Toelichting bij COM(2010)93 - Agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (door de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de EU)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel

Motivering en doel van het voorstel



Op 24 juni 2009 keurde de Commissie een wetgevingsvoorstel goed tot oprichting van een agentschap dat belast wordt met het operationele beheer van grootschalige informatietechnologiesystemen ("IT-systemen") op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Het wetgevingspakket omvatte oorspronkelijk twee voorstellen: een voorstel voor een verordening tot oprichting van het agentschap en een voorstel voor een besluit van de Raad waarbij het bij de verordening opgerichte agentschap belast wordt met taken die verband houden met het operationele beheer van SIS II en het VIS in het kader van de uitvoering van titel VI van het EU-Verdrag. De voorgestelde verordening had betrekking op SIS II, VIS en Eurodac voor zover zij onder het EG-Verdrag vielen. Het voorgestelde besluit had betrekking op SIS II en VIS voor zover zij onder het EU-Verdrag vielen.

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is het vroegere onderscheid tussen rechtsgrondslagen in het EG-Verdrag en het EU-Verdrag op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht verdwenen. Bovendien was het voorstel voor een besluit van de Raad conform mededeling COM(2009)665 van 2 december 2009 aan het Europees Parlement en de Raad niet langer geldig en werd het formeel ingetrokken.

Daarom moeten de hierboven genoemde wetgevingsvoorstellen worden samengevoegd tot een enkel gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad, waarin rekening wordt gehouden met de veranderingen als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en waarin de materiële bepalingen zijn opgenomen die oorspronkelijk waren voorgesteld in het besluit van de Raad.

Het agentschap wordt verantwoordelijk voor het operationele beheer op langetermijnbasis van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en Eurodac. Met dit voorstel voor een verordening wordt tevens beoogd een kader vast te stellen voor de ontwikkeling en het operationele beheer door het agentschap van andere grootschalige IT-systemen die nodig zijn voor de toepassing van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en eventueel ook andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. Voor de integratie van dergelijke andere systemen is echter een specifiek mandaat van de wetgever vereist, dat in dit voorstel niet is opgenomen.

Om de beste oplossing te vinden voor het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac op de lange termijn, heeft de Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd i. In gezamenlijke verklaringen bij de rechtsinstrumenten voor SIS II en het VIS i hebben de Raad en het Europees Parlement de Commissie verzocht om na een effectbeoordeling waarbij de verschillende alternatieven in financieel, operationeel en organisatorisch opzicht inhoudelijk worden bekeken, de nodige wetgevingsvoorstellen te doen om “een bureau” (een agentschap) te belasten met het operationele beheer voor de lange termijn van SIS II en het VIS. Na analyse van de verschillende opties kwam een nieuw regelgevend agentschap als het best haalbaar uit de bus voor de uitvoering van de taken van een beheersautoriteit voor deze systemen op de lange termijn.

De kerntaak van het agentschap is het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac. Deze systemen moeten 24 uur per dag en zeven dagen per week continu in bedrijf blijven om een permanente, ononderbroken gegevensuitwisselingsstroom te waarborgen. Naast deze operationele taken moet het agentschap worden belast met de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden inzake het vaststellen van beveiligingsmaatregelen, verslaglegging, publicatie, toezicht en informatie, organisatie van specifieke opleidingen op het gebied van het VIS en SIS II, het uitvoeren van proefprojecten op specifiek en exact verzoek van de Commissie en het volgen van de ontwikkelingen op onderzoeksgebied. Door de systemen in één agentschap onder te brengen kunnen synergieën worden benut en faciliteiten en personeel worden gedeeld. De bestuursstructuur van het agentschap weerspiegelt de huidige zogeheten “variabele geometrie”: er is een heterogene groep deelnemende landen (EU-lidstaten die in uiteenlopende mate aan de informatiesystemen deelnemen, en derde landen die bij de systemen worden betrokken).

Dit voorstel heeft geen invloed op het financiële kader voor 2007-2013. Het financieel memorandum bij dit voorstel is voornamelijk gebaseerd op schattingen en cijfers van de in 2007 uitgevoerde effectbeoordeling. Voor het financieel memorandum is bovendien uitgegaan van de veronderstelling dat het voorstel in 2010 zal worden aangenomen, zodat het agentschap in 2011 wettelijk kan worden opgericht en in 2012 alle taken kan overnemen betreffende het operationele beheer van SIS II, VIS, Eurodac en andere grootschalige IT-systemen. In de gezamenlijke verklaring bij de rechtsinstrumenten voor SIS II en het VIS zeggen het Europees Parlement en de Raad toe dat zij de voorstellen voor het operationele beheer van SIS II en het VIS voor de lange termijn zo snel mogelijk zullen behandelen, zodat zij op een zodanig tijdstip kunnen worden goedgekeurd dat het agentschap binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de rechtsinstrumenten zijn activiteiten volledig kan uitoefenen.

Tot slot dient de Raad rekening te houden met de implicaties van de keuze van de locatie van het agentschap.

Algemene context



Volgens artikel 67 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna 'VWEU' genoemd) moet de Unie ervoor zorgen dat aan de binnengrenzen geen personencontroles worden verricht en moet zij een gemeenschappelijk beleid op het gebied van asiel, immigratie en controle aan de buitengrenzen ontwikkelen. Artikel 77 VWEU bepaalt dat er maatregelen moeten worden vastgesteld voor het gemeenschappelijk beleid inzake visa, de controles waaraan personen bij het overschrijden van de buitengrenzen worden onderworpen, de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een korte periode vrij in de Unie kunnen reizen, de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen en het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen.

Het Schengeninformatiesysteem, dat op grond van de Schengenuitvoeringsovereenkomst i is ingesteld, heeft tot doel de openbare orde en veiligheid, met inbegrip van de veiligheid van de staat te doen handhaven. Het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie, SIS II, is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i. SIS II heeft tot doel om met behulp van de via het systeem verstrekte informatie bij te dragen aan een hoog niveau van veiligheid in de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in de Europese Unie, onder meer door handhaving van de openbare orde en veiligheid en vrijwaring van de veiligheid op het grondgebied van de lidstaten.

Het visuminformatiesysteem (VIS) is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) i. Het VIS stelt consulaten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat informatie uit te wisselen om de visumaanvraagprocedure te vergemakkelijken, “visumshopping” te voorkomen, bij te dragen aan de bestrijding van fraude, controles aan de doorlaatposten aan de buitengrenzen en op het grondgebied van de lidstaten te vergemakkelijken, bij te dragen aan de identificatie van onderdanen van derde landen, de toepassing van de Dublin-verordening te vergemakkelijken en bij te dragen aan het voorkomen van bedreigingen van de binnenlandse veiligheid van de lidstaten.

Eurodac is een IT-systeem dat de hele Unie bestrijkt en tot doel heeft de toepassing van de overeenkomst van Dublin te vergemakkelijken i. Deze overeenkomst stelt een mechanisme in om te bepalen welke lidstaat asielaanvragen moet afhandelen die in een van de lidstaten van de EU zijn ingediend. De overeenkomst is inmiddels vervangen door een rechtsinstrument van de Unie, namelijk Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (Dublin-verordening) i.

De rechtskaders voor SIS II, VIS en Eurodac worden gekenmerkt door een “variabele geometrie”. Enerzijds nemen Ierland en het Verenigd Koninkrijk deel aan Eurodac, maar slechts ten dele aan SIS II en helemaal niet aan het VIS, terwijl Denemarken met een andere rechtsgrondslag bij alle drie de systemen betrokken is. Anderzijds zijn of worden enkele derde landen, namelijk IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein, betrokken bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis, en nemen deze landen dus deel aan zowel SIS II als het VIS.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Als gevolg van de voormalige pijleroverschrijdende aspecten van SIS II bestaat het rechtskader voor het systeem uit eerstepijlerverordeningen, -besluiten en -beschikkingen en derdepijlerbesluiten. Hoewel dit onderscheid met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is verdwenen, is in de bestaande instrumenten de oude pijlerstructuur nog terug te vinden:

- Verordening (EG) nr. 2424/2001 van de Raad van 6 december 2001 betreffende de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i;

- Besluit 2001/886/JBZ van de Raad van 6 december 2001 betreffende de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i;

- Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i;

- Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toegang tot het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen i;

- Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i;

- Beschikking 2007/170/EG en Besluit 2007/171/EG van de Commissie van 16 maart 2007 tot vaststelling van de netwerkvereisten voor het Schengeninformatiesysteem II i;

- Verordening (EG) nr. 189/2008 van de Raad van 18 februari 2008 betreffende het testen van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i;

- Besluit 2008/173/EG van de Raad van 18 februari 2008 inzake de tests betreffende het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i;

- Beschikking 2008/333/EG en Besluit 2008/334/JBZ van de Commissie van 4 maart 2008 tot vaststelling van het Sirene-handboek en andere uitvoeringsmaatregelen voor het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i;

- Verordening (EG) nr. 1104/2008 van de Raad van 24 oktober 2008 over de migratie van het Schengeninformatiesysteem (SIS 1+) naar het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i;

- Besluit 2008/839/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 over de migratie van het Schengeninformatiesysteem (SIS 1+) naar het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i.

