Toelichting bij COM(2001)475 - Algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Voedselautoriteit en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)475 - Algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Voedselautoriteit en ... |
---|---|
bron | COM(2001)475 ![]() ![]() |
datum | 07-08-2001 |
- Goedkeuring van het voorstel door de Commissie: 8 november 2000 i
- Advies van het Economisch en Sociaal Comité: 28 maart 2001 i
- Advies van het Comité van de Regio's: 14 juni 2001 i
- Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: 12 juni 2001 i
- Politiek akkoord in de Raad: 28 juni 2001 (unanimiteit, maar zonder de steun van de Commissie).
Inhoudsopgave
- 2. Politiek akkoord van de Raad
- Hoofdstuk IV (snelle waarschuwingen, crisismanagement en crisissituaties)
- Hoofdstuk V Procedures en slotbepalingen
- Wijzigingen waarmee de Commissie niet heeft ingestemd
- 3. Opmerkingen over de voornaamste door het Europees Parlement in eerste lezing goedgekeurde amendementen
- Hoofdstukken I en II
- Hoofdstuk III
- Hoofstukken IV en V
- 4. Conclusie
Voornaamste wijzigingen waarmee de Commissie heeft ingestemd
Hoofdstukken I en II Algemene levensmiddelenwetgeving:
De essentie van de hoofdstukken I en II van het voorstel is niet veranderd; wel zijn de artikelen in een andere, soms logischer volgorde geplaatst, waarbij een scheiding tussen de beginselen en de eisen is aangebracht. De definities, met name die van levensmiddel, levensmiddelenwetgeving, traceerbaarheid en primaire productie, zijn duidelijker gemaakt. De definitie van stadia van de productie, verwerking en distributie is anders geformuleerd, zodat de werkingssfeer van hoofdstuk II, dat op deze stadia van toepassing is, duidelijker is. Verder is een definitie van 'eindverbruiker' toegevoegd en is de definitie van 'officiële controle' geschrapt; deze zal in een specifiekere tekst over controles worden opgenomen.
Artikel 4 bevat nu een verplichting om de bestaande beginselen en procedures van de levensmiddelenwetgeving vóór een welbepaalde datum aan te passen; dit viel eerst onder artikel 64 van het oorspronkelijke voorstel, dat nu is komen te vervallen. Deze nieuwe regelingen voor de toepassing van de verschillende artikelen zijn opgesteld in gezamenlijk overleg tussen de juridische diensten van de Raad en de Commissie.
Artikel 5 is in beginsel hetzelfde gebleven, al is er een kleine accentverschuiving wat betreft eerlijke handelspraktijken. Na artikel 6 is de tekst nogal omgegooid. De artikelen 6 tot en met 10 bevatten de essentie van het oorspronkelijke voorstel. Er zijn enkele kleine accentverschuivingen wat betreft de in- en uitvoer van levensmiddelen in de artikelen 11 en 12 en een belangrijk punt is dat levensmiddelen die schadelijk zijn voor de gezondheid en onveilig diervoeder niet uit de Gemeenschap uitgevoerd mogen worden.
De artikelen over veiligheidsvoorschriften voor voedsel en diervoeder (14 en 15) sluiten nu beter aan bij de richtlijn inzake algemene productveiligheid door het toevoegen van een bepaling dat producten uit de handel genomen of anderszins aan beperkingen onderworpen kunnen worden indien zij onveilig blijken te zijn hoewel zij aan de specifieke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving voldoen.
In de artikelen 19 en 20 is een verplichting voor levensmiddelen- en diervoederbedrijven toegevoegd waardoor medewerkers van deze bedrijven kunnen samenwerken met de bevoegde autoriteiten teneinde risico's te voorkomen, te beperken of te vermijden.
Hoofdstuk III Europese Voedselautoriteit:
Artikel 22 (opdracht van de Autoriteit) is gewijzigd zodat die opdracht weliswaar ruim geformuleerd blijft, maar in hoofdzaak gericht is op de veiligheid van levensmiddelen en diervoeder. Daarom is de opdracht van de Autoriteit ten aanzien van de gezondheid en het welzijn van dieren en de gezondheid van planten rakende onderwerpen die geen verband houden met de voedsel- en voederveiligheid beperkt tot wetenschappelijke adviezen. Wat de voeding betreft zijn er slechts enkele kleine wijzigingen aangebracht met betrekking tot de communicatie over voedingskwesties die verband houden met het programma van de Gemeenschap op gezondheidsgebied.
