Toelichting bij SEC(2001)921 - Gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende het gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bestrijding van antipersoneelmijnen: een grotere bijdrage van de EU, 2000/0062/A/COD - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | SEC(2001)921 - Gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende het gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement ... |
---|---|
bron | SEC(2001)921 ![]() ![]() |
datum | 12-06-2001 |
|
52001SC0921
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende het gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bestrijding van antipersoneelmijnen: een grotere bijdrage van de Europese Unie, 2000/0062/A/COD /* SEC/2001/0921 def. - COD 2000/0062 */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende het gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bestrijding van antipersoneelmijnen: een grotere bijdrage van de Europese Unie, 2000/0062/A/COD
Inhoudsopgave
- Achtergrond
- Doel van het voorstel
- Indiening van het voorstel bij het EP en de Raad (document COM(2000) 111 def. - 2000/0062/A/COD): 16.03.2000
- VAN DE COMMISSIE
- 3- OPMERKINGEN OVER HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT
- 3.2 Wat er van de amendementen van het Europees Parlement in eerste lezing geworden is
- 4- CONCLUSIE
- 5- VERKLARINGEN VAN DE COMMISSIE
Indiening van het voorstel bij het EP en de Raad (document COM(2000) 111 def. - 2000/0062/A/COD): 16.03.2000
Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: 25.10.2000
Indiening van het gewijzigd voorstel bij de Raad: 20.12.2000
Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: 31.05.2001
Het voorstel heeft zowel technische als politieke doelstellingen. Met dit voorstel wordt beoogd kracht bij te zetten aan de maatregelen van de Gemeenschap voor de bestrijding van mijnen, ten einde te zorgen voor complementariteit en samenhang tussen de horizontale en landspecifieke beleidslijnen van de Gemeenschap. Verder beoogt het voorstel de algemene efficiency van maatregelen op het gebied van de bestrijding van mijnen te versterken, ten einde, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag van Ottawa, een einde te maken aan de door landmijnen veroorzaakte ellende.
Technische doelstellingen:
* Voorzien in het gebrek aan een rechtsgrondslag voor begrotingslijn B7-661, die in 1996 door het EP werd ingesteld.
* Een oplossing vinden voor het probleem van de vele financiële instrumenten die momenteel voor de ondersteuning van de bestrijding van mijnen worden gebruikt en die niet alleen de ontwikkeling van een gerichte aanpak hebben bemoeilijkt, maar ook hebben belet dat er een algemene, samenhangende strategie van de Gemeenschap werd vastgesteld.
Politieke doelstellingen:
* Naleving van de verplichtingen in het kader van het Verdrag van Ottawa (dat op 1 maart 1999 in werking trad): meer inspanningen op het gebied van coördinatie, samenhang, efficiency en financiering.
* Voldoen aan het interne (EU-)vereiste om het APM-probleem met een overkoepelende EG-actie voor de bestrijding van mijnen aan te pakken, in combinatie met prioriteiten op het gebied van het buitenlands beleid, waaronder veiligheidsgerelateerde aspecten.
3.1 Er bestaan gegronde redenen voor tevredenheid over de resultaten die zijn bereikt met dit gemeenschappelijk standpunt:
3.1.1- Looptijd: De looptijd van deze verordening beperkt zich niet tot de geldigheidsduur van de huidige financiële vooruitzichten, die in 2006 verstrijken. De politieke boodschap is dan ook niet afgezwakt, want de verordening verstrijkt pas in 2009. Dat is het in het Verdrag van Ottawa genoemde jaar waarin aan de daarin vastgestelde doelstellingen moet zijn voldaan.
3.1.2- Opslag van mijnen: Aan het verzoek van het EP om in de wetstekst expliciet te verwijzen naar de noodzaak om opgeslagen mijnen te vernietigen, is tegemoetgekomen. Vernietiging van antipersoneelmijnen wordt uiteraard uitsluitend in samenhang met ontmijningsoperaties in staten met landmijnproblemen doorgevoerd. Antipersoneelmijnen kunnen niet altijd en uitsluitend worden vernietigd wanneer zij worden gedetecteerd. Wij moeten er derhalve voor zorg dragen dat het vrijgeven van veilige stukken land aan de getroffen bevolkingsgroepen niet in gevaar wordt gebracht door het plaatsen van nieuwe antipersoneelmijnen die afkomstig zijn uit opslag. Voorts verhoudt de kosteneffectiviteit van de vernietiging van opgeslagen mijnen vergeleken met de volledige cyclus van detectie tot verwijdering van reeds aangebrachte mijnen zich als 10 tot 1. Op deze wijze kan schade door mijnen in ontwikkelingslanden dus aanzienlijk sneller worden teruggedrongen.
3.1.3- UXO: Niet-ontploft oorlogsmateriaal blijft onder deze verordening vallen. Dit is een zeer belangrijk element van de activiteiten op het gebied van het ruimen van mijnen, waaraan ook de organisaties die actief zijn op het gebied van het ruimen van mijnen zeer zijn gehecht.
