Toelichting bij COM(2016)742 - Globaliseringsfonds aanvraag van Nederland - EGF/2016/005 NL/Drenthe Overijssel detailhandel

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1. De regels die van toepassing zijn op de financiële bijdragen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 1 ("de EFG-verordening").

2. Op 12 juli 2016 heeft Nederland aanvraag EGF/2016/005 NL/ Drenthe Overijssel detailhandel ingediend voor een financiële bijdrage van het EFG naar aanleiding van ontslagen in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2afdeling 47 (Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen) in de regio's van NUTS 2 niveau 2 Drenthe (NL13) en Overijssel (NL21) in Nederland.

3. Na de aanvraag te hebben beoordeeld, heeft de Commissie overeenkomstig alle toepasselijke bepalingen van de EFG-verordening geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage uit het EFG is voldaan.

1.

Samenvatting


VAN DE AANVRAAG


EFG-aanvraagEGF/2016/005 NL/Drenthe Overijssel detailhandel
LidstaatNederland
Betroffen regio('s) (NUTS 3 -niveau 2)NL13 - Drenthe

NL21 - Overijssel
Datum van indiening van de aanvraag12 juli 2016
Datum van de bevestiging van de ontvangst van de aanvraag12 juli 2016
Datum van het verzoek om aanvullende informatie15 juli 2016
Uiterste datum voor het verstrekken van de aanvullende informatie6 september 2016
Uiterste datum voor de voltooiing van de beoordeling29 november 2016
Criterium voor steunverleningArtikel 4, lid 1, onder b), van de EFG-verordening

Aantal betroffen ondernemingen
6
Economische sector(en)

(NACE Rev. 2-afdeling) 4
Afdeling 47 – Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen
Referentieperiode (negen maanden)1 augustus 2015 – 1 mei 2016
Aantal ontslagen tijdens de referentieperiode (a)1 096
Aantal ontslagen voor of na de referentieperiode (b)0
Totaal aantal ontslagen1 096
Totaal aantal begunstigden dat in aanmerking komt1 096
Totaal aantal beoogde begunstigden800
Aantal beoogde NEET's (jongeren die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen)0
Budget voor individuele dienstverlening (EUR)2 910 000
Budget voor de implementatie van het EFG 5 (EUR)121 250
Totaal budget (EUR)3 031 250
EFG-bijdrage (60 %) (EUR)1 818 750

BEOORDELING VAN DE AANVRAAG

Procedure

4. Nederland heeft aanvraag EGF/2016/005 NL/Drenthe Overijssel detailhandel ingediend op 12 juli 2016, binnen twaalf weken na de datum waarop aan de in artikel 4 van de EFG-verordening vermelde criteria voor steunverlening was voldaan. De Commissie heeft de ontvangst van de aanvraag nog op dezelfde dag bevestigd, en heeft Nederland op 15 juli 2016 om aanvullende informatie verzocht. Die aanvullende informatie werd verstrekt binnen zes weken na het verzoek. De termijn van twaalf weken na de ontvangst van de volledige aanvraag, binnen welke de Commissie moet beoordelen of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van een financiële bijdrage, loopt op 29 november 2016 af.

Subsidiabiliteit van de aanvraag

2.

Betrokken ondernemingen en begunstigden


5. De aanvraag betreft 1 096 werknemers die werden ontslagen in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2-afdeling 47 (Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen). De ontslagen zijn gevallen in de regio's van NUTSniveau 2 Drenthe (NL13) en Overijssel (NL21).

Ondernemingen en aantal ontslagen tijdens de referentieperiode
Aktiesport (Drenthe)41Perry Sport (Drenthe)19
Aktiesport (Overijssel)84Perry Sport (Overijssel)36
Dolcis (Drenthe)19Scapino (Drenthe)209
Dolcis (Overijssel)44Scapino (Overijssel)213
Manfield (Drenthe)11V&D (Drenthe)125
Manfield (Overijssel)27V&D (Overijssel)268

Totaal aantal ondernemingen: 6
Totaal aantal ontslagen: 1 096
Totaal aantal zelfstandigen dat zijn werkzaamheden heeft beëindigd: 0
Totaal aantal in aanmerking komende werknemers en zelfstandigen:1 096

3.