De nieuwe formulering van lid 5 van artikel 22 benadrukt dat samenwerking tussen de Autoriteit, de Commissie en de lidstaten nodig is met het oog op de samenhang tussen risicobeoordelings-, risicomanagement- en risicocommunicatietaken.
Het beheer van het systeem voor snelle waarschuwingen blijft bij de Commissie (schrapping van deze taak in de artikelen 22 en 23 en nieuwe formulering in de artikelen 35 en 50). Wel wordt de Autoriteit in het netwerk opgenomen.
De rol van het adviesforum (artikel 27) is vollediger omschreven, aangezien dit orgaan van de autoriteit de functionele verbinding met soortgelijke organen van de lidstaten zal vormen.
De voorwaarden voor het indienen van een verzoek om wetenschappelijk advies zijn aangevuld en daarbij is aangegeven in welke gevallen een verzoek gewijzigd of geweigerd kan worden (artikel 29).
Er zijn een aantal nieuwe bepalingen met betrekking tot transparantie toegevoegd, met name in de artikelen 32, 36 en 38.
In dit hoofdstuk zijn wijzigingen aangebracht wat betreft de snelle waarschuwingen (zie boven), de verruiming van de noodprocedure tot diervoeder (artikel 53 en 54) en met het oog op de afstemming van deze noodprocedure met de richtlijn inzake officiële controles op het gebied van diervoeding i.
Weinig ingrijpende veranderingen, behalve de schrapping van het artikel over de vestigingsplaats, waar de Commissie het niet mee eens was, en de onderbrenging van artikel 64 van het oorspronkelijke voorstel in artikel 4. De datum van aanvang van de werkzaamheden van de Autoriteit is door de Raad vastgesteld op 1 januari 2002.
De Raad heeft op 28 juni 2001 unaniem een politiek akkoord bereikt. De Commissie kon zich hier echter niet bij aansluiten, voornamelijk in verband met haar standpunt betreffende de samenstelling van de raad van bestuur, dat afwijkt van de door de Raad gekozen oplossing.
Verder is het artikel over de vestigingsplaats geschrapt en zijn sommige door de Commissie in het Europees Parlement aanvaarde amendementen niet door de Raad overgenomen. De Commissie is het niet eens met de door de Raad voorgestelde datum (januari 2005) voor de toepassing van de artikelen 12, 12 en 14 tot en met 20 en zou de voorkeur geven aan januari 2004.
3. Opmerkingen over de voornaamste door het Europees Parlement in eerste lezing goedgekeurde amendementen
Het Europees Parlement heeft 189 amendementen goedgekeurd. De Commissie heeft daarvan 43 amendementen in hun geheel overgenomen en 55 gedeeltelijk of in principe; 88 amendementen kon zij niet accepteren (dit maakt samen 186 aangezien sommige amendementen werden gecombineerd).
De rechtsgrond voor dit voorstel, waardoor het Parlement volledig bij de medebeslissingprocedure wordt betrokken, heeft de volledige steun van de Raad gekregen. De amendementen 4 en 209, waardoor de rechtsgrond wordt gewijzigd en uitgebreid, kan de Commissie dan ook niet accepteren.
De amendementen 12 en 81, die betrekking hebben op voedselhygiëne, zijn niet overgenomen in deze brede, horizontale context die niet alleen de hygiëne omvat, maar ook contaminanten, additieven, materialen die met levensmiddelen in aanraking komen en nog veel meer. Ook de amendementen 59 en 72 waren te gedetailleerd voor een horizontale tekst. De Commissie heeft amendement 202 betreffende concessies voor het MKB niet overgenomen, aangezien de consument ongeacht de omvang of aard van het bedrijf dezelfde bescherming dient te genieten. Evenmin kon de Commissie de amendementen 26, 40 en 50 aanvaarden, die het toepassingsgebied van de verordening uitbreiden tot de voedselkwaliteit; deze verordening is daarvoor niet het juiste juridische instrument en op dit gebied vinden andere werkzaamheden plaats.
Een aantal amendementen (3, 6, 7, 8) op de overwegingen zijn in hun geheel overgenomen, aangezien zij aansluiten bij de algehele opzet van het voorstel om de hele voedselketen te bestrijken.
