Toelichting bij COM(2016)551 - Gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken betreffende personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld middels steekproeven

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

1.

Het toenemend belang van de sociale dimensie van de EU


De doelstelling van een uitermate concurrerende sociale markteconomie die voor groei, betere banen, sociale vooruitgang en sociale rechtvaardigheid voor alle burgers zorgt, staat centraal in de beleidsagenda van de Europese Unie. In juni 2015 werd in het verslag van de vijf voorzitters over de voltooiing van Europa's Economische en Monetaire Unie 1 onderstreept hoe belangrijk het is om te bouwen aan een sterk, sociaal Europa. Voorzitter Juncker sprak deze ambitie uit in zijn Staat van de Unie-toespraak in september 2015 door te benadrukken dat er behoefte is aan 'een nieuw convergentieproces, zowel tussen lidstaten als binnen samenlevingen, waarbij productiviteit, werkgelegenheid en sociale rechtvaardigheid de kernbegrippen zijn.'

Deze doelstelling wordt daadkrachtig nagestreefd door het vernieuwde Europees semester, de jaarlijkse cyclus voor de onderlinge afstemming van economisch beleid op EU-niveau, in overeenstemming met de mededeling van oktober 2015 over de stappen voorwaarts om de EMU te voltooien. Een goed evenwicht tussen economische en sociale doelstellingen in het Europees semester is met name belangrijk voor de duurzaamheid en de legitimiteit van de economische en monetaire unie. Daarom zijn de sociale en werkgelegenheidsdoelstellingen een prominentere rol gaan spelen in het Europees semester en worden in zowel de landenverslagen als de landspecifieke aanbevelingen uitdagingen op sociaal en werkgelegenheidsgebied beoordeeld en beleidshervormingen bevorderd op basis van de beste werkwijzen.

De Commissie heeft ook voorgesteld om een Europese pijler van sociale rechten 2 te ontwikkelen om de opwaartse convergentie van werkgelegenheids- en sociale omstandigheden te bevorderen, evenals meer weerbaarheid tegen economische schokken. De pijler moet het Europees sociaal acquis aanvullen en erop voortbouwen om richting te geven aan beleidslijnen op een aantal gebieden die essentieel zijn voor goed werkende en billijke arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels. De pijler zou het referentiekader moeten worden om de prestaties op het vlak van werkgelegenheid en de sociale prestaties van de deelnemende lidstaten te monitoren, hervormingen op nationaal niveau te stimuleren en, meer in het bijzonder, als kompas te dienen voor het hernieuwde proces van convergentie in de eurozone. Dit moet ertoe bijdragen dat de economische ontwikkeling leidt tot grotere sociale vooruitgang en samenhang, in lijn met de Europa 2020-strategie en de doelstelling ervan betreffende inclusieve groei.

Deze sterke inzet op de sociale doelstellingen van de EU moet worden onderbouwd door een solide empirische basis. Aangezien de uitgaven voor het sociaal beleid in de ruime zin (met inbegrip van gezondheidszorg, onderwijs en sociale bescherming) in de meeste lidstaten bovendien meer dan een kwart van het bbp en meer dan de helft van de overheidsuitgaven vertegenwoordigen, moet worden gezorgd voor een sterke nadruk op de beleidsresultaten, kosteneffectiviteit en het streven naar betere resultaten door middel van internationale vergelijkingen, benchmarking en wederzijds leren.

De EU heeft betrouwbare en actuele sociale statistieken nodig om de sociale omstandigheden en de effecten van economische ontwikkelingen en beleid op de sociale omstandigheden in de lidstaten en hun regio's en op de situatie van verschillende bevolkingsgroepen nauwgezet te kunnen volgen. Daarom moeten onderwerpen als armoede en sociale uitsluiting, ongelijkheden, vaardigheden, toegang tot werkgelegenheid voor iedereen en socialezekerheidsuitgaven beter worden beschreven met degelijke en actuele statistieken.

2.

Europese sociale en werkgelegenheidsstatistieken


Het Europees statistisch systeem (ESS) 3 stelt de statistische gegevens op die worden gebruikt voor de beoordeling van de prestaties van lidstaten in de context van het Europees semester, om de belangrijkste streefwaarden van Europa 2020 te volgen, verschillende evaluatiekaders van de Commissie inzake werkgelegenheid en sociale ontwikkeling in te voeren en de basis te leggen voor een toekomstige statistische visie voor Europa na Europa 2020. Door de jaren heen heeft het ESS geavanceerde hulpmiddelen ontwikkeld om betere en vergelijkbare statistieken te verschaffen voor het ontwikkelen van beter beleid op Europees niveau en in de lidstaten.

Het ESS krijgt te maken met een steeds verder toenemende behoefte aan statistische informatie voor analyse, onderzoek en beleidsontwikkeling. Daarnaast moeten de statistische gegevens blijven voldoen aan de hoge kwaliteitsnormen voor officiële statistieken, waaronder die omtrent tijdigheid.

