Toelichting bij COM(2006)57 - Europese betalingsbevelprocedure (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. OVERZICHT VAN DE PROCEDURE

Op 19 maart 2004 heeft de Commissie een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure aangenomen i. Het voorstel werd op diezelfde datum ingediend bij het Europees Parlement en de Raad. Op 9 februari 2005 heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité zijn advies over dit voorstel uitgebracht i. Het Europees Parlement verwees het voorstel naar de Commissie juridische zaken (verantwoordelijk voor het verslag) en de Commissie vrijheden en rechten van de burger (voor advies). De Commissie vrijheden en rechten van de burger bracht op 13 juni 2005 haar advies uit. De Commissie juridische zaken keurde haar verslag goed op 14 juli 2005. Op zijn vergadering van 2 december 2005 heeft de Raad algemene overeenstemming bereikt over de tekst van de artikelen van de verordening. Op de plenaire vergadering van 13 december 2005 heeft het Europees Parlement een advies aangenomen waarbij het voorstel van de Commissie werd goedgekeurd onder voorbehoud van een aantal amendementen. De door het Europees Parlement voorgestelde amendementen komen overeen met de tekst waarover de Raad op 2 december 2005 overeenstemming heeft bereikt. Zij komen in principe in de plaats van de artikelen van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie.

1.

Doel


2.

VAN HET GEWIJZIGDE VOORSTEL


Dit gewijzigde voorstel past het oorspronkelijke voorstel voor een verordening tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure aan om rekening te houden met de door het Europees Parlement aangenomen amendementen.

3.

3. ADVIES VAN DE COMMISSIE OVER DE DOOR HET PARLEMENT AANGENOMEN AMENDEMENTEN


4.

3.1 De amendementen die de Commissie volledig overneemt


De amendementen 26, 27, 28, 32, 34, 35, 36, 37, 38, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 48, 49, 50, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67 en 73 zijn aanvaardbaar zoals zij door het Parlement zijn voorgesteld omdat zij de voorgestelde procedure vereenvoudigen, het vrije verkeer van Europese betalingsbevelen een extra dimensie geven, het instrument of bepaalde detailkwesties verduidelijken, en aanvullingen bevatten die nuttig kunnen zijn voor de tenuitvoerlegging van de voorgestelde verordening.

Omdat de afschaffing van het exequatur in de verordening is opgenomen, dienen daarin tevens aanvullende overwegingen te worden opgenomen, die grotendeels zijn overgenomen uit Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen.

5.

3.2 De door de Commissie in beginsel overgenomen, maar anders geformuleerde amendementen


De amendementen 30, 31, 33, 47, 51, 52, 53, 68, 69, 70, 72, 74 en 75 kunnen in beginsel na herformulering worden overgenomen.

Amendement 30 heeft ten doel te verduidelijken dat de termijnen worden berekend overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden. De bewoordingen van de overweging moeten licht worden gewijzigd teneinde niet vooruit te lopen op de uitlegging door het Europees Hof van Justitie met betrekking tot de toepasselijkheid van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 op bestaande civielrechtelijke instrumenten.

In amendement 31 wordt voorgesteld de verweerder door middel van het standaardformulier mee te delen dat de termijnen worden berekend overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden. Hoewel dit in principe kan worden aanvaard, hoeft daartoe geen overweging te worden toegevoegd; deze wijziging moet rechtstreeks in het betrokken standaardformulier worden opgenomen.

Krachtens amendement 33 moeten de gerechten rekening houden met alle vormen van verzet indien deze duidelijk zijn geformuleerd. Ter bescherming van de rechten van de verdediging dient het belang van deze verplichting te worden benadrukt. De overweging moet daarom sterker worden geformuleerd.

In amendement 47 moet worden verwezen naar artikel 4 ter en niet naar artikel 4 ter, lid 3, zoals het geval is in de tekst van het Parlement.

In amendement 51 moeten in lid 2, onder b), de woorden “toe te zenden" worden toegevoegd.

De amendementen 52 en 53 zijn nodig omdat de afschaffing van het exequatur voor Europese betalingsbevelen in de verordening is opgenomen. Het zijn dezelfde bepalingen als die inzake minimumnormen voor betekening of kennisgeving in Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen. Er moet echter een technische wijziging worden aangebracht die voortvloeit uit het feit dat er in amendement 39 een definitie wordt voorgesteld van 'grensoverschrijdende' zaken (artikel 1 bis, lid 1, van de tekst van het Parlement). In het kader van deze definitie zou het mogelijk moeten zijn dat de verweerder zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in een andere staat dan een lidstaat van de Europese Unie. In dat geval zijn de voorschriften inzake betekening of kennisgeving van die staat van toepassing wanneer een Europees betalingsbevel wordt betekend of ter kennis gebracht aan de verweerder. De amendementen 52 en 53 moeten deze mogelijkheid weerspiegelen en moeten bijgevolg verwijzen naar de voorschriften inzake betekening of kennisgeving van de 'staat' in plaats van de 'lidstaat'.