Anders dan SIS II is het VIS ingesteld in het kader van de voormalige eerste pijler. Er is echter ook een derdepijlerbesluit vastgesteld waarbij aangewezen rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten toegang krijgen tot het systeem voor raadpleging bij bepaalde strafbare feiten. De volgende rechtsinstrumenten zijn voor het VIS relevant:

- Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) i vormt de rechtsgrond voor het opnemen van de kredieten die nodig zijn voor de ontwikkeling van het VIS in de algemene begroting van de Europese Unie;

- Beschikking 2006/752/EG van de Commissie van 3 november 2006 tot vaststelling van de locaties voor het Visuminformatiesysteem gedurende de ontwikkelingsfase i;

- Beschikking 2006/648/EG van de Commissie van 22 september 2006 tot vaststelling van de technische specificaties betreffende de normen voor biometrische kenmerken in verband met de ontwikkeling van het visuminformatiesysteem i;

- Beschikking 2008/602/EG van de Commissie van 17 juni 2008 tot vaststelling van de fysieke architectuur van en de vereisten voor de nationale interfaces en de communicatie-infrastructuur tussen het centrale VIS en de nationale interfaces gedurende de ontwikkelingsfase i;

- Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) i;

- Besluit 2008/633/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten i.

Eurodac is ingesteld in het kader van de voormalige eerste pijler:

- Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin i;

- Verordening (EG) nr. 407/2002 van de Raad van 28 februari 2002 tot vaststelling van sommige uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin i.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



Dit voorstel is in overeenstemming met het beleid en de doelstellingen van de Europese Unie, in het bijzonder het streven om een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen.

1.

Raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling



2.1. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid; raadpleging van belanghebbenden

De effectbeoordeling is gebaseerd op een voorbereidende studie die door een externe contractant is uitgevoerd i. Er zijn voor de studie 27 interviews afgenomen met vertegenwoordigers van lidstaten van de EU, Noorwegen, het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, de gemeenschappelijke controleautoriteit voor Schengen, het Europees Milieuagentschap, het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex), Europol, C.SIS in Straatsburg, dat verantwoordelijk is voor het operationele beheer van SIS 1+ en deskundigen van de bedrijfstak. Ter ondersteuning van de uitvoering van de effectbeoordeling is een interdepartementale stuurgroep opgezet met vertegenwoordigers van de betrokken directoraten-generaal van de Europese Commissie.

Effectbeoordeling



Na een eerste screening werden vijf opties vastgesteld en verder geanalyseerd waarmee het doel, het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac op de lange termijn, kan worden bereikt:

- optie 1 (huidige situatie): de wijze waarop SIS II en het VIS tijdens de overgangsfase werden beheerd (waarbij de Commissie het operationele beheer toevertrouwt aan de autoriteiten van de lidstaten) wordt voortgezet als permanente oplossing. Eurodac wordt momenteel beheerd door de Commissie, welke situatie ook wordt gehandhaafd;

- optie 2 (huidige situatie plus): de Commissie vertrouwt het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac toe aan de autoriteiten van de lidstaten;

- optie 3: er wordt een nieuw regelgevend agentschap opgericht, dat de verantwoordelijkheid krijgt voor het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac op de lange termijn;

- optie 4: Frontex beheert alle drie de systemen. Daarvoor moeten het basisbesluit en de managementstructuur worden gewijzigd;

- optie 5: Europol beheert SIS II en de Commissie beheert VIS en Eurodac. Deze optie werd overwogen toen de onderhandelingen over de omzetting van de huidige Europol-overeenkomst in een Gemeenschapsbesluit nog aan de gang waren.

Uit de vergelijkende analyse kwam de optie om een nieuw regelgevend agentschap op te richten als gezamenlijke structuur voor het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac als beste naar voren.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen



Met dit voorstel wordt beoogd een agentschap in te stellen voor het operationele beheer van SIS II, VIS, Eurodac en andere grootschalige IT-systemen die nodig zijn voor de toepassing van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het feit dat een agentschap wordt belast met het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht doet geen afbreuk aan de specifieke regels inzake het doel, de toegangsrechten, de beveiligingsmaatregelen en andere vereisten op het gebied van gegevensbescherming die voor die systemen gelden.

Het regelgevend agentschap is een orgaan van de Unie met rechtspersoonlijkheid. De eerste aan het agentschap toe te vertrouwen taken zijn van operationele aard, dat wil zeggen dat zij betrekking hebben op het algemene beheer van de informatiesystemen en de werking van de systemen. Het agentschap moet een “expertisecentrum” worden, waar gespecialiseerd personeel werkzaam is. Met een gespecialiseerde organisatie kunnen bovendien het hoogste efficiencyniveau en de beste respons worden gerealiseerd, ook wat betreft de ontwikkeling en het operationele beheer van mogelijke andere systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Het agentschap wordt belast met taken op het gebied van de communicatie-infrastructuur zoals bedoeld in artikel 15, lid 2, van de SIS II-verordening en het SIS II-besluit, artikel 26, lid 2, van de VIS-verordening en artikel [5, lid 2,] van Verordening (EG) nr. XX/2010 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…][28]. Daarnaast vervult het agentschap taken op het gebied van de opleiding van deskundigen inzake het VIS en SIS II, waaronder opleidingen betreffende de uitwisseling van aanvullende informatie, alsmede het volgen van de ontwikkelingen op onderzoeksgebied en het uitvoeren van proefprojecten op specifiek en exact verzoek van de Commissie.

Tevens kan het agentschap de verantwoordelijkheid krijgen voor het ontwikkelen en beheren van andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. Daarvoor moet wetgeving worden goedgekeurd waarbij dergelijke systemen worden ingesteld en het agentschap met de bedoelde taken wordt belast.

Het agentschap wordt bestuurd door een raad van bestuur, waarin de lidstaten en de Commissie adequaat zijn vertegenwoordigd. De vertegenwoordiging van de lidstaten moet in overeenstemming zijn met de rechten en plichten die iedere lidstaat overeenkomstig het Verdrag heeft. De landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-activiteiten participeren ook in het agentschap.

Rechtsgrondslag



Dit gewijzigd voorstel voor een verordening is gebaseerd op artikel 77, lid 2, onder a) en b), artikel 78, lid 2, onder e), artikel 79, lid 2, onder c), artikel 74, artikel 82, lid 1, onder d), en artikel 87, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 74 VWEU bepaalt dat maatregelen moeten worden genomen ter aanmoediging en versterking van administratieve samenwerking tussen de overheidsdiensten van de lidstaten. Dit is een passende rechtsgrondslag, aangezien het agentschap de communicatie en de samenwerking vergemakkelijkt tussen de overheidsdiensten van de lidstaten die voor bovengenoemde gebieden bevoegd zijn.

De operationele beheersactiviteiten waarmee het agentschap wordt belast, ondersteunen de beleidsaspecten die aan de SIS II- en VIS-verordeningen ten grondslag liggen. Het agentschap houdt zich in technisch opzicht bezig met aangelegenheden betreffende personencontroles aan de buitengrenzen en maatregen betreffende illegale immigratie en illegaal verblijf (respectievelijk artikel 77, lid 2, onder b), en artikel 79, lid 2, onder c), VWEU, die een passende rechtsgrondslag vormen voor de taken van het agentschap die verband houden met SIS II). Wat het VIS betreft, bieden de activiteiten van het agentschap technische ondersteuning voor de procedures voor de afgifte van visa door de lidstaten: ook artikel 77, lid 2, onder a), VWEU is daarom rechtsgrondslag.

Wat Eurodac betreft, bieden de operationele beheerstaken van het agentschap technische ondersteuning bij het bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de afhandeling van een asielaanvraag die door een onderdaan van een derde land is ingediend in een van de lidstaten (artikel 78, lid 2, onder e), VWEU).

Artikel 82, lid 1, onder d), VWEU bepaalt dat er maatregelen moeten worden vastgesteld om in het kader van strafvervolging en tenuitvoerlegging van beslissingen de samenwerking tussen de justitiële of gelijkwaardige autoriteiten van de lidstaten te bevorderen. Daarnaast bepaalt artikel 87, lid 2, onder a), VWEU dat met het oog op de ontwikkeling van een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, maatregelen moeten worden vastgesteld voor de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie. Deze bepalingen vormen een goede rechtsgrondslag om het agentschap met taken op dit gebied te belasten.

De maatregelen die worden bedoeld in artikel 77, lid 2, onder a) en b), artikel 78, lid 2, onder e), artikel 79, lid 2, onder c), artikel 82, lid 1, onder d), en artikel 87, lid 2, onder a), VWEUmoeten worden vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. Bijgevolg is de gewone wetgevingsprocedure van toepassing voor de vaststelling van de verordening in haar geheel.

3.3. Variabele geometrie

Aangezien de rechtsgrondslag van dit voorstel voor een verordening deel uitmaakt van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, speelt de variabele geometrie een rol die ontstaan is door de protocollen inzake de positie van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken. Dit voorstel voor een verordening bouwt voort op het Schengenacquis en de maatregelen inzake Eurodac. De hierna genoemde gevolgen van de diverse protocollen en associatieovereenkomsten moeten daarom in aanmerking worden genomen.

Denemarken:

Overeenkomstig het protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming door de Raad van maatregelen uit hoofde van titel V van het VWEU, met uitzondering van “maatregelen tot bepaling van de derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum of […] maatregelen betreffende een uniform visummodel”. Dit voorstel strekt tot uitwerking van het Schengenacquis en artikel 4 van het protocol is derhalve van toepassing. Overeenkomstig artikel 4 van genoemd protocol heeft Denemarken besloten Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Verordening (EG) nr. 767/2008 in zijn nationale wetgeving om te zetten.

Wat Eurodac betreft, neemt Denemarken overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan de verdragen gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening. Deze verordening is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Overeenkomstig een internationale overeenkomst die Denemarken in 2006 met de EG heeft gesloten i, wordt de huidige Eurodac-verordening door Denemarken echter wel toegepast.

Verenigd Koninkrijk en Ierland:

Voor zover het betrekking heeft op SIS II als geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS, vormt dit voorstel een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk en Ierland, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis en Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis, niet deelnemen. Derhalve is deze verordening voor zover zij betrekking heeft op SIS II als geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS, niet bindend voor of van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland.

Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van Eurodac is wel bindend voor het Verenigd Koninkrijk en Ierland, omdat deze hebben medegedeeld dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van die verordening overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan de Verdragen is gehecht. Het standpunt van deze lidstaten met betrekking tot de Eurodac-verordening is niet van invloed op hun mogelijke deelname aan dit voorstel.

Noorwegen en IJsland:

Wat Noorwegen en IJsland betreft, houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis i.

Met verschillende niet-EU-lidstaten die bij het Schengenacquis zijn betrokken, heeft de voormalige Gemeenschap (nu de Unie) ook overeenkomsten gesloten, of werkt zij daaraan, om die landen bij de Eurodac-maatregelen te betrekken. De overeenkomst waarbij IJsland en Noorwegen bij Eurodac worden betrokken, is in 2001 gesloten i.

Zwitserland:

Wat Zwitserland betreft, houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis i.

De overeenkomst waarbij Zwitserland bij Eurodac wordt betrokken, is op 28 februari 2008 gesloten en met ingang van 12 december 2008 van toepassing i.

Liechtenstein:

Wat Liechtenstein betreft, houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A, B en G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/261/EG van de Raad i.

De overeenkomst waarbij Liechtenstein bij Eurodac wordt betrokken, is op 28 februari 2008 ondertekend en zal op een latere datum worden gesloten i.

Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de landen die bij de Eurodac-maatregelen worden betrokken:

Op grond van de drie bovengenoemde overeenkomsten aanvaarden de landen die bij Eurodac worden betrokken de maatregelen betreffende Eurodac en de ontwikkeling daarvan zonder enige uitzondering. Zij nemen geen deel aan de aanneming van besluiten die tot wijziging van de Eurodac-maatregelen strekken of daarop voortbouwen (waaronder derhalve ook dit voorstel valt), maar moeten de Commissie binnen een bepaalde termijn na de goedkeuring van dergelijke besluiten door de Raad en het Europees Parlement meedelen of zij de inhoud van het besluit al dan niet aanvaarden. Indien een besluit dat de Eurodac-maatregelen wijzigt of daarop voortbouwt, door Noorwegen, IJsland, Zwitserland of Liechtenstein niet wordt aanvaard, wordt de overeenkomst met het betrokken land beëindigd, tenzij het bij de desbetreffende overeenkomst ingestelde gemengd comité met eenparigheid van stemmen anders besluit.

Teneinde rechten en verplichtingen tot stand te brengen die van kracht zijn tussen Denemarken – dat zoals eerder uiteengezet op grond van een internationale overeenkomst bij de Eurodac-maatregelen is betrokken – en de bovengenoemde betrokken landen, zijn door de voormalige Gemeenschap (nu de Unie) en de betrokken landen nog twee instrumenten gesloten i.

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het doel van de voorgestelde maatregel, namelijk het belasten van een agentschap met het operationele beheer van het centrale SIS II, het centrale VIS en de nationale interfaces, het centrale Eurodac alsmede bepaalde aspecten van de daarmee samenhangende communicatie-infrastructuur, niet door de lidstaten afzonderlijk kan worden bereikt.

Evenredigheidsbeginsel



Wanneer het uit de EU-begroting te financieren agentschap wordt opgericht, krijgt het de bevoegdheid uitsluitend de centrale delen van SIS II, de centrale delen van het VIS en de nationale interfaces, het centrale deel van Eurodac en bepaalde aspecten van de communicatie-infrastructuur te beheren, echter zonder de verantwoordelijkheid te krijgen voor de in de systemen ingevoerde gegevens. De lidstaten zijn bevoegd voor hun nationale systemen. De bevoegdheden van het agentschap dienen derhalve beperkt te blijven tot het minimum dat noodzakelijk is voor de ondersteuning van effectieve, veilige en continue gegevensuitwisseling tussen de lidstaten. Het opzetten van een gespecialiseerde structuur wordt evenredig geacht met de legitieme belangen van de gebruikers en de kritieke aard van de systemen, waaraan hoge eisen worden gesteld op het gebied van beveiliging en beschikbaarheid.

Keuze van instrumenten



Een verordening van het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 77, lid 2, onder a) en b), artikel 78, lid 2, onder e), artikel 79, lid 2, onder c), artikel 74, artikel 82, lid 1, onder d), en artikel 87, lid 2, onder a), van het VWEU is het meest geschikte instrument voor de instelling van een orgaan voor de uitvoering van titel V van het VWEU.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het agentschap zal worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie. Het bijbehorende financieel memorandum was aan het oorspronkelijke pakket voorstellen van 24 juni 2009 gehecht en wordt niet gewijzigd.

4.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel is in overeenstemming met het streven naar vereenvoudiging van de wetgeving doordat voor een aantal IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht één gemeenschappelijke operationele beheersstructuur wordt ingesteld.

5.2. Evaluatie

In artikel 27 van de voorgestelde verordening is een evaluatieclausule opgenomen.

2009/0089/P (COD)

Gewijzigd voorstel voor een

VERORDENING (EU) Nr. …/… VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot oprichting van een agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 77, lid 2, onder a) en b), artikel 78, lid 2, onder e), artikel 79, lid 2, onder c), artikel 74, artikel 82, lid 1, onder d), en artikel 87, lid 2, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie i,

Na toezending van het voorstel aan de nationale parlementen[38],

Na raadpleging van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming i,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure i,

Overwegende hetgeen volgt:

Het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) i. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ is gedurende een overgangsperiode de Commissie belast met het operationele beheer van het centrale SIS II. Na die overgangsperiode wordt een beheersautoriteit belast met het operationele beheer van het centrale SIS II en bepaalde aspecten van de communicatie-infrastructuur.

Het visuminformatiesysteem (VIS) is ingesteld bij Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) i. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) i is gedurende een overgangsperiode de Commissie belast met het operationele beheer van het VIS. Na die overgangsperiode wordt een beheersautoriteit belast met het operationele beheer van het centrale VIS, de nationale interfaces en bepaalde aspecten van de communicatie-infrastructuur.

Eurodac is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin i. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. XX/2009 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…] is gedurende een overgangsperiode de Commissie belast met het operationele beheer van Eurodac. Na die overgangsperiode wordt een beheersautoriteit belast met het operationele beheer van het centrale systeem en bepaalde aspecten van de communicatie-infrastructuur.

Teneinde te voorzien in het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac na afloop van de overgangsperiode, en mogelijk in het operationele beheer van andere informatietechnologiesystemen (“IT-systemen”) op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, dient een beheersautoriteit te worden opgericht.

Met het oog op het benutten van synergieën moet het operationele beheer van deze systemen bij één entiteit worden ondergebracht, zodat schaalvoordelen kunnen worden gerealiseerd, een kritische massa tot stand kan komen en de hoogst mogelijke benuttingsgraad van kapitaal en personele middelen kan worden gewaarborgd.

De beheersautoriteit dient juridisch, administratief en financieel autonoom te zijn, en dient derhalve de vorm aan te nemen van een regelgevend agentschap met rechtspersoonlijkheid.

De taken van de beheersautoriteit, zoals die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006, Verordening (EG) nr. 767/2008 en Verordening (EG) nr. XX/2009 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…], moeten daarom worden vervuld door dit agentschap. Deze taken omvatten tevens de verdere technische ontwikkeling.

Daarnaast moet het agentschap specifieke opleidingen op het gebied van het VIS en SIS II organiseren.

Tevens kan het agentschap worden belast met de opzet, de ontwikkeling en het operationele beheer van andere grootschalige IT-systemen, op basis van een daartoe strekkend rechtsinstrument ter uitvoering van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Bovendien moet het agentschap worden belast met het volgen van de ontwikkelingen op onderzoeksgebied en met proefprojecten ten behoeve van grootschalige IT-systemen in het kader van de uitvoering van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op specifiek en exact verzoek van de Commissie.

Het feit dat een agentschap wordt belast met het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht doet geen afbreuk aan de specifieke regels die voor die systemen gelden. In het bijzonder zijn de specifieke regels inzake het doel, de toegangsrechten, de beveiligingsmaatregelen en andere vereisten op het gebied van gegevensbescherming voor elk van de systemen waarvan het agentschap het operationele beheer verzorgt, volledig van toepassing.

De lidstaten en de Commissie moeten vertegenwoordigd zijn in een raad van bestuur zodat zij op effectieve wijze toezicht kunnen uitoefenen op het functioneren van het agentschap. Deze raad van bestuur moet beschikken over de noodzakelijke bevoegdheden, met name om het jaarlijks werkprogramma vast te stellen, zijn taken te vervullen met betrekking tot de begroting van het agentschap, de financiële regeling die van toepassing is op het agentschap vast te stellen, de uitvoerend directeur te benoemen en procedures vast te stellen voor het nemen van besluiten door de uitvoerend directeur in verband met de operationele taken van het agentschap.

Om de volledige autonomie en onafhankelijkheid van het agentschap te waarborgen, moet het agentschap de beschikking krijgen over een eigen begroting, die wordt betaald uit de algemene begroting van de Europese Unie. Op de bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Europese Unie moet de EU-begrotingsprocedure van toepassing zijn. De Rekenkamer moet de rekeningen controleren.

Het agentschap dient samen te werken met andere agentschappen van de Europese Unie, binnen het kader van hun bevoegdheden, met name met agentschappen die zijn ingesteld op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Bij het verzorgen van het operationele beheer van de IT-systemen moet het agentschap Europese en internationale normen toepassen en de strengste professionele vereisten in acht nemen.

Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens i is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het agentschap. In deze verordening wordt onder meer bepaald dat de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming de bevoegdheid heeft bij het agentschap alle informatie te verkrijgen die voor zijn onderzoeken noodzakelijk zijn.

