast benut voor de kennisbasis die ten grondslag lag aan alle activiteiten in het kader van het programma.

Met het programma zijn bovendien meerdere studies gefinancierd waarmee bewijzen zijn verzameld, met name de SIP-Bench-studie 15 en een studie betreffende beleid en indicatoren inzake veiliger internet in de lidstaten 16 . De algemene doelstelling van de laatstgenoemde studie was het verkrijgen van een beter begrip van de huidige nationale beleidslijnen en acties en het ontwikkelen van een duurzaam instrument voor het vaststellen en delen van goede werkwijzen.

De Europese Strategie voor een beter internet voor kinderen (BIK-strategie) 17 is sinds de lancering in 2012 een centrale referentie voor in het kader van het programma ontplooide activiteiten. De BIK-strategie omvat een alomvattende aanpak met vier pijlers: stimuleren van hoogwaardige online-inhoud voor jongeren, verbeteren van de sensibilisering en responsabilisering, creëren van een veilige online-omgeving voor kinderen en het bestrijden van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen. Met het programma is bijgedragen tot acties die tot alle vier pijlers behoren door middel van het bevorderen van positieve inhoud via nationale en Europese wedstrijden, het ontwikkelen en delen van middelen op het gebied van sensibilisering en het bevorderen van goede werkwijzen, en het opzetten van meldpunten en opleiding wat betreft het omgaan met CSAM.


3. DOELSTELLINGEN EN METHODOLOGIE VAN DE EVALUATIE

Bij de definitieve evaluatie is de uitvoering van het programma onderzocht wat betreft de relevantie, de efficiëntie en de doeltreffendheid ervan en zijn de bredere effecten en de duurzaamheid ervan beoordeeld, alsmede de toegevoegde waarde voor de EU en de coherentie, die als onderdeel van deze criteria zijn beoordeeld. De evaluatie is van kwalitatieve aard en omvat in kwantitatief opzicht beperkt bewijsmateriaal. Aanvullende gegevens zijn echter beschikbaar in het externe evaluatieverslag. De Commissie zal de resultaten van deze evaluatie benutten bij de ontwikkeling van toekomstig beleid en van acties.

Voor het beoordelen van de relevantie van het programma zijn de vragen van de evaluatie gericht op de ontwikkeling van de problemen waarop het programma betrekking had en op de manier waarop op deze veranderingen is gereageerd, alsmede op de relevantie van de acties en de meerwaarde ervan voor de belangrijkste doelgroepen.

De efficiëntie van het programma is geëvalueerd door middel van vragen over de algehele mate van tevredenheid met de uitvoering, de efficiëntie van de activiteiten, de adequaatheid van de financiering en het hefboomeffect ervan.

Wat betreft de doeltreffendheid is gekeken naar de bijdrage van het programma tot de bescherming van kinderen op internet en de bredere digitale omgeving. Tevens is beoordeeld of dezelfde resultaten of activiteiten ook met andere middelen of zonder het programma tot stand gebracht hadden kunnen worden en is nagegaan welke verbeteringen met het oog op eventuele follow-up-acties nuttig konden zijn.

Wat betreft de effecten en de duurzaamheid is bekeken in hoeverre de duurzaamheid van de impact kon worden aangetoond en welke veranderingen zonder EU-financiering hadden plaatsgevonden. Verder is gekeken naar mogelijke alternatieve financieringsbronnen en naar de complementariteit/overlapping met andere nationale of EU-programma's.

Bij de externe evaluatie is een aantal instrumenten voor gegevensverzameling gebruikt om ondersteunende informatie voor dit verslag te vergaren. Tijdens de fase van gegevensverzameling is onder de deelnemers aan project in het kader van het programma een enquête uitgevoerd, alsmede een enquête onder belanghebbenden in ruimere zijn, waarbij alle betrokken groepen van belanghebbenden vertegenwoordigd waren, inclusief de sector, overheidsinstanties, het onderwijs en ngo's.