Onder het toepassingsgebied van de verordening vallen misleidende en bedrieglijke praktijken, maar niet financiële fraude tussen handelaars. Daarom is amendement 49 slechts gedeeltelijk overgenomen. De voedselveiligheidsvoorschriften zijn van de andere consumentenbelangen gescheiden gehouden. Daarom is amendement 57 slechts gedeeltelijk/in principe overgenomen, niet in artikel 8 over de consumentenbelangen, maar in artikel 14, dat betrekking heeft op de voedselveiligheidsvoorschriften.
Een aantal amendementen op de definities in de tekst (28, 29, 32, 33, 34, 36, 37, 39, 41, 43, 44, 46) konden niet worden overgenomen omdat de horizontale aard van de tekst hierdoor in het gedrang zou komen, of de wijziging overbodig of onnauwkeurig zou zijn gelet op het gebruik van de term, al in een andere definitie vervat is of tot verwarring zou kunnen leiden. Zo is de verwijzing naar voedingssupplementen in amendement 28 overbodig omdat die al onder de definitie van levensmiddelen van het voorstel vallen. De relatie tussen geneesmiddelen en levensmiddelen valt buiten het bestek van deze tekst aangezien die al in de richtlijn over farmaceutische specialiteiten wordt omschreven; daarom kan amendement 29 niet worden aanvaard. De term ingrediënt komt niet meer in het voorstel voor en daarom is amendement 33 niet overgenomen. De amendementen over de detailhandel (36 en 37) zijn niet op hun plaats in deze tekst maar horen thuis in een tekst van meer verticale aard, en hetzelfde geldt voor amendement 51 over de doelstellingen van de levensmiddelenwetgeving. De definitie van 'officiële controle' is inmiddels geschrapt en zal worden opgenomen in een specifieker voorstel van de Commissie over controles; daarom is amendement 39 niet overgenomen.
De toevoeging van distributie in amendement 38 is aanvaardbaar, maar het gedeelte over het in het verkeer brengen niet. Amendement 45 betreffende de wijziging van de definitie van primaire productie is aanvaardbaar, maar is redactioneel gewijzigd.
Amendement 30, dat de definitie van 'eindverbruiker' toevoegt, is in zijn geheel overgenomen. Amendement 35, dat de definitie van diervoederbedrijf verduidelijkt, is gedeeltelijk overgenomen. Enkele onderdelen van dit amendement zijn echter in overweging 13 verwerkt. Amendement 42, betreffende de definitie van de stadia van de productie, verwerking en distributie, is belangrijk om het toepassingsgebied van hoofdstuk II te verduidelijken.
Een aantal amendementen zouden afbreuk kunnen doen aan de onderhandelingspositie van de Gemeenschap in de Codex Alimentarius of kunnen niet in overeenstemming worden gebracht met internationale overeenkomsten waartoe de Gemeenschap zich al heeft verbonden. Dit geldt met name voor de amendementen die beogen internationaal aanvaarde definities te herschrijven waarvoor de Gemeenschap zich sterk heeft ingezet (bijvoorbeeld amendement 40 over risicomanagement) of waarin de veranderingen niet aansluiten bij de mededeling van de Commissie over het voorzorgsbeginsel, die de steun van de Raad en het Parlement heeft gekregen. Zo tracht amendement 53 te herschrijven wat in WTO-overeenkomsten is vastgelegd voor situaties waarin een volledige risicoanalyse geboden is. Amendement 54 zou de Gemeenschap verplichten rekening te houden met andere internationaal erkende legitieme factoren en is onaanvaardbaar omdat dergelijke factoren nog niet bestaan. Ook amendement 52 is onaanvaardbaar gezien de gevolgen ervan voor de internationale verplichtingen van de Gemeenschap; het is in strijd met de rechten en verplichtingen van de WTO. Het idee van amendement 84 is weliswaar aanvaardbaar, maar dit wordt al door artikel 5 bestreken.
Soortgelijke problemen doen zich voor met de amendementen 55 en 56 betreffende het voorzorgsbeginsel. Amendement 55 is onaanvaardbaar aangezien er een zekere beoordelingsvrijheid moet blijven bestaan zodat in voorkomende gevallen geen maatregelen hoeven te worden genomen. Dit volstaat als risicomanagement en was al opgenomen in de door het Parlement en de Raad gesteunde mededeling van de Commissie; het amendement is dus in strijd met eerder ingenomen standpunten. Hoewel amendement 56 grotendeels met die standpunten in overeenstemming is, is de tekst te uitvoerig, wat in een juridisch verbindende verordening tot problemen zou kunnen leiden. Amendement 63, dat vereist dat de werkzaamheden inzake controle en toezicht geheimgehouden worden, is onaanvaardbaar. Eventuele eisen inzake geheimhouding zullen aan de orde komen in de horizontale tekst over controles die binnenkort zal worden voorgesteld. Amendement 8, betreffende de niet-discriminerende toepassing van het beginsel op levensmiddelen, ongeacht de oorsprong daarvan, is echter in principe aanvaardbaar.
