Toelichting bij COM(2016)862 - Risicoparaatheid in de elektriciteitssector

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2016)862 - Risicoparaatheid in de elektriciteitssector.
bron COM(2016)862 NLEN
datum 30-11-2016
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het doel van deze voorgestelde verordening is waarborgen dat alle lidstaten passende instrumenten invoeren om elektriciteitscrisissituaties te voorkomen alsmede zich op dergelijke situaties voor te bereiden en deze te beheersen. Ook als markten en systemen goed werken, kan het risico op een elektriciteitscrisis door uiteenlopende omstandigheden (bijv. extreme weersomstandigheden, aanvallen, waaronder cyberaanvallen, brandstoftekorten) niet worden uitgesloten. Bovendien hebben crisissituaties vaak een grensoverschrijdend effect doordat elektriciteitssystemen zijn geïntegreerd. Meerdere lidstaten kunnen tegelijkertijd door bepaalde omstandigheden worden getroffen (bijv. een aanhoudende koude- of hittegolf) en incidenten die plaatselijk beginnen, kunnen zich snel over grenzen heen verspreiden.

Momenteel gaan de lidstaten bij het voorkomen van crisissituaties alsmede bij het voorbereiden op dergelijke situaties en de beheersing ervan op zeer uiteenlopende manieren te werk. Nationale voorschriften en praktijken zijn dikwijls uitsluitende op de nationale context gericht en houden geen rekening met de situatie over de grenzen heen. Uit de beoordeling van de nationale juridische kaders en de huidige praktijken in heel Europa is het volgende gebleken:

(a)de lidstaten beoordelen risico's op uiteenlopende manieren;

(b)de lidstaten treffen verschillende reeksen maatregelen om crisissituaties te voorkomen en beheersen, en dergelijke maatregelen worden op verschillende momenten in werking gesteld 1 ;

(c)de rollen en verantwoordelijkheden lopen uiteen; en

(d)er is geen gemeenschappelijke opvatting over wat een crisissituatie inhoudt.

Bovendien wordt er slechts in zeer beperkte mate informatie uitgewisseld en is er een groot gebrek aan transparantie wat betreft de voorbereidingen van de lidstaten op elektriciteitscrisissituaties en de reacties daarop. Wanneer bijvoorbeeld lidstaten constateren dat hun elektriciteitssystemen de komende maanden onder zware druk zullen staan, ondernemen zij vaak actie in overleg met hun transmissiesysteembeheerders ("TSB's"), maar worden andere partijen niet stelselmatig ingelicht.

Deze situatie is het gevolg van een lacune in de regelgeving. In het huidige rechtskader van de EU (Richtlijn 2005/89/EG 2 en Richtlijn 2009/72/EG 3 ) zijn met betrekking tot de voorzieningszekerheid slechts algemene doelstellingen vastgesteld, waarbij het aan de lidstaten wordt overgelaten op welke manier zij deze verwezenlijken. Met name mogen de lidstaten in crisissituaties op grond van de voorschriften 'vrijwaringsmaatregelen' of 'beschermingsmaatregelen' treffen, maar is niet vastgesteld hoe zij zich op dergelijke situaties moeten voorbereiden en hoe zij deze moeten beheersen.

De huidige wetgeving sluit niet meer aan bij de werkelijkheid van de tegenwoordige geïnterconnecteerde elektriciteitsmarkt, waarop de waarschijnlijkheid van crisissituaties waardoor meerdere lidstaten tegelijkertijd worden getroffen, permanent toeneemt.

De problemen die zijn geconstateerd in de effectbeoordeling bij dit voorstel, kunnen als volgt worden samengevat:

1) de crisisplannen en -maatregelen zijn uitsluitend gericht op het nationale niveau;

2) er is een gebrek aan uitwisseling van informatie en transparantie; en

3) er is geen gemeenschappelijke aanpak voor het identificeren en beoordelen van risico's.

Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied

De voorgestelde verordening vormt een aanvulling op de bepalingen van het derde pakket 4 , dat tegelijkertijd wordt herzien. Het herziene derde pakket is gericht op het verbeteren van de werking van de interne elektriciteitsmarkt, onder meer doordat de flexibiliteit wordt verhoogd en de mogelijkheden voor subsidies betreffende de toereikendheid van de energieopwekking worden beperkt, onder andere door middel van een gecoördineerde beoordeling van de langetermijntoereikendheid van hulpbronnen in Europa. Bovendien wordt de systeemveiligheid verbeterd dankzij betere samenwerking tussen de TSB's op regionaal niveau door middel van de oprichting van regionale operationele centra.

In de voorgestelde verordening wordt bepaald wat de lidstaten moeten doen om crisissituaties te voorkomen en beheersen, en op welke manier zij daartoe met elkaar moeten samenwerken, met name door te voorzien in gemeenschappelijke methoden voor het beoordelen van risico's, door de vergelijkbaarheid en transparantie tijdens de voorbereidingsfase en tijdens het plaatsvinden van een elektriciteitscrisis te verbeteren, en door te waarborgen dat zelfs tijdens een crisis elektriciteit wordt geleverd waar die het meest nodig is. Bovendien wordt voorzien in een kader voor een meer stelselmatig toezicht op het gebied van voorzieningszekerheid via de Coördinatiegroep voor elektriciteit. Daarnaast wordt bijdragen tot het herziene derde pakket doordat wordt gewaarborgd dat zelfs in crisissituaties prioriteit wordt gegeven aan marktgebaseerde maatregelen en dat de marktwerking zo lang mogelijk kan plaatsvinden.

De voorgestelde verordening vervangt Richtlijn 2005/89/EG (de richtlijn inzake de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening) die een zeer breed kader omvatte betreffende de door de lidstaten te verwezenlijken doelstellingen, maar weinig operationele waarde had. Deze richtlijn wordt daarom ingetrokken, evenals sommige bepalingen uit het huidige derde pakket die verband houden met de voorzieningszekerheid, met name artikel 4 (op basis waarvan de lidstaten verplicht zijn aangelegenheden betreffende de voorzieningszekerheid door middel van nationale verslagen te monitoren) en artikel 42 (op basis waarvan de lidstaten bij een plotselinge crisis in de elektriciteitssector 'beschermingsmaatregelen' kunnen treffen) van de elektriciteitsrichtlijn 5 .

In de op grond van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 714/2009 6 vastgestelde netcodes en richtsnoeren zijn geharmoniseerde beginselen vastgesteld betreffende processen voor operationele planning en inroostering die zijn vereist om te anticiperen op realtime operationele veiligheidsproblemen. In de ontwerpverordening worden deze technische voorschriften aangevuld doordat wordt voorzien in administratieve en politieke mechanismen die de nationale autoriteiten helpen om in samenwerking met elkaar crisissituaties te voorkomen en beheersen, waarbij onnodige verstoring van de markt en de taken van de TSB's wordt vermeden.

De voorgestelde verordening bouwt in het bijzonder voort op de richtsnoeren betreffende het beheer van systemen 7 en de netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet 8 die technische voorschriften voor de TSB's omvatten betreffende de manier waarop de systeemveiligheid moet worden gewaarborgd, onder meer in noodsituaties. Deze voorschriften stellen de TSB's in staat doeltreffend op de meeste incidenten te reageren, maar zij kunnen op zich niet garanderen dat de lidstaten afdoende zijn voorbereid op grootschalige crisissituaties of deze kunnen beheersen, met name op crisissituaties van grensoverschrijdende aard die vaak politiek gevoelige beslissingen vergen (bijv. over de onderbreking van de elektriciteitslevering).