Criteria voor steunverlening


6. Nederland heeft de aanvraag ingediend in het kader van de criteria voor steunverlening van artikel 4, lid 1, onder b), van de EFG-verordening, dat bepaalt dat binnen een referentieperiode van negen maanden ten minste 500 werknemers gedwongen moeten zijn ontslagen in ondernemingen die actief zijn in dezelfde NACE Rev. 2-afdeling en gevestigd zijn in twee aan elkaar grenzende regio's van NUTS-niveau 2 in een lidstaat. Er zijn in de regio's van NUTSniveau 2 Drenthe (NL13) en Overijssel (NL21) samen 1 096 ontslagen gevallen. De referentieperiode van negen maanden loopt van 1 augustus 2015 tot en met 1 mei 2016.

4.

Berekening van de gedwongen ontslagen en de beëindigingen van werkzaamheden


7. Alle 1 096 ontslagen tijdens de referentieperiode zijn berekend vanaf de datum van de kennisgeving van het collectieve ontslag, namelijk vanaf de datum waarop de werkgever overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 98/59/EG van de Raad 6 de bevoegde overheidsinstantie schriftelijk in kennis heeft gesteld van het voorgenomen collectief ontslag. Nederland heeft vóór de datum van de voltooiing van de beoordeling door de Commissie bevestigd dat deze 1 096 ontslagen werkelijk hebben plaatsgevonden.

5.

In aanmerking komende begunstigden


8. In totaal komen 1 096 werknemers en zelfstandigen in aanmerking.

6.

Verband tussen de ontslagen en de in Verordening (EG) nr. 546/2009 behandelde wereldwijde financiële en economische crisis


9. Nederland legt het verband tussen de ontslagen enerzijds en de in Verordening (EG) nr. 546/2009 behandelde wereldwijde financiële en economische crisis anderzijds met het argument dat de detailhandel een diepe crisis doormaakt. De sector is met fundamentele veranderingen geconfronteerd en ondervindt daarmee nog steeds grote problemen. De werkgelegenheid in de sector heeft sterk onder deze problemen geleden.

10. De laatste jaren zijn de voorkeuren van de consument aanzienlijk veranderd. Producten uit de middelste prijscategorie verkopen bijvoorbeeld minder goed, en internetaankopen worden steeds populairder. Nieuwe winkelcentra buiten de stadscentra van veel Nederlandse steden en het gedaalde vertrouwen van de consument 7 in de economie hadden eveneens negatieve gevolgen voor de positie van de conventionele detailhandel.

11. Nederland voert aan dat de Nederlandse financiële sector een wereldspeler is en gebonden is aan internationale regels, waaronder die inzake financiële reserves, om aan de nieuwe internationale normen te beantwoorden. De banken hebben bijgevolg minder middelen dan vroeger om de economie te financieren.

12. Nederland argumenteert dat de banken de bedrijven minder gemakkelijk kredieten verlenen 8 . Bij geen enkel faillissement in de detailhandel kon het krediet worden verlengd of geherstructureerd. De oorzaak daarvoor was de striktere bankregelgeving, die werd ingevoerd ingevolge de financiële en economische crisis. Uit een recente analyse blijkt de dalende trend van de kredietverlening door de grote Nederlandse banken 9 .

13. De zwakke financiële positie van de grotere warenhuizen maakte het onmogelijk in andere winkelformules te investeren teneinde de nodige veranderingen door te voeren en opnieuw concurrerend te zijn.

14. Tot op heden werden voor NACE Rev. 2-afdeling 47 zes EFG-aanvragen 10 ingediend, die allemaal op de wereldwijde financiële en economische crisis gebaseerd waren.

7.

Factoren die de ontslagen en de beëindigingen van werkzaamheden hebben veroorzaakt


15. Hoewel de Nederlandse arbeidsmarkt langzaam van de crisis herstelt, zijn de gevolgen in bepaalde sectoren nog steeds zichtbaar. Een aantal sectoren, zoals de detailhandel, zijn pas onlangs echt onder de gevolgen van de financiële en economische crisis gaan lijden.

