Toelichting bij COM(2016)745 - Intrekking van Verordening 1101/89 en de Verordeningen (EG) nr. 2888/2000 en (EG) nr. 685/2001 in het kader van REFIT

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1101/89 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 2888/2000 en (EG) nr. 685/2001 wordt ingediend in het kader van het REFIT-programma van de Commissie en het streven naar betere wetgeving. Doel is een geschikt en kwalitatief hoogstaand regelgevingskader te garanderen, zoals bedoeld in het interinstitutioneel akkoord “Beter wetgeven” tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie. De Commissie heeft vastgesteld dat deze verordeningen achterhaald zijn en stelt daarom voor ze in te trekken.

1.1.Verordening (EEG) nr. 1101/89 van de Raad

Op grond van artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn in Verordening (EEG) nr. 1101/89 regelingen opgenomen voor de structurele sanering van de binnenvaartsector ten aanzien van de vloten die vervoer verrichten op het net van de met elkaar in verbinding staande waterwegen van België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland en Oostenrijk.

Doel van die verordening was de overcapaciteit van de binnenvaartvloten te verminderen door middel van op Gemeenschapsniveau gecoördineerde sloopregelingen voor binnenschepen. Verordening (EEG) nr. 1101/89 had een beperkte tijdsduur, zoals toegelicht in artikel 8, lid 1. Vanaf 28 april 1999 had ze geen effect meer.

Op 29 maart 1999 is Verordening (EG) nr. 718/1999 van de Raad betreffende het beleid ten aanzien van de capaciteit van de communautaire binnenvaartvloot met het oog op de bevordering van het vervoer over de binnenwateren aangenomen om te garanderen dat de gepaste instrumenten beschikbaar bleven voor de binnenvaartsector en voor de capaciteitsbeheersing van de vloot. Die Verordening is op 29 april 1999 in werking getreden ter opvolging van Verordening (EEG) nr. 1101/89.

1.2.Verordening (EG) nr. 2888/2000

Op grond van artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie werd bij Verordening (EG) nr. 2888/2000 het contingent vergunningen dat de Gemeenschap van Zwitserland ontving voor zware vrachtvoertuigen in de periode 2001-2004, tussen de lidstaten verdeeld.

Bij artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg , ondertekend op 21 juni 1999 en in werking getreden op 1 juni 2002, werd een contingenteringsregeling ingevoerd voor voertuigen met een totaalgewicht van 34 tot 40 ton, als overgangsregeling in de periode van 2001 tot en met 2004.

Overeenkomstig artikel 8, lid 6, van de overeenkomst en met ingang van 1 januari 2005 zijn alle voertuigen die voldoen van de technische normen van Richtlijn 96/53/EG (dat wil zeggen, tot en met een gewicht van 40 ton) “conform artikel 32 vrijgesteld van ieder contingenterings- en vergunningsstelsel”.

Omdat sinds 2005 niet langer een contingent vergunningen tussen de lidstaten moet worden verdeeld, is Verordening (EG) nr. 2888/2000 achterhaald en moet ze worden ingetrokken.

1.1.Verordening (EG) nr. 685/2001

Op grond van artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn bij Verordening (EG) nr. 685/2001 voorschriften vastgesteld voor de verdeling tussen de lidstaten van de vergunningen waarover de Gemeenschap beschikt krachtens artikel 6, lid 2, van de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Bulgarije en tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië houdende vaststelling van bepaalde voorwaarden voor het goederenvervoer over de weg en de bevordering van het gecombineerd vervoer.

De Verordening is achterhaald omdat Bulgarije en Roemenië tot de Unie zijn toegetreden en als lidstaten niet langer zijn onderworpen aan een stelsel van overeenkomsten voor de toegang tot de goederenvervoersmarkt.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

N.v.t.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Het voorstel behelst de intrekking van Verordening (EEG) nr. 1101/89 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 685/2001 en (EG) nr. 2888/2000.