De voorgestelde verordening is in overeenstemming met de bestaande wetgeving inzake cyberbeveiliging en kritieke infrastructuur. Met betrekking tot cyberveiligheid zijn in Richtlijn (EU) 2016/1148 (de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging) 9 algemene voorschriften vastgesteld. Specifieke voorschriften zullen prioritair worden opgesteld door middel van een netcode als bepaald in de herziene elektriciteitsverordening, waarbij rekening wordt gehouden met nieuwe risico's die voortvloeien uit de digitalisering van de energiesystemen. De voorgestelde verordening vult de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging aan doordat wordt gewaarborgd dat cyberincidenten naar behoren als risico worden geïdentificeerd en dat maatregelen die met betrekking tot dergelijke incidenten worden getroffen naar behoren worden opgenomen in de risicoparaatheidsplannen. De voorgestelde verordening vormt ook een aanvulling op Richtlijn 2008/114/EG van de Raad 10 , waarbij een gemeenschappelijke procedure is vastgesteld voor het identificeren van Europese kritieke infrastructuren (European Critical Infrastructures – „ECI’s”), zoals infrastructuurvoorzieningen voor de elektriciteitsproductie en -transmissie, en voor de bescherming daarvan tegen terreuraanslagen en andere fysieke risico's. De voorgestelde verordening is er in bredere zin op gericht hoe de schokbestendigheid van het elektriciteitssysteem als geheel moet worden gewaarborgd en hoe crisissituaties moeten worden beheerst wanneer deze zich voordoen.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De voorgestelde verordening is gericht op de verwezenlijking van de belangrijkste doelstellingen die zijn genoemd in de mededeling 'Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering'.

De voorgestelde verordening sluit ook aan bij de doelstelling van de Unie om de energiegemeenschap te versterken. Aangezien elektriciteitscrisissituaties over de grenzen van de Unie heen kunnen reiken en ook in de landen van de energiegemeenschap tot problemen kunnen leiden, moet de Unie nauw samenwerken met de verdragsluitende partijen bij de energiegemeenschap wat betreft het voorkomen van, het voorbereiden op en het reageren op een elektriciteitscrisis, teneinde efficiënte crisisbeheersing op het Europese grondgebied in ruimere zijn te waarborgen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De voorgestelde verordening omvat maatregelen om elektriciteitscrisissituaties in de EU te voorkomen, voorbereidingen op dergelijke situaties te treffen en deze aan te pakken. Daarom vormt artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) de rechtsgrondslag voor het voorstel.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

In artikel 194 VWEU wordt erkend dat een bepaalde mate van coördinatie, transparantie en samenwerking wat betreft het vaststellen van beleid inzake de continuïteit van de energievoorziening door de lidstaten noodzakelijk is om de werking van de energiemarkt en de continuïteit van de energievoorziening in de Unie te waarborgen.

Het is duidelijk dat de EU moet optreden, aangezien is aangetoond dat nationale benaderingen niet alleen suboptimale maatregelen tot gevolg hebben, maar er zelfs voor zorgen dat de effecten van een crisis ernstiger worden. Bovendien doen crisissituaties zich vaak niet uitsluitend binnen nationale grenzen voor en zijn er directe of indirecte gevolgen voor meerdere lidstaten. Nationale acties betreffende risicoparaatheid en -beperking moeten daarom niet uitsluitend op nationaal niveau worden bepaald, gezien de potentiële effecten op de voorzieningszekerheid in een aangrenzende lidstaat en/of op de beschikbaarheid van maatregelen waarmee eventuele tekorten worden aangepakt.

Door de toenemende interconnectie van de elektriciteitsmarkten van de EU is het noodzakelijk dat maatregelen betreffende de voorzieningszekerheid worden gecoördineerd. Als dergelijke coördinatie niet plaatsvindt, brengen op nationaal niveau getroffen maatregelen de voorzieningszekerheid in andere lidstaten of op EU-niveau waarschijnlijk in gevaar. Situaties als de aanhoudende koude periode van 2012 hebben aangetoond dat gecoördineerde maatregelen en solidariteit essentieel zijn om te waarborgen dat elektriciteit beschikbaar is waar die het meest nodig is. Maatregelen in één land kunnen risico's op stroomuitval in aangrenzende landen tot gevolg hebben (de unilaterale beslissing van een land om een uitvoerverbod in te stellen, had bijvoorbeeld zeer schadelijke effecten op de elektriciteits- en de gassector in andere landen). Door coördinatie tussen de lidstaten kunnen evenwel veel meer uiteenlopende oplossingen beschikbaar worden.