Sociale statistieken die worden gebruikt op EU-niveau, komen uit verschillende bronnen: volkstellingen, geaggregeerde administratieve gegevens, gegevens van bedrijven en gegevens over personen en huishoudens die op individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven. Dit voorstel heeft betrekking op deze laatste bron van sociale statistische gegevens.

Het huidige systeem voor het produceren van Europese statistieken over personen en huishoudens op basis van de gegevens die op individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven (hierna 'Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven' genoemd) bestaat uit een aantal afzonderlijke, domeinspecifieke verordeningen, die precies aangeven welke onderwerpen moeten worden behandeld en wat de technische vereisten zijn voor het verzamelen van de gegevens (zoals de omvang van de steekproef, kwaliteitscriteria en vereisten met betrekking tot overdracht). Er zijn momenteel vijf rechtsgrondslagen voor het uitvoeren van Europese sociale enquêtes, die betrekking hebben op, respectievelijk, de steekproefenquête naar de arbeidskrachten (LFS) 4 , communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) 5 , de enquête volwasseneneducatie (AES) 6 , het Europees gezondheidsonderzoek door middel van interviews (EHIS) 7 en de enquête over het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in huishoudens (ICT-HH) 8 . Twee Europese enquêtes worden alleen uitgevoerd op grond van een informele overeenkomst: het budgetonderzoek (HBS) en de geharmoniseerde Europese tijdbestedingsenquête (HETUS).

Dit initiatief maakt onderdeel uit van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) en heeft als doel de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven te stroomlijnen, het proces van gegevensverzameling efficiënter te maken en de statistische output relevanter. De voorgestelde verordening moet garanderen dat gegevens op de lange termijn vergelijkbaar en samenhangend zijn. Het systeem van Europese sociale enquêtes moet robuust en efficiënt genoeg zijn en garanderen dat de statistieken van hoge kwaliteit blijven — iets dat nogal een uitdaging kan zijn gezien de constante veranderingen op het gebied van de statistiek: snelle innovatie in methodologieën en het gebruik van IT, de beschikbaarheid van nieuwe gegevensbronnen, veranderende behoeften en verwachtingen van gegevensgebruikers en de constante druk op beschikbare middelen.

Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied

Het is steeds noodzakelijker dat statistieken betrouwbaar, actueel en van hoge kwaliteit zijn, zodat beleidsmakers, bedrijven en het algemene publiek de juiste beslissingen kunnen nemen op basis van feiten. Het is voor het ESS echter een uitdaging om statistieken met dit kwaliteitsniveau te verschaffen: de steeds groter wordende vraag naar gegevens en de roep van respondenten van statistische enquêtes om een vermindering van de last, oefenen samen druk uit op de productie van statistieken. Recentelijke statistische initiatieven waren er daarom op gericht de coördinatie en samenwerking met het ESS te vereenvoudigen en verbeteren, om de productie van Europese statistieken efficiënter te maken en de respondenten minder te belasten. Een voorbeeld is Verordening (EG) nr. 223/2009 betreffende de Europese statistiek 9 , die in 2015 werd gewijzigd om het bestuur van het ESS te verduidelijken en de coördinatie en samenwerking op zowel EU- als nationaal niveau te intensiveren. Andere initiatieven, zoals de kaderverordening voor de integratie van zakelijke statistieken (FRIBS), zijn opgenomen in het Refit-initiatief van de Commissie en zijn erop gericht de productie van Europese statistiek op specifieke gebieden te vereenvoudigen en stroomlijnen.

Het Europees statistisch programma 2013-2017 10 identificeert statistieken over 'het Europa van de burgers' (ofwel sociale statistieken) als een van de drie pijlers van het statistische informatiesysteem: economie, sociaal en milieu. Elke pijler dekt een reeks primaire statistieken die de nodige input zullen leveren voor beleidsindicatoren en boekhoudsystemen. Om de doelstellingen van het Europese statistische programma op de meest efficiënte en consequente manier te behalen, wordt in deze verordening een overkoepelend juridisch kader vastgesteld voor de productie van Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven.

De ESS-visie 2020 11 richt zich op het moderniseren van de productie van Europese statistieken en het hierbij verder verbeteren van het evenwicht tussen de voordelen en het belang van Europese statistieken van hoge kwaliteit en de kosten en lasten die gepaard gaan met de productie ervan. Op deze manier zal het ESS eraan bijdragen dat er snel kan worden ingesprongen op de behoefte aan informatie van Europese instellingen voor hun beleidsontwikkeling en de statistische behoefte van de maatschappij in bredere zin, en wordt er daarnaast ook aandacht besteed aan de noodzaak om de administratieve lasten voor huishoudens en bedrijven te verminderen.