Ter aanvulling is een reeks semi-gestructureerde vraaggesprekken met verschillende belanghebbenden gevoerd, variërend van functionarissen van de Commissie en begunstigden van het programma tot externe actoren, zoals de sector, onderzoekers en vertegenwoordigers van de lidstaten en rechtshandhavingsautoriteiten. Ten slotte zijn er casestudy's uitgevoerd ter illustratie van verschillende vormen van samenwerking op het gebied van veiliger internet in vier lidstaten.

Bovendien zijn de definitieve evaluatieverslagen van projecten geanalyseerd, waarbij aandacht werd besteed aan de mate waarin doelstellingen werden bereikt en aan de effecten ervan.

3.1.Beperkingen – de robuustheid van de bevindingen


4.

De verzameling en analyse van de gegevens gaan gepaard met een aantal intrinsieke beperkingen. De effecten daarvan zijn zoveel mogelijk beperkt:


• Het was niet mogelijk de effecten van de projecten te meten, aangezien er onvoldoende monitoringinstrumenten ter beschikking stonden. De beoordeling van de effecten en de duurzaamheid is daarom voornamelijk gebaseerd op de perceptie van de projectdeelnemers die dikwijls niet objectief is.

• Bij de evaluatie is rekening gehouden met de inherente beperkingen van de bevindingen van enquêtes: de ontvangen antwoorden geven de standpunten van slechts een gedeelte van de relevante belanghebbenden weer. Bovendien geven de standpunten van de belanghebbenden een individueel en geen alomvattend perspectief weer.


Rekening houdend met het bovenstaande, is bij deze evaluatie uitgegaan van de beste beschikbare gegevens. Wanneer er geen betrouwbare kwantitatieve gegevens beschikbaar waren, is dit naar behoren vermeld en gecompenseerd door middel van kwalitatieve gegevens en overwegingen.


4. BEVINDINGEN VAN DE DEFINITIEVE EVALUATIE

Uit de bevindingen van de evaluatie blijkt dat de belangrijkste doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt. Het welslagen van het programma was met name te danken aan het pan-Europese karakter en de coherentie ervan en aan de nauwe samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden.

De gefinancierde initiatieven hebben een positief effect op de rechten van kinderen gehad. In artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt erkend dat kinderen over onafhankelijke en autonome rechten beschikken en is bepaald dat zij recht hebben op de bescherming en zorg die nodig zijn voor hun welzijn; hiermee is bij de bevordering van het beleid inzake veiliger internet rekening gehouden.

De hieronder bij elk evaluatiecriterium weergegeven bevindingen hebben betrekking op de geconsolideerde resultaten van de door de Commissie uitgevoerde werkzaamheden en op de enquêtes en vraaggesprekken die in het kader van de externe studie zijn verricht.

4.1.Relevantie

De resultaten van de evaluatie bevestigen dat bij de uitvoering van het programma rekening is gehouden met nieuwe technologieën en nieuw onlinegedrag, zoals het feit dat kinderen op steeds lagere leeftijd internet gebruiken op uiteenlopende toestellen, en dat de strategie zo nodig doorlopend moest worden herzien gezien het snel veranderende karakter van het onderwerp. Deze mogelijkheid stond ter beschikking dankzij de flexibiliteit die jaarlijkse werkprogramma's en oproepen tot het indienen van voorstellen bieden. De belanghebbenden erkenden dat het programma op internationaal vlak tot een belangrijke voorloper is uitgegroeid, en dat het voor leiderschap en financiële ondersteuning voor de lidstaten heeft gezorgd.