Om een transparante werking van het agentschap te waarborgen, moet Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie i op het agentschap van toepassing zijn.

Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) i moet van toepassing zijn op het agentschap, dat moet toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) i.

Teneinde open en transparante arbeidsvoorwaarden en gelijke behandeling van personeel te waarborgen, moeten zowel op het personeel als op de uitvoerend directeur van het agentschap het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen (hierna “het statuut” genoemd) van toepassing zijn, met inbegrip van de voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht.

Het agentschap is een door de Unie opgericht orgaan in de zin van artikel 185, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen i en dient zijn financiële regeling in overeenstemming daarmee vast te stellen.

Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen i moet op het agentschap van toepassing zijn.

Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde maatregel, namelijk de oprichting van een agentschap op EU-niveau dat belast wordt met het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van de maatregel beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het EU-Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn vervat in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Voor zover deze verordening betrekking heeft op SIS II en het VIS, neemt Denemarken, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis overeenkomstig de bepalingen van titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dient Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden na de datum waarop deze verordening is vastgesteld, te beslissen of het dit instrument al dan niet in zijn nationale wetgeving zal omzetten. Overeenkomstig artikel 5 van het voormalige, aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, heeft Denemarken beslist Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Verordening (EG) nr. 767/2008 in Deens recht om te zetten. Uit hoofde van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en Eurodac voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin i heeft Denemarken Verordening (EG) nr. 2725/2000 in zijn nationale wetgeving omgezet.

Voor zover deze verordening betrekking heeft op SIS II als geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS, houdt zij een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis i. Derhalve neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, voor zover de erin vervatte maatregelen een ontwikkeling inhouden van bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op SIS II als geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland wat de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht betreft, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, voor zover de erin vervatte maatregelen geen ontwikkeling inhouden van bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op SIS II als geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS. Het Verenigd Koninkrijk neemt echter wel deel aan deze verordening voor zover zij betrekking heeft op SIS II als geregeld bij Besluit 2007/533/JBZ van de Raad, overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis. Voorts heeft het Verenigd Koninkrijk bij brief van 23 september 2009 de voorzitter van de Raad in kennis gesteld van zijn voornemen om deel te nemen aan de aanneming van deze verordening, overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht. Voor zover deze verordening geen betrekking heeft op SIS II als geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS, neemt het Verenigd Koninkrijk derhalve deel aan de aanneming ervan en is zij bindend voor en van toepassing op het Verenigd Koninkrijk.

Voor zover deze verordening betrekking heeft op SIS II als geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS, houdt zij een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis i. Derhalve neemt Ierland niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland, voor zover de erin vervatte maatregelen een ontwikkeling inhouden van bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op SIS II als geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland wat de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht betreft, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland, voor zover de erin vervatte maatregelen geen ontwikkeling inhouden van bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op SIS II als geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS. Ierland neemt echter wel deel aan deze verordening voor zover zij betrekking heeft op SIS II als geregeld bij Besluit 2007/533/JBZ van de Raad, overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis.

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening, voor zover zij betrekking heeft op SIS II en het VIS, een ontwikkeling in van het Schengenacquis, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis i, dat valt onder het gebied dat bedoeld is in artikel 1, punten A, B en G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst i. Wat Eurodac betreft, is deze verordening een nieuwe maatregel in de zin van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend. Indien de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen besluiten deze verordening in hun nationale wetgeving om te zetten, dienen delegaties van deze landen derhalve zitting te hebben in de raad van bestuur van het agentschap, zij het zonder stemrecht. Om de nadere voorwaarden voor de deelname van de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen aan de activiteiten van het agentschap vast te stellen, moet tussen de Unie en deze twee landen een nadere regeling worden gesloten.

Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening, voor zover zij betrekking heeft op SIS II en het VIS, een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis i, die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punten A, B en G, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van die Overeenkomst. Wat Eurodac betreft, is deze verordening een nieuwe maatregel in de zin van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend. Indien de Zwitserse Bondsstaat besluit deze verordening in zijn nationale wetgeving om te zetten, dient een delegatie van dit land derhalve zitting te hebben in de raad van bestuur van het agentschap, zij het zonder stemrecht. Om de nadere voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan de activiteiten van het agentschap vast te stellen, moet tussen de Unie en dit land een nadere regeling worden gesloten.

Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening, voor zover zij betrekking heeft op SIS II en het VIS, een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A, B en G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/261/EG van de Raad i. Wat Eurodac betreft, is deze verordening een nieuwe maatregel als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend i. Een delegatie van het vorstendom Liechtenstein dient derhalve zitting te hebben in de raad van bestuur van het agentschap, zij het zonder stemrecht. Om de nadere voorwaarden voor de deelname van het Vorstendom Liechtenstein aan de activiteiten van het agentschap vast te stellen, moet tussen de Unie en dit land een nadere regeling worden gesloten,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP

Artikel 1

Oprichting van het agentschap

Er wordt een agentschap opgericht voor het operationele beheer van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en Eurodac en voor de ontwikkeling en het beheer van andere grootschalige informatietechnologiesystemen (IT-systemen) in het kader van de uitvoering van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna “het agentschap” genoemd).

HOOFDSTUK II

TAKEN

Artikel 2

Taken in verband met SIS II

Het agentschap verricht de taken waarmee bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad de beheersautoriteit wordt belast, organiseert gemeenschappelijke opleidingen voor personeel dat zich bezighoudt met de uitwisseling van aanvullende informatie, overeenkomstig het Sirene-handboek, en verricht taken in verband met de opleiding van deskundigen inzake SIS II, zoals bepaald in Verordening nr. XXX van de Raad betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme om de toepassing van het Schengenacquis te controleren i.

Artikel 3

Taken in verband met het VIS

Het agentschap verricht de taken waarmee bij Verordening (EG) nr. 767/2008 en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad de beheersautoriteit wordt belast, alsmede taken in verband met de opleiding voor het gebruik van het VIS.

Artikel 4

Taken in verband met het EURODAC

Het agentschap verricht de taken waarmee de beheersautoriteit wordt belast bij Verordening (EG) nr. XX/2009 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…].

Artikel 5

Volgen van ontwikkelingen op onderzoeksgebied

1. Het agentschap volgt de onderzoeksontwikkelingen die van belang zijn voor het operationele beheer van SIS II, VIS, Eurodac en andere grootschalige IT-systemen die nodig zijn voor de toepassing van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

2. Het agentschap houdt de Commissie op de hoogte van de in lid 1 bedoelde ontwikkelingen.

Artikel 6

Proefprojecten

1. Op specifiek en exact verzoek van de Commissie voert het agentschap proefprojecten uit ten behoeve van de ontwikkeling en/of het operationele beheer van grootschalige IT-systemen in het kader van de uitvoering van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

2. Kredieten voor proefprojecten op verzoek van de Commissie mogen slechts voor twee achtereenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen.

HOOFDSTUK III

STRUCTUUR EN ORGANISATIE

Artikel 7

Juridische status

1. Het agentschap is een orgaan van de Unie en heeft rechtspersoonlijkheid.

2. In elke lidstaat geniet het agentschap de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid die aan rechtspersonen op grond van de nationale wetgeving in de betreffende lidstaat wordt verleend. Het agentschap kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden. Het is ook bevoegd om met de lidstaat waar het wordt gevestigd een zetelovereenkomst te sluiten.

3. Het agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

4. De vestigingsplaats van het agentschap is […]

Artikel 8

Structuur

De administratieve en bestuurlijke structuur van het agentschap omvat:

1. een raad van bestuur;

2. een uitvoerend directeur;

3. adviesgroepen.

Artikel 9

Bevoegdheden van de raad van bestuur

1. De raad van bestuur ziet erop toe dat het agentschap de werkzaamheden uitvoert waarmee het is belast en heeft daartoe de volgende taken:

4. hij benoemt en ontslaat, in voorkomend geval, de uitvoerend directeur overeenkomstig artikel 15;

5. hij treedt als tuchtinstantie op ten aanzien van de uitvoerend directeur;

6. hij stelt, na overleg met de Commissie, de organisatiestructuur van het agentschap vast;

7. hij stelt, na overleg met de Commissie, het reglement van orde van het agentschap vast;

8. hij stelt overeenkomstig artikel 22 van deze verordening de regeling voor het taalgebruik van het agentschap vast;

9. hij keurt de door de uitvoerend directeur te ondertekenen zetelovereenkomst met de lidstaat van vestiging goed, op voorstel van de uitvoerend directeur;

10. hij stelt, in overleg met de Commissie, de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen vast als bedoeld in artikel 110 van het statuut;

11. hij stelt het meerjarig personeelsbeleidsplan vast en dient dit ieder jaar uiterlijk op 31 maart in bij de Commissie en de begrotingsautoriteit;

12. hij stelt ieder jaar vóór 30 september, na advies van de Commissie, met een meerderheid van twee derde van zijn stemgerechtigde leden het werkprogramma van het agentschap voor het komende jaar vast, in overeenstemming met de jaarlijkse begrotingsprocedure van de Unie en het wetgevingsprogramma van de Unie voor de gebieden die onder titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen; hij ziet er daarbij op toe dat het goedgekeurde werkprogramma bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie wordt ingediend en wordt gepubliceerd;

13. hij stelt ieder jaar vóór 31 maart een verslag van de activiteiten van het agentschap in het voorgaande jaar op en doet dit uiterlijk op 15 juni toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Rekenkamer; hij ziet erop toe dat dit jaarlijkse activiteitenverslag wordt gepubliceerd;

14. hij verricht zijn taken met betrekking tot de begroting van het agentschap, overeenkomstig artikel 28, artikel 29, lid 6, en artikel 30 van deze verordening;