Samenhang met ander beleid van de EU

Voor het ontwikkelen en evalueren van beleid met het oog op de politieke prioriteiten van de Unie, met name het beleid dat verband houdt met werkgelegenheid, groei en investeringen, de digitale eengemaakte markt, een diepere en eerlijkere Europese monetaire unie (EMU), migratie, interne markt, energie-unie en klimaat, zijn goede analytische en controlemiddelen nodig. Daarnaast houden de politieke prioriteiten verband met een aantal verschillende domeinen binnen de sociale en economische statistiek, waardoor het nodig is om te zorgen voor meer samenhang tussen gegevensbronnen en om een intensiever gebruik van nieuwe, innovatieve bronnen en benaderingen te faciliteren. De Europa 2020-strategie maakt gebruikt van indicatoren om centrale doelstellingen op de voet te volgen, bijvoorbeeld de bevordering van werkgelegenheid, verbetering van het onderwijsniveau en bevordering van sociale inclusie door middel van armoedebestrijding. Om deze indicatoren te berekenen, is actuele statistische informatie nodig. Deze statistische informatie moet zo efficiënt mogelijk worden geproduceerd, met behulp van moderne statistische methoden voor de verzameling en productie van gegevens. Het huidige gebrek aan integratie tussen domeinen maakt het nog moeilijker om gegevens te analyseren als deze uit verschillende bestaande gegevensverzamelingen komen. Ook voor de statistische vereisten die gekoppeld zijn aan de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, waarin wordt ingegaan op zowel de bestrijding van armoede als de economische, sociale en milieudimensies van duurzame ontwikkeling, zouden de integralere en actuelere indicatoren die voortvloeien uit dit voorstel gunstig zijn.

De beleidsprioriteiten kunnen veranderen en naar verwachting zal er in de toekomst steeds meer behoefte komen aan kwalitatief hoogwaardige Europese sociale statistieken, bijvoorbeeld wanneer de werkzaamheden aan de doelstellingen van de geplande Europese pijler van sociale rechten van start gaan. Daarnaast zijn er kwalitatief hoogwaardige statistieken nodig om beleidsmakers in staat te stellen verder te kijken dan de huidige context en om nieuwe beleidskaders en streefwaarden te identificeren en ontwikkelen. Het belang van Europese statistieken is niet beperkt tot het tijdsbestek van de huidige strategieën. Dit wordt duidelijk uit een voorbeeld uit het recente verleden: het was alleen mogelijk om streefwaarden op basis van indicatoren voor de Europa 2020-strategie in te stellen, omdat de basis van Europese statistieken rijk genoeg was om deze streefwaarden te meten en te volgen. In dit geval werd het, toen de bestaande gegevens voor een nieuw doeleinde werden gebruikt, duidelijk hoe belangrijk het is om basisstatistieken te ontwikkelen en bij te houden die flexibel genoeg zijn om snel te kunnen worden aangepast aan de vereisten van nieuw beleid.

Voor het verbeteren van sociale statistieken in overeenstemming met de prioriteiten van de Unie en de sterkere sociale dimensie van de EU, is tijdens alle fases een sterke inzet van de lidstaten nodig en nauwe onderlinge afstemming tussen beleidsmakers en statistici. Het is cruciaal dat lidstaten voldoende blijven investeren in sociale statistieken en de nodige politieke steun leveren, met name voor de toegang tot administratieve gegevens.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de Europese statistiek is artikel 338 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het Europees Parlement en de Raad moeten volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aannemen voor de productie van statistieken wanneer dit voor de vervulling van de taken van de Unie nodig is. In artikel 338 wordt bepaald aan welke eisen de productie van Europese statistieken moet voldoen, namelijk onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheden)

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

Het ESS biedt een infrastructuur voor statistische informatie. Het systeem is ontworpen om te voldoen aan de behoeften van verschillende gebruikers, ter ondersteuning van de besluitvorming in democratische samenlevingen.

Het voorstel voor deze verordening is opgesteld met de bescherming van de belangrijkste activiteiten van ESS-partners voor ogen en is tegelijkertijd gericht op het verbeteren van de efficiëntie en om te garanderen dat onnodige wijzigingen in de werkzaamheden zo veel mogelijk worden vermeden.

De verzameling van statistieken waar het voorstel over gaat, vindt momenteel plaats overeenkomstig de verschillende regels op EU-niveau. Met het voorstel wordt beoogd de verzameling van statistieken te stroomlijnen en moderniseren in één kader. Het is alleen mogelijk om EU-brede, vergelijkbare statistieken voor beleidsdoeleinden te verschaffen door op EU-niveau te handelen.

Een van de hoofdcriteria is dat de statistische gegevens samenhangend en vergelijkbaar moeten zijn. De lidstaten kunnen de nodige samenhang en vergelijkbaarheid niet in voldoende mate garanderen zonder een duidelijk Europees kader, d.w.z. EU-wetgeving waarin gemeenschappelijke statistische begrippen, rapportageformaten en kwaliteitsvoorschriften worden vastgelegd.

De doelstelling van de voorgestelde actie, namelijk het stroomlijnen van de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven, kan niet volledig worden bereikt wanneer de lidstaten afzonderlijk handelen. Op EU-niveau kan effectiever actie worden ondernomen, op basis van een rechtshandeling van de Unie die garandeert dat de statistische informatie op EU-niveau op de gebieden die worden genoemd in het voorgestelde instrument samenhangend en vergelijkbaar zijn. In de tussentijd kan de gegevensverzameling door de lidstaten zelf worden uitgevoerd.

