Toelichting bij COM(2016)564 - Ondertekening van een overeenkomst met IJsland inzake aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De EU en IJsland zijn ondertekenende partijen bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna 'de EER-overeenkomst' genoemd) die voorziet in vrij verkeer van goederen, met uitzondering van landbouw en visserijproducten. Wat landbouw betreft, is in artikel 19 van de EERovereenkomst bepaald dat de partijen de voorwaarden waaronder de handel in landbouwproducten plaatsvindt, om de twee jaar aan een onderzoek moeten onderwerpen en op grondslag van wederkerigheid en wederzijds voordeel moeten beslissen over verdere verminderingen van alle soorten handelsbelemmeringen in de landbouwsector.

De onderhandelingen over de onderhavige kwesties zijn gevoerd van 4 juli 2012 tot 17 september 2015. De overeenkomst heeft betrekking op aanvullende preferenties voor de handel in landbouwproducten, onder meer in de vorm van volledig geliberaliseerde tariefposten, en is op 17 september 2015 door de partijen geparafeerd. Als gevolg hiervan zal het aandeel EUlandbouwproducten dat rechtenvrij op de IJslandse markt komt, bijna 90 % bedragen. Voor meer gevoelige producten als vlees, zuivel, groenten en fruit en sierplanten zijn aanvullende tariefcontingenten en tariefverlagingen overeengekomen.

Beide partijen verwachten dat deze overeenkomst in werking zal treden de zevende maand na de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de vereiste interne procedures zijn voltooid.


Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

De vorige overeenkomst is gesloten in de vorm van een briefwisseling voor het liberaliseren van de handel in landbouwproducten tussen IJsland en de EU en was gebaseerd op artikel 19 van de EERovereenkomst. De overeenkomst in kwestie is op 1 januari 2007 in werking getreden en behelsde wederzijdse tariefcontingenten en rechtenverlagingen, alsmede een door beide partijen aangegane verbintenis om na twee jaar opnieuw bilaterale onderhandelingen in het kader van artikel 19 van de EERovereenkomst te voeren.

Op grond van de bilaterale overeenkomst van 2007 inzake de handel in landbouwproducten tussen de EU en IJsland is het aandeel landbouwproducten dat tussen de partijen wordt verhandeld, in beide richtingen toegenomen (met 51,9 % voor de IJslandse en met 66,4 % voor de EUproducten). Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat er nog volop ruimte was voor aanvullende handelsconcessies. Daarom had de laatste onderhandelingsronde ten doel:

• het niveau van liberalisering aan beide zijden te verhogen;

• de bestaande tariefcontingenten te vergroten, en

• nieuwe tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten te openen.


Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU

De verdieping van de handelsbetrekkingen met IJsland past in het algemene kader van de EUhandelsbeleid en levert de EU, als nettoexporteur van landbouwgrondstoffen naar IJsland, voordeel op. In 2014 voerde de EU voor 150 miljoen EUR uit en voor 21 miljoen EUR in en boekte ze dus een handelsoverschot van 129 miljoen EUR. De EU exporteert vooral groenten, fruit en granen – grondstoffen die grotendeels rechtenvrij toegang hebben tot de IJslandse markt. De invoer uit IJsland naar de EU bestaat vooral uit zeewier en algen, schapenvlees, levende paarden en pelterijen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

In april 2012 heeft de Raad en Commissie gemachtigd om een nieuwe ronde onderhandelingen met IJsland op te starten inzake aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten in het kader van artikel 19 van de EERovereenkomst.


3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Deze overeenkomst heeft geen gevolgen voor de uitgavenzijde van de EUbegroting. Als gevolg van de nieuwe concessies voor de invoer uit IJsland zullen minder invoerrechten worden geïnd en zullen de eigen middelen bijgevolg wellicht afnemen.