De evaluatie heeft verder bevestigd dat de acties in het kader van het programma alomvattend waren, dat zeer uiteenlopende groepen belanghebbenden erbij betrokken waren en dat de acties op hen gericht waren. Het geven van voorlichting en de bestrijding van illegale inhoud werden als de meest relevante doelstellingen beschouwd; wat betreft de bevordering van een veiliger online-omgeving en het oprichten van een kennisbasis liepen de meningen van de belanghebbenden meer uiteen. Men was wel van mening dat met alle vier de acties tegemoet werd gekomen aan de behoeften van kinderen die internet gebruiken. Het programma heeft een meerwaarde voor de doelgroepen opgeleverd: de meeste geraadpleegde belanghebbenden hadden geen weet van door andere organisaties op nationaal niveau ontplooide activiteiten die vergelijkbaar waren met hun eigen project en er waren sterke aanwijzingen dat het merendeel van de projecten zonder EU-financiering niet dan wel niet in dezelfde mate zou zijn uitgevoerd, aangezien er te weinig financiële middelen specifiek worden uitgetrokken voor de bevordering van een veiliger gebruik van onlinetechnologieën door kinderen.

De resultaten van de evaluatie benadrukken het belang van onderwijs en positieve inhoud. Kinderen hebben behoefte aan hoogwaardig onderwijs met een digitale component om hen te beschermen tegen de verschillende risico's die gepaard gaan met dergelijke snel veranderende technologieën. De evaluatie onderstreept dat de participatie van kinderen voordelen oplevert, dat kinderen op de hoogte moeten zijn van de mogelijkheden die digitale technologieën bieden en dat ouders in voldoende mate bij de online-activiteiten van hun kinderen betrokken moeten zijn. Om online actieve en doeltreffende deelnemers te zijn, in staat te zijn schadelijke inhoud te herkennen en online voor hun eigen veiligheid te zorgen, moeten kinderen over digitale vaardigheden beschikken. Idealiter wordt hieraan in de leerplannen van scholen aandacht besteed.

De deelnemers aan het programma, beleidsmakers en actoren uit de sector hechtten veel waarde aan het verrichte onderzoek en beschouwden de verspreiding van dit onderzoek binnen de rest van het programma als zeer belangrijk. Uit specifieke input in het kader van de enquête blijkt dat het noodzakelijk is verder diepgaand internationaal onderzoek te verrichten naar het onlinegedrag van kinderen 18 en naar efficiënte onderwijsmethoden.

Ten slotte hebben de begunstigden van het programma en de sector aangegeven van plan te zijn hun samenwerking voort te zetten, onder meer via meer specifieke acties die gericht zijn op kwetsbare kinderen, kinderen met een beperking en kinderen die in een moeilijke thuissituatie verkeren.

4.2.Efficiëntie

De deelnemers aan de projecten waren zeer tevreden met het beheer van het programma door het directoraat-generaal Communicatienetwerken, inhoud en technologie (DG CNECT), hoewel er wellicht sprake is van een enigszins vertekend beeld vanwege belangen met betrekking tot de ondersteuning van het programma. Nochtans hebben sommige begunstigden vermeld dat het aanvraagproces voor toekomstige EU-subsidies op dit gebied als volgt kan worden verbeterd: vereenvoudigde procedures en rapportageverplichtingen, flexibelere eisen om tegemoet te komen aan specifieke nationale situaties, werkzaamheden en financiering langer van tevoren plannen en meer informatie over andere financieringsprogramma's betreffende aanverwante gebeiden beschikbaar stellen.

De belanghebbenden waren over het algemeen van mening dat de Commissie voor een efficiënt beheer van het programma heeft gezorgd. De gemiddelde termijn voor aanbestedingen bedroeg 292 dagen voor de 77 projecten waarover in de programmaperiode werd onderhandeld. Het rendement van acties in het kader van het programma, en met name van de aan netwerkactiviteiten bestede aandacht, werd grotendeels als goed beschouwd, maar er zijn mogelijkheden om de consolidering en samenwerking op EU-niveau tussen alle betrokken diensten en tussen de begunstigden van het programma te verbeteren. De meningen over de adequaatheid van de financiering waren evenredig verdeeld tussen degene die deze als afdoende en degenen die deze als ontoereikend beschouwden. Van die laatste groep had nagenoeg iedereen wel toegang tot financiering uit andere bronnen. Deze resultaten kunnen echter vertekend zijn, afhankelijk van de vraag of de begunstigde al of niet toegang tot aanvullende financiering had.

De gefinancierde projecten konden vaak profiteren van synergie-effecten met andere initiatieven. Het feit dat 27 lidstaten over SIC's beschikken, beschouwen de belanghebbenden als de voornaamste meerwaarde van het programma, aangezien hierdoor kennis en goede werkwijzen kunnen worden gedeeld. Dit wordt bevestigd door het in kaart gebrachte beleid inzake veiliger internet: in de meeste EU-landen wordt het SIC beschouwd als belangrijkste platform voor de uitvoering en coördinatie van acties en initiatieven 19 .

Uit de evaluatie blijkt dat de in het kader van het programma gefinancierde projecten hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. In verband daarmee werd het publiek voorgelicht over veiliger gebruik van onlinetechnologieën, werd de samenwerking tussen de belanghebbenden verbeterd, werd schadelijk onlinegedrag aangepakt en werden kinderen betrokken bij onlineveiligheid en daarover ingelicht. Er was echter wel bezorgdheid dat de doeltreffendheid van het programma en de daarmee samenhangende activiteiten in de toekomst in het gedrang kan komen door een gebrek aan aanhoudende EU-financiering en door de terughoudendheid van de sector en nationale regeringen wat betreft hun betrokkenheid.

In de toekomst zijn verbeteringen mogelijk: er had meer aandacht kunnen worden besteed aan activiteiten op maatschappelijk vlak en aan verder onderzoek en projecten met betrekking tot het verbeteren van de digitale vaardigheden van kinderen. Tot slot was het volgens de belanghebbenden noodzakelijk dat de sector een grotere rol speelt bij het verbeteren van de doeltreffendheid van activiteiten die in in het kader van het programma worden ontplooid.

4.3.Effecten en duurzaamheid

Uit de bevindingen van de enquêtes en vraaggesprekken met de deelnemers aan projecten en de belanghebbenden, die een enigszins vertekend beeld kunnen geven, blijkt dat het programma middelgrote tot grote effecten heeft gehad, met name wat betreft de voorlichting, de bestrijding van illegale inhoud, de verbetering van digitale vaardigheden, de versterking van de samenwerking en het scheppen van synergie-effecten.

Hierbij werd het vaakst melding gemaakt van voorlichting, in combinatie met het verstrekken van onderwijs, opleiding en aanverwante instrumenten en materialen ten behoeve van kinderen. De coördinatie door middel van het INSAFE-netwerk heeft gezorgd voor optimale synergie en effecten. In 2014 werden bijvoorbeeld dankzij de gezamenlijke inspanningen van het netwerk meer dan 22,5 miljoen mensen in heel Europa en daarbuiten bereikt 20 .

Het tweede gebied waarop grote effecten tot stand werden gebracht, was de bestrijding van illegale inhoud, met name wat betreft de meldpunten. Dankzij de totstandbrenging van een systeem van meldingen en verwijdering van CSAM en de verbeterde samenwerking tussen de meldpunten en de rechtshandhavingsautoriteiten kon verwijdering sneller plaatsvinden. In 2011 werd 60 % van de gemelde inhoud binnen 1 tot 3 dagen verwijderd, in 2014 was dat al 90 % 21 . Daarnaast ontvingen de meldpunten tijdens de programmaperiode een toenemend aantal meldingen 22 , waardoor meer websites door het INHOPE-netwerk konden worden verwijderd.

Uit de bevindingen blijkt verder dat het programma invloed heeft gehad op andere nationale en internationale activiteiten. Verwijzingen naar onderzoek en resultaten in het kader van het programma tonen dat aan. Europese activiteiten betreffende veiliger internet worden op internationaal vlak dikwijls als goede werkwijzen beschouwd die zijn overgenomen in Latijns-Amerika, de Verenigde Staten en de regio Azië-Stille Oceaan. De Dag voor een veiliger internet, afkomstig uit het programma, is bijvoorbeeld een jaarlijks terugkerend internationaal evenement om de aandacht te vestigen op de onlineveiligheid van kinderen. Het wordt jaarlijks in meer dan 100 landen georganiseerd en kan op erkenning rekenen in heel Europa, Noord-Amerika, Zuid-Amerika en de regio Azië-Stille Oceaan.

De meerderheid van de belanghebbenden was van mening dat de projectactiviteiten zonder EU-financiering niet hadden kunnen worden uitgevoerd; er was bezorgdheid over het verkrijgen van financiering van nationale regeringen of de sector en velen waren van mening dat aanhoudende financiering door de Commissie noodzakelijk is. De begunstigden van de projecten gaven aan dat de effecten van hun projecten op de middellange en lange termijn zouden aanhouden, waarbij overheidsinstanties en de sector bij de financiering van toekomstige activiteiten een cruciale rol spelen.

5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN VAN DE EVALUATIE

Op basis van de externe evaluatie en de parallel daaraan uitgevoerde werkzaamheden, is de Commissie tot de volgende conclusies gekomen, die als input voor beraadslagingen over het toekomstige beleid inzake veiliger internet dienen.

–Uit de evaluatie blijkt dat de belangrijkste doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt. Met betrekking tot de aangepakte problemen en de betrokken belanghebbenden was het programma uiterst relevant; tevens sloot het goed aan op evoluerende technologieën en problemen.

–Daarnaast is in het kader van het programma gebleken dat EU-interventie noodzakelijk was om op doeltreffende wijze resultaten te bereiken. De pan-Europese dimensie en de coherentie van de activiteiten, de oprichting van SIC's in alle lidstaten en de nauwe samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden hebben bijgedragen tot de geslaagde uitvoering, de consolidering en de samenwerking op EU-niveau tussen alle betrokken diensten en tussen de begunstigden van het programma.

–De uitvoering van het programma werd als efficiënt beschouwd, hoewel bepaalde procedures voor vereenvoudiging vatbaar waren.

–Het programma heeft middelgrote tot grote effecten gehad, met name op het gebied van voorlichting, doordat het gericht was op netwerken en het tot stand brengen van synergie-effecten en de bestrijding van illegale inhoud; de oprichting van een goed werkend systeem van meldingen en verwijdering van CSAM, aangevuld met vrijwillige inspanningen door de sector om de verspreiding van CSAM via hun infrastructuur tegen te gaan, heeft ertoe geleid dat dergelijke inhoud sneller wordt verwijderd 23 .

–De leidinggevende rol die de Commissie heeft gespeeld, wordt erkend, zowel met betrekking tot de lidstaten als op internationaal vlak, waar Europese activiteiten betreffende veiliger internet op internationaal vlak dikwijls als goede werkwijzen worden beschouwd die over de hele wereld zijn overgenomen, zoals de viering van de Dag voor een veiliger internet.


5.1.Voortzetting van de meeste doeltreffende activiteiten

5.

Om de behaalde resultaten in stand te houden en erop voort bouwen, kunnen de volgende typen activiteiten, die het meest doeltreffend zijn gebleken, worden voortgezet:


- de werkzaamheden van de SIC-voorlichtingscentra die verdere voorlichtingsactiviteiten zouden moeten ontplooien, waaronder de verspreiding van informatie en instrumenten voor kinderen op het gebied van het veiliger gebruik van onlinetechnologieën, alsmede voortzetting van de jaarlijkse Dag voor een veiliger internet; uitbreiding van de werkzaamheden van de meldpunten en bevordering van de samenwerking tussen de meldpunten en nationale systemen voor de bescherming van kinderen; verder zouden de werkzaamheden van de meldpunten, een belangrijke resultaat van het programma, moeten worden voortgezet.