3.1.4- Begroting: Het jaarlijks gemiddelde van EUR 16,5 miljoen voor de begrotingslijn van deze verordening geeft voldoende zekerheid en operationele stuwkracht voor het EG-beleid. De algemene financiële bijdrage ter hoogte van EUR 240 miljoen als totale bijdrage van de Gemeenschap voor de bestrijding van landmijnen gedurende de looptijd van de verordening is een nieuw bemoedigend teken van de politieke wil waarop deze verordening steunt.
3.1.4-1. De begrotingsmiddelen worden niet verdeeld over beide verordeningen die betrekking hebben op twee verschillende geografische gebieden. Voorzien wordt in een totaalbedrag voor beide instrumenten. Deze flexibiliteit is essentieel om tegemoet te komen aan de veranderende behoeften.
3.1.5- Complementariteit met andere verordeningen en programma's: Het bestaan van andere begrotingslijnen ter ondersteuning van maatregelen op het gebied van de bestrijding van mijnen wordt geaccepteerd. Dit versterkt de interactie met de landstrategieën en de algemene samenhang van de Gemeenschapsinstrumenten.
3.1.6- Comités en drempelwaarden: Er is geen nieuw comité gecreëerd. Bestaande comités houden zich bezig met de projecten overeenkomstig hun geografische bevoegdheden. Voor projecten tot een bedrag van maximaal EUR 3 miljoen kunnen besluiten worden genomen zonder comitéprocedure. Dit betekent in de praktijk dat de comités zich eerder met nationale strategiedocumenten bezig houden dan met projecten. Strategiedocumenten worden ter overweging voorgelegd aan de gemengde ad hoc-comités en aan het Europees Parlement.
3.1.7- Ongebonden hulp: In uitzonderlijke gevallen kunnen ook derde landen die aanvankelijk niet in aanmerking kwamen, hulp krijgen. Daardoor kan een beroep worden gedaan op gespecialiseerde moderne technologieën en vakkennis en wordt tegelijkertijd overdracht van technologie bevorderd, wat zowel voor de EU als voor de actoren in de begunstigde landen nuttig is.
- Vele amendementen van het Europees Parlement zijn in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad verwerkt; wel is in bepaalde gevallen een andere formulering gebruikt. Het betreft de volgende punten: 1, 2, 6, 9, 12, 13, 14, 20, 24, 27, 28, 30.
- De meeste amendementen zijn in het gewijzigd voorstel verwerkt, aangezien zij in overeenstemming waren met de strekking van het ontwerp; het betreft de volgende punten: 1, 2, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 20, 24, 26, 27, 28, 29, 30.
- Belangrijke verschillen tussen het gewijzigd voorstel van de Commissie en het gemeenschappelijk standpunt zijn:
- Het aanvullende bedrag voor de vernietiging van opgeslagen mijnen wordt weggelaten, aangezien bij de berekening van het globale financiële bedrag reeds alle uitgaven voor maatregelen op het gebied van de bestrijding van mijnen in aanmerking zijn genomen.
- In overeenstemming met het interinstitutioneel akkoord wordt een globaal financieel bedrag vastgelegd wanneer de looptijd van op de medebeslissingsprocedure gebaseerde programma's de geldigheidsduur van de lopende financiële vooruitzichten overschrijdt.
- Voor maatregelen in het kader van de in artikel 2, lid 4, genoemde Gemeenschapsinstrumenten wordt een aanvullende financiële bijdrage vastgelegd. Dit moet de transparantie van de algemene en individuele vastleggingen verhogen, waardoor indirect tegemoet wordt gekomen aan de wens van het Europees Parlement om de communautaire middelen in het kader van deze verordening, ECHO en O&O op exact hetzelfde doel te richten.
- In artikel 3 wordt bepaald dat naleving van de verplichtingen in het kader van het Ottawaproces voorwaarde is voor hulp.
- In dringende procedures wordt niet meer voorzien, aangezien maatregelen voor noodhulp in het kader van de redelijke drempelwaarde van EUR 3 miljoen voor comitéprocedures kunnen worden geïmplementeerd en de betrokken comités onmiddellijk kunnen worden geïnformeerd.
- De comités en het Europees Parlement worden voorts sterker betrokken bij de bespreking van meerjaarlijkse strategiedocumenten.
- De verordening is geldig tot december 2009, de in het Verdrag van Ottawa genoemde streefdatum voor de vernietiging van mijnen in de wereld.
De Commissie stemt in met het gemeenschappelijk standpunt, aangezien dit de omzetting van alle in haar mededeling genoemde doelstellingen mogelijk maakt, die in overeenstemming zijn met de slotconclusies van de bijeenkomst in Evian.
In de notulen van het besluit van de Raad wordt een gezamenlijke verklaring van de Commissie en de Raad opgenomen.
"De Raad en de Commissie bevestigen dat de goedkeuring van deze verordening de Europese Unie niet kan verhinderen maatregelen te nemen tegen antipersoneelmijnen overeenkomstig Titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie, voor zover die maatregelen gericht zijn op doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en in overeenstemming zijn met artikel 47 van het VEU."