15. hij stelt overeenkomstig artikel 30 van deze verordening de financiële regeling die van toepassing is op het agentschap vast;

16. hij benoemt een werknemer van het agentschap tot rekenplichtige die bij het uitoefenen van zijn taken functioneel onafhankelijk is;

17. hij stelt de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen vast, waaronder een beveiligingsplan;

18. hij benoemt een werknemer van het agentschap tot functionaris voor gegevensbescherming overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001;

19. hij stelt binnen zes maanden na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt een praktische regeling vast voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1049/2001;

20. hij keurt de verslagen goed over de technische werking van SIS II overeenkomstig artikel 50, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en artikel 66, lid 4, van Besluit 2007/533/JBZ, de technische werking van het VIS overeenkomstig artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 767/2008 en artikel 17, lid 3, van Besluit 2008/633/JBZ, en de technische werking van Eurodac overeenkomstig Verordening (EG) nr. XX/2009 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…];

21. hij geeft commentaar op het auditrapport dat de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming opstelt overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en artikel 42, lid 2, van Verordening (EG) nr. 767/2008, en beslist over het vervolg dat aan de audit wordt gegeven;

22. hij maakt statistieken over SIS II bekend overeenkomstig artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en artikel 66, lid 3, van Besluit 2007/533/JBZ;

23. hij ziet toe op de jaarlijkse publicatie van de lijst van bevoegde autoriteiten die gemachtigd zijn tot directe bevraging van de in SIS II opgenomen gegevens, overeenkomstig artikel 31, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en artikel 46, lid 8, van Besluit 2007/533/JBZ, en de lijst van N.SIS II-instanties en Sirene-bureaus bedoeld in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en artikel 7, lid 3, van Besluit 2007/533/JBZ;

24. hij verricht alle andere taken waarmee hij bij of krachtens deze verordening wordt belast.

2. De raad van bestuur kan de uitvoerend directeur adviseren over aangelegenheden die strikt betrekking hebben op de ontwikkeling of het operationele beheer van de IT-systemen.

Artikel 10

Samenstelling van de raad van bestuur

1. De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie.

2. Iedere lidstaat benoemt een lid van de raad van bestuur en een plaatsvervanger. De Commissie benoemt twee leden en hun plaatsvervangers. De plaatsvervangers vertegenwoordigen het lid bij afwezigheid. Zij zijn leden met stemrecht.

3. De leden van de raad van bestuur worden benoemd op grond van het hoge niveau van hun ervaring met en kennis van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

4. De leden van de raad van bestuur worden voor vier jaar benoemd. Hun ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd. Na afloop van hun ambtstermijn of bij aftreden blijven de leden in functie totdat in verlenging van hun ambtstermijn of in hun vervanging is voorzien.

5. De landen die betrokken worden bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-activiteiten participeren in het agentschap. Zij benoemen ieder een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger in de raad van bestuur; deze leden hebben geen stemrecht.

Artikel 11

Voorzitter van de raad van bestuur

1. De raad van beheer kiest een van zijn leden als voorzitter.

2. De ambtstermijn van de voorzitter bedraagt vier jaar en kan eenmaal worden verlengd. De ambtstermijn van de voorzitter verstrijkt eerder, indien zijn lidmaatschap van de raad van bestuur wordt beëindigd.

3. De voorzitter kan uitsluitend worden gekozen uit de leden die benoemd zijn door lidstaten die volledig deelnemen aan de aanneming van de rechtsinstrumenten waarbij alle door het agentschap beheerde systemen zijn ingesteld.

Artikel 12

Vergaderingen van de raad van bestuur

1. De raad van bestuur vergadert op initiatief van de voorzitter of op verzoek van ten minste een derde van de leden, dan wel op verzoek van de Commissie. De raad van bestuur houdt ten minste twee gewone vergaderingen per jaar.

2. De uitvoerend directeur van het agentschap neemt aan de vergaderingen deel.

3. De leden van de raad van bestuur kunnen zich laten bijstaan door deskundigen die lid zijn van een van de adviesgroepen.

4. Europol en Eurojust krijgen de status van waarnemer op de vergaderingen van de raad van bestuur van het agentschap, wanneer een vraagstuk inzake SIS II met betrekking tot de toepassing van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad op de agenda staat. Europol krijgt tevens de status van waarnemer op de vergaderingen van de raad van bestuur van het agentschap, wanneer een vraagstuk inzake het VIS met betrekking tot de toepassing van Besluit 2008/633/JBZ van de Raad op de agenda staat.

5. De raad van bestuur kan andere personen wier mening van belang kan zijn, uitnodigen de vergaderingen als waarnemer bij te wonen.

6. Het secretariaat van de raad van bestuur wordt verzorgd door het agentschap.

Artikel 13

Stemming

1. De raad van bestuur neemt zijn besluiten bij gewone meerderheid van zijn stemgerechtigde leden, onverminderd het bepaalde in lid 4 van dit artikel en in artikel 9, lid 1, onder i).

2. Ieder lid van de raad van bestuur heeft één stem, onverminderd het bepaalde in lid 3.

3. Ieder lid dat benoemd is door een lidstaat die deelneemt aan de aanneming van een rechtsinstrument inzake een door het agentschap beheerd IT-systeem, heeft stemrecht bij de behandeling van een vraagstuk dat betrekking heeft op dat IT-systeem.

4. Indien de leden het oneens zijn over de vraag of een stemming al dan niet betrekking heeft op een bepaald IT-systeem, kunnen de leden met tweederde meerderheid beslissen dat dit niet het geval is.

5. De uitvoerend directeur van het agentschap neemt niet aan de stemming deel.

6. In het reglement van orde van het agentschap worden nadere bijzonderheden van de stemprocedure bepaald en in het bijzonder onder welke voorwaarden een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de quorumvoorschriften, indien van toepassing.

Artikel 14

Taken en bevoegdheden van de uitvoerend directeur

1. Het agentschap wordt geleid en vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

2. De uitvoerend directeur is onafhankelijk in de uitoefening van zijn taken. De uitvoerend directeur verlangt of aanvaardt geen instructies van een regering of van enige andere instantie, onverminderd de respectieve bevoegdheden van de Commissie en de raad van bestuur.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 9 draagt de uitvoerend directeur de volledige verantwoordelijkheid voor de taken waarmee het agentschap is belast en is hij onderworpen aan de jaarlijkse kwijtingsprocedure van het Europees Parlement voor de uitvoering van de begroting.

4. Het Europees Parlement of de Raad kan de uitvoerend directeur verzoeken verslag uit te brengen over de wijze waarop hij zijn taken heeft uitgevoerd.

5. De uitvoerend directeur heeft met name de volgende taken:

25. hij is belast met het dagelijks beheer van het agentschap;

26. hij neemt alle maatregelen om de werking van het agentschap overeenkomstig deze verordening te waarborgen;

27. hij is belast met de voorbereiding en uitvoering van door de raad van bestuur goedgekeurde procedures, besluiten, strategieën, programma’s en activiteiten, binnen de grenzen die in deze verordening, de uitvoeringsbepalingen ervan en andere toepasselijke wetgeving zijn vastgesteld;

28. hij zorgt voor het opzetten en uitvoeren van een effectief systeem voor regelmatige monitoring en evaluatie van de IT-systemen (met inbegrip van statistieken) en van het agentschap;

29. hij neemt zonder stemrecht deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur;

30. hij oefent met betrekking tot het personeel van het agentschap de in artikel 17, lid 2, genoemde bevoegdheden uit en is verantwoordelijk voor personeelszaken;

31. hij stelt geheimhoudingsvoorschriften vast teneinde te voldoen aan artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1987/2006, artikel 17 van Besluit 2007/533/JBZ, artikel 26, lid 9, van Verordening (EG) nr. 767/2008 en artikel [4, lid 6,] van Verordening (EG) nr. XX/2009 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…], zulks onverminderd het bepaalde in artikel 17 van het statuut;

32. hij onderhandelt over een zetelovereenkomst met de regering van de lidstaat van vestiging en ondertekent deze overeenkomst na goedkeuring ervan door de raad van bestuur.

6. De uitvoerend directeur legt aan de raad van bestuur ter goedkeuring ontwerpen voor van:

33. het jaarlijkse werkprogramma en het jaarlijkse activiteitenprogramma van het agentschap, na raadpleging van de adviesgroepen;

34. de financiële regeling die van toepassing is op het agentschap;

35. de begroting voor het volgende jaar;

36. het meerjarig personeelsbeleidsplan;

37. de opdracht voor de in artikel 27 bedoelde evaluatie;

38. de praktische regeling voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001;

39. de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen, waaronder een beveiligingsplan;

40. verslagen over de technische werking van elk van de in artikel 9, lid 1, onder q), bedoelde IT-systemen op basis van de resultaten van monitoring en evaluatie;

41. de jaarlijks te publiceren lijsten van bevoegde autoriteiten die gemachtigd zijn tot directe bevraging van de in SIS II opgenomen gegevens, met inbegrip van de lijst van N.SIS II-instanties en Sirene-bureaus, als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder t).

7. De uitvoerend directeur verricht alle andere taken waarmee hij bij of krachtens deze verordening wordt belast.

Artikel 15

Benoeming van de uitvoerend directeur

1. De uitvoerend directeur van het agentschap wordt door de raad van bestuur voor een termijn van vijf jaar benoemd aan de hand van een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten.

2. Vóór de benoeming kan de door de raad van bestuur gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

3. Tijdens de negen maanden die voorafgaan aan het verstrijken van de termijn van vijf jaar verricht de Commissie een evaluatie. Daarbij kijkt de Commissie onder meer naar:

42. de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;

43. de taken en verplichtingen van het agentschap in de volgende jaren.