Verscheidene andere amendementen betreffende de algemene levensmiddelenwetgeving zijn in principe aanvaardbaar en zijn aangepast aan de algemene beginselen en opzet van de tekst. Het eerste deel van amendement 61 is aanvaardbaar, aangezien de wettelijke verantwoordelijkheden van de diervoederbedrijven duidelijker worden omschreven. Van amendement 69 is alleen de verwijzing naar het vervoer aanvaardbaar; dit is verwerkt in artikel 3 in de uitgebreide definitie van de stadia van de productie, verwerking en distributie. Het uitgangspunt van de amendementen 80 en 178 dat gevaarlijke levensmiddelen en diervoeders niet uitgevoerd mogen worden, is in principe in dit gewijzigde voorstel verwerkt. Dit wordt ook teruggevonden in amendement 82, maar de passage van dit amendement over teruggave aan de leverancier is niet aanvaardbaar, aangezien het tot verwarring leidt over de juridische betekenis van de begrippen in- en uitvoer. Een aantal amendementen (64, 65, 66, 70, 71, 79) zijn volledig aanvaardbaar aangezien zij aansluiten bij de tekst en een nuttige aanvulling inhouden, bijvoorbeeld de uitbreiding tot diervoeders (79).
De amendementen 74 en 77 zijn niet aanvaardbaar, aangezien zij verband houden met bepalingen inzake aansprakelijkheid uit andere communautaire wetgeving. Dit voorstel laat de wetgeving inzake aansprakelijkheid uitdrukkelijk onverlet.
De amendementen 70 en 75 zijn in principe aanvaardbaar en zijn verwerkt in de gewijzigde artikelen 18 en 19.
De amendementen 48 en 189 zijn niet aanvaardbaar, aangezien zij niet stroken met de datum waarop de verschillende bepalingen van de tekst van toepassing worden. Amendement 185: het is niet mogelijk een verslag over de toepassing van de beginselen van de levensmiddelenwetgeving uit te brengen, aangezien het geruime tijd zal duren voordat die effect sorteren.
Amendement 47 is in principe aanvaardbaar en is overgenomen door de definitie van de stadia van productie en distributie waarop hoofdstuk II van de verordening van toepassing is te verruimen. Ook amendement 207 over transparantie is in principe aanvaardbaar, maar de tekst is volledig in overeenstemming gebracht met het Protocol inzake subsidiariteit en evenredigheid van het Verdrag van Amsterdam.
Verscheidene andere amendementen zijn in principe aanvaard, maar in overeenstemming gebracht met de algemene beginselen en de opzet van de tekst. Het betreft hier de amendementen 2, 5, 10, 16, 27, 35, 42, 60 en 62. Het eerste deel van amendement 67 is verwerkt in overweging 18 en het tweede als lid in artikel 14.
Een aantal amendementen (14, 16, 20, 22, 25) op de overwegingen zijn in het gewijzigde voorstel verwerkt. Amendement 19 en het deel van amendement 20 betreffende een overweging gebruiken het woord 'geautoriseerd' en kunnen niet worden aanvaard omdat die formulering niet aansluit bij het overeenkomstige artikel. Amendement 13 heeft ook betrekking op een overweging en kan niet worden aanvaard, aangezien een verzoek om wetenschappelijk advies in de loop van het wetgevingsproces beperkt moet worden tot gerechtvaardige gevallen - bijvoorbeeld nieuwe wetenschappelijke informatie - om herhaalde verzoeken over hetzelfde onderwerp te vermijden.