In amendement 68 moet in punt b) worden verwezen naar de artikelen 12 quinquies tot en met 12 septies in de tekst van het Parlement.

In amendement 69 moet in lid 1, onder b), worden verwezen naar artikel 12 ter van de tekst van het Parlement.

In amendement 70 moet worden verwezen naar de bijlagen (in het meervoud) omdat de verordening meerdere bijlagen bevat.

Amendement 72 bevat een gedetailleerde evaluatieclausule betreffende de werking van de verordening in het licht van nationale betalingsbevelprocedures. Deze evaluatie vindt plaats vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening. Gelet op het in amendement 73 voorgestelde onderscheid tussen de datum waarop de verordening in werking treedt en die waarop zij van toepassing wordt, is het beter in amendement 72 te verwijzen naar laatstbedoelde datum en niet naar de datum van inwerkingtreding. Dat is ook in overeenstemming met de besprekingen in de Raad.

Amendement 74 moet grondig worden onderzocht vanuit technisch oogpunt en moet worden geherformuleerd rekening houdend met de software die nodig is om een elektronische verwerking van het Europees betalingsbevel mogelijk te maken.

Amendement 75 bevat een voorstel voor een bijlage bij het verzoekformulier. Deze bijlage maakt technisch gezien deel uit van het verzoekformulier zelf en moet dus in amendement 74 worden opgenomen.

6.

3.3 De amendementen die de Commissie gedeeltelijk overneemt


De amendementen 29, 39 en 76 kunnen gedeeltelijk worden overgenomen.

Met amendement 29 wordt beoogd het doel van de speciale heroverwegingsprocedure te verduidelijken die de verweerder kan inleiden na het verstrijken van de termijn voor het aantekenen van verzet tegen het Europese betalingsbevel. Omdat deze heroverweging belangrijk is met het oog op de bescherming van de rechten van de verdediging van de verweerder, moet zij nader worden omschreven en moet worden verduidelijkt dat onder andere 'uitzonderlijke omstandigheden' onder meer kan worden verstaan dat het Europees betalingsbevel op valse informatie berust die de eiser in het verzoekformulier heeft verstrekt. Dat is ook in overeenstemming met de besprekingen in de Raad.

Amendement 39 heeft ten doel met het oog op de toepassing van deze verordening het begrip 'grensoverschrijdende' zaak te omschrijven. Hoewel de Commissie de beperking van het toepassingsgebied van de verordening tot grensoverschrijdende zaken kan aanvaarden en zij het in grote lijnen eens is met de voorgestelde definitie, kan zij de verwijzing naar 'lidstaat' in verband met de woonplaats of gewone verblijfplaats van de partijen niet aanvaarden. De verwijzing naar 'lidstaat' in verband met de partijen heeft belangrijke juridische en politieke gevolgen. Deze verwijzing houdt in dat de Europese betalingsbevelprocedure in een aantal gevallen waarin de gerechten van de Europese Unie bevoegd zijn - met name op basis van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken - niet kan worden gebruikt door eisers met woonplaats buiten de EU en evenmin tegen verweerders met woonplaats buiten de EU. Of het mogelijk is eisers met woonplaats buiten de EU het gebruik van de procedure te verbieden, is hoogst twijfelachtig in het licht van de bestaande internationale verplichtingen van de Europese Unie, met name de verplichtingen uit het hoofde van het GATT van 1994, de GATS en de TRIPS-Overeenkomst. Ook de toepassing van het toekomstige instrument juncto het Verdrag van Lugano van 1988 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, kan leiden tot zeer ongewenste situaties voor eisers die hun woonplaats of gewone verblijfplaats hebben in een niet-EU-staat die partij is bij het bovengenoemde verdrag. Tot slot rijst de vraag of de definitie verenigbaar is met de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

In amendement 76 wordt voorgesteld de in het oorspronkelijke Commissievoorstel opgenomen bijlagen 2 en 3 te schrappen. Bijlage 2 kan worden geschrapt; dat is echter niet het geval voor bijlage 3. Bijlage 3, en de andere bijlagen met de standaardformulieren, moeten worden geherformuleerd om ze in overeenstemming te brengen met het gewijzigde voorstel, waarbij rekening moet worden gehouden met de software die nodig is om het Europees betalingsbevel elektronisch te kunnen verwerken.

7.

3.4 De niet-overgenomen amendementen


Amendement 71 kan niet worden overgenomen omdat de voorgestelde wijziging vanuit technisch oogpunt niet correct is. In dat lid moet naar het volledige betrokken artikel worden verwezen en niet alleen naar het lid dat de verwijzing bevat.

8.

4. CONCLUSIE


Gelet op artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag, wijzigt de Commissie haar voorstel als volgt: