Toelichting bij COM(2013)561 - Jaarlijkse werkprogramma van de Unie voor Europese normalisatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52013DC0561

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ Het jaarlijkse werkprogramma van de Unie voor Europese normalisatie /* COM/2013/0561 final */


Inhoudsopgave

1.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ


Het jaarlijkse werkprogramma van de Unie voor Europese normalisatie

(Voor de EER relevante tekst)

Inleiding



Het is de doelstelling van Europa om aan de hand van de Europa 2020-strategie[1] en de kerninitiatieven op een slimme, duurzame en inclusieve manier groei en werkgelegenheid te creëren. Het belang van normalisatie voor banen, groei en economisch herstel is recentelijk opnieuw aan de orde gesteld in de actualisering van de mededeling over het industriebeleid van de Commissie getiteld “Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel”, die in oktober 2012 is goedgekeurd[2].

Van onderzoek tot productie, van producent tot consument en van Europa tot de rest van de wereld zorgen Europese normen ervoor dat barrières worden geslecht, gebruikers worden beveiligd, het milieu wordt beschermd, de interoperabiliteit wordt gewaarborgd, kosten worden gereduceerd en de concurrentie wordt aangemoedigd. Studies geven aan dat normalisatie leidt tot een verhoging met 0,3 % à 1 % van het bbp[3], hetgeen de industrie helpt bij de verwezenlijking van de doelstelling om tegen 2020 20 % bij te dragen aan het bbp van de EU[4].

Om te zorgen dat het Europese normalisatiesysteem kan voldoen aan de hedendaagse uitdagingen van snelle innovatie, duurzaamheid, convergentie van technologieën en felle mondiale concurrentie, heeft de Commissie in 2011 een hervormingspakket voorgesteld[5], met inbegrip van een nieuwe verordening die op 1 januari 2013[6] van kracht is geworden. Deze hervorming is erop gericht de inclusiviteit, ontvankelijkheid, transparantie, flexibiliteit en draagwijdte van het systeem te vergroten.

Een van de innovaties van de hervorming is de verplichting voor de Commissie om een jaarlijks werkprogramma van de Unie voor Europese normalisatie vast te stellen. In dit werkprogramma worden de strategische prioriteiten voor Europese normalisatie vastgesteld, rekening houdend met de groeistrategieën van de Unie voor de lange termijn. Tevens bevat het de doelstellingen voor de internationale dimensie van Europese normalisatie, ter ondersteuning van de wetgeving en het beleid van de Unie.

Ook worden in het werkprogramma de Europese normen en overige normalisatieproducten omschreven waarvoor de Commissie het komende jaar een verzoek bij de Europese normalisatieorganisaties (ENO’s) – CEN, Cenelec en ETSI – wil indienen, alsmede de specifieke doelstellingen en beleidsmaatregelen die deze ondersteunen. Daarbij gaat het primair om normen die een vermoeden van conformiteit bieden met de vereisten van de harmonisatiewetgeving van de Unie.

Ook geeft de Commissie haar steun aan Europese normalisatiewerkzaamheden die bijdragen aan de verwezenlijking van overige EU-beleidsdoelstellingen. In dit werkprogramma worden ENO’s uitgenodigd om activiteiten op te zetten op alle prioritaire beleidsterreinen, met inbegrip van die waarvoor niet de wettelijke bepalingen bestaan die nodig zijn om een formeel harmonisatieverzoek (mandaat) van de Commissie te onderbouwen.

Europese normen die op initiatief van ondernemingen, nationale normalisatie‑instellingen of overige belanghebbenden door ENO’s worden ontwikkeld en geen verband houden met EU-beleidsmaatregelen, vallen niet onder dit werkprogramma.

Dit jaarlijks werkprogramma loopt zo nauwkeurig mogelijk vooruit op toekomstige oriëntatiepunten en acties. Deze oriëntatiepunten hebben geen gevolgen voor de begroting buiten wat reeds voorzien is, en de ondersteuning voor werkonderwerpen hangt ervan af of er voldoende financiering beschikbaar is, kwalitatieve voorstellen worden ingediend en overeenstemming kan worden bereikt met de desbetreffende ENO’s, nationale normalisatie-instellingen of overige instellingen zoals voorzien in de verordening. In dringende gevallen, bijvoorbeeld na formele bezwaren tegen geharmoniseerde normen, kan de Commissie mandaten verlenen die niet voorzien zijn in dit werkprogramma.

De transparantie die het gevolg is van de publicatie van dit werkprogramma van de Unie zal naar verwachting de doelmatigheid en een betere planning vooraf van de werkzaamheden ten goede komen.

Daarnaast richt de Commissie zich op het volgende:

– streven naar verbeteringen aan de kaderpartnerschapsovereenkomsten met de ENO’s die dit jaar aflopen, teneinde de hoogst mogelijke kwaliteit te bewaren en tegelijkertijd de gemiddelde tijd te blijven reduceren die nodig is om normalisatieproducten te ontwikkelen;

– organiseren van oproepen tot het indienen van voorstellen in verband met de Europese vertegenwoordiging van kmo’s, consumenten en milieuorganisaties en maatschappelijke belangenorganisaties bij normalisatiewerkzaamheden. Terwijl dit enerzijds de deelname van kmo's mogelijk maakt doordat er financiering wordt geboden, blijft de Commissie ook specifieke projecten ondersteunen ter bevordering van de toegang tot en deelname aan normalisatie door kmo’s;

– voortzetten van haar werkzaamheden ten aanzien van ICT-normalisatie via het multi-stakeholderplatform[7], een van de andere innovaties die deel uitmaken van het normalisatiepakket van 2011. De permanente dialoog tussen de overheidsautoriteiten, belanghebbenden en organisaties voor de ontwikkeling van normen, met inbegrip van mondiale fora en consortia, heeft in de korte tijd sinds hij werd ingesteld aangetoond dat hij in staat is te reageren op de snelle aard van de ontwikkeling op dit vlak. Er is een gedetailleerd voortschrijdend plan voor ICT-normalisatie ontwikkeld, dat ook wordt bijgewerkt, zodat de Unie kan reageren op de snel ontwikkelende digitale wereld.

Voor het einde van 2013 start de Commissie een onafhankelijk onderzoek naar het beheer van het normalisatiesysteem, met als doel te evalueren of de strategische doelstellingen van de hervorming zijn bereikt. Ook zal worden beoordeeld of het Europese normalisatiesysteem wel gelijke tred houdt met de zeer snel veranderende omstandigheden, en of het bijdraagt tot de verwezenlijking van de interne en externe strategische doelstellingen van de EU, met name op het gebied van industriebeleid, innovatie en technologische ontwikkeling. Tevens wordt bestudeerd of het Europese normalisatiesysteem toereikend is vanuit het gezichtspunt van marktbehoeften, inclusiviteit en representativiteit.

De resultaten van het onafhankelijke onderzoek worden beoordeeld door de Commissie teneinde mogelijkheden vast te stellen om het Europese normalisatiesysteem en het vermogen daarvan om de strategische beleidsdoelstellingen van Europa te ondersteunen, verder te verbeteren.

2.

2. Strategische prioriteiten voor Europese normalisatie


3.

2.1. Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel


In de recente actualisering van de mededeling over het industriebeleid van de Commissie wordt gewezen op de noodzaak om normen te ontwikkelen voor nieuwe technologieën alvorens deze worden geïntroduceerd op de markt. Daarbij zijn zes snel groeiende prioritaire actiegebieden vastgesteld: geavanceerde fabricagetechnologieën; sleuteltechnologieën; producten op biobasis; duurzaam industrie‑ en bouwbeleid en duurzame grondstoffen; schone voertuigen; slimme netwerken.

4.

2.1.1. Geavanceerde fabricagetechnologieën


Een door de Commissie geleide taskforce voor geavanceerde schone fabricagetechnologieën bepaalt waar verdere normalisatie zou kunnen bijdragen aan de marktintroductie. De Commissie is van plan in een later stadium een haalbaarheidsstudie te starten voor Europese en internationale normalisatiewerkzaamheden op dit vlak.

