Toelichting bij COM(2017)111 - Standpunt EU betreffende een wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER (dat aan dit voorstel voor een besluit van de Raad is gehecht) beoogt de wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst, door Verordening (EU) nr. 510/2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken 1 , en daarmede verband houdende wetgevingshandelingen erin op te nemen.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Met het hieraan gehechte ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER wordt het reeds bestaande EU-beleid uitgebreid tot de EER-/EVA-staten (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein).

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De uitbreiding van de EU-wetgeving tot de EER-/EVA-staten door de opname ervan in de EER-overeenkomst geschiedt conform de doelstellingen en beginselen van deze overeenkomst, met het oog op een dynamische en homogene Europese economische ruimte, gebaseerd op gemeenschappelijke regels en gelijke concurrentievoorwaarden.

Deze inspanningen bestrijken alle beleidsgebieden op het vlak van het vrije verkeer van goederen, personen en kapitalen, alsook flankerende en horizontale beleidsgebieden die in de EER-overeenkomst worden genoemd.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De wetgeving die in de EER-overeenkomst dient te worden opgenomen, is gebaseerd op artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad 2 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast.

De Commissie dient in samenwerking met de EDEO het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De Commissie hoopt dit standpunt zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen uiteenzetten.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.  

De doelstelling van dit voorstel, namelijk te zorgen voor de homogeniteit van de interne markt, kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en kan derhalve, gezien de gevolgen van de maatregelen, beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

De opname van de EU-wetgeving in de EER-overeenkomst geschiedt conform Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hetgeen een bevestiging is van de gekozen aanpak.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling - te zorgen voor de homogeniteit van de interne markt - te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst is voor een besluit van het Gemengd Comité van de EER gekozen. Het Gemengd Comité van de EER ziet toe op de doeltreffende uitvoering en werking van de EER-overeenkomst. Het neemt besluiten in de gevallen waarin deze overeenkomst voorziet.

3. RESULTATEN VAN EVALUATIES ACHTERAF, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

In het kader van de voorbereiding van de betrokken wetgeving heeft de Commissie een publieke raadpleging via het internet en twee vergaderingen met belanghebbenden georganiseerd. Bovendien is een externe studie uitgevoerd naar mogelijke regelgevingsstrategieën om de CO2-emissies van lichte voertuigen te doen dalen.

Effectbeoordeling

In het kader van de voorbereiding van de betrokken wetgeving heeft de Commissie een gedetailleerde effectbeoordeling uitgevoerd, waarbij een reeks beleidsopties werd geanalyseerd.


Het bijgaande besluit van het Gemengd Comité van de EER beoogt louter het huidige stelsel uit te breiden tot de EER-/EVA-staten.


4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er worden geen gevolgen voor de begroting verwacht door de opname in de EER-overeenkomst, aangezien alle mogelijke aanvullende ontvangsten uit de registratie van voertuigen in de EER-/EVA-staten zouden moeten worden overgedragen naar de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en omgekeerd.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Motivering van de belangrijkste gevraagde aanpassingen en voorgestelde oplossing

Verordening (EG) nr. 510/2011 voorziet in een regeling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen. In het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER wordt de EU-regeling uitgebreid tot de EER-EVA-staten, waardoor de regeling van toepassing zal zijn in alle EER-staten behalve Liechtenstein.

Bijdrage voor overtollige emissies, artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011, zoals vastgesteld in aanpassing i) in het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité.

Er is een aanpassing opgenomen die bepaalt dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bevoegd is om bijdragen voor overtollige emissies op te leggen aan fabrikanten die zijn gevestigd in de EER-EVA-staten. 

De bijdragen zullen gezamenlijk worden opgelegd voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen die respectievelijk in de EU en de EER-EVA-staten zijn verkocht. Bijgevolg moeten de bijdragen worden verdeeld over de beide partijen van de EU en de EVA.

Derhalve wordt voorgesteld gebruik te maken van een verdeelsleutel om ervoor te zorgen dat de bijdragen evenredig worden verdeeld op basis van het aantal nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen dat respectievelijk in de EU of de EVA-staten is geregistreerd in verhouding tot het totale aantal nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen dat in de EER is geregistreerd.

Inning van de bijdragen voor overtollige emissies, artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 510/2011, zoals vastgesteld in aanpassing j) in het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité.

Artikel 9, lid 3, voorziet in een rechtsgrondslag voor de Commissie om methoden voor de inning van de bijdragen voor overtollige emissies vast te stellen. Deze methoden zijn vastgesteld bij Besluit 2012/99/EU van de Commissie 3 . Aangezien de EER-overeenkomst voorziet in een afzonderlijke toezichthoudende autoriteit en een afzonderlijk systeem van toezicht, is er een aanpassing opgenomen waarin is bepaald dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bevoegd is voor het vaststellen van de methoden voor het innen van de bijdragen voor overtollige emissies. Deze methoden worden gebaseerd op de methoden van de Commissie.

Toewijzing van de bijdragen voor overtollige emissies, artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2011, zoals vastgesteld in aanpassing k) in het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité.

Artikel 9, lid 4, bepaalt dat de bijdragen terugvloeien naar de algemene begroting van de Europese Unie.

Bijgevolg is er een aanpassing opgenomen waarbij de EVA-staten bevoegd worden voor de toewijzing van de bedragen van de bijdrage voor overtollige emissies die toebehoren aan de EVA.

Toepasselijkheid van Verordening (EU) nr. 510/2011 op Liechtenstein, zoals vastgesteld in aanpassing o) in het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité.

Liechtenstein en Zwitserland onderhouden al heel lang nauwe betrekkingen en het in 1923 gesloten verdrag inzake douane- en monetaire aangelegenheden dat voorziet in een douane- en muntunie tussen Zwitserland en Liechtenstein (LGBl. 1923 nr. 24), vormt een essentieel onderdeel van de banden tussen beide landen. Dit verdrag heeft ook een aanzienlijke impact op het ecologische en budgettaire beleid van Liechtenstein. Talrijke Zwitserse milieubepalingen zijn op basis van het verdrag inzake douane- en monetaire aangelegenheden rechtstreeks van toepassing in Liechtenstein of worden opgenomen in de wetgeving van Liechtenstein op grond van de bilaterale verdragen tussen beide landen.

Derhalve verzoekt Liechtenstein om te worden vrijgesteld van de toepassing van Verordening (EU) nr. 510/2011, aangezien door de toepassing van de Zwitserse emissienormen in Liechtenstein de in de EU-wetgeving vastgestelde doeleinden eveneens zullen worden bereikt.