Toelichting bij COM(2010)486 - Wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Unie betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND

Goedkeuring van het voorstel door de Commissie: 17 september 2008

Toezending van het voorstel aan de Raad en het Europees Parlement – COM(2008) 563 definitief: 15 oktober 2008 (2008/0183(CNS))

Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: op 26 maart 2009 werd een advies aangenomen dat werd bevestigd door de resolutie van 5 mei 2010 betreffende de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures (COM(2009)0665)- 'omnibus'.

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: nog niet beschikbaar

Tijdens de zitting van 26 maart 2009 heeft het Europees Parlement, met 425 stemmen voor, 71 tegen en 62 onthoudingen, een wetgevingsresolutie over het verslag van de heer Siekierski goedgekeurd, dat 20 amendementen bevatte.

1.

Achtergrond van het voorstel



Bij Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad waren de algemene voorschriften vastgesteld voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan aangewezen organisaties met het oog op verstrekking aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap. Die verordening is later ingetrokken en geïntegreerd in de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale GMO-verordening").

Gedurende meer dan twee decennia is gebleken dat door deze regeling beschikbaar gestelde interventievoorraden zorgden voor een betrouwbaar aanbod van voedselhulp voor de meest behoeftigen. Het aantal behoeftigen in de Unie is door de achtereenvolgende uitbreidingen sterk toegenomen, wat voedselverstrekking des te noodzakelijker heeft gemaakt. In 2008 hebben meer dan 13 miljoen mensen van de regeling gebruikgemaakt.

Volgens artikel 39, lid 1, van het Verdrag heeft het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) onder meer tot doel de markten te stabiliseren en redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren. Door de jaren heen hebben de in het kader van deze regeling uitgevoerde programma's voor voedselverstrekking die twee doelstellingen helpen te bereiken. Zij hebben de voedselonzekerheid voor de meest behoeftigen in de Unie verminderd en zijn zo een essentieel instrument gebleken dat bijdraagt aan het garanderen van de brede beschikbaarheid van levensmiddelen binnen de Europese Unie en dat er tegelijk voor zorgt dat de interventievoorraden afnemen.

De afgelopen jaren heeft het GLB belangrijke hervormingen ondergaan, waarbij het accent is verschoven van het verhogen van de productiviteit als hoofddoel naar het bevorderen van de duurzaamheid van de landbouw op lange termijn. Daarbij is de interventie voor sommige producten zoals olijfolie, suiker en rogge afgeschaft als reguleringsinstrument en heeft de interventie voor de overige producten haar oorspronkelijke rol van vangnet teruggekregen. Dit is bevestigd door besluiten in het kader van de gezondheidscontrole van het GLB in 2009. Als gevolg daarvan is de regeling voor de levering van levensmiddelen in de loop der jaren beduidend afhankelijker geworden van aankopen op de markt.

In zijn verklaring van 4 april 2006 over de bevoorrading van de erkende liefdadigheidsinstellingen voor de uitvoering van het Europees voedselhulpprogramma voor de armste medeburgers heeft het Europees Parlement zich ongerust getoond over de toekomst van het Europese voedselhulpprogramma voor de meest behoeftigen en heeft het de Commissie en de Raad verzocht om, als erkenning van de noodzaak aan de voedingsbehoeften van deze personen tegemoet te komen, het Europese voedselhulpprogramma een blijvend karakter te geven.

Op 22 mei 2008, heeft het Europees Parlement een resolutie over de stijgende voedselprijzen in de EU en de ontwikkelingslanden aangenomen waarin het de nadruk legt op de fundamentele aard van het recht op voedsel en de noodzaak om de toegang van alle mensen tot voldoende voedsel voor een actief en gezond leven te verbeteren.

De Commissie heeft het belang van deze regeling erkend in haar mededeling over "Het probleem van de stijging van de voedselprijzen aanpakken – richtsnoeren voor maatregelen van de EU" van 20 mei 2008. De voorzitter van de Europese Commissie heeft in zijn toespraak tot het Parlement op 18 juni 2008 aangegeven dat de Commissie verwacht dat de begrotingsmiddelen voor dit initiatief met twee derde zullen worden verhoogd.

Het publiek is via het internet geraadpleegd over het EU-programma voor voedselverstrekking en de respons, met enorm veel steun voor de voortzetting van dat programma, was groot. De liefdadigheidsorganisaties die betrokken zijn bij de voedselverstrekking in de lidstaten, werd gevraagd tijdens geregelde bijeenkomsten voorstellen te formuleren.

Het voorstel ging vergezeld van een effectbeoordeling in de vorm van een werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2008)2436/2).

2.