2.1.2. Sleuteltechnologieën (ST’s)

Volgend jaar zal de Commissie onderzoeken of verdere normalisatie op het gebied van ST’s mede kan bijdragen aan de tijdige ontwikkeling van de interne markt voor producten op basis van ST’s. Dit is een van de aspecten die aan de orde komt in het initiatief van de Commissie om de wetgeving over de interne markt voor industriële producten te beoordelen[8].

Aan de hand van haar onderzoeksfaciliteiten en financieringsprogramma’s ondersteunt de Commissie de ontwikkeling van Europese normen voor karakteriseringsmethoden voor nanomaterialen in geproduceerde vorm die nodig zijn voor het testen van toxiciteit en ecotoxiciteit, voor bemonsterings- en meetmethoden voor blootstelling, en voor methoden om de blootstelling aan nanomaterialen te simuleren. Er is een coherente benadering met activiteiten vanuit OESO-verband vereist en ENO’s moeten nauw samenwerken met internationale normalisatie-instellingen.

5.

2.1.3. Producten op biobasis


Om een interne markt voor producten op biobasis te creëren, moeten er normen worden ontwikkeld en moet de regelgeving worden bijgewerkt. De Commissie verwacht van de ENO’s dat deze blijven werken aan mandaten voor biobrandstoffen en producten op biobasis, met inbegrip van biobrandstoffen in het algemeen, alsook aan specifieke mandaten voor polymeren, smeermiddelen, oplosmiddelen en oppervlakteactieve stoffen op biobasis. Ook moet de mogelijkheid van prenormatief onderzoek naar de ontwikkeling van testmethoden die beschikbaar zijn voor het meten van inhoud op biobasis en van functionaliteiten en duurzaamheidscriteria van innovatieve producten op biobasis, bijvoorbeeld polymeren, smeermiddelen, oplosmiddelen en oppervlakteactieve stoffen, worden overwogen. Pyrolyseoliën en algen kunnen ook gebieden voor normalisatie in verband met biobrandstofproducten zijn.

6.

2.1.4. Duurzaam industrie- en bouwbeleid en duurzame grondstoffen


7.

2.1.4.1. Bouwproducten


De Europese normen moeten worden aangepast aan de nieuwe vereisten, waarbij rekening wordt gehouden met duurzaamheidsaspecten van bouwproducten, ‑processen en ‑werkzaamheden, evenals van innovatieve producten, met als doel de interne markt te versterken.

De Commissie heeft technische deskundigheid beschikbaar gesteld voor het opstellen van een conceptversie van een horizontale norm voor het bepalen van emissies van gereguleerde gevaarlijke stoffen in bouwproducten.

Om de concurrentiepositie van de Europese bouwsector te verbeteren, zal de Commissie de internationale invoering bevorderen van Europese ontwerpnormen (“Eurocodes”) op grond van het actieplan voor duurzaam concurrentievermogen van de bouwsector[9].

In het onderzoek van de Commissie naar de top 10 van meest belastende wetgeving van eind 2012[10] hebben sommige respondenten aangegeven dat zij alleen volledig kunnen profiteren van de vereenvoudiging als gevolg van de laatste herziening van de regelgeving inzake bouwproducten, indien de Europese norm inzake de uitvoering van staal- en aluminiumconstructies wordt geactualiseerd. De Commissie zal de belanghebbenden raadplegen en zal wellicht om een snelle actualisering van de norm vragen.

8.

2.1.4.2. Staal


Europese normen kunnen ook bevorderlijk zijn voor de duurzame productie van staalproducten voor de bouw. De staalindustrie is reeds bezig met de ontwikkeling van SustSteel, het waarmerk voor staalproducten voor de bouw. De Commissie zal het potentieel van SustSteel bestuderen om het marktaandeel van Europese bouwproducten op basis van duurzaam staal een impuls te geven en kan in dit opzicht vragen om specifieke normalisatiewerkzaamheden.

9.

2.1.4.3. Eco-ontwerp/energiegerelateerde producten


Onder de richtlijn inzake ecologisch ontwerp vallen verschillende producten[11], waaronder motoren, pompen, ventilatoren, verlichtingsproducten en huishoudelijke apparaten. Tot nu toe ging de aandacht vooral uit naar energieverbruik. De richtlijn gaat echter in op alle milieuaspecten, met inbegrip van materiaal- en hulpbronnenefficiëntie. In dat opzicht kunnen er normen worden ontwikkeld met betrekking tot hulpbronnenefficiëntie, zoals een recycleerbaarheidsindex, de duurzaamheid van onderdelen of overige ecologische parameters (bijvoorbeeld emissie van vervuilende stoffen in de lucht), met als doel de potentiële vereisten voor eco-ontwerp op overige gebieden te karakteriseren.

De Commissie zal technische wijzigingen aan het bestaande mandaat met betrekking tot geharmoniseerde normen op het gebied van eco-ontwerp opstellen[12] ter ondersteuning van de volgende productvoorschriften op het vlak van eco-ontwerp:

· kleine, middelgrote en grote energietransformatoren;

· professionele bewaarruimten, straalkasten, proceskoelers, koelmachine-eenheden en manshoge koelkamers;

· ventilatiesystemen;

· verlichtingsproducten;

· ruimteverwarmers en boilers.

Afhankelijk van de ontwikkeling van verdere uitvoeringsmaatregelen, kunnen er aanvullende technische aanpassingen worden opgesteld voor producten die onder het bestaande mandaat vallen.

Op grond van het werkplan inzake ecologisch ontwerp voor de periode 2012-2014[13] worden mogelijke vereisten voor eco-ontwerp en/of energie-etikettering overwogen voor de nieuwe productgroepen. De lijst met prioriteiten omvat kozijnproducten, slimme apparaten/meters, wijnbewaarkasten, stoomboilers, bedrijfsservers, stroomkabels en watergerelateerde producten. De Commissie zal het mandaat voor eco-ontwerp actualiseren, zodat waar nodig technische aanpassingen voor specifieke producten kunnen worden uitgevaardigd.

10.

2.1.4.4. Recycling van afvalstoffen


Nieuwe Europese normen voor gerecycleerde materialen met een bepaalde kwaliteitsgraad (bv. metalen, hout en textiel) zouden ook de marktontwikkeling ten goede komen. De Commissie verwacht nieuwe normalisatiewerkzaamheden ter ontwikkeling en validering (interlaboratoriumvergelijking) van methoden voor:

· afvalkarakterisering voor gevaarlijke eigenschap H12 – afvalstoffen die zeer vergiftig gas ontwikkelen van de categorie 1, 2 of 3;

· vaststelling van elementen en stoffen in afval die van belang zijn voor volksgezondheids- en milieugevaren (gevaarlijke eigenschappen H4, H5, H6, H7, H8, H10, H11, H13 en H14);

· duurzaamheids- en giftigheidsnormen voor gerecycled bio-afval of bijproducten van de landbouw (anders dan kunstmest).

11.

2.1.4.5. Niet-energetische en niet-landbouwgrondstoffen


Binnen het Europees Innovatiepartnerschap inzake grondstoffen[14] komen verschillende belanghebbenden bijeen om de marktintroductie van technologische en overige oplossingen te versnellen. De Commissie werkt aan een strategisch uitvoeringsplan met inbreng van de belanghebbenden, hetgeen kan voorzien in normalisatiewerkzaamheden.

12.

2.1.5. Schone voertuigen en vaartuigen


De mededeling van de Commissie inzake CARS 2020[15] voorziet in gecoördineerde beleidsmaatregelen ter ondersteuning van de introductie op de markt van schone voertuigen, met inbegrip van de ontwikkeling van plug-in elektrische en hybride voertuigen, waarvoor tijdige normen of vereisten benodigd zijn voor de oplaadinfrastructuur. Het pakket “Schone energie voor het vervoer”[16] vereist dat de Commissie verzoekt om de ontwikkeling van nieuwe Europese normen.