Het potentieel voor efficiëntere en gunstigere maatregelen door regionale coördinatie wordt nog niet volledig benut 11 , ten nadele van de EU-consumenten.

Evenredigheid

De voorgestelde verordening is erop gericht een adequaat paraatheidsniveau in heel Europa tot stand te brengen, het onderlinge vertrouwen en de samenwerking tussen de lidstaten te versterken en het effect op de klanten bij een dergelijke crisis te beperken. Om ervoor te zorgen dat deze doelstelling wordt bereikt, omvat de verordening gemeenschappelijke voorschriften en beginselen die moeten worden nageleefd alsmede mechanismen voor grensoverschrijdende samenwerking.

Er wordt echter geen volledige harmonisatie voorgesteld, waarbij alle maatregelen op EU-niveau zouden worden voorgeschreven.

Regionale samenwerking tussen de lidstaten is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de gebreken van het huidige systeem, waarin vrijwillige samenwerking is beperkt tot de TSB's, worden aangepakt, en dat problemen op regionaal niveau kunnen worden opgelost.

Keuze van het instrument

Uit de evaluatie van de richtlijn inzake de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening (de voornaamste rechtshandeling op dit gebied) is gebleken dat de tenuitvoerlegging door de lidstaten van op EU-niveau vastgestelde beginselen in de hele EU heeft geleid tot een lappendeken van uiteenlopende nationale voorschriften en praktijken.

Een verordening is een geschikter instrument om te komen tot een samenhangende en transparante tenuitvoerlegging van maatregelen voor het voorkomen van elektriciteitscrises alsmede de voorbereiding erop en de aanpak ervan.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

De Commissie heeft de richtlijn inzake de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening geëvalueerd door de prestaties ervan aan de hand van vijf criteria te onderzoeken: relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang en toegevoegde waarde voor de EU. De resultaten van de evaluatie zijn opgenomen in de probleemanalyse in de effectbeoordeling. De voornaamste conclusies kunnen als volgt worden samengevat:

– de richtlijn is betreft het bereiken van de doelstellingen ervan niet doeltreffend geweest, met name ten aanzien van de doelstelling betreffende het bijdragen tot een betere voorzieningszekerheid in Europa. sommige bepalingen van de richtlijn zijn achterhaald vanwege wetgeving die daarna is vastgesteld (met name het derde pakket en de TEN-E-Verordening 12 ); er bestaan echter ook lacunes in de regelgeving, met name wat betreft het voorkomen en beheersen van crisissituaties;

– op grond van de richtlijn genomen maatregelen zijn niet meer relevant aangezien de bepalingen ervan niet meer aansluiten bij de problemen op het gebied van voorzieningszekerheid waarmee we momenteel worden geconfronteerd. Aangezien elektriciteitssystemen in toenemende mate zijn gekoppeld, kunnen louter nationale benaderingen niet meer als passend worden beschouwd; en

– de toegevoegde waarde van de richtlijn is zeer beperkt gebleken, aangezien deze slechts in een algemeen kader heeft voorzien, maar het al met al aan de lidstaten werd overgelaten om hun eigen normen betreffende voorzieningszekerheid vast te stellen.

Raadpleging van belanghebbenden

Er heeft een openbare raadpleging over risicoparaatheid op het gebied van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening plaatsgevonden (van 15 juli tot 9 oktober 2015), waarop 75 reacties zijn gekomen, onder meer van overheidsinstanties, internationale organisaties (het Internationaal Energieagentschap), Europese organen (het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators – 'ACER') en het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit – 'ENTSB-E'), alsmede van de meeste relevante belanghebbenden (ondernemingen en organisaties). Het doel was het inwinnen van de standpunten van de belanghebbenden, met name wat betreft de manier waarop de lidstaten voorbereidingen treffen en samenwerken met anderen, ten aanzien van het identificeren en beheersen van risico's in verband met de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening. De belangrijkste resultaten van de raadplegingen en de ontvangen reacties worden hieronder samengevat en zijn beschikbaar op de website van de Commissie 13 . De verschillende standpunten zijn opgenomen in de effectbeoordeling.