De Unie kan derhalve maatregelen op dit gebied vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag vervatte subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Dit voorstel voldoet aan het beginsel van evenredigheid, en wel om de volgende redenen:

Het zal de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven garanderen, door dezelfde beginselen toe te passen in de verschillende lidstaten. Het zal ook garanderen dat de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven relevant blijven en worden aangepast aan de behoeften van de gebruikers. De verordening zal de productie van statistieken kosteneffectiever maken en tegelijkertijd de specifieke eigenschappen van de systemen van de lidstaten eerbiedigen.

De huidige EU-wetgeving inzake statistieken over personen en huishoudens is in de afgelopen jaren constant herzien. Het is duidelijk geworden dat een verordening voor het vaststellen van een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen, verwerken en verspreiden van statistische gegevens in deze specifieke sociale domeinen dit proces efficiënter (lagere kosten ten opzichte van de baten) en effectiever zou kunnen maken.

Naar verwachting zal deze verordening de financiële en administratieve last voor respondenten, nationale, regionale en lokale autoriteiten, bedrijven en het algemene publiek verminderen. Dit zal met name worden gerealiseerd door: het standaardiseren van begrippen en methoden, het verwijderen van dubbele informatie, het verminderen van de regelmaat van gegevensoverdrachten op bepaalde gebieden en door meer gebruik te maken van een combinatie van andere bronnen in aanvulling op enquêtes.

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel beperkt de verordening zich tot het minimum dat nodig is om haar doel te verwezenlijken en gaat zij niet verder.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: een verordening.

Gezien de doelstellingen en de inhoud van het voorstel is een verordening het meest geschikte instrument.

De selectie van het geschikte instrument hangt af van het doel dat moet worden bereikt met de wetgeving. Gezien de behoefte aan vergelijkbare statistische informatie op Europees niveau, zijn er op het gebied van Europese statistiek met name verordeningen en geen richtlijnen gebruikt als basisbesluiten. Een verordening heeft de voorkeur, omdat hiermee dezelfde wet in de gehele Unie wordt vastgesteld. Een verordening garandeert de vergelijkbaarheid van gegevens in de EU, zodat er kwalitatief hoogwaardige Europese statistieken kunnen worden geproduceerd. Een verordening is rechtstreeks toepasselijk, wat betekent dat zij niet in nationaal recht hoeft te worden omgezet.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Aangezien dit initiatief werd gelanceerd vóór de goedkeuring van de nieuwe richtlijnen voor betere regelgeving (COM (2015)215), is er geen volledige evaluatie uitgevoerd van het huidige systeem voor de productie van Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven. Op basis van de normen van de Commissie, werd het systeem van Eurostat voor de evaluatie van bestaande wetgeving, waaronder de evaluatie van het Europees statistisch programma 12 , gevolgd en vormde het de centrale component van het gehele proces. Daarnaast worden er elk jaar gebruikersenquêtes uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de gebruikers, hun behoeften en om te weten te komen hoe tevreden zij zijn met de diensten die worden geleverd door Eurostat. De evaluatieresultaten worden door Eurostat gebruikt om het proces van de productie van statistische informatie en de statistische output te verbeteren. Ze worden gebruikt als input voor verschillende strategische plannen, zoals het werkprogramma en het beheerplan.

Raadpleging van belanghebbenden

Voor de raadpleging werden drie belangrijke groepen belanghebbenden benaderd:

• Gegevensproducenten: deze categorie bestaat uit de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de verzameling en compilatie van sociale statistieken. Hier maken met name de nationale instituten voor de statistiek, op nationaal niveau, en Eurostat, op EU-niveau, deel van uit. In deze context zijn de gegevensproducenten ook de belangrijkste vertegenwoordigers van de verstrekkers van primaire gegevens, d.w.z. de huishoudens.

• Gegevensleveranciers: in deze categorie vallen zowel respondenten als nationale instanties die administratieve gegevensbestanden bijhouden, zoals socialezekerheidsinstanties en belastingdiensten. De nationale instituten voor de statistiek worden, in bredere zin, ook gezien als vertegenwoordigers van de verstrekkers van primaire gegevens (ofwel de huishoudens), aangezien het voor deze raadpleging moeilijk is individuele gesprekken met huishoudens te voeren.

• Gebruikers van de gegevens: in deze groep kan onderscheid worden gemaakt tussen institutionele gebruikers (de Commissie zelf, nationale ministeries, andere internationale organisaties en professioneel personeel dat bij andere EU-instellingen werkt) en andere externe gebruikers, zoals het algemene publiek, de media en academici.

In dit opzicht is het belangrijk om met name één specifiek orgaan te noemen dat is geraadpleegd als gegevensgebruiker: het Europees Raadgevend Comité voor de statistiek (ESAC), dat in 2008 werd opgericht bij Besluit nr. 234/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad 13 . Dit comité heeft 24 leden die gebruikers, respondenten en andere belanghebbenden vertegenwoordigen voor wie Europese statistieken relevant zijn (waaronder de wetenschappelijke gemeenschap, sociale partners en het maatschappelijk middenveld), en ook institutionele gebruikers (zoals de Raad en het Europees Parlement). Krachtens artikel 8 van Verordening (EG) nr. 223/2009, kan het ESAC worden geraadpleegd tijdens de voorbereiding van potentiële nieuwe wetgeving.