16. De belangrijkste reden voor de hierboven vermelde negatieve ontwikkeling in de detailhandel is de daling van het inkomen van de consumenten ingevolge de financiële en economische crisis, in combinatie met hun schuldenlast 11 . Ook het consumentenvertrouwen neemt af, evenals de koopkracht van de consumenten 12 . In een eerste fase hadden slechts de kleine warenhuizen onder de financiële en economische crisis te lijden, maar de laatste tijd zijn het de grotere warenhuizen 13 .

17. In de Nederlandse detailhandel zijn de laatste maanden veel ontslagen gevallen. In de sector waren er faillissementen bij grote warenhuizen, waardoor er in de periode 20112015 in totaal 27 052 14 ontslagen zijn gevallen.

18. Tijdens de financiële en economische crisis zijn de indicatoren voor het consumentenvertrouwen tijdens de periode 20112013 eerst verslechterd. In 2014 zijn ze iets verbeterd, maar waren ze nog steeds negatief. In 2014 weerspiegelde de verkoop van consumentengoederen in de detailhandel de trend van het consumentenvertrouwen met een beperkt herstel (+1 %) 15 .

19. In 2016 daalt het consumentenvertrouwen opnieuw 16 . Het volume van de verkoop van de detailhandel volgde dit patroon: het kende een daling met 2 % in 2011 en met 4 % in 2013. Internetaankopen hebben in 2014 tot een licht herstel bijgedragen. Deze aankopen liggen evenwel nog steeds 2,7 % onder het niveau van 2008, toen de financiële en economische crisis is begonnen 17 .

20. De consumptie van goederen uit de detailhandel, in het bijzonder uit het middelste prijssegment, lijdt nog steeds onder de crisis 18 . De belangrijkste reden daarvoor is het gedaalde inkomen van de consumenten, waardoor zij minder consumptiegoederen kunnen kopen 19 . Zoals reeds werd toegelicht, heeft de dynamische koopkrachtontwikkeling zich nog steeds niet hersteld van de daling van het inkomen in de periode 20082013.

21. Dit negatieve gevolg van de dalende koopkracht wordt versterkt door de hoge schuldenlast van het gemiddelde Nederlandse huishouden. Deze schulden betreffen hoofdzakelijk hypotheken 20 . De schuldenlast en de afgenomen kredietwaardigheid van de huishoudens had zware negatieve gevolgen voor de detailhandel.

22. Sinds het begin van de crisis zijn 5 200 21 detailhandels failliet gegaan; daaronder waren pas recentelijk grote warenhuizen.

23. Een aantal van de grootste detailhandels zijn eind 2015 failliet gegaan. In een analyse wordt een overzicht gegeven van de tien grootste faillissementen in de detailhandel in de loop der jaren, van het aantal filialen/winkels dat werd gesloten en van het aantal banen dat daarbij verloren is gegaan 22 . Reeds halverwege de crisis (20112013) waren er faillissementen, die in eerste instantie de kleinere ketens troffen, en nu (20152016) de grotere 23 .

8.

Verwachte gevolgen van de ontslagen voor de plaatselijke, regionale of nationale economie en voor de werkgelegenheid


24. In beide provincies is de detailhandel één van de grootste sectoren van de regionale economie 24 . Uit de cijfers blijkt dat de sector handel (waartoe de detailhandel behoort) in Drenthe de op één na grootste sector is met 7 800 filialen en 37 410 banen in 2015, en in Overijssel de grootste sector met 19 400 filialen en 104 000 banen. Sinds 2013 daalt het aantal filialen in Drenthe.

25. Zowel Drenthe als Overijssel lijden aanzienlijk onder faillissementen in de detailhandel. Het werkloosheidspercentage in deze sector is in beide provincies aanzienlijk, en het verlies van banen heeft bijgevolg zware negatieve gevolgen voor de economie van beide regio's. In het bijzonder de sluiting van winkels in de stadscentra 25 heeft zware negatieve gevolgen voor de regionale economie.

26. In de provincie Overijssel vertoont de handel een licht stijgende trend, zowel wat het aantal filialen als wat het aantal banen betreft. Deze trend is echter grotendeels te danken aan de levensmiddelenbranche, supermarkten en internetverkoop. De ontslagen vallen in de andere branches van de detailhandel, zoals non-food, cultuur- en recreatieartikelen, informatie- en communicatie-uitrusting en huishoudapparaten 26 .