4. De raad van bestuur kan, op voorstel van de Commissie en rekening houdende met het evaluatieverslag, de ambtstermijn van de directeur eenmaal met ten hoogste drie jaar verlengen, maar alleen indien zulks op grond van de taken en verplichtingen van het agentschap kan worden verantwoord.

5. De raad van bestuur stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de directeur te verlengen. In de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn ambtstermijn kan de uitvoerend directeur worden verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

6. De uitvoerend directeur is voor zijn activiteiten verantwoording schuldig aan de raad van bestuur.

7. De uitvoerend directeur kan door de raad van bestuur van zijn functie worden ontheven.

Artikel 16

Adviesgroepen

1. De onderstaande adviesgroepen verstrekken de raad van bestuur expertise inzake de verschillende IT-systemen, en met name bij de voorbereiding van het jaarlijks werkprogramma en het jaarlijkse activiteitenverslag:

44. een SIS II-adviesgroep;

45. een VIS-adviesgroep;

46. een Eurodac-adviesgroep;

47. andere adviesgroepen voor door het agentschap te ontwikkelen of te beheren grootschalige IT-systemen.

2. Door iedere lidstaat, door ieder land dat bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen betrokken wordt en door de Commissie wordt voor elke adviesgroep één lid benoemd voor een termijn van drie jaar, die kan worden verlengd.

3. Europol en Eurojust mogen beide een vertegenwoordiger benoemen in de SIS II-adviesgroep. Europol mag een vertegenwoordiger benoemen in de VIS-adviesgroep.

4. De leden van de raad van bestuur mogen geen lid zijn van een adviesgroep. De uitvoerend directeur van het agentschap of zijn vertegenwoordiger kan alle vergaderingen van de adviesgroepen als waarnemer bijwonen.

5. De procedures voor de werking van en de samenwerking tussen de adviesgroepen worden vastgelegd in het reglement van orde van het agentschap.

6. Bij het opstellen van een advies streeft elke adviesgroep zo veel mogelijk naar consensus. Indien geen consensus wordt bereikt, bestaat het advies uit het standpunt van de meerderheid van de leden, met een motivering. Minderheidsstandpunten, met inbegrip van motiveringen, worden eveneens gepubliceerd. Artikel 13, lid 3, is van overeenkomstige toepassing. De leden die landen vertegenwoordigen die betrokken worden bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-activiteiten, mogen hun standpunt uiten, dat echter niet in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de vereiste meerderheid.

7. Iedere lidstaat en ieder land dat betrokken wordt bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-activiteiten faciliteert de werkzaamheden van de adviesgroepen.

8. Ten aanzien van het voorzitterschap van de adviesgroepen is artikel 11 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK IV

WERKING

Artikel 17

Personeel

1. Het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede de regels die de instellingen van de Europese Unie gezamenlijk hebben goedgekeurd met het oog op de toepassing van dat statuut en die regeling, zijn van toepassing op het personeel van het agentschap, met inbegrip van de uitvoerend directeur.

2. Het agentschap oefent met betrekking tot zijn personeel de bevoegdheden uit die het statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag en die de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden toekent aan het gezagsorgaan dat bevoegd is overeenkomsten te sluiten.

3. Onverminderd artikel 17 van het statuut past het agentschap passende voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht toe.

4. De raad van bestuur stelt, in overleg met de Commissie, de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen vast als bedoeld in artikel 110 van het statuut.

Artikel 18

Algemeen belang

De leden van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en de leden van de adviesgroepen verbinden zich ertoe in het openbaar belang te handelen. Daartoe leggen zij jaarlijks een schriftelijke verklaring af.

Artikel 19

Zetelovereenkomst

De regelingen betreffende de huisvesting van het agentschap in de lidstaat van vestiging en de voorzieningen die deze lidstaat moet treffen, alsmede de bijzondere regels die in de lidstaat van vestiging van toepassing zijn op de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, de werknemers van het agentschap en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een zetelovereenkomst tussen het agentschap en de lidstaat van vestiging, die gesloten wordt nadat de raad van bestuur deze heeft goedgekeurd. De lidstaat van vestiging dient de gunstigst mogelijke voorwaarden voor de goede werking van het agentschap te bieden, waaronder meertalig, Europees gericht onderwijs en passende vervoersverbindingen.

Artikel 20

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is op het agentschap van toepassing.

Artikel 21

Aansprakelijkheid

1. De contractuele aansprakelijkheid van het agentschap wordt beheerst door het recht dat op de betrokken overeenkomst van toepassing is.

2. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules in door het agentschap gesloten overeenkomsten.

3. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het agentschap in overeenstemming met de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, alle door zijn afdelingen of door zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade.

4. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft rechtsmacht voor geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

5. De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van het agentschap ten opzichte van het agentschap wordt geregeld bij de bepalingen van het statuut.

Artikel 22

Taalregeling

1. Op het agentschap is Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap i van toepassing.

2. Onverminderd de besluiten die op grond van artikel 342 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden genomen, worden het jaarlijkse werkprogramma en het jaarlijkse activiteitenverslag, zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, onder i) en j), in alle officiële talen van de Unie opgesteld.

3. De voor de activiteiten van het agentschap noodzakelijke vertalingen worden gemaakt door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

4. De raad van beheer stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van de taalregeling vast.

Artikel 23

Toegang tot documenten

1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie i is van toepassing op documenten die bij het agentschap berusten.

2. De raad van bestuur stelt binnen zes maanden na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt een praktische regeling vast voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

3. Tegen de beslissingen van het agentschap uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht worden ingediend bij de Europese Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, volgens de voorwaarden van respectievelijk artikel 228 en artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 24

informatie en communicatie

1. Het agentschap kan op eigen initiatief communiceren op de gebieden die tot zijn taken behoren. Het draagt er met name zorg voor dat het publiek en alle belanghebbenden, in aanvulling op de in artikel 9, lid 1, onder i), j), s) en t), in artikel 27, lid 3, en in artikel 29, lid 8, genoemde publicaties, snel objectieve, betrouwbare en begrijpelijke informatie omtrent zijn werkzaamheden ontvangen.

2. De raad van beheer stelt de praktische regelingen voor de toepassing van lid 1 vast.

Artikel 25

Gegevensbescherming

1. Op de gegevens die het agentschap overeenkomstig deze verordening verwerkt, is Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens i van toepassing.

2. De raad van bestuur stelt maatregelen vast voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 45/2001 door het agentschap, onder meer betreffende de functionaris voor gegevensbescherming van het agentschap.

Artikel 26

Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens en niet-gerubriceerde gevoelige gegevens

1. Het agentschap past de veiligheidsbeginselen toe van Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde i. Dit geldt onder meer voor de bepalingen betreffende de uitwisseling, de verwerking en de opslag van gerubriceerde gegevens.

2. Het bureau past ook de veiligheidsbeginselen betreffende de behandeling van niet-gerubriceerde gevoelige gegevens toe, zoals deze door de Europese Commissie zijn vastgesteld en uitgevoerd.

Artikel 27

Evaluatie

1. Binnen drie jaar na de datum waarop het agentschap zijn taken op zich neemt, en vervolgens eenmaal per vijf jaar, geeft de raad van beheer opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de uitvoering van deze verordening op basis van de door de raad van bestuur na overleg met de Commissie vastgestelde opdracht.

2. Bij de evaluatie worden het nut, de relevantie en de effectiviteit van het agentschap en zijn werkmethoden geëvalueerd. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van alle betrokkenen, zowel op Europees als op nationaal niveau.

3. De raad van bestuur neemt de conclusies van de evaluatie in ontvangst en doet aanbevelingen voor wijziging van deze verordening en veranderingen in het agentschap en zijn werkmethoden aan de Commissie, die deze, vergezeld van haar advies en passende voorstellen, aan de Raad en het Europees Parlement doorgeeft. Zo nodig wordt een actieplan met een tijdschema bijgevoegd. De evaluatie en de aanbevelingen worden openbaar gemaakt.

HOOFDSTUK V

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 28

Begroting

1. De ontvangsten van het agentschap bestaan, andere inkomsten buiten beschouwing gelaten, uit:

48. een subsidie van de Unie uit de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie);

49. een bijdrage van de landen die betrokken worden bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen;

50. eventuele financiële bijdragen van de lidstaten.

2. De uitgaven van het agentschap omvatten onder meer de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur, de huishoudelijke kosten en de uitgaven uit hoofde van de door het agentschap gesloten contracten. De uitvoerend directeur stelt jaarlijks een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van het agentschap voor het volgende begrotingsjaar en zendt deze tezamen met een ontwerp voor de personeelsformatie naar de raad van bestuur.

3. De ontvangsten en uitgaven van het agentschap moeten in evenwicht zijn.

4. De raad van bestuur stelt jaarlijks, op basis van een ontwerp van de uitvoerend directeur, een ontwerpraming van de inkomsten en uitgaven van het agentschap voor het volgende begrotingsjaar vast.

5. De raad van bestuur verstrekt de Commissie en de landen die betrokken worden bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-activiteiten jaarlijks uiterlijk op 10 februari de ontwerpraming van de inkomsten en uitgaven van het agentschap en de algemene motivering hiervan, en uiterlijk op 31 maart de definitieve raming.

6. De raad van bestuur verstrekt de Commissie en de begrotingsautoriteit jaarlijks uiterlijk op 31 maart:

51. het ontwerpwerkprogramma;

52. een bijgewerkte meerjarige personeelsplanning, die volgens de richtsnoeren van de Commissie opgesteld moet zijn;

53. informatie omtrent het aantal ambtenaren, tijdelijke medewerkers, arbeidscontractanten voor de jaren n − 1 en n, alsook een raming voor het jaar n + 1;

54. informatie omtrent de bijdragen in natura die de lidstaat van vestiging aan het agentschap verstrekt;

55. een raming van het saldo van de resultatenrekening voor het jaar n − 1.