De raadpleging vond plaats in de periode tussen juli en december 2015. De resultaten zijn opgenomen in drie specifieke verslagen 14 .

De problemen die door de geraadpleegde belanghebbenden werden aangekaart, kunnen als volgt worden samengevat:

1. Gegevensgebruikers maken zich zorgen over het risico dat Europese officiële statistieken niet voldoen aan hun behoeften, d.w.z. dat ze niet relevant zijn. Deze bezorgdheid is het gevolg van een aantal kwesties die verband houden met de kwaliteit van de gegevens, zoals een gebrek aan gegevens over nieuwe sociale kwesties, beperkte actualiteit en de beperkte vergelijkbaarheid van en samenhang tussen statistische gegevensreeksen.

2. Gegevensproducenten (nationale instituten voor de statistiek) maken zich zorgen om de hoge productiekosten en de druk die op hen wordt uitgeoefend door de korte deadlines voor het leveren van de statistische informatie die nodig is in de context van nieuwe sociale crises. De responslast is ook een kwestie (want als de last te hoog wordt, daalt de respons en gaat de kwaliteit van de gegevens dus achteruit). De nationale instituten voor de statistiek zouden ook graag meer steun krijgen voor hun moderniseringsprocessen (bv. innovatie in technologie, methodologieën, het gebruik van nieuwe gegevensbronnen en beheer), die tot doel hebben de productiekosten terug te dringen.

De oplossingen die door de belanghebbenden worden aangedragen kunnen worden ingedeeld in drie belangrijke actiegebieden:

• ervoor zorgen dat officiële Europese statistieken beter kunnen worden aangepast aan nieuwe informatiebehoeften (bv. door hun relevantie te vergroten);

• de samenhang en vergelijkbaarheid van Europese sociale statistieken vergroten, om een hogere kwaliteit te kunnen garanderen;

• innovatieve benaderingen om de productiekosten terug te dringen en de responslast te verminderen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Eurostat heeft het voorstel uitvoerig besproken met de nationale instituten voor de statistiek. Er zijn werkgroepen (voor alle statistische gegevensverzamelingen), taakgroepen en groepen van directeurs ingesteld die regelmatig samen zijn gekomen om over het voorstel te praten. Het voorstel is ook gepresenteerd aan het bij Verordening (EG) nr. 223/2009 opgerichte Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité). Het ESS-comité biedt het ESS professionele begeleiding bij de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken. Het wordt voorgezeten door de Commissie (Eurostat) en bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale instituten voor de statistiek. De landen van de Europese Economisch Ruimte (EER) en de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) nemen deel als waarnemers. Waarnemers van de Europese Centrale Bank (ECB), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en andere internationale organisaties kunnen de bijeenkomsten van het ESS-comité ook bijwonen.

Ook werd een aantal aanvullende bronnen gebruikt om de meningen en expertise van derden te benutten:

1. In de raadpleging van belanghebbenden die hierboven wordt beschreven, gaven gegevensgebruikers en -leveranciers hun mening.

2. Ook werd het advies van het Europees Raadgevend Comité voor de statistiek ingewonnen, als externe bron van expertise. Het Europees Raadgevend Comité voor de statistiek schaarde zich achter het voorstel voor een kaderverordening voor Europese statistieken over personen en huishoudens. Het comité is van mening dat een kaderverordening essentieel is ter ondersteuning van de huidige, uitgebreidere agenda van de Commissie op het gebied van sociaal beleid en het verbeteren van de integratie en samenhang van sociale gegevens in Europa 15 .

Effectbeoordeling

Dit voorstel wordt aangevuld door een effectbeoordeling. In deze beoordeling worden de problemen geïdentificeerd waar men momenteel tegenaan loopt, een aantal beleidsopties aangedragen die kunnen worden gebruikt om deze problemen aan te pakken en de sociale en economische effecten van alle opties beoordeeld.

De Raad voor regelgevingstoetsing gaf in maart 2016 een positief advies over de effectbeoordeling.

In de effectbeoordeling worden twee belangrijke factoren geïdentificeerd die de oorzaak vormen voor de problemen op het gebied van Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven:

1. de fragmentatie van de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven in de verschillende domeinen; en

2. het gebrek aan flexibiliteit in de methoden die worden gebruikt voor het verzamelen van gegevens over personen en huishoudens.

De volgende opties om de fragmentatie aan te pakken van de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven werden beoordeeld.