Elementen van het voorstel



In deze context heeft de Commissie in 2008 voorgesteld het programma voor voedselverstrekking te herzien (COM(2008) 563 definitief) op basis van de volgende elementen:

- Twee voorzieningsbronnen. De levensmiddelen kunnen ofwel afkomstig zijn uit de interventievoorraden, ofwel van de markt. Het gebruik van deze laatste voorzieningsbron zou niet langer beperkt blijven tot situaties waarin tijdelijk geen interventievoorraden beschikbaar zijn. Zijn er geschikte interventievoorraden voorhanden, dan moeten die wel bij voorrang worden gebruikt.

- Verbreding van het assortiment verstrekte levensmiddelen en duidelijker prioriteiten. Om via de voedselverstrekking in het kader van het programma bij te dragen tot een evenwichtiger voeding, zou de keus van de verstrekte levensmiddelen niet langer beperkt mogen blijven tot interventieproducten. De levensmiddelen moeten voortaan door de autoriteiten van de lidstaten worden gekozen in het kader van nationale voedselverstrekkingsprogramma's, waarin doelen en prioriteiten voor voedselverstrekking aan de meest behoeftigen zijn vastgesteld en waarin rekening wordt gehouden met voedingskundige aspecten.

- Een perspectief op lange termijn. Activiteiten op het gebied van voedselverstrekking moeten op lange termijn worden gepland en moeten door de betrokken nationale autoriteiten en liefdadigheidsinstellingen zorgvuldig worden voorbereid. Om de EU-regeling voor voedselverstrekking doelmatiger te maken zou ze worden vastgesteld voor een periode van drie jaar. De steunbedragen voor het tweede en het derde jaar zouden slechts indicatief zijn en zouden later moeten worden bevestigd. Voorts wordt een plafond voor de financiële bijdrage van de EU voorgesteld.

- M

financiering.


Door de invoering van medefinanciering zou de regeling cohesiegerichter worden, zou een deugdelijke planning worden gegarandeerd en zouden er sterkere synergieën zijn. Met het oog op een soepele invoering en een verdere hoge benutting van de beschikbaar gestelde EU-financiering, zou in het kader van het plan voor de periode 2010-2012 de EU-medefinanciering 75 % bedragen (85 % in de voor financiering uit het Cohesiefonds in aanmerking komende lidstaten). Vanaf het plan voor de periode 2013-2015 zou de medefinanciering van de EU respectievelijk 50 % en 75 % bedragen.

- Versterking van de voortgangscontrole en de verslaglegging. De verplichtingen op het gebied van verslaglegging zouden op verschillende niveaus worden aangescherpt en onder meer behelzen dat de Commissie een verslag moet indienen bij het Europees Parlement en de Raad.

ADVIES VAN DE COMMISSIE OVER DE AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

De Commissie heeft het passend bevonden een aantal door het Europees Parlement goedgekeurde amendementen met betrekking tot de bewoording (1, 2, 4 en 9) te aanvaarden, aangezien zij zouden bijdragen aan het vervolledigen van de beschrijving van verscheidene aspecten die in deze regeling zijn vervat, hoewel de Commissie in een aantal gevallen voor een andere formulering heeft geopteerd.

De amendementen 8, 11, 13 en 14 bevatten de meest substantiële wijzigingen die door de Commissie in het gewijzigde voorstel zijn aanvaard, hoewel de uiteindelijke bewoording van de Commissie kan verschillen van die welke is voorgesteld door het Europees Parlement. Door amendement 8 wordt de notie van de EU-oorsprong van de levensmiddelen ingevoerd, die in het huidige gewijzigde voorstel wordt behouden als een prioriteit waarover de lidstaten kunnen beslissen bij het kiezen van de soorten uit te reiken producten. In amendement 11 is bepaald dat op de distributiepunten duidelijk de medewerking van de Unie aan het plan moet worden vermeld. De Commissie heeft dit amendement in haar gewijzigde voorstel behouden met uitvoeringsbepalingen die later moeten worden vastgesteld. In amendement 13 wordt gesteld dat de aankoop van voedingsproducten op de markt dient te gebeuren in overeenstemming met de mededingingsprocedures. Dit is nu expliciet vermeld in het voorstel. In amendement 14 is voorzien in de vergoeding van de opslagkosten die door de liefdadigheidsorganisaties worden gemaakt, wat nu eveneens in de tekst is opgenomen.

Sommige amendementen waren daarentegen onaanvaardbaar omdat zij de kern van het Commissievoorstel zouden hebben gewijzigd op een wijze die niet strookt met de hierboven uiteengezette doelstellingen. De belangrijkste afwijzing heeft betrekking op het verzoek van het Europees Parlement om de regeling volledig te blijven financieren uit de EU-begroting (de amendementen 5, 10, 16, 17, 18 en 19). De Commissie is ervan overtuigd dat de invoering van medefinanciering de cohesiegerichtheid van de regeling versterkt en tezelfdertijd voor een betere planning en beheer zorgt; bijgevolg handhaaft zij medefinanciering in het gewijzigde voorstel. Desalniettemin heeft de Commissie naar aanleiding van de door het Parlement geuite bezorgdheid omtrent deze kwestie, het percentage medefinanciering door de lidstaten aanzienlijk verlaagd tot 10 % voor cohesielidstaten en 25 % voor andere lidstaten en, in tegenstelling tot in het oorspronkelijke voorstel, blijven de percentages stabiel in de tijd.

AANPASSING AAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE (VWEU)

In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen enerzijds de aan de Commissie overgedragen bevoegdheid om niet-wetgevingshandelingen (gedelegeerde handelingen), ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling vast te stellen, als bedoeld in artikel 290, en, anderzijds, de aan de Commissie overgedragen bevoegdheid om uitvoeringsbepalingen goed te keuren overeenkomstig artikel 291. In feite zijn de lidstaten verantwoordelijk voor de uitvoering van de juridisch bindende handelingen van de Europese Unie, maar indien de juridisch bindende handelingen volgens eenvormige voorwaarden moeten worden uitgevoerd, is het aan de Commissie om die door middel van uitvoeringshandelingen vast te stellen.

De regeling voor voedselverstrekking aan de meest behoeftigen aanpassen aan de nieuwe regels van het Verdrag bestaat erin de uitvoeringsbepalingen die de Commissie heeft vastgesteld met het oog op de vlotte uitvoering van de maatregelen, nu te classificeren als uitvoerings- dan wel als gedelegeerde handelingen.

Dit gewijzigde voorstel bevat alle essentiële onderdelen, algemene beginselen en programmeringsvoorschriften van de regeling die aldus door de wetgever zijn vastgesteld.

Overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vertrouwt de wetgever de aanvulling of de wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen die toch noodzakelijk zijn voor de goede werking van de regeling, toe aan de Commissie. In dit gewijzigde voorstel is bepaald dat de methode voor de berekening van de totale toewijzing van middelen, met inbegrip van de verdeling van interventievoorraden en financiële middelen, de vaststelling van de boekwaarde van de uit de interventievoorraden uitgeslagen producten, alsook de methode voor de herverdeling van de middelen naar aanleiding van eventuele herzieningen van het plan, door middel van gedelegeerde handelingen door de Commissie worden vastgesteld. De Commissie moet bepalingen vaststellen die voorschrijven dat voor alle handelingen die betrekking hebben op de uitvoering van de regelingen inschrijvingsprocedures worden gebruikt, alsook bepalingen inzake door de aanvragers te stellen zekerheden en regels inzake door de lidstaten in geval van niet-naleving van tijdslimieten en andere gebreken toe te passen sancties en kortingen.

Overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn de lidstaten verantwoordelijk voor de uitvoering van door de wetgever vastgestelde juridisch bindende handelingen van de EU. Om elk risico op verstoring of discriminatie te voorkomen, lijkt het evenwel noodzakelijk een eenvormige toepassing van de regeling in de verschillende deelnemende lidstaten te verzekeren. Daarom draagt de wetgever in dit gewijzigde voorstel aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden over ter vaststelling van nadere regels en procedures, ter vaststelling en eventuele herziening van de plannen en ter vaststelling van de in de driejarenplannen op te nemen aanvullende elementen, de voor het uitslaan geldende procedures en termijnen, het format van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen en de nationale voedselverstrekkingsprogramma's, de voorschriften voor de vergoeding van kosten (inclusief termijnen en financiële plafonds), de voorwaarden voor de uitnodiging tot inschrijving, de voorwaarden voor de voedingsproducten en de levering ervan, de minimumvereisten voor de controleprogramma's, eenvormige voorwaarden met betrekking tot betalingsprocedures (inclusief de taken van de nationale interventiebureaus), en de nadere voorschriften met betrekking tot de verplichting om de medewerking van de EU aan de onderhavige regeling te vermelden op zowel de verpakking als in de distributiepunten.

3.

Gevolgen voor de begroting



De voorgestelde bepalingen hebben tot doel uitvoering te geven aan een nieuwe aanpak van de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Unie. De nieuwe regeling zal door de Unie worden medegefinancierd en daarom moet artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 worden gewijzigd.

In het voorstel wordt de medefinanciering vanwege de Unie begrensd tot 500 miljoen euro per jaar.

GEWIJZIGD VOORSTEL

Gezien artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, volgt hierna het gewijzigde voorstel van de Commissie.