Als gevolg van internationale overeenkomsten inzake gemeenschappelijke normen en voorschriften, met name binnen het VN/ECE-kader, zullen er kostenbesparingen en een versnelde marktgroei worden gerealiseerd. De Commissie heeft ook samen met de VS, China en Japan een gemeenschappelijk initiatief gelanceerd om voor elektrische voertuigen verdere gemeenschappelijke regelgevingsbenaderingen inzake veiligheids- en milieukwesties te onderzoeken.

De Commissie zal een prenormatief onderzoek opzetten inzake accubescherming en waterstofopslag voor autotoepassingen. Hierdoor kan een wetenschappelijke en technologische basis worden gevormd voor veiligheidskwesties met betrekking tot elektrische componenten van oplaadbare energieopslagsystemen.

Ook zal de Commissie in het kader van internationale samenwerking, met name met de VS, een prenormatief onderzoek verrichten naar de meet- en testmethoden om de prestaties van waterstof- en brandstofceltechnologieën te karakteriseren. Daarnaast zal ze technische input bieden voor de ontwikkeling van wereldwijde genormaliseerde/geharmoniseerde testcycli en ‑procedures voor alle lichte bedrijfsvoertuigen en elektrische voertuigen.

13.

2.1.6. Slimme netwerken


Er is een adequate infrastructuur vereist, met inbegrip van oplossingen voor opslag en het herstellen van het evenwicht tussen vraag en aanbod, om hernieuwbare energie te integreren in de elektriciteitssystemen, bij te dragen aan de energie-efficiëntie en tegemoet te komen aan nieuwe eisen. Er zijn normen vereist voor de interoperabiliteit van slimme netwerken over de grenzen en er is een gemeenschappelijke reeks minimumnormen nodig.

In december 2012 heeft de stuurgroep van de in 2009 door de Commissie opgezette taakgroep slimme netwerken[17] een herhaling van het mandaat[18] ter ondersteuning van de ontwikkeling van een Europees slim netwerk voor 2013-14 goedgekeurd. Daarbij gaat het primair om de volgende twee doelstellingen:

· testmethoden voor systeeminteroperabiliteit en een conformiteitstestplan;

· uitvoering van de methoden die zijn ontwikkeld en een tweede normenreeks.

De Commissie zal aan deze werkzaamheden bijdragen in het licht van de Europese beleidsmaatregelen en het werkprogramma van de Trans-Atlantische Economische Raad inzake interoperabiliteit van slimme netwerken/e-voertuigen.

14.

2.2. Versterking van de interne markt ten aanzien van goederen en diensten


De interne markt is een cruciale motor voor groei en werkgelegenheid. Europese normen stimuleren het concurrentievermogen doordat de productiekosten worden teruggebracht, de kwaliteit en de prestaties worden gewaarborgd, en ervoor wordt gezorgd dat innovatieve technologieën op de markt kunnen worden gebracht. Geharmoniseerde normen gaan echter verder: naleving waarborgt tevens het vereiste veiligheidsniveau van de producten.

15.

2.2.1. Kinderveiligheid


De Commissie zal ter ondersteuning van de richtlijn inzake algemene productveiligheid en markttoezicht[19] de ontwikkeling aanvragen van Europese normen voor draagdoeken, draagzakken met of zonder frame, springstoeltjes en wipstoeltjes en vergelijkbare artikelen voor baby’s. Normen inzake speelplaatsen en speelplaatsuitrusting kunnen eveneens worden aangevraagd.

16.

2.2.2. Veiligheid van overige consumptieproducten


Het waarschuwingssysteem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke niet-voedingsproducten – Rapex – zorgt dat gevaarlijke producten sneller worden ontdekt en verwijderd van de EU-markt. Veiligheid aan de bron is nog altijd een zeer belangrijk aandachtspunt. De Commissie is van plan op grond van de richtlijn verzoeken in te dienen voor Europese normen ten aanzien van schoorsteenloze ethanolhaarden, kandelaars, barbecues en tuinmeubilair. Het belang hiervan wordt eens te meer benadrukt in het pakket van de Commissie van februari 2013 inzake markttoezicht en productveiligheid[20], dat een voorstel bevat voor een nieuwe verordening inzake productveiligheid voor consumenten.

17.

2.2.3. Kwaliteit en veiligheid van levensmiddelen en diervoeder


Er zijn nieuwe of verbeterde mondiaal geaccepteerde normen voor voedselveiligheid en ‑kwaliteit vereist om de effecten van globalisering op de voedselproductie, ‑handel en ‑consumptie aan te pakken, met inbegrip van biologische levensmiddelen, die meer en meer aanwezig zijn in de internationale handelsuitwisselingen. Dit vereist onderzoek op hoog niveau op het gebied van voedselveiligheidsnormen en nieuwe methoden en/of referentiematerialen die moeten worden gevalideerd en gecertificeerd voor gebruik bij officiële controle van levensmiddelen en diervoeder.

Om een uniforme en effectieve handhaving van de EU-wetgeving[21] in alle lidstaten te garanderen en te zorgen voor een hoge mate van veiligheid, zijn een verbetering van de bestaande methoden, de ontwikkeling van verdere genormaliseerde onderzoeksmethoden en de validering van bestaande normen voor nieuwe voedselmatrices vereist.

De Commissie zal hieraan bijdragen door technische expertise te leveren en gezamenlijk gevalideerde methoden in te dienen voor het ontdekken en bepalen van ongewenste stoffen in levensmiddelen en diervoeder.

18.

2.2.4. Cosmetica


In het kader van de cosmeticaverordening[22] kan de Commissie om normalisatieactiviteiten met betrekking tot goede productiepraktijken en de bemonstering en analyse van cosmetische producten vragen.

19.

2.2.5. Vezelsamenstelling van textielproducten


Op grond van de textielverordening[23] verwacht de Commissie een normalisatiemandaat te verlenen ten aanzien van de kwantitatieve analyse van mengsels van textielvezels, aangezien de huidige kwantificatiemethoden van de EN‑ISO-normen verschillen van degene die zijn opgenomen in de verordening.

20.

2.2.6. Kunstmest


Het voornaamste doel van het toekomstige voorstel voor de herziening van de kunstmestverordening[24] is om het toepassingsbereik uit te breiden van kunstmest tot overige categorieën producten die momenteel onder de nationale regelgeving vallen. De Commissie gaat waarschijnlijk nieuwe normen aanvragen ten aanzien van terminologie, een lijst van soorten per specifieke productcategorie, verdere verheldering van de etiketteringsvereisten, vereisten voor chemische samenstelling en uitwerking op de landbouw, alsmede testmethoden.

De ENO’s zullen worden gevraagd te verifiëren of de horizontale analytische normen die zijn ontwikkeld voor slib, biologisch afbreekbaar afval en bodem ook gelden voor biologische kunstmest en biologische bodemverbeteraars. Ook moeten er specifieke methoden worden ontwikkeld en gevalideerd voor biologische groeimiddelen voor planten en specifieke additieven voor kunstmest.

21.

2.2.7. Veiligheid van offshore uitrusting


Normalisatie is nodig ter verbetering van de veiligheid van de uitrusting van de offshore olie- en gasindustrie. Omdat het mandaat op het gebied van uitrusting die wordt gebruikt door de offshore olie- en gasindustrie[25] door de ENO’s is afgewezen, zal de Commissie de normalisatie van bepaalde specifieke onderdelen van de veiligheidskritische uitrusting aanvragen.

22.

2.2.8. Luchttransport


De interoperabiliteitsverordening[26] heeft betrekking op de modernisering van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeheer. In maart 2013 is er een mandaat[27] verleend aan de ENO’s om in samenwerking met de Europese Organisatie voor Burgerluchtvaartapparatuur (Eurocae), alsmede in nauwe samenwerking met het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (Easa), een lijst op te stellen van Europese normen die zijn vastgesteld in de routekaart van het Europees ATM-masterplan, zoals dat reeds wordt ontwikkeld door Eurocae. De gedetailleerde lijst met normen wordt bijgesloten als bijlage bij het mandaat, maar wordt gewijzigd overeenkomstig de periodieke actualisering van het ATM-masterplan.