Uit de raadplegingen is gebleken dat de meerderheid van de respondenten (ondernemingen, organisaties en overheden) van mening zijn dat het huidige juridische kader (de richtlijn inzake de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening) niet afdoende rekening houdt met de onderlinge afhankelijkheidsrelaties op een geïntegreerde Europese elektriciteitsmarkt.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De voorgestelde verordening en de effectbeoordeling zijn tot stand gekomen op basis van een grote hoeveelheid materiaal (zie voetnoten in de effectbeoordeling). Verder is er specifiek voor de effectbeoordeling een beoordeling uitgevoerd van de huidige nationale voorschriften en praktijken inzake risicoparaatheid op het gebied van zekerheid van de elektriciteitsvoorziening 14 .

Tijdens het opstellen van het voorstel is in het kader van het Europese regelgevingsforum voor elektriciteit (op 3 en 4 maart 2016) en de Coördinatiegroep voor elektriciteit (op 16 november 2015 en 3 mei 2016) met de lidstaten en relevante belanghebbenden gedebatteerd over verschillende aspecten ervan.

Effectbeoordeling

Alle voorgestelde maatregelen werden ondersteund door de effectbeoordeling.

De Raad voor effectbeoordeling heeft op 4 november 2016 een positief advies uitgebracht.

In het kader van de effectbeoordeling zijn vier beleidsopties onderzocht:

0+ verbeterde tenuitvoerlegging/handhaving (niet-regelgevende aanpak);

1. minimale, door de lidstaten uit te voeren voorschriften;

2. minimale, door de lidstaten uit te voeren voorschriften, plus regionale samenwerking; en

3. volledige harmonisering en besluitvorming op regionaal niveau.

Optie 0+ is niet in overweging genomen, aangezien verbetering van de tenuitvoerlegging en handhaving geen zin heeft binnen het huidige juridische kader waarin slechts algemene beginselen zijn vastgesteld en de verwezenlijking daarvan grotendeels aan de lidstaten wordt overgelaten.

Optie 1 is gericht op verbetering van de vergelijkbaarheid en de transparantie in alle lidstaten ten aanzien van de risicoparaatheid, maar biedt geen oplossing wat betreft de noodzaak voor versterkte grensoverschrijdende samenwerking.

Bij optie 2 worden de tekortkomingen van optie 1 aangepakt en wordt voorzien in een doeltreffender pakket oplossingen. Met name wordt door middel van op regionaal vlak gecoördineerde plannen gewaarborgd dat risico's op regionaal niveau worden geïdentificeerd en dat samenhangende maatregelen worden vastgesteld teneinde crisissituaties te voorkomen en beheersen.

Optie 3 is een zeer ingrijpende benadering waarmee mogelijke risico's worden aangepakt door middel van volledige harmonisering van beginselen en het verplicht stellen van specifieke oplossingen.

De voorkeur gaat uit naar optie 2.

In verband met optie 2 zijn de volgende aspecten onderzocht:

1.

1. Economische gevolgen


Uit de analyse blijkt dat optie 2 leidt tot een betere paraatheid ten aanzien van crisissituaties tegen lagere kosten door middel van versterkte regionale coördinatie. Uit simulaties 15 blijkt dat goed geïntegreerde markten en regionale coördinatie tijdens perioden met extreme weersomstandigheden cruciaal zijn voor de aanpak tijdens uren waarin zich systeemstress (grote vraag) voordoet en voor het zoveel mogelijk terugdringen van de waarschijnlijkheid dat de elektriciteitsvoorziening wordt onderbroken.