- waarborgen dat de SIC's kinderen in moeilijke of kwetsbare situaties bereiken (zoals kinderen met een beperking, kinderen die door armoede worden bedreigd, kinderen in een migratie-situatie), zodat zij op volledig inclusieve wijze kunnen profiteren van de voordelen van digitale technologieën.

-aanhoudend onderzoek op het niveau van de EU en de lidstaten over het onlinegedrag van kinderen en de risico's waarmee zij worden geconfronteerd, waarbij de kennisbasis wordt bijgehouden en wordt gewaarborgd dat alle initiatieven relevant blijven en gericht zijn op de gebieden de het meeste aandacht vergen. Gezien het gebrek aan doelgericht onderzoek op dit gebied, moet worden nagegaan hoe onderzoekers kunnen worden aangemoedigd om bij te dragen tot de kennisbasis betreffende het internetgebruik van kinderen en om materiaal te voorzien voor de voortdurende ontwikkeling van acties, en hoe de op rechten gebaseerde aanpak van EUKidsOnline in toekomstig onderzoek kan worden gereproduceerd, teneinde de rechten van het kind in de online-omgeving verder te verwezenlijken. In dat verband kunnen meldpunten een waardevolle informatiebron zijn, aangezien zij het eerste contactpunt vormen dat direct door kinderen en ouders wordt geraadpleegd.

-het beleid inzake veiliger internet voortdurend in kaart brengen om een overzicht te verkrijgen van de manier waarop de problemen betreffende onlineveiligheid worden aangepakt door middel van beleid en initiatieven in heel Europa, waarbij wordt vastgesteld welke patronen en benaderingen in de lidstaten worden toegepast.

Algemeen gezegd is de coördinerende en toezichthoudende rol van de Commissie ten aanzien van de uitvoering van het programma, en met name wat betreft de SIC's, van grote waarde voor de lidstaten en alle betrokken belanghebbenden gebleken 24 . Een voortzetting van de coördinerende rol van de Commissie bij toekomstige programma's zou daarom een meerwaarde opleveren.


5.2.Faciliteren van de monitoring van de effecten van projecten

Het is momenteel niet mogelijk de effecten van door de EU medegefinancierde projecten te bepalen en te meten, aangezien er onvoldoende monitoringinstrumenten ter beschikking staan. Het is daarom met het oog op de toekomst raadzaam een robuust monitoringsysteem op te zetten en ervoor te zorgen dat regelmatig onafhankelijke evaluaties worden uitgevoerd. Daartoe moet de ontwikkeling van meetbare indicatoren betreffende de uitvoering en prestaties worden voortgezet, zodat soortgelijke projecten vergeleken en beter beoordeeld kunnen worden en de aandacht op goede werkwijzen wordt gevestigd.

5.3.Doeltreffende communicatie blijft noodzakelijk

Communicatie tussen alle relevante entiteiten en belanghebbenden is onontbeerlijk met het oog op het delen van goede werkwijzen en het voorkomen van overlappingen tussen toekomstige initiatieven. In dat verband zou de Commissie de reeds bestaande samenwerking tussen de verschillende relevante diensten van de Commissie met betrekking tot kwesties op het gebied van internetveiligheid en het volledige bereik illegale inhoud moeten versterken, en moeten toezien op de samenhang van de werkzaamheden van die diensten. Daarnaast zou de samenwerking tussen verschillende types belanghebbenden en de uitwisseling van goede werkwijzen tussen hen moeten worden verbeterd.

