Toelichting bij COM(2000)624 - Recht op gezinshereniging (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag ingediend)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond

De Commissie heeft op 1 december 1999 een voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake het recht op gezinshereniging goedgekeurd (COM(1999) 638 def. -1999/0258 (CNS)). Dit instrument is gebaseerd op artikel 63 van het EG-Verdrag en heeft ten doel een recht op gezinshereniging in te stellen ten behoeve van onderdanen van derde landen die wettig op het grondgebied van een lidstaat verblijven. In het voorstel voor een richtlijn worden de voorwaarden vastgelegd volgens welke dit recht kan worden uitgeoefend om de toegang en het verblijf van gezinsleden, die onderdaan zijn van derde landen, toe te staan.

Het voorstel is ingediend bij de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. Het Economisch en Sociaal Comité, dat op 10 februari 2000 door de Raad werd geraadpleegd, heeft op 25 mei 2000 advies uitgebracht i. Overeenkomstig artikel 67 van het EG-Verdrag heeft de Raad bij brief van 11 februari 2000 het Parlement geraadpleegd. Het Parlement heeft zijn Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken belast met het onderzoek ten gronde van het voorstel en zijn Commissie juridische zaken en interne markt ter fine van advies geraadpleegd. De Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken heeft na ontvangst en onderzoek van het advies van de Commissie juridische zaken, dat op 17 april 2000 werd aangenomen, op 13 juli haar eigen verslag aangenomen. Tijdens de voltallige zitting van 6 september 2000 heeft het Parlement zijn advies i tot goedkeuring van het standpunt van de Commissie aangenomen, onder voorbehoud van de wijzigingen die het heeft aangebracht, en de Commissie verzocht haar voorstel dienovereenkomstig te wijzigen in overeenstemming met artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag.

1.

2. Het gewijzigde voorstel


Het Europees Parlement is het eens met de algemene strekking en de belangrijkste richtsnoeren van het voorstel van de Commissie, met name met de instelling van een recht op gezinshereniging ten behoeve van onderdanen van derde landen die reeds in een lidstaat zijn gevestigd. Het heeft 17 amendementen aangenomen. De Commissie kan de meeste van deze wijzigingen in hun geheel of gedeeltelijk, en in bepaalde gevallen mits redactionele aanpassingen, aanvaarden. De amendementen zijn immers volledig in overeenstemming met de aanpak van de Commissie en vormen aanvullingen waardoor de tekst wordt verbeterd.

In een amendement wordt verzocht het toepassingsgebied te beperken. Personen die een vorm van subsidiaire bescherming genieten worden van het toepassingsgebied van dit voorstel uitgesloten en er wordt gevraagd snel een voorstel betreffende de opvang en het verblijf van deze personen aan te nemen. De Commissie aanvaardt dit amendement en heeft de verschillende relevante artikelen dienovereenkomstig gewijzigd. Zij is van mening dat deze personen gebruik moeten kunnen maken van het recht op gezinshereniging en dat zij behoefte hebben aan bescherming, maar erkent anderzijds dat de gebrekkige harmonisatie op communautair niveau van het begrip subsidiaire bescherming een belemmering vormt om deze groep personen in dit voorstel te behandelen. Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 moet: ' [de vluchtelingenstatus] daarnaast worden aangevuld met maatregelen inzake subsidiaire vormen van bescherming die eenieder die een dergelijke bescherming behoeft, een passende status verlenen '. Daartoe is op het scorebord dat door de Commissie in maart 2000 is gepresenteerd en door de Raad is bekrachtigd, vermeld dat vóór 2004 een voorstel moet worden aangenomen over de status van personen die een vorm van subsidiaire bescherming genieten. De Commissie is voornemens volgend jaar een voorstel in die zin in te dienen, waarin ook de gezinshereniging van deze categorie onderdanen van derde landen kan worden behandeld.

2.

2.1. Wijzigingen die in hun geheel of gedeeltelijk worden overgenomen


3.

2.1.1. De overwegingen


Overweging 1 (nieuw): in deze nieuwe overweging wordt amendement 1 overgenomen en wordt het voorstel van de Commissie in het kader geplaatst van de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

Overweging 2 (vroegere overweging 1): de oorspronkelijke formulering is ingevolge amendement 2 verbeterd om er artikel 63, punt 3, onder (a), van het EG-Verdrag volledig in te citeren.

Overweging 5 (nieuw): de Commissie heeft de geest van amendement 3 overgenomen en wijst er in deze nieuwe overweging op dat over statistische gegevens en informatie moet kunnen worden beschikt om de migratiestromen te beoordelen.

Overweging 8 (vroegere overweging 6): de oorspronkelijke formulering wordt verbeterd door amendement 4, dat verduidelijkt dat gezinshereniging bijdraagt tot de vorming van een sociaal-culturele stabiliteit. Het deel betreffende de definitie van integratie is niet overgenomen, aangezien het gaat om overwegingen die het doel van het voorstel overschrijden.