27. Het totale aantal banen daalt nog steeds in Drenthe, terwijl het in Overijssel in 2015 licht stijgt ten opzichte van 2013, toen het meest ontslagen zijn gevallen.

28. Het aantal ontslagen in de detailhandel heeft aanzienlijke gevolgen voor de economie en arbeidsmarkt in beide provincies. In Drenthe en Overijssel is de detailhandel goed voor 17 à 19 % van de totale werkgelegenheid 27 . De stijging van het aantal banen (20152016) in de sector consumentendiensten, waar de detailhandel toe behoort, ligt in Drenthe en Overijssel 1 % lager dan het gemiddelde voor Nederland 28 .

29. Zowel in Drenthe als in Overijssel is het totale aantal banen gedaald. Deze ontwikkeling is ten dele te wijten aan de ontslagen in de detailhandel 29 .

30. In Drenthe is het aantal werkloosheidsuitkeringen voor de detailhandel in 2015 in totaal met 410 toegenomen, en voor Overijssel met 905. Voor de periode van januari tot en met maart 2016 bedroeg deze toename 711 voor Drenthe en 1 435 voor Overijssel 30 . Eind 2015 - begin 2016 zijn verschillende warenhuizen failliet gegaan. Tijdens de eerste drie maanden van 2016 kan in vergelijking met het hele jaar 2015 een sterke stijging van het aantal werkloosheidsuitkeringen worden vastgesteld. In 15 maanden tijd hebben in Drenthe in totaal 1 121 werklozen een werkloosheidsuitkering moeten aanvragen, in Overijssel waren het er 2 340. Voor de sector handel (waartoe de detailhandel behoort) zijn de cijfers nog zorgwekkender.

31. In het laatste jaar zijn in Overijssel in totaal nog meer mensen werkloos geworden dan in Drenthe 31 . In de detailhandel waren die ontslagen onverwacht. Een aantal van de grotere warenhuizen hadden reeds eerder de lijden onder de negatieve gevolgen van de financiële en economische crisis, maar hun faillissement was volledig onverwacht, vooral op zo korte termijn en met zoveel ontslagen.

Beoogde begunstigden en voorgestelde acties

9.

Beoogde begunstigden


32. Naar verwachting zullen 800 ontslagen werknemers aan de maatregelen deelnemen. Uitsplitsing van die werknemers naar geslacht, nationaliteit en leeftijdsgroep:

CategorieAantal
beoogde begunstigden*
Geslacht:Mannen:570(71,2 %)
Vrouwen:230(28,8 %)
Nationaliteit:EU-burgers:800(100 %)
Niet-EU-burgers:0(0 %)
Leeftijdsgroep 15-24 jaar:492(61,5 %)
25-29 jaar:45(5,6 %)
30-54 jaar:198(24,8 %)
55-64 jaar:64(8,0 %)
Ouder dan 64 jaar:1(0,1 %)

*:% afgerond.

10.

Subsidiabiliteit van de voorgestelde acties


33. De hier voorgestelde acties zijn actieve arbeidsmarktmaatregelen die behoren tot de in artikel 7 van de EFG-verordening vastgestelde subsidiabele acties. Deze maatregelen komen niet in de plaats van maatregelen die gericht zijn op passieve sociale bescherming.

34. De individuele dienstverlening die aan de ontslagen werknemers zal worden verstrekt, bestaat uit de volgende acties.

– Intake: in het kader van deze maatregel worden de capaciteiten, het potentieel en de uitzichten op werk van de deelnemers in kaart gebracht. Iedere intake zal met een advies worden afgesloten.

– Trajectbegeleiding re-integratie: in het kader van deze maatregel zal eerst een aanbod worden gedaan voor een gepersonaliseerd programma. De maatregel zal onder meer de opstelling van transferdocumenten, een intensieve opleiding in het zoeken van werk, de organisatie van banenmarkten en intensieve contacten met werkgevers omvatten.

– Mobiliteitspool: deze maatregel bestaat erin een flexibele pool te creëren, zowel voor werkzoekenden als voor werkgevers die (tijdelijke) vacatures hebben. Deze dienst kan worden gebruikt om werkzoekenden flexibel in te zetten. Dankzij deze maatregel zullen de (omgeschoolde) werknemers werkervaring kunnen verwerven en in contact kunnen komen met nieuwe werkgevers.