5.4.Bevorderen van de betrokkenheid van de sector en de lidstaten

Uit de evaluatie is gebleken dat de in het kader van het programma gefinancierde activiteiten waardevol zijn, maar dat de financiële betrokkenheid van de sector momenteel slechts beperkt is. Gezien de bezorgdheid van de deelnemers aan projecten met betrekking tot de toekomstige financiering van initiatieven, dient er te worden gestreefd naar een grotere betrokkenheid van de sector met het oog op alternatieve financieringsbronnen voor activiteiten die momenteel door de Commissie en in zekere mate door nationale overheden worden gefinancierd. Dit zou als langetermijndoelstelling kunnen worden beschouwd, zodat de Commissie kan onderzoeken op welke manier de (financiële) betrokkenheid van de sector in algemenere zin kan worden versterkt.

De betrokkenheid van de lidstaten bij toekomstige initiatieven dient eveneens te worden aangemoedigd. Het niveau van de middelen voor toekomstige activiteiten en de beschikbaarheid van nationale en andere bronnen als aanvulling op EU-financiering zou daardoor in een vroeg stadium kunnen worden beoordeeld. Met het oog op de toekomst zou de Commissie voortdurend op de noodzaak van nationale medefinanciering moeten wijzen om ervoor te zorgen dat de lidstaten op dit beleidsterrein niet uitsluitend uitgaan van door de EU gefinancierde projecten. De Commissie zou goede werkwijzen van de lidstaten moeten benadrukken en deze aan alle andere lidstaten moeten doorgeven, waardoor zij kunnen worden geprikkeld om de nationale financiering te verhogen.


(1) Besluit nr. 1351/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 118).
(2)

Gepubliceerd onder de titel: 'Mapping Safer Internet policies in the Member States: The Better Internet for Kids (BIK) Map.' ISBN 978-92-79-47784-3.

(3) Besluit nr. 1351/2008/EG.
(4) Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010.
(5) Het actieplan voor een veiliger internetgebruik (1999-2004) met een budget van 38,7 miljoen EUR en het programma Safer Internet plus (2005-2008) met een budget van 45 miljoen EUR.
(6) https://www.betterinternetforkids.eu/
(7) International Association of Internet Hotlines INHOPE (internationaal samenwerkingsverband van internetmeldpunten), www.inhope.org/gns/home.aspx.
(8) Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad.
(9) ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/policies
(10) De doelstelling van de coalitie om het internet veiliger voor kinderen te maken is beschikbaar op https://ec.europa.eu/digital-agenda/sites/digital-agenda/files/ceo_coalition_statement.pdf .
(11)

Europees kader voor een veiliger gebruik van mobiele telefoons door jonge tieners en kinderen; beginselen van sociaal netwerken in de EU.

(12) www.enacso.eu/">www.enacso.eu/.
(13) www.lse.ac.uk/media@lse/research/EUKidsOnline/Home.aspx">www.lse.ac.uk/media@lse/research/EUKidsOnline/Home.aspx.
(14) EU NET ADB , SPIRTO, Social Web Social Work, het ROBERT-project en Net Children Go Mobile.
(15) SIP-Bench III: sipbench.eu.
(16) Het eindverslag is gepubliceerd onder de titel 'Mapping Safer Internet policies in the Member States: The Better Internet for Kids (BIK) Map.' ISBN 978-92-79-47784-3.
(17)
(18) Een voorbeeld daarvan is de door DG SANCO uitgevoerd studie betreffende op kinderen gerichte marketing via social media, onlinespelen en mobiele toepassingen. Naar verwachting worden de resultaten van de studie in 2016 gepubliceerd.
(19) www.technopolis-group.com/wp-content/uploads/2014">www.technopolis-group.com/wp-content/uploads/2014
(20) Jaarverslag 2014 INSAFE – INHOPE, april 2015.
(21) Infografieken/INHOPE 2014.
(22) Jaarverslag 2013 INSAFE – INHOPE, april 2013, blz. 6.
(23) www.inhope.org/Libraries
(24) www.technopolis-group.com/wp-content/uploads/2014