Overweging 11 (nieuw): de Commissie heeft deze nieuwe overweging ingelast om amendement 19 op te nemen, dat ten doel heeft personen die een vorm van subsidiaire bescherming genieten van het toepassingsgebied van het voorstel uit te sluiten. Er wordt tevens in verzocht een richtlijn inzake de opvang van deze personen aan te nemen.

Overweging 14 (vroegere overweging 11): de overweging is gewijzigd ingevolge amendement 5 en heeft ten doel de aard van de afhankelijkheid van bloedverwanten in opgaande lijn en van meerderjarige kinderen ten opzichte van de gezinshereniger te verduidelijken.

Overweging 15 (vroegere overweging 12): deze overweging is gewijzigd om rekening te houden met amendement 6 en bepaalt dat de procedures moeten kunnen worden afgewikkeld door de nationale overheidsinstanties en dat zij doorzichtig moeten zijn teneinde de rechtszekerheid van de betrokkenen te waarborgen.

Overweging 17 (vroegere overweging 14): amendement 8 heeft de oorspronkelijke formulering verbeterd door de nadruk erop te leggen dat moet worden belet dat procedures worden misbruikt.

4.

2.1.2. De artikelen


Artikel 2, onder (c), artikel 3, lid 2, onder (c), artikel 5, lid 4, artikel 7, lid 4, artikel 9, lid 3, en artikel 10, lid 2:

Personen die een vorm van subsidiaire bescherming genieten worden ingevolge amendement 19 uitgesloten van het toepassingsgebied van het voorstel. Deze personen zullen worden behandeld in een ander voorstel van de Commissie, dat volgens het scorebord vóór 2004 moet worden aangenomen en dat betrekking zal hebben op gezinshereniging.

Artikel 7, lid 1, artikel 8 en artikel 11, lid 1:

De wijzigingen die in deze artikelen zijn opgenomen, stemmen overeen met de amendementen 10 (2e deel), 11 (1e deel) en 15 en preciseren in de geest van het oorspronkelijke voorstel dat de gezinshereniger tegelijk verscheidene verzoeken voor verscheidene leden van zijn gezin mag indienen.

5.

Artikel 9, lid 1, onder (a)


De wijziging heeft ten doel de formulering in verband met de kwaliteit van de huisvesting te vereenvoudigen, overeenkomstig amendement 12. Het artikel is tevens gewijzigd teneinde te voorzien in een objectief en nauwkeurig criterium om de huisvesting te beoordelen, in de geest van dit amendement waarin wordt gevraagd dat deze zou worden beoordeeld aan de hand van objectieve criteria die getoetst kunnen worden.

6.

Artikel 9, lid 1, onder (c)


De oorspronkelijke formulering betreffende de bewijzen waarom de gezinshereniger in verband met zijn bestaansmiddelen kan worden verzocht, is door amendement 13 vereenvoudigd.

Artikel 12, lid 2:

In amendement 16 wordt voorgesteld de bepaling overeenkomstig welke bloedverwanten in opgaande lijn en meerderjarige kinderen, zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder (e), geen toegang hebben tot arbeid en beroepsopleiding, te schrappen. Aangezien deze personen op het ogenblik dat zij tot het land worden toegelaten afhankelijk zijn van de gezinshereniger, heeft de Commissie niet het hele amendement overgenomen, maar de tekst ervan gewijzigd teneinde in een groter flexibiliteit te voorzien en de staten aldus de mogelijkheid te geven deze personen toegang tot deze activiteiten te verlenen.

7.

2.2. Wijzigingen die niet kunnen worden aanvaard


Amendement 9

De Commissie kan niet instemmen met dit amendement betreffende de invoering van een 'standstill'-bepaling waardoor het mogelijk wordt gunstiger voorschriften te handhaven, hetgeen niet verenigbaar is met de harmonisering van de nationale wetgevingen waarnaar wordt gestreefd. Een aantal bepalingen van het voorstel bieden reeds in belangrijke mate ruimte voor flexibiliteit.

Amendementen 11 (2e deel) en 28:

De Commissie deelt de in dit amendement geformuleerde bezorgdheid, maar de verplichting beslissingen tot afwijzing, welke ook de reden ervan zij, met redenen te omkleden, is reeds opgenomen in artikel 7, lid 3. Het is overbodig deze in deze bepaling te herhalen.

8.

Amendement 25


Door dit amendement wordt het begrip afhankelijkheid voor bloedverwanten in opgaande lijn uitgebreid. De Commissie kan dit amendement niet aanvaarden, omdat zij wenst dat de toelating van verwanten in opgaande lijn in het kader van de gezinshereniging aan strikte regels wordt gebonden.

Amendement 50 (2e deel):

De afgifte van een verblijfsvergunning die kan worden verlengd, waarborgt de toegelaten gezinsleden een bepaalde rechtszekerheid. Het schrappen van deze verplichting zou ertoe leiden dat hun status onzekerder wordt.