– Outplacement: in het kader van deze maatregel zullen loopbaanoriëntatie, counseling en competentieverwerving worden aangeboden.

– Scholing en cursussen: in het kader van deze maatregel zullen scholing, cursussen en andere opleidingsfaciliteiten worden aangeboden, niet alleen voor de detailhandel, maar ook voor nieuwe beroepsprofielen, zoals vervoer, ITdiensten, technische beroepen en andere.

– Promotie, cursussen en begeleiding ondernemerschap: een aantal van de deelnemers kan van zijn commerciële vaardigheden en ervaring gebruikmaken om een eigen bedrijf op te richten. In het kader van deze maatregel zullen aan deze deelnemers opleiding en coaching worden aangeboden met als doel hun vaardigheden te ontwikkelen, een levensvatbaar businessplan op te stellen en hen door de wettelijke procedures te loodsen.

– Toelage ondernemerschap: in het kader van deze maatregel zal een toelage worden toegekend om investeringskosten te dekken, op voorwaarde dat de deelnemer voldoende vaardigheden verwerft en over een levensvatbaar businessplan beschikt.

35. Het pakket maatregelen dat hierboven is toegelicht, komt bovenop de gewone dienstverlening aan werklozen. Dit zijn individuele maatregelen die op de ontslagen werknemer zijn toegesneden.

11.

Geraamd budget


36. De totale kosten worden op 3 031 250 euro geraamd, met inbegrip van uitgaven voor een bedrag van 2 910 000 euro voor individuele dienstverlening en van 121 250 euro voor de activiteiten op het vlak van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, en controle en rapportage.

37. Van het EFG wordt in totaal een financiële bijdrage van 1 818 750 euro (60 % van de totale kosten) gevraagd.

ActiesGeraamd aantal deelnemersGeraamde kosten per deelnemer*
(EUR)
Geraamde totale kosten

(EUR)
Individuele dienstverlening (acties overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a) en c), van de EFG-verordening)
Intake800356285 000
Trajectbegeleiding re-integratie8001 006805 000
Mobiliteitspool2003 310662 000
Outplacement

501 60080 000
Scholing en cursussen1803 611650 000
Promotie, cursussen en begeleiding ondernemerschap252 12053 000
Toelage ondernemerschap2515 000375 000
Subtotaal (a):

Percentage van het pakket individuele dienstverlening
2 910 000
(100 %)
Toelagen en premies (acties overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder b), van de EFG-verordening)
000
Subtotaal (b):

Percentage van het pakket individuele dienstverlening
0
(0 %)
Acties overeenkomstig artikel 7, lid 4, van de EFG-verordening
1. Voorbereiding
0
2. Beheer
30 312
3. Voorlichting en publiciteit
60 625
4. Controle en rapportage
30 313
Sub-total (c):

Percentage van de totale kosten:
121 250
(4 %)
Totale kosten (a + b + c):3 031 250
EFG-bijdrage (60 % van de totale kosten)1 818 750

*: afgeronde cijfers.

38. Nederland heeft bevestigd dat het niet voorziet in verdere toelagen of loonkostensubsidies.

39. Nederland heeft bevestigd dat de investeringskosten voor wie zich als zelfstandige vestigt of een eigen bedrijf opricht en voor overnames door werknemers per begunstigde niet meer dan 15 000 euro zullen bedragen.

12.

Periode waarbinnen de uitgaven subsidiabel zijn


40. De Nederlandse autoriteiten hebben de beoogde begunstigden met ingang van 22 augustus 2016 individuele dienstverlening verstrekt. De uitgaven voor de acties zullen bijgevolg van 22 augustus 2016 tot en met 12 juli 2018 voor een financiële bijdrage uit het EFG in aanmerking komen.

41. Op 22 augustus 2016 heeft Nederland de eerste administratieve uitgaven gedaan met het oog op de implementatie van het EFG. De uitgaven voor de activiteiten op het vlak van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, en controle en rapportage zullen bijgevolg van 22 augustus 2016 tot en met 12 januari 2019 voor een financiële bijdrage uit het EFG in aanmerking komen.