De normen van het GNSS (met betrekking tot Egnos en Galileo) voor de luchtvaart van het ATM-masterplan voor stap 2 en 3 (Essentiële operationele wijzigingen), vallen onder punt 2.2.13.2 en sommige specifieke veiligheidsnormen voor de luchtvaart vallen onder punt 2.2.14 van dit werkprogramma.

Deze Europese normen zouden ook wereldwijd moeten worden bevorderd, voornamelijk via de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (de ICAO), teneinde ook te zorgen voor mondiale interoperabiliteit.

Er is een mondiale markt voor systemen voor onbemande luchtvaartuigen in opkomst, die aanzienlijk groei- en werkgelegenheidspotentieel heeft. Om dit potentieel ook echt aan te boren zijn er normen vereist voor de progressieve integratie van dergelijke systemen met het Europees systeem voor luchtverkeersbeheer. Dit zal worden overwogen in de herziene normalisatieroutekaart van het ATM-masterplan.

23.

2.2.9. Spoorwegvervoer


Indien de EU volledig wil profiteren van een interne ruimte zonder grenzen, dient de onderlinge koppeling en de interoperabiliteit van de nationale spoorwegnetwerken en de toegang daartoe te worden verbeterd. Er zijn nieuwe Europese normen vereist ter ondersteuning van:

· maatregelen ter preventie van uitbreiding van vuurhaarden;

· Europese ticketloze systemen (“Manifest On List”) en systemen voor elektronische aflevering (“Ticket On Departure”) voor het spoor.

De Commissie zal een voorstel doen voor de herziening van de technische specificaties voor interoperabiliteit ten aanzien van personen met verminderde mobiliteit, met als doel de inhoud te vereenvoudigen en de toepassing te bevorderen.

De Commissie werkt momenteel aan een initiatief om innovatieve oplossingen sneller ingang te doen vinden. Het doel is om tot een volledig geïntegreerd en interoperabel Europees spoorwegnet te komen. Het initiatief omvat onder meer voorstellen voor hoe Europese onderzoeks- en innovatieactiviteiten met betrekking tot de gehele innovatiecyclus beter kunnen worden gecoördineerd en toegespitst om zowel de enkele Europese spoorwegruimte (SERA) als de concurrentiepositie van de Europese spoorwegindustrie te ondersteunen.

24.

2.2.10. Alternatieve brandstoffen


Er is normalisatie vereist voor de uitvoering van het pakket “Schone energie voor het vervoer”, met inbegrip van de Europese strategie voor alternatieve brandstoffen en het voorstel voor een richtlijn betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen[28].

De technische specificaties voor de interoperabiliteit van de oplaad- en tankpunten voor elektriciteit, LNG en CNG, zoals gespecificeerd in de richtlijn, moeten worden vastgesteld aan de hand van Europese normen die volledig compatibel zijn met de internationale normen.

Terwijl de ENO’s reeds werken aan een mandaat voor injectie van biomethaan in het aardgasnetwerk en aan hogere FAME-mengsels in diesel voor zware vrachtwagens, moeten er voor biobrandstoffen normen voor hogere ethanolmengsels in benzine worden ontwikkeld.

De Commissie zal de normalisatiewerkzaamheden ten aanzien van de injectie van biomethaan in aardgaspijpleidingen, het gebruik van biomethaan als brandstof voor voertuigen en methoden voor het meten van het biomethaangehalte in het aardgasnetwerk ondersteunen. Ook zal zij haar steun geven aan een snelle marktintroductie van geavanceerde concepten door normalisatie en ontwikkeling van normen voor fotovoltaïsche technologie.

2.2.11. Beveiliging van infrastructuur[29]

De Commissie zet een netwerk op van belanghebbenden bij de bescherming van kritieke infrastructuur. Hierbij zijn negen thematische gebieden afgebakend: beveiliging van de luchtvaart, explosieven, de weerstand van structuren, chemische stoffen, biologische bedreigingen in water, radiologische en nucleaire bedreigingen, aardbevingen, cameratoezicht en biometrie. De werkzaamheden aan testrichtsnoeren, gemeenschappelijke testprotocols, testnormen en aanbevelingen voor certificering en beleidsvereisten dienen tevens als ondersteuning voor bestaande en toekomstige mandaten.

De Commissie zal mogelijk ook belanghebbenden raadplegen over de richtlijn betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur[30], hetgeen zou kunnen leiden tot een mandaat voor een gemeenschappelijk certificeringssysteem van veiligheidsprestaties voor wegen. Daarna zouden ook vereisten kunnen worden ontwikkeld ter waarborging van een minimumniveau van veiligheid binnen het gehele trans-Europese wegennet, onverminderd de vereisten van de verordening voor het verhandelen van bouwproducten[31].

25.

2.2.12. Draadloze communicatie


Het is van cruciaal belang dat geharmoniseerde normen uit hoofde van bestaande mandaten verder worden ontwikkeld en worden geactualiseerd. De Commissie stelt mogelijk nieuwe mandaten op ten aanzien van:

ontwikkeling en beheer van mobiele communicatienormen (UMTS, LTE, LTE geavanceerd enz.) in het kader van het Partnerschapsproject voor de derde generatie (3GPP);

efficiënt gebruik van het radiospectrum voor het naast elkaar bestaan van mobiele communicatiediensten en de werking van radioapparatuur en ontvangsttoestellen in aangrenzende frequentiebanden.

2.2.13. De ruimte ten dienste van de burgers[32]

26.

2.2.13.1. Normen voor upstream en downstream ruimte-industrie


Bij de normalisatie van de ruimte gaat het om de prioriteiten die zijn vervat in de EU-ruimtevaartstrategie en in het Europees industriebeleid op het gebied van de ruimtevaart. De behoeften worden gedefinieerd in een mandaat ter ontwikkeling van de normalisatie van de ruimte-industrie[33], dat de periode 2011-2013 omvat. Indien de Commissie dit nodig acht, kan zij dat mandaat echter verlengen tot 2014-2015.

Op grond van dit mandaat dienen de ENO’s een reeks onderwerpen aan te pakken, met inbegrip van navigatieontvangers en positiebepalers, informatie-uitwisseling, gegevensopmaken, integratie van mobiele, vaste en mondiale navigatiesatellietsystemen, planeetbescherming, omgevingsbewustzijn in de ruimte, grondsegmentinterfaces voor tweeërlei gebruik en payloadinterfaces.

2.2.13.2. Normen voor Europese GNSS-programma’s

Er is normalisatie vereist ter ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van de Europese satellietnavigatiesystemen (Egnos en Galileo). Hoewel het precieze maturiteitssniveau voor een bepaald jaar moeilijk te voorspellen is, dient de normalisatie in ieder geval het volgende te omvatten: ontvangers voor de massamarkt voor grondtoepassingen, systemen voor de uitbreiding van satellietdiensten van de volgende generatie, gebruikersapparatuur voor de burgerluchtvaart in samenwerking met Eurocae, Galileosignalen en ‑diensten in de context van de ICAO, de introductie van Galileo voor de positiebepaling van mobiele apparaten, en een routekaart voor het ‘EGNOS Enabled’-label.

27.

2.2.14. Veiligheid


Er zijn normalisatiestappen genomen zoals uiteengezet in de mededeling “Beleid op het gebied van de veiligheidsindustrie: Actieplan voor een innovatieve en concurrerende veiligheidsindustrie”[34]. Op basis van de uitkomsten van het lopende mandaat voorziet de Commissie het volgende:

· minimumnormen voor detectie en normen voor bemonstering van chemische, biologische, radiologische, nucleaire en explosieve stoffen (CBRNE), onder andere op het gebied van luchtvaartbeveiliging;

· algemene technische normen en algemene normen inzake interoperabiliteit voor geautomatiseerde grenscontrolesystemen en voor biometrische identificatiemiddelen;

· normen voor interoperabiliteit op het gebied van communicatie en bevel en controle, alsmede organisatorische interoperabiliteit op het gebied van crisisbeheer/civiele bescherming, met inbegrip van informatievoorziening aan de bevolking in haar geheel.