7. De raming wordt samen met het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie door de Commissie ingediend bij het Europees Parlement en de Raad (de begrotingsautoriteit).

8. Op basis van de raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting, op in het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

9. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan het agentschap goed. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van het agentschap vast.

10. De begroting van het agentschap wordt vastgesteld door de raad van bestuur. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

11. Voor elke wijziging van de begroting, met inbegrip van de personeelsformatie, wordt dezelfde procedure gevolgd.

12. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting kunnen hebben, met name projecten betreffende onroerend goed, zoals de huur of aankoop van gebouwen. De raad van bestuur brengt de Commissie en de landen die betrokken worden bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen daarvan op de hoogte. Als een tak van de begrotingsautoriteit advies wil uitbrengen, stelt deze het agentschap binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het project in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies uit te brengen. Indien het agentschap geen antwoord ontvangt, kan het doorgaan met zijn plannen.

Artikel 29

Uitvoering van de begroting

1. De begroting van het agentschap wordt uitgevoerd door de uitvoerend directeur.

2. Het agentschap verstrekt de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures.

3. Uiterlijk op 1 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van het agentschap de voorlopige rekeningen met een verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar toe aan de rekenplichtige van de Commissie en de Rekenkamer. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 i.

4. De rekenplichtige van het agentschap zendt het verslag over het begrotings- en financieel beheer uiterlijk op 1 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar ook toe aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het agentschap overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 stelt de uitvoerend directeur onder zijn eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het agentschap op en legt hij deze voor advies aan de raad van bestuur voor.

6. De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het agentschap.

7. Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen, met het advies van de raad van bestuur, toe aan de rekenplichtige van de Commissie, de Rekenkamer, het Europees Parlement en de Raad alsmede de landen die betrokken worden bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen.

8. De definitieve rekeningen worden bekendgemaakt.

9. De uitvoerend directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september een antwoord op haar opmerkingen. Hij doet dit antwoord ook toekomen aan de raad van bestuur.

10. Overeenkomstig artikel 146, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 verstrekt de uitvoerend directeur het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.

11. Vóór 15 mei van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n.

Artikel 30

Financiële regeling

De financiële regeling die van toepassing is op het agentschap wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze financiële regeling mag slechts afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 i van de Commissie van 19 november 2002 indien de specifieke vereisten van de taakverrichting van het agentschap dit noodzakelijk maken, en met voorafgaande instemming van de Commissie.

Artikel 31

Fraudebestrijding

1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten is Verordening (EG) nr. 1073/1999 i van toepassing.

2. Het agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel akkoord betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en stelt onverwijld de dienovereenkomstige voorschriften vast, die op alle medewerkers van het agentschap van toepassing zijn.

3. In de financieringsbesluiten en de uitvoeringsovereenkomsten en -instrumenten die uit die besluiten voortvloeien, wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Rekenkamer en OLAF, indien nodig, bij de begunstigden van de middelen van het agentschap en bij de tussenpersonen die deze middelen verdelen, tot controle ter plaatse kunnen overgaan.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 32

Voorbereidende maatregelen

1. De Commissie is verantwoordelijk voor het opzetten en de initiële werkzaamheden van het agentschap totdat dit voldoende operationele capaciteit heeft om zijn eigen begroting uit te voeren.

2. Voor dat doel mag de Commissie, totdat de uitvoerend directeur zijn taken opvat na overeenkomstig artikel 15 van deze verordening door de raad van bestuur te zijn benoemd, ad interim een beperkt aantal ambtenaren aanwijzen, onder wie één die de functie van uitvoerend directeur zal vervullen.

3. De uitvoerend directeur ad interim mag alle betalingen goedkeuren die worden gedekt door de kredieten van de begroting van het agentschap, na goedkeuring door de raad van bestuur, en mag contracten sluiten, met inbegrip van personeelscontracten, na goedkeuring van de personeelsformatie van het agentschap.

Artikel 33

Deelname van landen die betrokken worden bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen

Regelingen waarbij onder meer de aard en de omvang van en de nadere regels voor de deelname van de landen die betrokken worden bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen aan de werkzaamheden van het agentschap, met inbegrip van bepalingen ten aanzien van de financiële bijdragen en het personeel, worden getroffen krachtens de desbetreffende bepalingen van de overeenkomsten waarbij deze landen bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen worden betrokken.

Artikel 34

Inwerkingtreding en toepassing

1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2. Het agentschap vangt zijn werkzaamheden, zoals omschreven in de artikelen 2 tot en met 6, aan op 1 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, […].

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. BENAMING VAN HET VOORSTEL

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

2. ABM/ABB-KADER

Beleidsterrein: Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (titel 18)

Activiteiten:

Solidariteit — Buitengrenzen, visumbeleid en vrij verkeer van personen (hoofdstuk 18 02)

3. BEGROTINGSONDERDELEN

3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsonderdelen en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving

Financieel kader 2007–2013: Rubriek 3 A

Binnen hoofdstuk 18 02: “Solidariteit — Buitengrenzen, visumbeleid en vrij verkeer van personen” wordt een passende structuur geschapen voor een agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. Dit houdt in:

- een nieuw artikel 18 02 XX: “Agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht”;

- een nieuwe post 18 02 XX XX: “Agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht – Subsidiëring titels 1 en 2”;

- een nieuwe post 18 02 XX XX: “Agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht – Subsidiëring titel 3”.

De keuze van het artikel en de posten onder hoofdstuk 18 02 wordt bepaald tijdens de begrotingsprocedure 2011.

3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen

Het is de bedoeling dat het agentschap in 2011 wettelijk wordt opgericht en in 2012 als volwaardig agentschap alle taken kan overnemen betreffende het operationele beheer van SIS II, VIS, Eurodac en andere grootschalige IT-systemen. De voorbereidingen hiervoor zullen in 2010 van start gaan en gefinancierd worden in het kader van de bestaande rechtsgrondslag: Verordening (EG) nr. 1987/2006 voor SIS II i, Verordening (EG) nr. 767/2008 voor het VIS i en Verordening (EG) nr. XX/2010 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…] voor Eurodac.

3.3. Begrotingskenmerken

Begrotingsonderdeel Soort uitgave Nieuw Bijdrage EVA Bijdragen kandidaat-lidstaten Rubriek financiële vooruitzichten

Zie punt 3. Niet-verplichte uitgaven Gesplitste kredieten i JA NEE NEE 3A

4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

4.1. Financiële middelen

4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

in miljoen euro (tot op 1 decimaal)

Soort uitgave Punt nr. Jaar [n + 4] Jaar n + 5 en vlg. Totaal

Beleidsuitgaven i

Vastleggingskredieten (VK) 8.1. a 0, 13, 54, 39, 107,

Betalingskredieten (BK) b 0, 13, 54, 39, 107,

Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag i

Technische & administratieve bijstand (NGK) 8.2.4. c 0, 0, 0, 0, 0,

TOTAAL REFERENTIEBEDRAG

Vastleggingskredieten a + c 0, 13, 54, 39, 107,

Betalingskredieten b + c 0, 13, 54, 39, 107,

Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen i

Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) 8.2.5. d 1, 1, 0, 0, 4,

Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) 8.2.6. e 0, 0, 0, 0, 1,

Totale indicatieve kosten van de maatregel

TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven a + c + d + e 1, 15, 55, 40,

TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven b + c + d + e 1, 15, 55, 40,

Mede

financiering



Buiten het EU-begrotingsonderdeel ontvangt het agentschap cofinanciering van de landen die betrokken worden bij de uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen overeenkomstig artikel 28, lid 1, onder b), van deze verordening.

4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

X Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering. De kredieten ter dekking van de activiteiten van het agentschap zijn afkomstig van de kredieten die in het kader van de financiële programmering voor 2011–2013 zijn opgenomen in de begrotingsonderdelen 18 02 04 (Schengeninformatiesysteem (SIS II)), 18 02 05 (Visuminformatiesysteem) en 18 03 11 (Eurodac).

Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord i (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

X Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:

in miljoen euro (tot op 1 decimaal)

Vóór de actie [Jaar n-1] Situatie na de actie

Totale personele middelen in VTE

5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Om het agentschap volledig operationeel te maken, moeten op korte termijn bepaalde voorbereidingen en opstartactiviteiten worden uitgevoerd, zoals haalbaarheidsstudies inzake mogelijke locaties, de aankoop van nieuwe locaties voor de huisvesting van de systemen, bouw- en verbouwingsactiviteiten, verhuizing van de systemen, aanwerving en opleiding van personeel. Er moet voor worden gezorgd dat alle nodige uitrusting, middelen en procedures voor het agentschap voorhanden zijn.

Op de langere termijn biedt het agentschap een effectieve oplossing voor het beheer van SIS II, VIS, Eurodac en andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Het op te zetten agentschap moet aan de volgende belangrijke eisen voldoen:

- het moet zorgen voor effectieve en veilige werking en beheer van de systemen en garanties bieden voor een passende kwaliteit van dienstverlening voor de gebruikers van de systemen, een continue en ononderbroken dienstverlening, veiligheid en integriteit van de gegevens en naleving van de voorschriften inzake gegevensbescherming;

- het moet zorgen voor een passende bestuursstructuur die beantwoordt aan de eisen van de EU-instellingen, de deelnemende lidstaten en andere belanghebbenden. De structuur moet aangepast zijn aan het feit dat de rechtsgrondslagen van de systemen onder verschillende pijlers vallen;

- het moet zorgen voor gezond, permanent, efficiënt en controleerbaar financieel beheer, optimale benutting van mogelijke synergieën en schaalvoordelen, een kritische massa, de best mogelijke benutting van de financiële en menselijke middelen en voor een toenemende productiviteit van het personeel;

- het moet een effectieve organisatie bieden met een optimale benutting van de menselijke middelen en een hoge productiviteit.