OptieOmschrijving
1.0 Basislijn: gefragmenteerde productieprocessen, geen juridische integratieDe huidige juridische structuur aanhouden met domeinspecifieke EU-verordeningen en gefragmenteerde processen (verschillende richtlijnen, procedures en productieprocessen)
1.1 Defragmentatie van productieprocessen, geen integratie van bestaande wetgevingDomeinspecifieke EU-verordeningen aanhouden, maar streven naar meer standaardisering van de verschillende productieprocessen, definities en variabelen ("defragmentatie") bij verschillende gegevensverzamelingen
1.2 Gefragmenteerde productieprocessen ("stovepipes"), maar integratie van de bestaande wetgevingWetgeving inzake Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven integreren, zonder op actieve wijze de 'defragmentatie' van de productieprocessen na te streven
1.3 Defragmentatie van de productieprocessen en juridische integratieJuridische integratie combineren met defragmentatie van de productieprocessen. Deze optie heeft subopties die worden gekenmerkt door verschillen in bereik en aansturing van het gehele systeem
1.3a Defragmentatie van productieprocessen, integratie van bestaande wetgevingHieronder vallen alleen de vijf huidige verordeningen (LFS, SILC, AES, EHIS en ICT-HH)
1.3b Defragmentatie van productieprocessen, integratie van de coördinatie van de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproevenHBS/HETUS-gegevensverzamelingen vallen ook onder de verordening. De huidige verschillen tussen lidstaten tonen aan dat substantiële harmonisering nodig is

De drie opties hieronder werden geanalyseerd als mogelijke manieren om de gegevensverzameling flexibeler te maken.

OptieOmschrijving
2.0 Basislijn: programma en technische details bepaald door wetgevingVoor veranderingen in het programma of de technische onderdelen zijn wijzigingen in de verordening van het Europees Parlement en de Raad nodig
2.1 Programmering bepaald door wetgeving/flexibele technische specificatiesStatistische programmering bepaald door het Parlement en de Raad, meer flexibiliteit in de technische onderdelen
2.2 Flexibele programmering/flexibele technische specificatiesFlexibiliteit in de statistische programmering en technische onderdelen

Op basis van de resultaten van de effectbeoordeling, werden beleidsopties 1.3a (bestaande verordeningen consolideren, productieprocessen 'defragmenteren') en 1.3b voor de langere termijn (geïntegreerd beheer van Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven, defragmentatie van de productieprocessen die worden gebruikt voor de verschillende gegevensverzamelingen) geselecteerd om de fragmentatie van de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven aan te pakken. Onder deze beleidsopties vallen onder andere de integratie van EU-verordeningen die momenteel gelden voor de verschillende specifieke domeinen en maatregelen om de samenhang in de productie en verwerking van gegevens te vergroten. Deze benadering zou de beste kansen bieden om: ervoor te zorgen dat sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven kunnen worden aangepast aan de veranderende behoeften van gebruikers, de kwaliteit ervan te verhogen, het gebruik van innovatieve methoden uit te breiden en de kosten te verlagen of beperken die het gevolg zijn van het huidige gefragmenteerde ontwerp van de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven.

Afhankelijk van hoe de productiemethoden op nationaal niveau worden geïmplementeerd (bv. of er technologische en methodologische innovaties worden toegepast, of de toegang tot administratieve registers wordt verbeterd), kunnen de hogere kosten in de initiële ontwerpfase van de sociale enquêtes grotendeels worden gecompenseerd door een daling in de kosten in de fase van gegevensverzameling, goed voor twee derde van de totale kosten van statistische productie.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het doel van Refit is om zo goed mogelijk gebruik te maken van de door huishoudens en personen verstrekte gegevens, teneinde in de huidige en toekomstige behoefte aan Europese statistieken te voorzien en tegelijkertijd de last voor respondenten te beperken. Deze vereenvoudiging zou kunnen worden gerealiseerd door de verschillende Europese verzamelingen van statistische gegevens, waarop momenteel afzonderlijke verordeningen van toepassing zijn, in één kader onder te brengen. Gedetailleerde informatie over de kostenreducties voor gegevensproducenten en -leveranciers, berekend op basis van modelscenario's, kan worden gevonden in de effectbeoordeling (deel 7.4 Gevolgen voor de efficiëntie en bijlage 4 Analytische hulpmiddelen die zijn gebruikt bij het voorbereiden van de effectbeoordeling). De basishypothese luidt dat een geschatte toename van de kosten van 10,3 miljoen EUR kan worden verwacht voor de ontwerpfase (op EU-niveau), maar dat dit zal leiden tot een afname met 20,8 miljoen EUR in de fase van gegevensverzameling (netto contante waarden van – 10,4 miljoen EUR). De kostenramingen varieerden echter tussen een netto contante waarde van – 3,1 miljoen EUR onder de voorzichtigere hypothese en 34 miljoen EUR onder de minder restrictieve optie.

Aangezien het voorstel verband houdt met gegevens die worden verzameld bij particuliere huishoudens en personen, zijn er geen gevolgen voor bedrijven, waaronder micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's).

Het voorstel is verenigbaar met de Digitale controle, aangezien het leidt tot interoperabiliteit en hergebruik, door gebruik te maken van:

• dezelfde technische specificaties voor gegevensreeksen. Deze specificaties bevatten onder andere: het aantal en de beschrijving van variabelen; de statistische indelingen; de eigenschappen van de statistische populaties, de eenheden van waarneming en de respondenten; de referentieperiodes en -datums; en de eisen die verband houden met geografische dekking, kenmerken van de steekproef, technische aspecten van het veldwerk, bewerking en verrekening, wegingsfactoren, schattingen en schatting van de afwijking;

• dezelfde normen voor het overdragen, uitwisselen en delen van informatie tussen Eurostat en de lidstaten. De normen zullen begrippen, processen en producten, waaronder gegevens en metagegevens, bestrijken.

Indien de kwaliteit van de gegevens voldoet aan de kwaliteitscriteria die worden gedefinieerd in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009, is het lidstaten toegestaan gegevens te verstrekken uit verschillende bronnen, en hierbij gebruik te maken van verschillende methoden of innovatieve benaderingen, mits deze de productie garanderen van gegevens die vergelijkbaar zijn en voldoen aan de specifieke eisen die zijn vastgesteld in de verordening.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten. De meest relevante overwegingen voor dit voorstel zijn de mogelijke gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens (waarvoor de rechten zijn vastgelegd in artikel 8 van het EU-Grondrechtenhandvest, artikel 16 VWEU en in secundaire wetgeving 16 ). Geen van de geselecteerde beleidsopties beoogt echter een wijziging in de bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens. In nationale en EU-wetgeving op het gebied van statistiek zijn de nationale instituten voor de statistiek verantwoordelijk voor de bescherming van gegevens. Ze hebben streng beleid ingevoerd voor onder andere het garanderen van de anonimiteit van respondenten, het anonimiseren van records en het beschermen van de antwoorden op enquêtes.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er is een periode van gefaseerde invoering van zeven jaar voor de tenuitvoerlegging van het voorstel, van 2019 tot 2025, maar het programma moet hierna worden voortgezet. In het financieel memorandum wordt echter alleen rekening gehouden met de jaren van het huidige meerjarig financieel kader (MFK). Verlenging van de financiering zal afhankelijk zijn van het akkoord dat wordt bereikt voor het volgende MFK en van de voortzetting van de specifieke programma's waarvoor de financiering wordt voorzien.

Voor de jaren 2019 en 2020 zal de financiering uit de bestaande toewijzingen voor de programma's komen en is er geen aanvullende financiering nodig.

De totale kredieten voor 2019 en 2020 worden geschat op 28,814 miljoen EUR. De gedetailleerde gevolgen voor de begroting worden uiteengezet in het financieel memorandum.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De voorgestelde verordening zal naar verwachting in 2017 of 2018 door het Europees Parlement en de Raad worden goedgekeurd, en kort daarna zal de Commissie de uitvoeringsmaatregelen goedkeuren.

Lidstaten zullen naar verwachting in 2019 beginnen met de overdracht van gegevens aan de Commissie krachtens de nieuwe verordening.

Het voorgestelde wetgevingsinstrument zal aan een volledige evaluatie worden onderworpen, onder meer om na te gaan in hoeverre het effectief en efficiënt is geweest bij de verwezenlijking van de doelstellingen en om te beslissen of nieuwe maatregelen of wijzigingen noodzakelijk zijn.

Het is belangrijk om eerst de bestaande controle- en evaluatiehulpmiddelen te overwegen waar momenteel gebruik van wordt gemaakt, en deze toe te passen op alle gebieden van de statistische productie van Eurostat. Deze hulpmiddelen bieden al mogelijkheden om veranderingen in de effectiviteit en efficiëntie van de nieuwe statistische initiatieven en de kwaliteit van de geproduceerde gegevens te analyseren. De belangrijkste hulpmiddelen zijn de volgende:

• In het huidige Europees statistisch programma worden systematisch tussentijdse en slotevaluaties van het programma uitgevoerd. Sociale statistieken vormen een integraal onderdeel van deze rapportagemechanismen 17 .

• Het beheerplan van Eurostat geeft aan dat er maatregelen moeten worden genomen in reactie op belangrijke prestatie-indicatoren die van toepassing zijn op verschillende gebieden, waaronder sociale statistieken 18 .

• Enquêtes over de tevredenheid van gebruikers worden regelmatig uitgevoerd 19 .

Elk statistisch domein wordt ook gevolgd aan de hand van kwaliteitsverslagen, die regelmatig door de lidstaten worden opgesteld en worden geanalyseerd door Eurostat als onderdeel van het kader voor statistische kwaliteitsborging. Deze verslagen gaan in op de kwaliteit van de statistische resultaten wat betreft hun relevantie, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid, tijdigheid en punctualiteit, toegang en duidelijkheid, samenhang en vergelijkbaarheid, zoals wordt uiteengezet in Verordening (EG) nr. 223/2009.

