Toelichting bij COM(2001)339 - Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van richtlijn 95/21/EG betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de EG en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) - houdende wijziging van het voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52001PC0339

Advies van de Commissie overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 95/21/EG van de Raad betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) - houdende wijziging van het voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag /* COM/2001/0339 def. - COD 2000/0065 */


ADVIES VAN DE COMMISSIE overeenkomstig artikel 251, lid 2, derde alinea, onder c), van het EG-Verdrag over de amendementen van het Europees Parlement op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake het voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Richtlijn 95/21/EG van de Raad betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole) - HOUDENDE WIJZIGING VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag

Overeenkomstig artikel 251, lid 2, onder c, van het EG-Verdrag brengt de Commissie advies uit over de amendementen die het Europees Parlement in tweede lezing heeft voorgesteld.


De Commissie brengt onderstaand advies uit inzake de door het Parlement voorgestelde amendementen.

1.

Achtergrond



a) Op 22 maart heeft de Commissie bij de Raad en het Europese Parlement het voorstel voor een richtlijn (COM (2000) 142 def.- COD 2000/0065 van 21 maart 2000) i ingediend.

b) Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 19 oktober 2000 i advies uitgebracht.

c) Het Comité van de Regio's heeft op 21 september 2000 advies i uitgebracht.

d) Op 30 november 2000 heeft het Parlement in eerste lezing advies i uitgebracht met toevoeging van enkele amendementen op het voorstel van de Commissie.

e) Op 12 december 2000 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het Verdrag, het gewijzigd voorstel COM (2000) 850 def. i goedgekeurd, waarin de amendementen van het Parlement geheel of gedeeltelijk zijn genomen.

f) De Raad stelde op 26 februari 2001 het gemeenschappelijk standpunt vast. i

g) Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad en het daarop betrekking hebbende advies van de Commissie zijn op 27 februari 2001 toegestuurd aan het Parlement. i

h) Het Europees Parlement heeft op 16 mei 2001 in tweede lezing het gemeenschappelijk standpunt goedgekeurd, met twee amendementen.

2. Doelstelling van de voorgestelde richtlijn:

Het voorstel van de Commissie beoogt wijziging van Richtlijn 95/21/EG inzake havenstaatcontrole.


Het voorstel is een onderdeel van het zogeheten Erika-pakket en beoogt verscherping van de bestaande regeling op het gebied van inspectie van schepen die havens in de Gemeenschap aandoen.


De voornaamste onderdelen van het voorstel zijn:

- invoering van een regeling voor verplichte inspectie van bepaalde categorieën schepen die een groot gevaar voor het milieu of de veiligheid kunnen betekenen (oude tankers, bulkcarriers, passagiersschepen);

- weigering van toegang tot havens in de Gemeenschap aan schepen van bovenstaande categorieën die duidelijk niet aan de normen bleken te voldoen;

- grotere transparantie van de informatie over geïnspecteerde en aangehouden schepen;

- een beter systeem van toezicht op de implementatie van de richtlijn en beoordeling van de prestaties van de lidstaten.

2.

3. ADVIES VAN DE COMMISSIE INZAKE DE AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT


Het Europees Parlement heeft in tweede lezing twee amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad aangenomen.


De Commissie heeft amendement 2, na wijzigingen in de formulering, en amendement 1 gedeeltelijk aanvaard.

3.

3.1 Amendement 2


Amendement 2 beoogt invoering van bepaalde plichten om ervoor te zorgen dat de beoordeling van de tenuitvoerlegging van de havenstaatcontrole door de lidstaten grondig gebeurt. Hoewel de Commissie het beginsel aanvaardt, is zij het niet eens met de invoering van een nieuw artikel 2bis. Het is logischer om de inhoud van het voorgestelde artikel op te nemen in de tekst van artikel 17 van de richtlijn. De in het amendement naar voren gebrachte kwestie kan in artikel 17 worden verwerkt door toevoeging van de volgende twee leden:


"De Commissie onderzoekt de tenuitvoerlegging van de richtlijn uiterlijk 36 maanden na de inwerkingtreding daarvan en stelt eventuele passende maatregelen voor. De Commissie deelt haar bevindingen mede aan het Parlement en de Raad en bepaalt of er een wijzigingsrichtlijn dan wel verdere wetgeving op dit gebied moet worden voorgesteld.