Wat de opdracht van de Autoriteit betreft, zijn amendement 87 en de daarmee verband houdende amendementen 88 en 187 niet aanvaardbaar, aangezien zij de opdracht beperken tot gebieden waarvan bekend is dat zij gevolgen hebben voor de voedselveiligheid. Een ruime taakstelling is nodig om niet in dezelfde fout te vervallen als met BSE, die niet tijdig als risico voor de mens is onderkend. Amendement 86, dat duidelijk maakt dat voedselveiligheid de primaire taak van de Autoriteit is, is wel aanvaardbaar. Amendement 1, dat voorstelt het woord veiligheid in de naam van de Autoriteit toe te voegen, is niet aanvaardbaar aangezien dat het werkterrein van de Autoriteit zou kunnen beperken.
Amendement 91 kan niet worden aanvaard. De Autoriteit kan volgens artikel 29 op verzoek van het Europees Parlement wetenschappelijke adviezen uitbrengen, maar door het bieden van permanente wetenschappelijke ondersteuning aan het Europees Parlement zou haar taakstelling vager worden en er een risico ontstaan op doublures met het werk van andere organen. Amendement 90 is vervat in artikel 23, onder a), aangezien het Parlement een communautaire instelling is, en voorts expliciet in artikel 29, lid 1.
De Commissie is nu de mening toegedaan dat zij de volledige verantwoordelijkheid voor de toepassing van het systeem voor snelle waarschuwingen moet behouden, waarbij de Autoriteit in het netwerk wordt opgenomen; daarom zijn de amendementen 15, 89, 94, 158, 159, 161, 162, 163 en 169 niet aanvaardbaar. De amendementen 160, 164 en 166 zijn aanvaard en in de tekst verwerkt, aangezien zij in overeenstemming zijn met het beheer van dit netwerk door de Commissie. Amendement 131 is verwerkt in artikel 35 door de titel van dit artikel te wijzigen.
De amendementen 17, 18 en 213 spreken zich uit voor een raad van bestuur waarvan de leden aan de hand van een open sollicitatie zijn gekozen en praktijkervaring hebben met landbouw, levensmiddelenindustrie, kleine bedrijven en consumentengroeperingen. Dit kan niet worden aanvaard. De Commissie houdt vast aan een kleine, functionele raad van bestuur, die door zijn evenwichtige samenstelling (vier vertegenwoordigers van de Raad, vier van het Europees Parlement, vier van de Commissie en vier van het bedrijfsleven en de consumenten) duidelijk onafhankelijk is, maar wel verantwoording verschuldigd aan de communautaire instellingen. Daarom blijft de Commissie bij haar oorspronkelijke voorstel.
Amendement 102, betreffende de samenstelling van de raad van bestuur, is onaanvaardbaar omdat de mogelijkheid van plaatsvervangers hierdoor zou komen te vervallen. Hetzelfde geldt voor amendement 143, dat stipuleert dat alle vergaderingen van de raad van bestuur openbaar zijn; dit moet de raad zelf kunnen uitmaken.
Amendement 103 (aansluiting van het werkprogramma bij de prioriteiten van de Gemeenschap in plaats van die van de Commissie) en amendement 105 (openbaarmaking van het huishoudelijk reglement) zijn aanvaardbaar, evenals amendement 106, waardoor de voorzitter van het wetenschappelijk comité voor de vergaderingen van de raad van bestuur kan worden uitgenodigd. Zij zijn in artikel 25 opgenomen.
De amendementen 107 en 220 over de open, transparante benoeming van de uitvoerend directeur door de raad van bestuur, waarbij de kandidaten door het Parlement worden gehoord, zijn in principe aanvaardbaar en verwerkt in artikel 26 van het gewijzigde voorstel. De door de raad van bestuur geselecteerde kandidaat wordt benoemd na door het Europees Parlement te zijn gehoord.
Amendement 108 over de opstelling van het werkprogramma door de uitvoerend directeur is in principe aanvaard en opgenomen in artikel 26, lid 2, onder h), en artikel 27, lid 3. Amendement 109 over het contact en de dialoog tussen de uitvoerend directeur en het Europees Parlement is ook in artikel 26, lid 2, onder h), opgenomen. Dit omvat tevens het slot van amendement 111 over de dialoog met het Europees Parlement.
Verder zijn een aantal amendementen overgenomen die hoofdzakelijk van redactionele aard waren of waarbij artikelen of leden werden verplaatst: 104, 110, 111, 127 en 128.
Wat het adviesforum betreft is amendement 112, over de rol van het forum als instantie voor uitwisseling van informatie en bundeling van kennis, in artikel 27 opgenomen. Amendement 114 is overgenomen aangezien vertegenwoordigers van het Europees Parlement en andere relevante organen voor de vergaderingen van het forum kunnen worden uitgenodigd. Amendement 113 is aanvaardbaar, maar het adviesforum moet niet worden verplicht om zes maal per jaar bijeen te komen, dus dat is niet in artikel 27 overgenomen.