5.2. Meerwaarde van het EU-optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

Dit voorstel biedt een langetermijnoplossing voor het beheer van SIS II, VIS, Eurodac en andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, door synergieën en schaalvoordelen optimaal te benutten.

5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

Het doel van dit voorstel is allereerst de oprichting van een agentschap dat verantwoordelijk is voor het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac op de lange termijn.

Daarnaast dient het agentschap de verantwoordelijkheid te krijgen voor het operationele beheer van andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Statistische gegevens inzake hits voor de verschillende signaleringen (per systeem) kunnen als indicatoren dienen.

5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

X Gecentraliseerd beheer

rechtstreeks door de Commissie

gedelegeerd aan:

uitvoerende agentschappen

X door de Unie opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement

nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

Gedeeld of gedecentraliseerd beheer

met lidstaten

met derde landen

6. TOEZICHT EN EVALUATIE

6.1. Toezicht

De uitvoerend directeur wordt belast met het opzetten en uitvoeren van een effectief systeem voor toezicht op en evaluatie van de prestaties van het agentschap. De uitvoerend directeur stelt jaarlijks een verslag op over de activiteiten van het agentschap, waarin met name de behaalde resultaten worden vergeleken met de doelstellingen van het jaarlijkse werkprogramma. Dit jaarverslag wordt, na raadpleging van de adviesgroepen en nadat het door de raad van bestuur is goedgekeurd, uiterlijk op 15 juni ingediend bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Rekenkamer. Het eerste verslag wordt in 2013 ingediend en gepubliceerd.

Elk jaar maakt het agentschap statistieken bekend over het aantal bestanden per signaleringscategorie, het aantal hits per signaleringscategorie en het aantal keren dat SIS II is bevraagd, in de vorm van totale statistieken en statistieken per lidstaat.

Uiterlijk twee jaar nadat het agentschap met zijn taken is begonnen, en vervolgens eenmaal per twee jaar, legt het aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de technische werking van het centrale SIS II en de communicatie-infrastructuur, alsmede over de beveiliging ervan, en over de bilaterale en multilaterale uitwisseling van aanvullende informatie tussen de lidstaten.

Uiterlijk twee jaar nadat het agentschap met zijn taken is begonnen, en vervolgens eenmaal per twee jaar, legt het aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag voor over de technische werking van het VIS en over de beveiliging ervan.

Eenmaal per twee jaar legt het agentschap aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag voor over de technische werking van het centrale systeem van Eurodac en over de beveiliging ervan, alsmede een jaarverslag over de activiteiten van het centrale systeem.

Uiterlijk drie jaar nadat het agentschap met zijn taken is begonnen, en vervolgens eenmaal per vijf jaar, geeft de raad van bestuur opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de uitvoering van deze verordening. Bij deze evaluatie wordt nagegaan hoe doeltreffend het agentschap zijn taken verricht. Ook wordt het effect van het agentschap en zijn werkmethoden geëvalueerd. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van alle betrokkenen, zowel op Europees als op nationaal niveau. De raad van bestuur neemt de conclusies van de evaluatie in ontvangst en doet aanbevelingen voor wijziging van deze verordening en veranderingen in het agentschap en zijn werkmethoden aan de Commissie. Deze geeft de aanbevelingen door aan de Raad en het Europees Parlement, vergezeld van haar advies en passende voorstellen. Zo nodig wordt een actieplan met een tijdschema bijgevoegd. De evaluatie en de aanbevelingen worden openbaar gemaakt.

6.2. Evaluatie

6.2.1. Evaluatie vooraf

De evaluatie vooraf is opgenomen in de effectbeoordeling.

6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie of evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan)

De oprichting van een regelgevend agentschap voor het beheer van SIS II, VIS en Eurodac is een nieuwe, innovatieve aanpak van de uitwisseling van informatie. Er is derhalve geen vergelijkbare eerdere ervaring opgedaan waaruit lessen zouden kunnen worden getrokken.

Er is echter wel rekening gehouden met de goede praktijken die zijn ontwikkeld voor het opzetten van andere EU-agentschappen.

6.2.3. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

Uiterlijk drie jaar nadat het agentschap met zijn taken is begonnen, en vervolgens eenmaal per vijf jaar, geeft de raad van bestuur opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de uitvoering van deze verordening.

7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

Om fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten te bestrijden is Verordening (EG) nr. 1073/1999 onverkort op het agentschap van toepassing.

Het agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en stelt onverwijld de betreffende voorschriften vast, die op alle medewerkers van het agentschap van toepassing zijn.

De financieringsbesluiten en de eruit voortvloeiende uitvoeringsovereenkomsten en -instrumenten bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en OLAF indien nodig ter plaatse controles mogen uitvoeren bij de ontvangers van de financiering van het agentschap en bij degenen die deze middelen toewijzen.

8. MIDDELEN i

8.1. FINANCIËLE KOSTEN VAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET VOORSTEL

Vastleggingskredieten in miljoen euro (tot op 1 decimaal)

Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar n + Jaar n +

Ambtenaren of tijdelijk personeel i (XX 01 01) A*/AD 4, 3,

B*, C*/AST 2, 1,

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel i

Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel i

TOTAAL

8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

Voorbereidende activiteiten voor het operationele beheer van SIS II, VIS en Eurodac door het agentschap, coördinatie en follow-up van het agentschap door de Commissie.

8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor jaar n

X Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden gevraagd

X Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling)

Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

De behoeften aan personele en administratieve middelen worden gedekt binnen de toewijzing aan het beherende DG in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure, rekening houdend met de budgettaire beperkingen.

Aantal personeelsleden van het agentschap (opstartfase en operationele fase)

De onderstaande gegevens zijn indicatief. In een later stadium worden nadere details gegeven, zodra de definitieve taken en de behoeften van het agentschap aan personeel en administratieve middelen bekend zijn.

Jaar Fasegewijs aan te werven personeel

2011, eerste halfjaar

2011, tweede halfjaar





TOTAAL

De externe aanwerving wordt door het agentschap beheerd.

Bij het agentschap zal zowel operationeel als administratief personeel werkzaam zijn, in totaal 120 personen. Deze schatting van de benodigde personele middelen is gebaseerd op de bijgewerkte cijfers van de effectbeoordeling.

Naar schatting 75 medewerkers zijn nodig voor het operationele beheer van SIS II en het VIS (inclusief de biometrische functies). De overige 45 personen worden ingezet voor het operationele beheer van Eurodac en alle administratieve werkzaamheden binnen het agentschap. Bij dit cijfer is ook rekening gehouden met de taken van het agentschap inzake het volgen van onderzoek, het uitvoeren van proefprojecten op specifiek en exact verzoek van de Commissie en het verlenen van bijstand aan de adviesgroepen.

Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien (opstartfase en operationele fase)

Operationeel beheer van SIS II, VIS en Eurodac, opleiding van deskundigen inzake het VIS en SIS II, waaronder opleidingen betreffende de uitwisseling van aanvullende informatie, het volgen van de ontwikkelingen op onderzoeksgebied en het uitvoeren van proefprojecten op specifiek en exact verzoek van de Commissie.

8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer )

in miljoen euro (tot op 1 decimaal)

Begrotingsonderdeel (nummer en omschrijving) Jaar n Jaar n + Jaar n + Jaar n + Jaar n + Jaar n + 5 e.v. TOTAAL

Andere technische en administratieve bijstand n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.

– intra muros n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.

– extra muros n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.

Totaal Technische en administratieve bijstand

8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

in miljoen euro (tot op 1 decimaal)

Soort personeel Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar n + Jaar n + 5 e.v.

Ambtenaren en tijdelijk personeel (18 01 01) 1, 1, 0, 0,

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.) i (vermeld begrotingsonderdeel)

Totaal Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen 1, 1, 0, 0,

Het betreft hier de kosten van het personeel dat zich binnen de Commissie bezighoudt met voorbereiding, evaluatie, toezicht en de coördinatie in verband met het agentschap.

Berekening – Ambtenaren en tijdelijke functionarissen – gemiddelde jaarlijkse kosten: 122000 EUR per persoon

8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

in miljoen euro (tot op 1 decimaal)

Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar n + Jaar n + 6 e.v. TOTAAL

18 01 02 11 01 – Dienstreizen 0, 0, 0, 0, 1,

XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen

XX 01 02 11 03 – Comités i

XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen

XX 01 02 11 05 – Informatiesystemen

2. Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11)

3. Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel)

Totale andere administratieve uitgaven (die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) 0, 0, 0, 0, 1,

Berekening – Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

Onder dienstreizen vallen bezoeken aan de lidstaten waar de systemen zijn gehuisvest en aan het hoofdkantoor van het agentschap, alsmede deelname aan de vergaderingen van de raad van bestuur en de adviesgroepen.

De behoeften aan personele en administratieve middelen worden gedekt binnen de toewijzing aan het beherende DG in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure, rekening houdend met de budgettaire beperkingen.
– Begeleidend document bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht en het voorstel voor een besluit van de Raad waarbij het bij Verordening XX opgerichte agentschap belast wordt met taken die verband houden met het operationele beheer van SIS II en VIS in het kader van de uitvoering van titel VI van het EU Verdrag (COM(2009) 293 definitief).

Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toegang tot het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen (PB L 381 van 28.12.2006, blz.

1);

Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63);

Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60);

Besluit 2008/633/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 129).
40–47).
…).
…) en Protocol bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (PB L 57 van 28.2.2006, blz. 16).


[38]