Van groot belang is dat bij een benadering op nationaal niveau geen rekening wordt gehouden met de bijdrage van aangrenzende landen tijdens een crisissituatie, terwijl bij een regionale benadering de benutting van elektriciteitscentrales wordt verbeterd en de waarschijnlijkheid dat een verlies van belasting wordt voorkomen, wordt verhoogd. Dit wordt gemeten door middel van de indicator betreffende de voorzieningszekerheid 'verwachte niet-geleverde energie' ("EENS" oftewel 'expected energy non-served') die betrekking heeft op de energie die niet aan verbruikers wordt geleverd als gevolg van stroomuitval, uitgedrukt als percentage van de jaarlijkse vraag. Wanneer de lidstaten samenwerken, neemt het percentage niet-geleverde elektriciteit aanzienlijk af (de EENS daalt van een waarde 0,36 % in een scenario zonder samenwerking tot 0,02 % wanneer regionale samenwerking plaatsvindt).

Door versterkte coördinatie nemen de totale kosten in verband met het systeem af, hetgeen een positief effect op de prijzen voor de verbruikers kan hebben. Een gebrek aan coördinatie wat betreft de manier waarop crisissituaties worden vermeden en beheerst, zou daarentegen aanzienlijke alternatieve kosten met zich meebrengen. Uit een recente studie blijkt dat de integratie van de Europese elektriciteitsmarkt aanzienlijke voordelen kan opleveren (12,5 tot 40 miljard EUR in de periode tot 2030). Dit bedrag zou echter 3 tot 7,5 miljard EUR lager liggen, indien de lidstaten afzonderlijk doelstellingen op het gebied van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening nastreven 16 .

2.

2. De effecten van de optie en de betrokken partijen


Optie 2 heeft een positief effect op de maatschappij als geheel en op de elektriciteitsverbruikers in het bijzonder, aangezien wordt bijdragen tot het voorkomen van crisissituaties en van onnodige en buitenproportionele stroomafsluitingen. Crisispreventie en -beheersing worden nog doeltreffender als lidstaten worden verplicht doeltreffende samen te werken en instrumenten moeten invoeren voor het toezicht op de voorzieningszekerheid via de Coördinatiegroep voor elektriciteit.

Daarnaast zullen de maatregelen een positief effect op het bedrijfsleven hebben, aangezien de transparantie en vergelijkbaarheid worden verbeterd wat betreft de methoden die de lidstaten hanteren voor de voorbereiding op crisissituaties en de planning betreffende de beheersing ervan. Hierdoor wordt de rechtszekerheid verbeterd voor investeerders, elektriciteitsproducenten en elektriciteitsbeurzen, maar ook voor TSB's die crisissituaties op de korte termijn beheersen.

Tot de belanghebbenden die de meeste gevolgen ondervinden, behoren de bevoegde autoriteiten (d.w.z. ministeries, nationale regelgevende instanties) die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de risicoparaatheidsplannen (zie hieronder de beoordeling van de effecten op overheidsinstanties).

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Door het voorstel kunnen de administratieve lasten hoger worden, maar slechts in beperkte mate. Met name moeten de nationale autoriteiten op regionaal niveau vooraf overeenstemming bereiken over een gedeelte van hun risicoparaatheidsplannen. Het is evenwel gebleken dat een meer regionale aanpak met betrekking tot risico-evaluatie en -paraatheid in technische en juridisch opzicht haalbaar is en belangrijke voordelen voor de consument en de economie als geheel oplevert. Aangezien de regionale delen van de plannen in de praktijk worden opgesteld door regionale coördinatiecentra waarvan TSB's deel uitmaken, blijft de algehele extra belasting voor de overheden van de lidstaten beperkt en wegen de praktische voordelen van een dergelijke samenwerking er duidelijk tegen op 17 .

Door meer regionale samenwerking kunnen de lidstaten synergie-effecten tot stand brengen, van elkaar leren en gezamenlijk beste praktijken ontwikkelen. Uiteindelijk kan hierdoor de administratieve belasting worden teruggebracht.

Europese actoren, zoals de Commissie en ENTSB-E, zullen richtsnoeren verstrekken en het proces van voorbereiding op risico's en de beheersing ervan vergemakkelijken. Mede daardoor worden de effecten op de lidstaten geringer.