Amendement 115 over de mogelijkheid om openbare hoorzittingen van het wetenschappelijk comité en de wetenschappelijke panels te houden is opgenomen in artikel 28, lid 9.
Amendement 118 kan niet worden aanvaard, aangezien daardoor de mogelijkheid zou vervallen dat de Autoriteit een verzoek om een wetenschappelijk advies afwijst of wijzigt. Die flexibiliteit is essentieel voor het functioneren van de Autoriteit. Amendement 119, waarbij 'tegenstrijdig' in 'uiteenlopend' wordt vervangen, is in artikel 30 verwerkt.
De amendementen 121, 122 en 123 zijn niet aanvaardbaar. Zij schrappen de procedure die moet worden gevolgd als de wetenschappelijke adviezen van de Autoriteit en die van een nationale wetenschappelijke instantie uiteenlopen, waarbij de Autoriteit op wetenschappelijk vlak het laatste woord krijgt. Dit is niet juist. De procedure van artikel 29 is hoe dan ook bedoeld om op transparante wijze tot resultaat te komen en de beslissing wordt door de risicomanager genomen. Indien lidstaten zich daarna niet aan een maatregel van de risicomanager of de wetgever houden, wordt een inbreukprocedure gestart. Aldus wordt de door het Parlement gewenste duidelijkheid en zekerheid geboden.
Het moet duidelijk zijn dat risicomanagers verantwoordelijk zijn voor het nemen van beslissingen en risicobeoordelaars voor het beoordelen van de risico's. Daarom zijn de amendementen 21 en 212 niet aanvaardbaar. Amendement 92 is in principe aanvaard, in artikel 23, onder c), verwerkt en aangepast zodat er geen verwarring mogelijk is tussen de verantwoordelijkheid van de Autoriteit voor risicobeoordeling en de verantwoordelijkheid van de risicomanagers.
Amendement 93 is aanvaardbaar en overgenomen in overweging 51, met een aantal weglatingen om duidelijk te maken dat de Autoriteit niet bij risicomanagementmaatregelen betrokken is. Amendement 98 is aanvaardbaar aangezien het duidelijk maakt dat de Autoriteit 'onafhankelijk' haar eigen conclusies en richtsnoeren kenbaar kan maken. Amendement 97 kan niet worden aanvaard, aangezien de Autoriteit daardoor bij het risicomanagement zou worden betrokken.
Amendement 132 is in principe aanvaard. Het is vervat in artikel 33, waarin sprake is van samenwerking met alle organisaties en die worden expliciet aangegeven in de bijbehorende overweging 50.
Van amendement 134 is alleen het deel over de openbaarmaking van de lijst van wetenschappelijke organisaties die de Autoriteit mogen helpen aanvaardbaar en in artikel 36 opgenomen; de suggestie om te schrappen dat deze organisaties door de lidstaten worden aangewezen, is echter niet overgenomen. De rest van amendement 134, dat betrekking heeft op de EVA/EER-landen, is in principe aanvaard, maar verwerkt in artikel 49 over de deelname van derde landen.
Amendement 125 tot schrapping van de mogelijkheid dat de Autoriteit gegevens over de voedselconsumptie kan verzamelen, kan niet worden overgenomen omdat dit een essentieel vereiste is dat wetenschappers in staat stelt om de blootstelling van de consument via de voeding te evalueren. Amendement 126 is in principe aanvaardbaar; de nieuwe formulering van artikel 22, lid 2, luidt dat de Autoriteit gegevens verzamelt en analyseert opdat de risico's met directe of indirecte gevolgen voor de voedsel- of voederveiligheid kunnen worden gekarakteriseerd en gemonitord.
Amendement 130, dat het woord 'evaluatie' toevoegt, maakt artikel 34 zinvoller en is overgenomen. Amendement 152 maakt artikel 42 specifieker zonder de zin ervan te wijzigen en is overgenomen.