De kosten van het produceren van de statistieken zullen ook worden gevolgd als onderdeel van de gewone gegevensverzameling. De volgende aspecten zullen met name nauw worden gevolgd (zowel op individueel niveau als op niveau van de variabele): ontwikkelingen in het gebruik van administratieve gegevens, de manier waarop de gegevens worden verzameld (bv. interviews via internet, persoonlijk interview), de omvang van de steekproef, de lengte van de vragenlijsten, de duur van de interviews en de regelmaat waarmee gegevens worden verzameld. Zo kunnen de vorderingen worden gemeten die worden gemaakt in het gebruik van specifieke technieken en de gevolgen van deze veranderingen voor de last voor respondenten. Daarnaast zal de afwijking in de kosten voor het verzamelen van geaggregeerde sociale gegevens op EU-niveau ook worden gebruikt als een algehele indicator om toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van de voorgestelde wetgeving. Deze indicator zal onderscheid maken tussen de kosten van ontwerp, verzameling en overdracht van gegevens voor de nationale instituten voor de statistiek. Deze cijfers van de verschillende lidstaten kunnen niet direct worden vergeleken, wegens de duidelijke verschillen in hun omvang, de benadering die zij kiezen voor statistiek en andere ontwikkelingen. Deze indicatoren zullen in de loop van tijd echter kunnen worden gebruikt om de ontwikkeling te volgen van de kosten van het produceren van Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven, op EU-niveau en voor elke individuele lidstaat. Deze kosten kunnen worden uitgedrukt in betrokken personeel (bijvoorbeeld fte's van de ingezette gespreksleiders) of financiële middelen (bv. het budget dat is toegewezen voor een bepaalde gegevensverzameling). Als zodanig bieden deze indicatoren cruciale informatie om de kosten van de productie van sociale statistieken door middel van steekproeven te volgen, een van de belangrijkste kwesties die deze voorgestelde nieuwe wetgeving aanpakt. Er moet een verbeterd en geharmoniseerd kader worden ontwikkeld voor het rapporteren van kosten, dat voor het gehele ESS geldt en onderscheid maakt tussen de verschillende statistische productiefasen.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

De voorgestelde verordening bestaat uit 19 artikelen en vijf bijlagen.

Zoals uiteengezet in artikel 1 ("Onderwerp"), is het doel van de verordening om een gemeenschappelijk kader te verschaffen voor Europese statistieken over personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verkregen door middel van steekproeven. Artikel 2 bevat de definities van specifieke termen die in de verordening worden gebruikt.

De statistieken die onder de verordening vallen, zijn ingedeeld in de domeinen en onderwerpen die in artikel 3 worden genoemd en in bijlage I bij de voorgestelde verordening verder worden toegelicht. Er wordt voorgesteld om de Commissie de bevoegdheid te verlenen om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter wijziging van de gedetailleerde lijst met onderwerpen in bijlage I, om de verzamelde gegevens af te stemmen op de behoeften van toekomstige gebruikers. Daarnaast wordt voorgesteld om de Commissie de bevoegdheid te geven gedelegeerde handelingen vast te stellen voor het vaststellen of aanpassen van een meerjarige, doorlopende planning (artikel 4) om te voldoen aan de eisen van specifieke gebruikers die voortvloeien uit technologische, sociale en economische veranderingen.

De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om uitvoeringsmaatregelen goed te keuren inzake de technische specificaties van de gegevensreeksen (artikel 6), de normen voor de overdracht en uitwisseling van informatie (artikel 7), de kenmerken van de steekproefkaders (artikel 11) en kwaliteitsrapportage (artikel 12). Deze eisen met betrekking tot kwaliteitsrapportages zijn in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 223/2009, die een referentiekader biedt en lidstaten verplicht te voldoen aan de statistische beginselen en kwaliteitscriteria die in die verordening worden uiteengezet.

Het voorstel maakt het gebruik van nieuwe vormen van gegevensverzameling en alternatieve gegevensbronnen, waaronder administratieve gegevens en schattingen die worden verkregen door modellering en uit big data, mogelijk en bevordert het gebruik hiervan (artikel 8). Het verplicht lidstaten ook steekproefkaders van goede kwaliteit te gebruiken (artikel 11).

Het voorstel gaat in op een aantal van de belangrijke aspecten van de modernisering van de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven:

– Er worden representatieve haalbaarheidsonderzoeken en pilotstudies voorgesteld, om de kwaliteit van de statistieken te verbeteren en de ontwikkeling en invoering van nieuwe methoden te ondersteunen (artikel 13).

– In het voorstel zijn ook bepalingen opgenomen inzake financiële ondersteuning die op bepaalde voorwaarden aan de lidstaten kan worden aangeboden (artikel 14).

– Ook zijn er bepalingen opgenomen voor afwijkingen die worden toegestaan om i) lidstaten meer tijd te geven om zich aan te passen aan de nieuwe eisen indien dat nodig is en ii) enige variatie mogelijk te maken in de toepassing van de gemeenschappelijke methoden, waarbij de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de geproduceerde statistieken wel blijft gegarandeerd (artikel 17).

Daarnaast bevat de verordening de vereiste bepalingen over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie (artikel 15), waarin wordt aangegeven dat dit in overeenstemming is met het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 20 .

De laatste artikelen verwijzen naar de comitéprocedure (artikel 16) en de intrekking van de twee bestaande verordeningen die volledig zullen worden vervangen door de nieuwe verordening (artikel 18).

De vijf bijlagen geven gedetailleerde informatie over de te bestrijken onderwerpen, de eisen ten aanzien van de nauwkeurigheid, de kenmerken van de steekproef, de regelmaat en de deadlines voor de overdracht van gegevens.