Er wordt geen nieuw orgaan opgericht en de bestaande verplichtingen worden gestroomlijnd. De Coördinatiegroep voor elektriciteit is bijvoorbeeld een bestaand orgaan dat regelmatig bijeenkomt; het is de bedoeling de doeltreffendheid van dit orgaan te vergroten door het specifieke taken te geven. Daarnaast worden de nationale verslagleggingsverplichtingen gereduceerd (bijv. doordat de in artikel 4 van de elektriciteitsrichtlijn vastgestelde verplichting wordt ingetrokken) en zal de verslaglegging op EU-niveau plaatsvinden in het kader van bestaande verslagleggingsverplichtingen (bijv. het jaarverslag van ACER met betrekking tot toezicht op de interne markten voor elektriciteit en aardgas).

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De enige gevolgen die dit voorstel op de begroting heeft, hebben betrekking op de middelen van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators ("ACER"). Deze gevolgen zijn omschreven in het financieel memorandum bij het parallelle voorstel van de Commissie betreffende een herschikking van de verordening tot oprichting van ACER.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal de tenuitvoerlegging door de lidstaten van de in de voorgestelde verordening vastgestelde maatregelen controleren. Indien nodig zal de Commissie de lidstaten helpen bij het uitvoeren van de vereiste wijzigingen in hun nationale wetgeving en workshops met alle lidstaten organiseren (bijv. via de Coördinatiegroep voor elektriciteit) of bilaterale bijeenkomsten beleggen met betrekking tot het opstellen van risicoparaatheidsplannen. Indien dat nodig is, zal de Commissie de procedure van artikel 258 VWEU inleiden indien een lidstaat zijn verplichtingen inzake de tenuitvoerlegging van het Unierecht niet nakomt.

De Commissie zal verder in samenwerking met de Coördinatiegroep voor elektriciteit voortdurend toezien op de voorzieningszekerheid in de EU.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

De voorgestelde verordening bevat de volgende elementen:

1. Gemeenschappelijke voorschriften betreffende crisispreventie en instrumenten waarmee voor grensoverschrijdende samenwerking wordt gezorgd:

• de lidstaten moeten een bevoegde autoriteit aanwijzen die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de in de verordening vastgestelde taken en met name voor het opstellen van het risicoparaatheidsplan;

• de lidstaten moeten na raadpleging van de belanghebbenden risicoparaatheidsplannen opstellen teneinde te zorgen voor een zo hoog mogelijk mate van paraatheid ten aanzien van elektriciteitscrisissituaties en doeltreffende beheersing van dergelijke situaties, mochten deze zich voordoen. De plannen moeten worden ontwikkeld op basis van elektriciteitscrisisscenario's die respectievelijk door ENTSB-E en de lidstaten zijn vastgesteld en moeten de geplande of getroffen maatregelen omvatten waarmee dergelijke scenario's worden voorkomen en beperkt;

• voordat een bevoegde autoriteit een plan goedkeurt, moet zij een ontwerpversie daarvan ter raadpleging voorleggen aan de bevoegde autoriteiten in de regio en aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit. Na de raadpleging moet het definitieve plan aan de Commissie worden toegezonden, openbaar worden gemaakt en om de drie jaar worden bijgewerkt, tenzij omstandigheden ertoe aanleiding geven het plan eerder bij te werken;

• de plannen dienen tweeledig te zijn en zowel nationale maatregelen als gecoördineerde, door de lidstaten in elke regio overeengekomen maatregelen te omvatten. in de plannen dient rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van elke lidstaat en dienen de rollen en verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten duidelijk te worden vastgesteld;

• alle maatregelen in het plan dienen duidelijk beschreven, transparant, evenredig, niet-discriminerend en controleerbaar te zijn. zij mogen de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening van andere lidstaten of van de Unie in haar geheel niet in gevaar brengen; en

• de plannen moeten maatregelen omvatten waarmee wordt gewaarborgd dat gelijktijdige crisissituaties naar behoren worden voorkomen en beheerst. Over de plannen moet op regionaal niveau overeenstemming zijn bereikt en zij moeten ten minste het volgende omvatten:

(a)een aangewezen regionale crisismanager of regionaal crisisteam;

(b)mechanismen voor het delen en het verstrekken van informatie alsmede samenwerking binnen een regio;

(c)maatregelen om de effecten van een crisis, met inbegrip van een gelijktijdige crisissituatie, te beperken (bijv. regionale afschakelingsplannen of andere regelingen betreffende onderlinge assistentie);

(d)eventuele regelingen betreffende kostencompensatie die verbanden houden met de assistentieregelingen; en

(e)procedures betreffende de uitvoering van jaarlijkse tests van de plannen.

2. Beheersen van elektriciteitscrisissituaties:

• in de verordening is bepaald dat de lidstaten de aangrenzende lidstaten en de Commissie onmiddellijk in kennis moeten stellen indien zich een elektriciteitscrisissituatie voordoet. Tevens moeten zij informatie verstrekken over de oorzaken van de crisis, over de getroffen en geplande maatregelen ter beperking ervan en over de eventuele behoefte aan assistentie door andere lidstaten;

• de lidstaten moeten de Commissie en de Coördinatiegroep voor elektriciteit in kennis stellen indien zij over specifieke, serieuze en betrouwbare informatie beschikken dat zich een gebeurtenis kan voordoen die waarschijnlijk een significante verslechtering van de elektriciteitsvoorziening tot gevolg heeft;

• de lidstaten moeten in een geest van solidariteit samenwerken wat betreft het treffen van voorbereidingen op elektriciteitscrisissituaties en het beheersen daarvan, teneinde te waarborgen dat elektriciteit wordt geleverd waar die het meest nodig is, waarna compensatie plaatsvindt; en

• in het geval van een elektriciteitscrisis moeten de lidstaten in volledige overeenstemming met de voorschriften inzake de interne elektriciteitsmarkt te werk gaan. Niet-marktgebaseerde maatregelen mogen alleen in laatste instantie worden gebruikt en moeten noodzakelijk, evenredig, niet-discriminerend en tijdelijk zijn.

3. Indicatoren en risico-evaluaties betreffende de voorzieningszekerheid:

• in het voorstel is bepaald dat ENTSB-E een methodologie moet ontwikkelen voor het identificeren van scenario's betreffende elektriciteitscrises op regionaal niveau, waarbij ten minste met de volgende risico's rekening wordt gehouden:

(a)zeldzame en extreme natuurrampen;

(b)ongevalrisico's die verder gaan dan het N-1-veiligheidscriterium 18 ;

(c)gevolgrisico's zoals brandstoftekorten; en

(d)aanvallen;

• ENTSB-E en de lidstaten moeten in de voorbereidingsfase van de risicoparaatheidsplannen deze methodologie gebruiken bij het identificeren van de meest relevante crisisscenario's; en

• tevens moet ENTSB-E een methodologie ontwikkelen voor de beoordeling van de kortetermijntoereikendheid, en met name van de seizoensgebonden toereikendheid alsmede de prognoses betreffende de week-ahead- tot en met intraday-toereikendheid. Zodra deze methodologie door ACER is goedgekeurd, moeten de lidstaten en ENTSB-E deze voor hun kortetermijnbeoordelingen gebruiken. De voorgestelde beoordeling van de kortetermijntoereikendheid is een aanvulling op de beoordeling van de langetermijntoereikendheid van hulpbronnen die in de herziene elektriciteitsverordening wordt voorgesteld, waardoor in een gecoördineerde Europese beoordeling van de toereikendheid wordt voorzien teneinde de behoefte aan capaciteitsmechanismen te analyseren.

4. Evaluatie en toezicht:

• teneinde te zorgen voor transparantie na een elektriciteitscrisis, moeten de getroffen lidstaten een ex-postevaluatie van de crisis en de gevolgen ervan uitvoeren;

• Het voorstel voorziet in stelselmatig toezicht van de voorzieningszekerheid in de EU via de Coördinatiegroep voor elektriciteit.