De amendementen 116, 124, 135 tot en met 142 en 144, die de transparantie van de Autoriteit verbeteren, zijn aanvaardbaar en hoofdzakelijk verwerkt in artikel 38, maar ook in andere artikelen, in het bijzonder 26 en 28. Amendement 145 kan echter niet worden aanvaard. Dit amendement schrapt de bepaling dat de Autoriteit conclusies van wetenschappelijke adviezen niet geheim mag houden als er gezondheidseffecten te verwachten zijn. Het schrappen van deze tekst zou de transparantie schaden en ertoe leiden dat gezondheidsgerelateerde informatie niet altijd bekend wordt gemaakt.
De amendementen 149 en 150, die in principe zijn aanvaard, zijn vervat in artikel 38 over transparantie; de adviezen van het wetenschappelijk comité en de wetenschappelijke panels, en dus ook de conclusies van die adviezen, worden onmiddellijk na goedkeuring openbaar gemaakt. Bovendien mogen de conclusies van de wetenschappelijke adviezen met betrekking tot de te verwachten gezondheidseffecten volgens artikel 39 in geen geval geheim worden gehouden.
De amendementen 23, 153 en 157 zijn niet aanvaardbaar, aangezien zij de mogelijkheid wegnemen dat de Autoriteit vergoedingen ontvangt. De Commissie wil dit punt binnen drie jaar na de start van de Autoriteit opnieuw bezien; wel is zij het ermee eens dat het niet juist zou zijn als de Autoriteit op dit moment vergoedingen zou vragen.
De overige amendementen zijn niet aanvaardbaar omdat zij onverenigbaar zijn met de bestaande communautaire procedures of belangrijke juridische aspecten, of omdat zij al worden bestreken door andere bepalingen in deze tekst of andere wetgeving van de Gemeenschap Daarom zijn alleen de punten 6 bis en 6 ter van amendement 154 in artikel 43 overgenomen. Van amendement 155 is de passage 'op aanbeveling van de Raad' in artikel 44 overgenomen, maar niet dat kwijting aan de raad van bestuur wordt verleend. Amendement 156 over OLAF is in artikel 25, lid 9, opgenomen, maar het werd niet juist geacht om bestaande wettelijke bepalingen in het gewijzigde voorstel te herhalen.
Amendement 24 over de noodprocedure is niet aanvaardbaar, omdat een 'ernstig risico' in alle geldende communautaire wetgeving een voorwaarde voor noodmaatregelen is. Daarentegen is amendement 177, dat de noodprocedure uitbreidt tot diervoeders, in artikel 53 overgenomen.
Amendement 174 kan niet worden aanvaard omdat de crisiseenheid geen permanente structuur wordt. Amendement 176 preciseert de informatieverstrekking van de crisiseenheid en is in artikel 57, lid 3, overgenomen.
De amendementen 172 en 173 stellen voor om het Parlement bij het praktische crisismanagement te betrekken. Dit is onverenigbaar met de institutionele rol van het Parlement om toezicht en controle uit te oefenen.
De amendementen 175, 179, 180, 181 en 182 zijn niet in overeenstemming met de bestaande comitéprocedure en daarom onaanvaardbaar.
Amendement 183 is gedeeltelijk overgenomen in artikel 61 om duidelijk te maken dat de Autoriteit op gezette tijden een onafhankelijke evaluatie moet laten uitvoeren waarbij met de standpunten van de betrokkenen rekening wordt gehouden. De evaluatie die de Autoriteit laat uitvoeren kan echter geen betrekking hebben op de hele verordening, maar alleen op de Autoriteit zelf. Amendement 186 over transparantie is in artikel 61, lid 3, overgenomen.
Amendement 205 kan niet worden overgenomen omdat al duidelijk is dat de Autoriteit zelf haar huishoudelijk reglement kan wijzigen. Amendement 191 is niet aanvaardbaar aangezien de vertraging die hiervan het gevolg kan zijn tot praktische problemen kan leiden en de ingangsdatum in gevaar zou kunnen brengen. Amendement 192 is niet aanvaardbaar omdat de Voedselautoriteit niet van invloed is op het plafond van rubriek 3 van de financiële vooruitzichten.
Amendement 188 is ten dele aanvaardbaar, in zoverre de vestigingsplaats van de Europese Voedselautoriteit uitsluitend op grond van operationele criteria moet worden gekozen. De overige criteria zijn niet aanvaardbaar. Hetzelfde geldt voor het deel van de amendement dat betrekking heeft op de procedures voor het kiezen van de vestigingsplaats. De aanvaarde passages van dit amendement zijn in artikel 64 opgenomen.