Dit onderzoek omvat een prestatiebeoordeling voor iedere lidstaat, die onder meer gebaseerd zal zijn op het aantal gekwalificeerde inspecteurs voor havenstaatcontrole, het aantal verrichte inspecties, inclusief de verplichte inspecties, en het aantal schepen dat de haven van een staat is binnengelopen.

4.

3.2 Amendement 1


Amendement 1 bestaat uit twee delen. Het eerste deel beoogt de invoering, in artikel 7ter, van de verplichting om een schip de toegang tot een haven in de Gemeenschap te weigeren, wanneer het niet voldoet aan de internationale en communautaire eisen betreffende de reisdatarecorder (VDR). Het tweede deel bestaat uit de bepaling dat deze maatregel 5 jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn wordt toegepast op alle schepen van meer dan 300 GT.


De Commissie aanvaardt het idee in het eerste deel van het amendement om het beginsel van het belang van de VDR te versterken door invoering van het bevel om schepen die niet zijn uitgerust met de door internationale verdragen voorgeschreven VDR de toegang te weigeren. De voorgestelde formulering is echter niet in overeenstemming met de geest of de operationele procedures van artikel 7ter. In verband hiermee is de Commissie bereid de voorgestelde toegangweigeringsmaatregel op te nemen in een afzonderlijk artikel. Dit artikel zorgt voor een passende coördinatie met de overige bepalingen van de richtlijn, waarin de HSC-autoriteiten wordt gevraagd een schip aan te houden, wanneer het niet over een VDR beschikt. De formulering van het nieuwe artikel wordt als volgt:


"Artikel 9 ter


Toepasselijke procedures indien reisdatarecorder (VDR) ontbreekt.


1. Indien bij inspectie blijkt dat de VDR, als vereist volgens het geldend gemeenschaps- of internationaal recht, ontbreekt, zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat het schip wordt aangehouden.


2. Ook al ontbreekt de in lid 1 bedoelde apparatuur, de bevoegde autoriteit kan, indien bij inspectie geen andere tot aanhouding leidende gebreken worden geconstateerd, de aanhouding om operationele redenen opheffen. Indien een dergelijk besluit wordt genomen, stelt de bevoegde autoriteit onmiddellijk de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten daarvan op de hoogte.


3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan alle schepen die onder de in lid 2 bedoelde omstandigheden de haven hebben mogen verlaten de toegang tot alle havens in de Gemeenschap wordt geweigerd, uitgezonderd in de situatie van artikel 11, lid 6, zolang de eigenaar of de exploitant van het vaartuig niet heeft aangetoond naar genoegen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de aanhouding werd bevolen dat het schip nu met een VDR is uitgerust volgens de internationale of communautaire voorschriften, naar gelang van toepassing."


Het tweede deel van het amendement breidt de toegangweigeringsmaatregel uit tot categorieën schepen die volgens de internationale voorschriften niet verplicht zijn een VDR aan boord te hebben. Dit deel van het amendement is onaanvaardbaar voor de Commissie, en wel om de volgende redenen:


Het betekent een verandering van het toepassingsgebied van de richtlijn, die uitsluitend tot doel heeft te controleren of het schip voldoet aan de internationale voorschriften, en die geen indirecte verplichtstelling beoogt van bijkomende apparatuur.


Er is geen rechtsgrondslag voor de tenuitvoerlegging hiervan, omdat deze zou inhouden dat schepen worden aangehouden en de toegang geweigerd, omdat zij niet voldoen aan voorschriften, die niet in communautaire of internationale instrumenten zijn opgenomen.


Het past niet bij toekomstige Europese wetgevingsplannen waarin bovengenoemde eisen vervat moeten worden. De bepaling waarmee de aanwezigheid van een VDR aan boord van bestaande vrachtschepen verplicht wordt gesteld is reeds opgenomen in een richtlijnvoorstel dat deel uitmaakt van het zogenaamde ERIKA II pakket, deze bepaling geldt echter alleen voor schepen boven de 3000 GT.

5.

4. Conclusies


Overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het Verdrag verandert de Commissie haar voorstel overeenkomstig het hierboven weergegeven resultaat van de tweede lezing van het Parlement.


Zij hoopt de dat de Raad en het Parlement tot overeenstemming zullen kunnen komen, zodat de richtlijn, die een essentiële bijdrage kan leveren tot maritieme veiligheid, zonder verder uitstel kan worden aangenomen.