13.

Complementariteit met acties die door nationale of EU-fondsen worden gefinancierd


42. De plaatselijke besturen van beide provincies en de vertegenwoordigers van de sector zijn de bronnen van nationale medefinanciering. Zij zullen 40 % van de kosten medefinancieren.

43. Nederland heeft bevestigd dat de hierboven beschreven maatregelen die een financiële bijdrage uit het EFG ontvangen, niet ook financiële steun van andere financiële instrumenten van de Unie zullen ontvangen.

14.

Procedures voor het overleg met de beoogde begunstigden, hun vertegenwoordigers of de sociale partners, alsook plaatselijke en regionale autoriteiten


44. Nederland heeft laten weten dat de aanvraag, in het bijzonder het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening, werd opgesteld in overleg met belanghebbenden, sociale partners, vertegenwoordigers van de detailhandel en van de regio's 32 .

45. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), dat de ontslagen werknemers registreert, heeft met de ontslagen werknemers overlegd. Samen met het UWV werd een overzicht opgesteld van de aard en de omvang van het probleem.

46. Er hebben een aantal vergaderingen plaatsgevonden met de vertegenwoordigers van de sector en van de regio's (provincies). Er werd ook een plan opgesteld om de kansen van de ontslagen werknemers te verhogen om een nieuwe baan te vinden.

Beheers- en controlesystemen

47. De aanvraag bevat een beschrijving van de beheers- en controlesystemen die de verantwoordelijkheden van de betrokken organen specificeert. De structuur daarvan is identiek aan die voor het ESF. De kosten die met deze activiteiten verband houden, zijn in de totale kosten voor het project begrepen. Nederland heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat het project door het Agentschap SZW zal worden beheerd.

48. De directeur-generaal van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die als certificerende autoriteit zal fungeren, zal voor de financiële controle instaan. De directeur van het auditagentschap van het Ministerie van Financiën zal als onafhankelijke auditautoriteit fungeren.

49. Er is niet voorzien in een afzonderlijk budget voor het beleidsonderdeel van het project van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het wordt als een deel van hun werk beschouwd. EGF valt in het algemeen onder de Directie Werknemersregelingen.

15.

Toezeggingen door de betrokken lidstaat


50. Nederland heeft op de volgende punten de nodige garanties geboden:

– bij de toegang tot de voorgestelde acties en hun uitvoering zullen de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie worden gerespecteerd;

– aan de voorschriften van de nationale en EU-wetgeving betreffende collectieve ontslagen is voldaan;

– de voorgestelde acties zullen geen financiële steun ontvangen van andere fondsen of financiële instrumenten van de Unie, en dubbele financiering zal worden voorkomen;

– de voorgestelde maatregelen zullen complementair zijn met acties die door de structuurfondsen worden gefinancierd;

– de financiële bijdrage uit het EFG zal voldoen aan de procedurele en materiële EU-regels inzake overheidssteun.

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Begrotingsvoorstel

51. Zoals vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 20142020 33 mag het EFG het jaarlijks maximumbedrag van 150 miljoen euro (prijzen van 2011) niet overschrijden.

52. Na de aanvraag te hebben onderzocht op de voorwaarden van artikel 13, lid 1, van de EFG-verordening, en rekening houdend met het aantal beoogde begunstigden, de voorgestelde acties en de geraamde kosten, stelt de Commissie voor om uit het EFG een bedrag van 1 818 750 euro beschikbaar te stellen, hetgeen overeenstemt met 60 % van de totale kosten van de voorgestelde acties, teneinde een financiële bijdrage te leveren aan de aanvraag.

53. Overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 34 zal het voorgestelde besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk worden genomen.

Met dit besluit samenhangende handelingen

54. Samen met dit voorstel voor een besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in voor een overschrijving van 1 818 750 euro naar het desbetreffende begrotingsonderdeel.

55. Wanneer de Commissie dit voorstel voor een besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen goedkeurt, zal zij aan de hand van een uitvoeringshandeling tegelijkertijd een besluit over een financiële bijdrage vaststellen dat in werking zal treden op de datum waarop het Europees Parlement en de Raad het voorgestelde besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen, vaststellen.