Dit gewijzigde voorstel is gebaseerd op het in de Raad bereikte politieke akkoord, behalve de volgende overwegingen en artikelen:
- overweging 19, die aansluit bij amendement 8 over het voorzorgsbeginsel en de niet-discriminerende toepassing daarvan;
- overweging 31, artikel 19, lid 3, en artikel 20, lid 3, die aansluiten bij de amendementen 10, 70 en 75, en inhouden dat exploitanten van levensmiddelen- en diervoederbedrijven niemand iets in de weg mogen leggen om met de bevoegde autoriteiten samenwerken als daardoor een gezondheidsrisico beperkt of vermeden kan worden;
- overweging 50, naar aanleiding van amendement 132, luidende dat consumentenorganisaties en andere belanghebbenden met de Autoriteit moeten kunnen samenwerken;
- overweging 56, die samenhangt met amendement 96, waarin wordt gesteld dat de communicatie van de Autoriteit over voedingskwesties rekening moet houden met de voedingsgewoonten in de EU;
- artikel 23, onder c), waarin amendement 92 is opgenomen. Dit amendement is in principe aanvaard maar geherformuleerd om duidelijk te maken dat de Autoriteit, die voor risicobeoordeling verantwoordelijk is, niet bij het risicomanagement betrokken is. Daarom kan de Autoriteit alleen op verzoek van de Commissie de risicomanager helpen bij het interpreteren en in aanmerking nemen van de wetenschappelijke adviezen;
- artikel 25 (raad van bestuur). De leden 1 en 2 zijn gebaseerd op het oorspronkelijke voorstel van de Commissie. De Raad bleek echter de voorkeur te geven aan 16 leden die op grond van hun bekwaamheid, relevante deskundigheid en geografische spreiding waren gekozen plus een vertegenwoordiger van de Commissie, in plaats van vertegenwoordigers van alle drie de communautaire instellingen en vier vertegenwoordigers van organisaties van belanghebbenden, waar het oorspronkelijke voorstel van de Commissie van uitging;
- artikel 25, lid 10: deze bepaling is aangevuld met amendement 106, dat in principe door de Commissie is geaccepteerd. Hierdoor kan de voorzitter van het wetenschappelijk comité voor de vergaderingen van de raad van bestuur worden uitgenodigd;
- artikel 26, lid 1; dit is aangevuld met een deel van amendement 107, dat niet in het politiek akkoord van de Raad is aanvaard en inhoudt dat de uitvoerend directeur door het Europees Parlement wordt gehoord voordat hij definitief door de raad van bestuur wordt benoemd;
- artikel 27, lid 5: deze bepaling is aangevuld met amendement 113, dat in principe/gedeeltelijk door de Commissie is geaccepteerd en in het politiek akkoord van de Raad niet was overgenomen. De wijziging houdt in dat het adviesforum op gezette tijden bijeenkomt op uitnodiging van de voorzitter, of op verzoek van ten minste een derde van de leden;
- artikel 64 houdt vast aan het oorspronkelijke voorstel van de Commissie dat de vestigingsplaats op voorstel van de Commissie door de bevoegde autoriteiten wordt vastgesteld en neemt een aantal selectiecriteria van amendement 188 over;
- artikel 66: de Raad stelt voor dat de artikelen 11, 12 en 14 tot en met 20 op 1 januari 2005 van toepassing worden, terwijl de Commissie wil dat deze bepalingen, die betrekking hebben op de elementaire voedselveiligheidsvoorschriften en de traceerbaarheid, al op 1 januari 2004 van kracht worden.
De amendementen van het Europees Parlement die de Commissie en de Raad hebben aanvaard, zijn vet, cursief en onderstreept aangegeven. De amendementen van het Europees Parlement die de Commissie heeft aanvaard maar die door de Raad zijn verworpen, zijn vet en onderstreept aangegeven.
Artikel 25, leden 1 en 2, houdt vast aan het oorspronkelijke voorstel van de Commissie over de samenstelling van de raad van bestuur. De eerste zin van artikel 64 over de procedure om de vestigingsplaats vast te stellen is overgenomen uit het oorspronkelijke voorstel van de Commissie. Deze passages zijn in het gewijzigde voorstel cursief aangegeven.
De Commissie hoopt op een spoedige goedkeuring van deze verordening zodat de Europese Voedselautoriteit begin 2002 met haar werk kan beginnen, in overeenstemming met de resolutie van de top van Nice.