Bovendien worden acties verwacht die moeten leiden tot verdere normalisatie op de volgende vlakken:

· ‘hybride’ normen die gelden voor civiele veiligheid en defensietechnologieën, bijvoorbeeld voor CBRNE en technologieën voor waarneming en ontwijking;

· normen voor ingebouwde privacy en/of standaardnormen voor de uitvoering van privacybeheerskwesties tijdens de ontwikkeling en productie van veiligheidstechnologieën en producten.

28.

2.2.15. Nucleaire veiligheid en beveiliging


De EU streeft ernaar te zorgen voor een vreedzaam gebruik van nucleaire energie op basis van de hoogste normen van nucleaire veiligheid, beveiliging en non-proliferatie. Bij de G8-top in 2008 is het internationaal initiatief inzake geïntegreerde aanpak van de veiligheid, beveiliging en veiligheidscontrole voor nucleaire energie in het leven geroepen, samen met de Groep nucleaire veiligheid en beveiliging (GNVB). Het initiatief is een combinatie van het concept van internationaal bindende beveiliging en veiligheidsnormen.

De Commissie draagt bij aan de belangrijkste normalisatieactiviteiten op het gebied van nucleaire veiligheid en beveiliging. Daarbij gaat het onder meer om:

· interoperabiliteit van gegevens voor materiaaltechnologie (Elssi-EMD);

· Itrap (Illicit Trafficking Radiation Assessment Programme) voor een evaluatie en prestatievergelijking van stralingsdetectieapparatuur;

· normalisatie van gegevensopmaken, referentiematerialen voor nucleaire waarborgen, en forensisch onderzoek;

· uitwisseling van radiologische/nucleaire informatie in Europa;

· instrumentatie van kernenergiecentrales en controlesystemen die van belang zijn voor veiligheid en beveiliging.

De Commissie zal tevens bijdragen aan de ontwikkeling van standaardopmaken voor gegevens voor materiaaltechnologie en het gebruik van deze gegevensopmaken voor efficiënte opslag en overdracht van informatie over nucleaire materialen.

29.

2.2.16. Chemische stoffen


Normen dragen bij aan een geharmoniseerde aanpak van de handhaving van de verordening inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach)[35] in de lidstaten. Momenteel is het aan de ENO’s om (verdere) analytische methoden te ontwikkelen ten behoeve van:

· het vaststellen van de aanwezigheid/concentratie van lood (uitgedrukt als metaal) in gebruiksvoorwerpen in verschillende matrices;

· de migratie van loodcomponenten van gebruiksvoorwerpen, rekening houdend met verschillende matrices;

· het vaststellen van de aanwezigheid/concentratie van acht polycyclische aromatische koolwaterstoffen (BaP, BeP, BaA, CHR, BbFA, BjFA, BkFA en DBAhA) in gebruiksvoorwerpen;

· het vaststellen van de concentratie van chroom-(VI)-verbindingen in voorwerpen van leder;

· de migratie van gebruiksvoorwerpen van voornoemde stoffen (acht polycyclische aromatische koolwaterstoffen en chroom-(VI)-verbindingen) onder redelijk voorzienbare gebruiksomstandigheden.

Het genereren van standaardgegevens over chemische stoffen draagt ook bij tot een betere acceptatie door alle belanghebbenden en een reductie van de beoordelingskosten van chemische stoffen voor de industrie.

2.2.17. Normen voor horizontale diensten[36]

Om de voltooiing van de interne markt voor diensten te bevorderen heeft de Commissie in 2013 een mandaat[37] verleend voor de programmering en ontwikkeling van normen voor horizontale diensten.

30.

2.2.18. Veiligheid van specifieke diensten


Dit werkonderdeel is behoudens de uitkomst van een brede raadpleging onder de belanghebbenden, die voorlopig gepland staat voor de tweede helft van 2013. Indien de inbreng van de belanghebbenden leidt tot de conclusie dat de normalisatie van de veiligheid van diensten, bijvoorbeeld ten aanzien van brandveiligheid van hotels, kan rekenen op brede ondersteuning, moet deze optie open worden gehouden.

2.2.19. Zorgdiensten[38]

Een belangrijke functie van normen voor diensten is dat er een gemeenschappelijk ijkpunt voor essentiële diensten wordt vastgesteld. Dit geldt ook voor de groeiende sector van zorgdiensten, met name voor chronische, niet-overdraagbare ziekten. Wat betreft de normalisatie zijn er specifieke gebieden voor ENO-mandaten te voorzien voor horizontale aspecten zoals patiëntveiligheid en ‑registratie, voor ziektespecifieke accreditatieregelingen, zoals zorgdiensten voor borstkanker, en voor fasespecifieke diensten zoals revalidatiecentra.

De Commissie zal een haalbaarheidsstudie gelasten om de bestaande internationale en nationale normen vast te stellen en de mate te beoordelen waarin deze worden gebruikt en voldoen aan de behoeften van de gezondheidszorg. Ook zal zij de voorwaarden definiëren waaronder normen voor zorgdiensten kunnen worden ontwikkeld, met inbegrip van de relatie met klinische normen en de deelname van relevante belanghebbenden bij de ontwikkeling van normen.

31.

2.2.20. Toegankelijkheid


De Commissie werkt momenteel aan een Europese toegankelijkheidswet en overweegt om normalisatiewerkzaamheden aan te vragen voor bepaalde goederen en diensten in het geval er nog geen toegankelijkheidsnormen op EU-niveau bestaan. De Commissie zal ook de behoefte overwegen aan aanvullende werkzaamheden op relevante gebieden die onder het VN-Verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap vallen.

Bovendien heeft de Commissie onlangs een voorstel voor een richtlijn betreffende de toegankelijkheid van websites van overheidsinstanties aangenomen. De Commissie overweegt of er aanvullende normalisatiewerkzaamheden vereist zijn ten behoeve van enerzijds wetshandelingen in het licht van de lopende werkzaamheden op grond van mandaten ter ondersteuning van Europese toegankelijkheidsvereisten voor openbare aanbestedingen op ICT-gebied[39] en in de bebouwde omgeving[40], en anderzijds het mandaat om het concept van “ontwerpen voor iedereen” in de relevante normalisatie-initiatieven op te nemen[41].

Verder wordt naar aanleiding van de mededeling van de Commissie “Europa, toeristische topbestemming in de wereld”[42] het gebruik van normalisatieproducten overwogen om algemeen overeengekomen specificaties vast te stellen voor het universele ontwerp van toeristische diensten en om de opleidingsvereisten te bepalen met als doel ervoor te zorgen dat toeristische diensten toegankelijker worden.

32.

2.3. Innovatie


Door informatie over de toestand van bepaalde technologie te codificeren, kunnen normen zorgen voor verspreiding van kennis, interoperabiliteit tussen nieuwe producten, diensten en digitale inhoud, en kunnen zij daarnaast zorgen voor een innovatieplatform.

Op bepaalde vlakken van technologie ondersteunen normen de groei door middel van internationaal overeengekomen terminologie en meet- en karakteriseringsmethoden. Protocollen voor gezondheids- en veiligheidsbeoordeling kunnen tevens een barrière wegnemen voor innovatie op gebieden als nanotechnologie, en deze kunnen worden onderworpen aan toekomstige mandaten.

Wetenschappelijke activiteiten leveren een belangrijke bijdrage aan het normalisatieproces. De methoden, processen en materialen die leiden tot normen worden geheel of gedeeltelijk gedefinieerd op grond van de beschikbare wetenschappelijke kennis. De Commissie kan bijvoorbeeld toekomstige technologische ontwikkelingen helpen vaststellen in het geval vroegtijdige normalisatie de Europese industrie zou helpen.

In de context van eco-innovatie kan de Commissie ook een systeem bevorderen waarbij het volgende ijkpunt in de zin van hulpbronnenefficiëntie van tevoren bekend is, zodat ondernemingen die in dat opzicht voorop lopen, hun mondiale concurrentiepositie kunnen verbeteren.

33.

2.3.1. Innovatiepartnerschappen


Europese innovatiepartnerschappen (EIP’s) zijn actief in de hele onderzoeks- en innovatieketen, waardoor alle relevante partijen op EU-, nationaal en regionaal niveau worden bijeengebracht en zo goed mogelijk kan worden geanticipeerd op eventueel noodzakelijke regelgeving en normen, en deze versneld kunnen worden uitgevoerd.

Het EIP inzake actief en gezond ouder worden[43] is bedoeld om te zorgen voor interoperabiliteit en om mogelijke hinderpalen voor markttoegang weg te nemen door middel van normen en referentiespecificaties voor nieuwe apparatuur en diensten voor geïntegreerde zorg en zelfstandig wonen. Normen zouden ook een belangrijke rol moeten spelen bij overige EIP’s, bijvoorbeeld ten aanzien van productiviteit en duurzaamheid in de landbouw[44], inzake slimme steden en gemeenschappen[45] en inzake water[46].

34.

2.3.2. Wetenschap in normen


De werkgroep CEN/Cenelec ten behoeve van normalisatie, innovatie en onderzoek (Stair) is een voorbeeld van hoe ENO’s regelmatig contact kunnen houden met de academische wereld, al hoeven dergelijke banden niet te worden uitgebreid. De Commissie zal derhalve een forum in het leven roepen ter verbetering van de communicatie tussen de academische en de normenwereld, dat gezamenlijk wordt bijeengeroepen door de Europese vereniging van onderzoeks- en technologische organisaties (Earto - European Association of Research and Technology Organisations), de ENO’s en de Commissie.

35.

2.3.3. Stelsel van systemen


Met het oog op de toekomst moet de toenemende technologische vervlechting die nodig is om de maatschappelijke problemen aan te pakken, zijn weerslag vinden in een systeembenadering voor bepaalde normalisatieactiviteiten. Voor elders genoemde gevallen (slimme steden, slimme netwerken, elektrische voertuigen enz.) hebben de ENO’s specifieke coördinatiegroepen opgezet, die de activiteiten van de desbetreffende technische organen bijeenbrengen en sturen.

Voor de komende jaren worden er meer van dit soort groepen verwacht, met name ter ondersteuning van horizontale mandaten. Hierbij zou het onder meer kunnen gaan om het vestigen van specifieke systeemgroepen, bijvoorbeeld evaluatiegroepen voor het afbakenen van grenzen, groepen die werken op systeemniveau of hulpbronnengroepen die gespecialiseerde hulpmiddelen en software bieden.

2.4. Een digitale agenda voor Europa[47]

Voor de interoperabiliteit van ICT-producten, -diensten, -applicaties en digitale inhoud die van belang is voor het bouwen van een doelmatige digitale samenleving, zijn normen onontbeerlijk. Gezien de mondiale aard van de ICT-markt, is er samenwerking tussen de ENO’s en de desbetreffende fora en consortia vereist om goed om te kunnen gaan met de voortdurend groeiende vraag naar normen ter ondersteuning van de interoperabiliteit op dit zich snel ontwikkelende gebied.

In het ontwikkelingsplan voor ICT-normalisatie[48] zijn in nader detail de gebieden vastgelegd waar normen zouden kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van ICT-gerelateerde beleidsdoelstellingen, mede door het testen van complementaire interoperabiliteit en bewustmakingsacties om ervoor te zorgen dat de normen effectief worden overgenomen.

36.

2.4.1. E-gezondheid


Interoperabiliteit, met name in grensoverschrijdende zin, is van cruciaal belang voor het wijdverspreide gebruik van ICT in de gezondheidszorg, zoals uiteengezet in de richtlijn betreffende de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg[49]. Tegelijkertijd moeten bepaalde kwesties met betrekking tot gegevensbescherming worden aangepakt, wil men nieuwe producten en diensten ook echt kunnen benutten. Het doel is om beter gebruik te maken van de beschikbare normen en om waar nodig nieuwe te ontwikkelen.

Uit onderzoek blijkt dat Europese en internationale normen vaak niet specifiek genoeg zijn om te zorgen voor interoperabiliteit van ICT-oplossingen voor e‑gezondheid[50]. Op basis van advies van het netwerk inzake e-gezondheid kunnen er meer gedetailleerde specificaties, zoals voor overheidsopdrachten, worden vastgesteld die bijdragen aan het interoperabiliteitskader voor e-gezondheid. De Commissie stelt voor om de interoperabiliteit een impuls te geven aan de hand van de verdere ontwikkeling en validering van specificaties en componenten, alsmede waar nodig aan de hand van normalisatiemandaten.

2.4.2. Op radiofrequentie werkende identificatiemiddelen (RFID’s)

Gegevensbeschermings-, privacy- en informatiebeveiligingsaspecten worden aangepakt door het mandaat op het gebied van ICT toe te passen op RFID’s[51]. De doelstelling van de eerste fase was om een compleet kader voor de ontwikkeling van toekomstige RFID-normen te creëren. De werkzaamheden van de tweede fase, die momenteel gaande zijn, moeten begin 2014 uitmonden in een reeks Europese normen, technische specificaties en verslagen.

37.

2.4.3. E-vaardigheden en e-leren


Zoals aangegeven in de mededeling van de Commissie inzake “E-vaardigheden voor de eenentwintigste eeuw”[52], bevorderen pan-Europese competentiekaders, hulpmiddelen, en efficiënte en interoperabele oplossingen voor e-leren de ontwikkeling van ICT-gerelateerde vaardigheden en dragen ze tevens bij tot een leven lang leren. Op de volgende gebieden worden nieuwe normalisatieacties voorzien:

· kaders voor e-competenties voor ICT-gebruikers, ICT-professionals en e‑leiders;

· aanbevelingen en richtsnoeren inzake de ontwikkeling van een nieuw lesprogramma voor ICT-professionals en e-leiders;

· Europese kwaliteitsnormen voor e-leren om te zorgen voor harmonisatie, gebruik en uitvoering;

· cursussen voor e-leren, bewaarplaatsen voor inhoud en uitwisselingsmechanismen;

· interoperabiliteitsnormen voor interactieve elektronische boeken en overige digitale onderwijsmaterialen.

38.

2.4.4. E-aanbesteding/e-catalogi


De Commissie heeft het voornemen e-aanbestedingen eenvoudiger te maken door de opkomst van een interoperabel Europees kader te bevorderen, waar mogelijk voortbouwend op Europese normen. Normalisatiewerkzaamheden die reeds gaande zijn, kunnen worden uitgebreid of voltooid. Normen moeten ertoe bijdragen om e‑aanbestedingen efficiënter te maken door rekening te houden met de resultaten van EU-projecten, zoals het Peppol-project (Pan-European Public Procurement Online) en de werkzaamheden die worden ondernomen door de CEN.

Gebrek aan een gemeenschappelijke definitie van e-catalogi binnen de gehele EU en de vele verschillende classificatieregelingen voor producten en diensten behoren tot de obstakels die ondernemingen – met name kmo’s – ervaren als ze proberen e‑aanbestedingen te verrichten. Om te zorgen voor consistente en integrale oplossingen, moeten aspecten van zowel de fase voorafgaand aan als de fase volgend op de toekenning verder worden uitgewerkt door de CEN, met inbegrip van de interfaces voor e-facturen en betalingsoplossingen.

39.

2.4.5. Elektronische facturen (e-facturen)


De Commissie is voornemens om online transacties eenvoudiger te maken. Zij doet dit door te zorgen voor de voltooiing van de eengemaakte Europese betalingsruimte (SEPA) en door de opkomst te bevorderen van een interoperabel Europees e‑factureringskader. Het multi-stakeholderforum inzake elektronische facturering geeft advies over de specifieke normalisatiebehoeften.

De Commissie en de CEN zullen de inbreng beoordelen om er zodoende voor te zorgen dat er passende Europese normen beschikbaar komen. De normen op het gebied van e‑facturering moeten zorgen voor een koppeling met de desbetreffende normen voor e‑aanbestedingen en de SEPA. Daarnaast moeten de Europese en internationale normalisatie-instanties streven naar de snelle ontwikkeling van complementaire e‑businessberichten ter verbetering van de mogelijkheden om effectief producten en diensten uit te wisselen.

De Commissie verleent mogelijk een mandaat voor de definitie van een semantisch interoperabiliteitsmodel en van een Europees gegevensmodel voor e-facturering.

40.

2.4.6. Onlinegeschillenbeslechting (ODR - online dispute resolution) voor e-handel


Op grond van de verordening betreffende onlinegeschillenbeslechting[53] wordt een Europees ODR-platform in het leven geroepen. Het is nodig dat de rol van internationale en Europese normalisatie voor de interoperabiliteit tussen het ODR-platform en de op nationaal niveau beheerde ODR-regelingen wordt onderzocht en gedefinieerd. De Commissie streeft er in het bijzonder naar om de ontwikkeling te stimuleren van een interoperabel ODR-kader voor gegevensuitwisseling, dat voortbouwt op de normen en praktijken van het United Nations Centre for Trade Facilitation and Electronic Business (Centrum van de Verenigde Naties voor de bevordering van handel en elektronisch zakendoen, UN/Cefact).

2.4.7. Het “internet der dingen” (IoT – Internet of Things)

Het IoT verwijst naar de onzichtbare aansluiting van miljarden objecten op het internet om informatie op te halen van dan wel te versturen naar een systeem op afstand, vaak zonder directe menselijke interventie. Het blijft niet beperkt tot één specifieke communicatietechnologie en omvat diverse technische oplossingen (RFID, TCP/IP, sensoren, aandrijfmiddelen, interfaces enz.) met betrekking tot objectidentificatie en gegevensverzameling, ‑opslag, ‑verwerking en ‑overdracht binnen fysieke omgevingen en tussen fysieke en virtuele contexten.

Een mandaat voor IoT-normalisatie onderzoekt in eerste instantie (1 à 2 jaar) in hoeverre normen ervoor kunnen zorgen dat aan de (wettelijke) gegevensbeschermings- en beveiligingsvereisten wordt voldaan. In tweede instantie zullen dergelijke normen worden ontwikkeld.

41.

2.4.8. Elektronische identificatie- en vertrouwensdiensten inclusief elektronische handtekeningen


In het kader van de richtlijn betreffende elektronische handtekeningen[54] heeft de Commissie begin 2010 een mandaat verleend[55] om de normen met betrekking tot elektronische handtekeningen en bijbehorende vertrouwensdiensten te rationaliseren tot een coherent geactualiseerd kader. Het gerationaliseerde kader is opgebouwd uit zes elementen: creëren en valideren van elektronische handtekeningen; apparaten met betrekking tot het creëren ervan; cryptografische suites; vertrouwensdiensten die ondersteuning bieden, zoals de uitgifte van certificaten; diensten met toegevoegde waarde, zoals geregistreerde e-mail of opslag van gegevens; en de levering van statuslijsten voor vertrouwensdiensten. De meeste resultaten worden vanaf 2014 verwacht.

In juni 2012 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een verordening betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt[56] ter vervanging van de richtlijn betreffende elektronische handtekeningen en tot uitbreiding van de werkingssfeer met elektronische identificatie, handtekeningen, zegels, tijdsstempels, levering, documenten of certificaten van authenticiteit voor websites. Ter ondersteuning van de uitvoering zijn aanvullende normalisatiemandaten vereist.

42.

2.4.9. Kaart-, internet- en mobiele betalingen


Het gebrek aan normen en interoperabiliteit tussen de verschillende partijen en oplossingen met betrekking tot kaart-, internet- en mobiele betalingen is een bron van marktfragmentatie en vertraagt de wijdverspreide acceptatie van innovatieve pan-Europese betalingsmethoden.

De Commissie is van plan om samen met de Europese Centrale Bank de convergentie van lopende normalisatiewerkzaamheden op het gebied van kaartbetalingen te bevorderen en zo de opkomst van pan-Europese normen voor m‑betalingen en internetbetalingen een impuls te geven. Als eerste stap wil de Commissie de ENO’s en overige relevante organen, zoals de SEPA-raad, uitnodigen de bedrijfs- en gebruikersvereisten in kaart te brengen en de bestaande hiaten in de normalisatie te beoordelen.

2.4.10. Intelligente vervoerssystemen (ITS – Intelligent Transport Systems)[57]

Gemeenschappelijke Europese normen en technische specificaties zijn van het allergrootste belang om te zorgen voor de interoperabiliteit van ITS-diensten en ‑toepassingen, de introductie daarvan te versnellen en het effect ervan te optimaliseren. Nieuwe normalisatiemaatregelen betreffen onder meer:

· coöperatieve systemen voor intelligent vervoer;

· multimodale reisplanners;

· een open architectuur voor een platform aan boord van voertuigen;

· digitale kaarten;

· interoperabiliteit van het openbaar vervoer en ITS in de stedelijke omgeving;

· richtsnoeren en technische specificaties om veilige interactie tussen mens en machine aan boord van voertuigen te waarborgen;

· elektronische wegentolinning,

· internationale samenwerking gericht op mondiale harmonisatie van normen (overeenkomsten met de VS en Japan met betrekking tot ICT-toepassingen voor wegvervoer).

2.5. Klimaatverandering en een hulpbronnenefficiënt Europa[58]

43.

2.5.1. Aanpassing aan de klimaatverandering


Tijdens het opstellen van de aanstaande aanpassingsstrategie van de EU is vastgesteld dat normen potentieel van belang kunnen zijn om het herstellingsvermogen van de infrastructuur van bepaalde sectoren te garanderen: vervoersinfrastructuur, energie-infrastructuur en constructies/gebouwen. Het kan belangrijk zijn vast te stellen welke normen moeten worden bevorderd en/of gewijzigd teneinde beter rekening te houden met de huidige en toekomstige effecten van klimaatverandering bij de besluitvorming omtrent investeringen in infrastructuur.

Een van de manieren om het EU-klimaatbeleid kracht bij te zetten en bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, is om Europese normen te ontwikkelen voor de beoordeling van de uitstoot van broeikasgassen in energie-intensieve industrieën.

Op grond van het huidige mandaat voor de ontwikkeling van technische EU-normen op het vlak van de uitstoot van broeikasgassen[59] voor staal, cement, aluminium, ongebluste kalk en ferrolegeringen, worden er in 2013 verslagen gepubliceerd met de resultaten van de verificatietests. De Commissie moet ervoor zorgen dat deze tests garant staan voor de nauwkeurigheid en reproduceerbaarheid van de voorgestelde genormaliseerde meetmethoden.

44.

2.5.2. De verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen


De verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen[60] beperkt het gebruik van talloze gevaarlijke stoffen, waaronder tetrachloorkoolstof en trichloortrifluorethanen. Van sommige normen moet worden gecontroleerd of ze voldoen aan de voorgestelde gebruiksverboden.

45.

2.5.3. Luchtkwaliteit


In de richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa[61] worden de vereisten uiteengezet voor het bewaken van ozonprecursoren. De Commissie beoogt een nieuw mandaat aan de ENO’s te geven voor de ontwikkeling van geharmoniseerde meetnormen.

46.

2.5.4. Afval


Van de ENO’s wordt verwacht dat zij in het kader van de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA)[62] een of meer Europese normen ontwikkelen overeenkomstig de huidige stand van zaken voor afvalbehandelingsapparatuur (met inbegrip van nuttige toepassing, recycling en voorbereiding voor hergebruik).

