Toelichting bij JOIN(2016)56 - Sluiting van de strategische partnerschapsovereenkomst met Canada

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel betreft de sluiting van de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Canada, anderzijds (hierna 'de overeenkomst' genoemd).

De Raad heeft op 8 december 2010 een besluit vastgesteld waarbij de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid worden gemachtigd om te onderhandelen over een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en Canada, anderzijds. De onderhandelingen gingen in september 2011 van start en werden in september 2014 afgesloten met de parafering van de overeenkomst. De Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie waren bij het onderhandelingsproces betrokken. De lidstaten werden tijdens het onderhandelingsproces geraadpleegd in de vergaderingen van de bevoegde werkgroepen van de Raad. Het Europees Parlement werd tijdens de onderhandelingen eveneens regelmatig op de hoogte gehouden.

Na de goedkeuring van het besluit van de Raad betreffende de ondertekening en voorlopige toepassing van de overeenkomst op 28 oktober 2016 werd de overeenkomst op 30 oktober 2016 ondertekend tijdens de 16e topbijeenkomst tussen de EU en Canada.

De hoge vertegenwoordiger en de Commissie zijn van oordeel dat de door de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren voor de overeenkomst vastgestelde doelstellingen zijn bereikt en dat de overeenkomst kan worden ingediend voor sluiting. Dit voorstel vormt het rechtsinstrument voor de sluiting van de overeenkomst.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Doel en inhoud

De EU en Canada delen een traditie van nauwe samenwerking, die teruggaat tot de kaderovereenkomst voor commerciële en economische samenwerking van 1976.

De samenwerking tussen de EU en Canada is mettertijd geëvolueerd en omvat nu een politieke dialoog en vraagstukken inzake het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, evenals een groot aantal sectoren, zoals milieu, justitie en veiligheid, migratie en integratie, visserij, onderwijs, cultuur, mensenrechten, ontwikkeling van het Noorden en inheemse zaken, uitwisselingsprogramma's voor jongeren en transportbeveiliging.

Het doel van de overeenkomst is om de politieke banden tussen de EU en Canada te versterken met betrekking tot vraagstukken op het gebied van buitenlands beleid en veiligheid en op een groot aantal beleidsgebieden die verder reiken dan enkel handel en economie.

Met de overeenkomst worden de gemeenschappelijke democratische waarden van de EU en Canada bevestigd en zal de samenwerking zowel op bilateraal als multilateraal niveau worden bevorderd. Voorts wordt de politieke dialoog versterkt op gebieden als klimaatverandering, energie, milieu, ontwikkeling, onderzoek en innovatie, onderwijs en cultuur, migratie, terrorismebestrijding en de bestrijding van georganiseerde misdaad en cybercriminaliteit. Tevens wordt de verbintenis van de partijen herhaald om de internationale vrede en veiligheid te waarborgen door de verspreiding van massavernietigingswapens te voorkomen en maatregelen te nemen om de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens aan te pakken.

De overeenkomst voorziet in een mechanisme voor een politieke dialoog in de vorm van jaarlijkse topbijeenkomsten op het hoogste niveau en overleg op ministerieel niveau. De overeenkomst voorziet eveneens in de oprichting van een interministerieel comité, dat in de plaats komt van de vorige trans-Atlantische dialoog, en een gemengd samenwerkingscomité om de ontwikkeling van de strategische betrekkingen tussen de partijen te volgen.

De overeenkomst voorziet in de mogelijkheid om de toepassing ervan op te schorten in het geval van schending van de essentiële elementen, zoals mensenrechten en non-proliferatie. De partijen erkennen bovendien dat een bijzonder ernstige en grove schending van de mensenrechten of het beginsel van non-proliferatie reden kan zijn voor de beëindiging van de brede economische en handelsovereenkomst (CETA) tussen de Unie en Canada, overeenkomstig artikel 30, lid 9, van die overeenkomst.

De overeenkomst zal naar verwachting, samen met de CETA, tastbare voordelen en kansen bieden aan de burgers van de Unie en Canada.

Rechtsgrondslag

In artikel 218, lid 6, onder a), punt iii), VWEU, is bepaald dat de Raad, voor overeenkomsten die door de instelling van samenwerkingsprocedures een specifiek institutioneel kader scheppen, het besluit houdende sluiting van de overeenkomst vaststelt, na goedkeuring door het Europees Parlement. Daarnaast is in de tweede alinea van artikel 218, lid 8, VWEU, bepaald dat de Raad met eenparigheid van stemmen besluit wanneer de overeenkomst een gebied betreft waarop handelingen van de Unie met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld.

Wanneer sprake is van een maatregel die tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, heeft het Europese Hof van Justitie geoordeeld dat wanneer aldus verschillende bepalingen van het Verdrag toepasselijk zijn, die maatregel bij wijze van uitzondering op de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen moet worden gebaseerd, tenzij de procedures die voor de twee rechtsgrondslagen zijn voorgeschreven, onverenigbaar zijn (zaak C-490/10 Parlement / Raad, ECLI: EU:C:2012:525, punt 46).

De overeenkomst heeft doelstellingen en componenten op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en technische samenwerking met geïndustrialiseerde landen. Deze aspecten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is een terrein waarop handelingen van de Unie met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld. De overeenkomst schept een institutioneel kader voor de samenwerking tussen de EU en Canada.

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 37, VEU, artikel 212, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), VWEU, en artikel 218, lid 8, tweede alinea, VWEU. Er zijn geen aanvullende bepalingen als rechtsgrondslag nodig (zie zaak C-377/12 Commissie/Raad, ECLI: EU: C: 2014:1903).

Noodzaak van het voorgestelde besluit

In artikel 216, VWEU, is bepaald dat de Unie een overeenkomst met een of meer derde landen kan sluiten wanneer de Verdragen daarin voorzien of wanneer het sluiten van een overeenkomst nodig is om, in het kader van het beleid van de Unie, een van de in de Verdragen bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, of wanneer daarin bij een juridisch bindende handeling van de Unie is voorzien of wanneer zulks gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kan wijzigen.

De Verdragen voorzien in de sluiting van overeenkomsten zoals de onderhavige overeenkomst, met name in artikel 37, VEU, en artikel 212, lid 1, VWEU. De sluiting van de overeenkomst is daarnaast nodig om, in het kader van het beleid van de Unie, in de Verdragen bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, onder andere op het gebied van mensenrechten, non-proliferatie van massavernietigingswapens, terrorismebestrijding, bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad, migratie, milieu, energie, klimaatverandering, vervoer, wetenschap en technologie, werkgelegenheid en sociale zaken, onderwijs en landbouw.