Ter ondersteuning van de afvalrichtlijn[63] stelt de Commissie nieuwe mandaten op voor de ontwikkeling van methoden om de productie van giftige gassen en de aanwezigheid in afval vast te stellen van elementen en stoffen die van belang zijn in het kader van gevaren voor de volksgezondheid en het milieu.

47.

2.5.5. Duurzaam voedsel


Als onderdeel van de routekaart naar een bronnenefficiënt Europa zal de Commissie in 2013 een mededeling inzake duurzaam voedsel aannemen. Dit zou kunnen leiden tot aanvullende verzoeken om normalisatiewerkzaamheden.

48.

3. De internationale dimensie van Europese normalisatie


De algehele doelstelling is om het mondiale bereik en het concurrentievermogen van de Europese industrie te versterken door de technische handelsbarrières terug te brengen. Het gebruik van gemeenschappelijke of technisch afgestemde normen ondersteunt de uitwisseling van goederen en diensten doordat de interoperabiliteit op mondiaal niveau wordt vergroot. Deze doelstelling wordt aan de hand van het volgende nagestreefd:

· streven naar de grootst mogelijke samenhang tussen internationale en Europese normen (de internationale normalisatie primeert, waarbij Europa in tal van sectoren een voortrekkersrol speelt) en uitbreiden/bevorderen van het gebruik van of de technische afstemming met Europese en/of internationale normen buiten de EU;

· vergroten van het bewustzijn en bevorderen van de voordelen van Europese normalisatie als coherent regionaal systeem dat is ingebed in de internationale normalisatie en multilaterale regelgeving en deze volledig ondersteunt;

· bijdragen aan de bilaterale regelgevings-/beleidsdialoog tussen de EU en derde landen, evenals aan de onderhandelingen omtrent relevante hoofdstukken van vrijhandelsovereenkomsten; hierbij zij aangemerkt dat de huidige prioriteiten zijn gericht op de VS (werkzaamheden aan de overeenkomst inzake ‘bruggen bouwen’ tussen de normalisatiesystemen van de VS en de EU[64] en deelname aan de aanstaande onderhandelingen inzake het trans-Atlantisch handels- en investeringspartnerschap), China (dialoog inzake regelgeving en industrieel beleid, strategische partnerschappen), Rusland (partnerschap voor modernisering), India, Japan, Korea, de Asean-landen en Latijns-Amerika;

· uitbreiden van de enkele markt, in het bijzonder door het proces van de uitbreiding van de Europese Unie, het Europees nabuurschapsbeleid en de onderhandeling over overeenkomsten inzake conformiteitsbeoordelingen en de aanvaarding van industrieproducten met derde landen die de Europese wetgeving inzake productveiligheid op grond van de Europese normen overnemen;

· ontwikkelen van strategische acties in prioritaire landen, zoals:

· gedetacheerde Europese normalisatiedeskundigen, zoals momenteel in China en India (en mogelijk in de toekomst in Brazilië), die zorgen voor plaatselijke aanwezigheid van het Europese normalisatiebeleid en een informatiestroom over toegang tot de belangrijkste markten;

· internetgebaseerde informatieplatforms voor normalisatie (met China[65], waar de nadruk ligt op het uitbreiden van de toepassing tot buiten de huidige sectoren, en mogelijk in de toekomst met de VS), waarbij de respectieve normalisatielandschappen in kaart worden gebracht, met inbegrip van direct aan normalisatie gerelateerde aspecten van markttoegang;

· ondersteuning van de versterking van de Afrikaanse mogelijkheden op het gebied van normalisatie, overeenkomstig het gezamenlijk actieplan voor de EU en Afrika, met name door een technische en beleidsmatige dialoog te onderhouden met de desbetreffende Afrikaanse normalisatie- en regionale organisaties.

49.

4. Conclusie


Het eerste jaarlijkse werkprogramma van de Unie voor Europese normalisatie dat is aangenomen ingevolge de normalisatieverordening, vormt een belangrijk aspect van de inspanningen van de Commissie om de normalisatieprocessen te versnellen. Hierdoor wordt het mogelijk om efficiënter te anticiperen op normalisatieactiviteiten en deze goed in te plannen. Deze inspanningen zullen verder worden ondersteund door kortere termijnen voor de acceptatie van de voorgestelde mandaten. Door de timing van de publicatie van dit werkprogramma is synchronisatie met de voorbereidende werkzaamheden van de ENO’s mogelijk, en de Commissie roept deze laatste dan ook op rekening te houden met dit werkprogramma wanneer zij hun eigen jaarlijkse werkprogramma’s later dit jaar uitwerken.

Het programma is opgezet in overleg met alle belanghebbenden en voorziet in een platform om een breder bereik aan inbreng over toekomstige prioriteiten voor normalisatieactiviteiten te verzamelen. In het volgende werkprogramma van de Unie voor Europese normalisatie wordt informatie over de normalisatieactiviteiten die op basis van dit werkprogramma zijn geïnitieerd, opgenomen teneinde alle belanghebbende partijen van feedback te voorzien.

[1] COM(2010) 2020 definitief.

[2] COM(2012) 582 final.

[3] Swann G.M.P., “The Economics of Standardisation: An Update”, rapport voor het Britse ministerie van Handel, Innovatie en Vaardigheden, 2010.

[4] Doelstelling zoals opgenomen in de mededeling over het industriebeleid van oktober 2012.

[5] COM(2011) 311 definitief.

[6] Verordening (EU) nr. 1025/2012.

[7] Besluit van de Commissie van 28.11.2011, PB C 349 van 30.11.2011. Voor het eerst bijeengekomen op 26 maart 2012.

[8] ec.europa.eu/governance/impact/planned_ia/docs

[9] COM(2012) 433 final.

[10] COM(2013)122 final en SWD(2013)60 final.

[11] Richtlijn 2009/125/EG.

[12] M/495.

[13] COM(2012) 434 final.

[14] COM(2012) 082 final.

[15] COM(2012) 636 final.

[16] COM(2013) 17 final.

[17] ec.europa.eu/energy/gas_electricity/smartgrids

[18] M/490.

[19] Richtlijn 2001/95/EG.

[20] COM(2013) 78 final.

[21] Verordening (EG) nr. 882/2004.

[22] Verordening (EG) nr. 1223/2009.

[23] Verordening (EU) nr. 1007/2011.

[24] Verordening (EG) nr. 2003/2003.

[25] M/501.

[26] Verordening (EG) nr. 552/2004.

[27] M/524.

[28] COM (2013) 18.

[29] COM (2010) 560.

[30] Richtlijn 2008/96/EG.

[31] Verordening (EU) nr. 305/2011.

[32] Verordening (EG) nr. 683/2008.

[33] M/496.

[34] COM(2012) 417.

[35] Verordening (EG) nr. 1907/2006.

[36] Richtlijn 2006/123/EG.

[37] M/517.

[38] Richtlijn 2011/24/EU; Aanbeveling van de Raad 2009/C 151/01.

[39] M/376.

[40] M/420.

[41] M/473.

[42] COM(2010) 352 definitief.

[43] COM(2012) 082 final.

[44] COM(2012) 79 final.

[45] C(2012) 4701 final.

[46] COM(2012) 216 final.

[47] COM(2010) 245.

[48] ec.europa.eu/enterprise/sectors/ict/files

[49] Richtlijn 2011/24/EU.

[50] www.ehealth-strategies.eu/.

[51] M/436.

[52] COM(2007) 496.

[53] Verwijzing in te voegen na goedkeuring in voorjaar 2013.

[54] Richtlijn 1999/93/EG.

[55] M/460r.

[56] COM(2012) 238.

[57] Richtlijn 2010/40/EU; COM(2008) 886.

[58] COM(2011) 21.

[59] M/478.

[60] Verordening (EG) nr. 1005/2009.

[61] Richtlijn 2008/50/EG.

[62] Richtlijn 2012/19/EU.

[63] Richtlijn 2008/98/EG.

[64] trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/december

[65] ec.europa.eu/enterprise/newsroom/cf